MINISTER VAN KLEFFENS OVER ZIJN BELEID. LIEBESGABEN VOOR DUITSCHLAND. Het Utrechtsch 1 Vrijdag 26 JANUARI 19Ï0 EEN PRACHTIG EN HELDER BETOOG. Er was geen FransclT' woord bij. St. Willibrord-monument B. en W. stellen oprichting voor op het verkeerspleintje van het Janskerkhof. KRANKZINNIG E RICHT BLOEDBAD AAN. Vier dooden en twee zwaar gewonden. Waarom het Domplein niet geschikt. Pijnacker's scheeve toren PRINSES JULIANA. Engelsche opmerkingen over zendingen uit de Vereenigde Staten. Verscherping van de contrabande- controle FR AUDE TEN ONTVANGERSKANTORE TE LEIDEN. GEWEIGERDE AUTOEUSCONCESSIE. mm - De groote meersnoek in het zegenvrij water. GISTEKEN heeft minister Van Kleffens, ten aanhore o.a. van de gezanten of gezantschapsraden van België, Noorwegen, Zuid-Afrika en Zwitserland een vooraf zorgvuldig opgesteld vertoog voorgelezen over onze buitenlandsche politiek. Inzake bepaalde vragen van technischen en principieelen aard werd daarin zeer pre cies stelling genomen. Zoo over de goede be trekkingen met België, „al is voorafgaand militair overleg volgens onze bijzondere po litiek niet mogelijk." Zoo over recente re geringsmaatregelen, waarbij „het Neder- landsche volk vertrouwen mag hebben, dat buitengewone maatregelen noch lichtvaardig noch zonder reden worden genomen". Zoo over het gerechtvaardigde karakter van onze neutraliteit, waarbij de opmerking werd gemaakt, dat „nooit eenige groote Europee- sche mogendheid in deze streken zal dulden, dat Nederland en België in handen van den •tegenstander geraakt", reden te meer om „eigen erf in eigen hand" te houden. Zoo verder over onze moeilijker positie bij onder handelingen in verband met onze groote koopvaardijvloot. Dat het Volkenbondslidmaatschap ons zou dwingen onze neutraliteit op te geven of daaraan 'n eind zou maken door den Britsch Franschen invloed in den bond, ontkende de minister, die overigens hoopt, dat de bond in de toekomst minder eenzijdig zijn zal en minder politieken inslag zal hebben, wil Ne derland lid blijven. Dat zulk een organisatie echter moeilijk geheel a-politiek kan zijn, is moeilijk voor bestrijding vatbaar. Het was ons een onverdeeld genoegen, dezen vrijzinnigen minister te hooren wijzen op „ons uitzonderlijk hoog geboortecijfer" dat hij aanvoerde als bewijs, dat wij een levenskrachtig volk zijn. Dus was minister Romme's kindertoeslagregeling toch niet zoo specifiek „roomsch". Dat de heer Van Kleffens van „padvin ders" spreekt, waar het grootste deel van geduid bleken van oordeel, dat de passage hun heelemaal niet aanging. Als de minister spreekt over een inter nationale mrvaal, dient helaas vastgesteld, dat. deze cynisch wordt geloochend en wan neer hij betoogt, dat „zelfs de meest geraf fineerde propaganda er nooit in is geslaagd, de waarheid door een perscampagne of an derszins zóó te verteekenen, dat zij onher kenbaar wordt", lijkt ons dit toch eenigszins een optimisme, waarmee wij hem gelukkig prijzen, doch wij zullen goed doen, daar niet te veel op te rekenen in een wereld, waar men ook „waarheid maakt". De mensch heeft God, den Schepper van het geweten, en daórmee ook doel en norm van handelen verloren. In de Geneefsche sfeer en in de taal van de beroepsdiplomaten wordt dit niet gezegd. Daarom zijn -beide zoo dikwijls van de werkelijkheid verwijderd en bieden zij, ondanks al de intelligente con structies, zoo weinig aan luisteraar en toe schouwer. Mr. Van Kleffens was zeer vriendelijk, zeer tegemoetkomend, zeer begrijpelijk, zeer ob jectief. De toekomst moet leeren, of zijn redelijk pogen, anderen van ons goed recht te overtuigen, succes hebben zal. Wie zou het den blijkbaar met inzet van al zijn kracht werkenden minister niet van harte toewen- schen? De Eerste Kamer heel zeker. Zij ook heeft evenals de Tweede, de begrooting z.h.st. goedgekeurd. Aneta Depok de door hem bedoelde jongerenorganisatie in Nederland „verkenners" heet, zal wel een ongewilde lapsus zijn. Maar het was goed, dat de minister er eens op wees, hoe, als men elders van „levensruimte" spreekt, Neder land ook voor het probleem staat, per vier kante mijl 618 menschen te voeden. Dat is anderhalf maal zooveel als Duitschland, drie maal zoo veel als Frankrijk, ook nog meer dan Engeland. Op Java waar trouwens 784 menschen per vierkante wijl wonen noch in de buitengewesten is blijvende woongelegenheid voor Europeanen moge lijk. Dat zijn feiten, die verklaren, dat Ne derland moet varen en handelen, zooals de minister met zooveel klem betoogde en dat het ook de moeilijkheden van anderen be grijpt. Met name twee open oogen toonde de mi nister voor de Duitsche moeilijkheden. Voor hem was Versailles 1918 een veel slechter congres dan dat van Weenen in 1815, een stelling, waar alweer aardige artikelen, zoo geen boeken over te schrijven zijn. Versailles moge niet zonder zonde geweest jfljn integendeel! Weenen hield ook weinig rekening met de eischen der volken. Daarbij behoeft men slechts te denken aan de fauitsche, Italiaansche, Poolsche, Iersche en Finsche volken, om maar te zwijgen van de christenvolken op den Balkan, die onder Turksch bewind bleven. De kanonnen op de Krim, de slagen bij Solferino, Sadowa, Se dan, de reeks revoluties in Frankrijk, be kroond met die van 1848, de afgrijselijke el- ende in Ierland en de Poolsche en Finsche roe elen doen een beetje twijfelen aan de resu aten van het Weener Congres, dat ons trouwens de Kaap en Ceylon kostte. „Dat Europa eigen continent kan ordenen", om met den minister te spreken, bleek op het Congres van Weenen ook niet zoo stralend Als het Pruisen van nu toen bestaan had, zou het Helgoland niet zoo lang in Engelsche handen hébben gelaten, noch zich tevreden hebben gesteld met den afstand van Oost- Friesland aan het trouwens later door Bis marck ingepikte Hannover. Maar wat baat het filosofeeren over feiten? In de practische politiek trekt men er zich, zooals de onder vinding bewijst en de toekomst wel weer be wijzen zal, weinig van aan. De rede speelt in de staatkunde helaas al niet zulk een be scheiden rol als de moraal. Intusschen: op het cardinale punt, door den minister in debat gebracht: de behande ling van den voornaamsten overwonnene door het Weensch congres, had Zijne Exc. volkomen gelijk. De minister is met vele verstandige men- sc len van meening, dat de vechtenden „zich om tafel (moeten) scharen en met weder- cerige inachtneming van den eerbied dien men aan andere volken verschuldigd is, een regeling tot stand moet brengen.Kan Ne derland er toe bpdragen, dat men tot over leg komt, dan gaarne. Maar wij dringen ons niet op en heeft men onze hulp om elkaar weer te vinden met noodig zeer wel Als men elkaar maar weer vindtNatuurlijk is Nederland aan herstel van den vrede vee] gelegen. Maar wanneer het dien bepleit, kan het dat doen zonder bijbedoelingen. in de overtuiging daarmede ook de inogste belan gen voor te staan van de sta en gem een schap, waarmede het onafscheideli.i ver on- den is". Dat de minister opkwam tegen degenen, die ook in ons land zoo gemakkelijk over in- en overvallen praten, was uitstekend; nog uitstekender ware geweest, indien althans op dit oogenblik de sfeer van het abstracte was veriaten, om hen, die zich aan het gelaakte *eit schuldig maken, eens in de werkelijk- eid aan te wijzen. Het is wat vreemd, dat de regeering bij zulke ernstige beschuldi gingen van „men" spreekt en de lezer of hooi der naar de identiteit van „men" mag raden. Ook de vier nationaal-socialisten, die den minister de hand kwamen drukken de hand van den heer Van Kleffens, die in hun pers herhaaldelijk als anglomaan is aan- BATAVIA, 25 Januari. (ANETA.) verneemt, dat in een desa onder Donderdagmorgen een bloedbad werd veroorzaakt door een inlander, die eenige maanden geleden als genezen uit net krankzinnigengesticht te Buitenzorg was ontslagen. De man wandelde in den vroegen morgen de kampong binnen, gewapend met twee goloks en eenige piso blati's. Allereerst trof hij drie knapen aan, die voor hun woning aan het spelen waren. Hij viel deze knapen aan en doodde ze allen. Vervolgens overviel hij nog twee volwassen landbouwers, die op het veld aan den arbeid waren. Beiden wer den door den krankzinnige zwaar gewond De te hoop geloopen kampongbevoJking wist tenslotte den krankzinnige te omsinge len, terwijl de inmiddels gewaacfcnuwde veldpolitiespoedig arriveerde. De politiemannen sommeerden den onge lukkige zijn wapens neer te leggen, doch in plaats van dit bevel op te volgen, rep hij, tandakkend en met zijn wapens zwaaiend, op de politie toe. Narjfit enkele waarschuwingsschoten waren gelost, die echter niet den minsten indruk maakten, moest de politie den man, toen di=ze op vijf meter was genaderd, met twee revol verschoten onschadelijk maken. Eén van de zwaargewonde landbouwers is in de C. B. Z. te Batavia opgenomen, terwijl de tweede gewonde verpleegd wordt in ret Roode-Kruisziekenhuis te Buitenzorg. B. en W. van Utrecht hebben den raad een mededeeling doen toekomen voor het op te richten St. Willibrord- monument een andere plaats aan te wijzen, dan de eerst aangewezen plek op de Mariaplaats en wel de ruimte binnen den verkeerscirkel op het J ans- kerkhof. In Februari van het vorige jaar heeft de raad van Utrecht besloten, als plaats voor het op te richten monument aan te wijzen een gedeelte van de Mariaplaats voor het ziekenhuis St. Joan, de Deo. Nu heeft het comité dezer dagen nader overleg gepleegd met de schoonheidscom missie. Dit overleg heeft geleid tot een na der advies van de commissie, waarin het meer verkieslijk wordt genoerrtd het idee van de Mariaplaats los te laten. Een nieuw on derzoek, dat werd ingesteld, leidde tot de gedachte, dat nog twee plaatsen in aanmer king komen de Neude of en deze plaats verdient naar het oordeel der commissie de meeste aanbeveling het gedeelte van het Janskerkhof, waar thans een nieuwe ver keerscirkel met plantsoentje is gekomen. B. en W. hebben van dit advies met be langstelling kennis genomen. Eerst over- heerschte in het college de meening, dat men bezwaarlijk kon terugkomen op een eenmaal genomen besluit, temeer daar de prijsvraag was gericht op de Mariaplaats. Intusschen was gebleken dat 't gekozen ontwerp na een ondergeschikte wijziging ook op een andere plaats zou passen, zelfs beter tot zijn recht zou komen. Bij de overwegingen, die tot dit nieuwe voorste] hebben geleid, woog ook de eerst later bekend geworden omstandigheid, dat de Mariaplaats binnenkort een groote ver andering zal ondergaan door de voorgeno men afbraak van de St. Dominicuskerk, die aan het pleintje een speciaal karakter geeft. Op de Neude bleek een beeld niet te passen. Ten aanzien van het Domplein zeggen B. en W. „In de binnenstad is verder als ge schikte plaats op het Domplein gewezen. Ge steld, dat dit oordeel juist is, dan bestaat te gen deze keuze het overwegend bezwaar dat, naar vanwege de oprichters is medege deeld, voor dit plein een geheel nieuw ont werp noodig zou zijn." Nu B. en W. gebleken is, dat de oprichters een plaats op het Janskerkhof gaarne zou den zien, en nu de beeldhouwer in overleg met zijn architect-medewerker, bereid is, de opstelling van het monument aan te passen aan de nieuwe omgeving, adviseeren zij den raad, het vroegere besluit in te trekken en als nieuwe plek voor het monument het pleintje op het Janskerkhof aan te wijzen. begon zoo gevaar lijk uit het lood te hangen, dat ingrij pen niet langer kon worden uitgesteld. Men heeft den to ren van stevige stutten voorzien; na de vorstperiode zal een nieuwe be tonnen fundeering worden gemaakt. H. K. H. Prinses Juliana woonde gisteren de vergadering van het Algemeen Steun comité 1939 bij in het gebouw van het Na tionaal Fonds voor bijzondere nooden. Onze Londensche financieele correspondent meldt ons: De verzending van een toenemend aantal pakketten levensmiddelen uit de aan Duitsch land grenzende landen en vooral uit Neder land naar Duitschland, heeft, naar wij heden te hooren kregen, de volle aandacht van het Britsche ministerie voor economische oorlogvoering. In de recente nota, welke Londen ter recht vaardiging van het onderzoek van Ameri- kaansche post aan de Vereenigde Staten heeft doen toekomen, wordt o.m. gewezen op den Reorganiseerden handel in contraband^ op groote schaal" welke vanuit de Vereenigde Staten plaats vindt. Dienaangaande meldde de „Times" heden ujt New York, dat een Duitsche organisatie ju de Ver. Staten onder den naam „Fortra" in enkele maanden tijds 30.000 pakketten le vensmiddelen naar Duitschland had kunnen zenden en dat dit bedrijf thans nog verder in omvang toeneemt. „Fortra" verzamelt betalingen voor deze Pakketten in de geheele Vereenigde Staten. Deze middelen worden telegrafisch naar Europa overgemaakt en daarvoor worden le vensmiddelen aangekocht in Nederland of andere aan Duitschland grenzende landen. Deze levensmiddelen "worden in groothan delspartijen naar Bremen gezonden waar ze worden verpakt in kleine pakketten en van waar ze worden toegezonden aan de begun stigden, wier namen telegrafisch naar Bre men zijn doorgegeven. „Op die manier wordt voorkomen, dat van de door Groot-Britannië gecontroleerde post gebruik behoeft te wor den gemaakt", aldus de „Times". Het blad geeft voorbeelden van deze pak ketten. Een, waarvoor de afzender in de Ver. Sta ten 8% dollar betaalt, dat is ongeveer 16 Ne- derlandsche guldens, bestaat uit 4 Engelsche ponden boter, 3 Engelsche ponden Neder- landsche kaas, 1 pond gecondenseerde melk. y2 pond koffie en pond cacao alsmede zeep. Een pakket van' 6.70 dollar bevat 4 pond boter, 2 pond kaas, 1 pond gecondenseerde melk en ook zeep. De genoemde bedragen dekken alle kosten, zoodat de ontvanger niets te betalen heeft. Wat thans vooral de aandacht van de Brit sche contrabande-controle heeft, is het feit, dat de aankoopkosten van deze levensmid delen belangrijk lager zouden uitkomen dan de bedragen, die daarvoor uit de Ver. Staten worden beschikbaar gesteld, met andere woorden, dat er een marge zou bestaan, welke voor Duitschland een nieuwe bron van vreem de valuta zou opleveren, welke het in neu trale landen ter beschikking krijgt. Verder deed men ons uitkomen, dat bijv. koffie en cacao, die door Nederland moeten worden ingevoerd, contra-bande-artikelen zijn, die door de Britsche contrabande-con trole alleen voor invoer in Nederland wor den doorgelaten, op voorwaarde, dat ze uit sluitend voor eigen gebruik en niet voor ex port worden bestemd. Hetzelfde geldt voor grondstoffen voor de Nederlandsche zeep industrie. Deze laatste opmerkingen van de zijde van den vertegenwoordiger van het Britsche mi nisterie voor economische oorlogvoering ga ven den indruk, dat een scherpere controle op de doorlating van dergelijke producten naar Nederland geenszins uitgesloten moet worden geacht. Naar aanleiding van bovenstaande wijst men er ons van bevoegde zijde op, dat de verzending van z.g. Liebesgaben aan een zeer strenge controle van de zijde der Nederland sche overheid gebonden is. Liebesgaben mogen alleen door particu lieren aan particulieren gezonden worden. De Nederlandsche posterijen nemen geen pak ketten, die Liebesgaben inhouden, ter ver zending aan, als er geen zekerheid bestaat, dat de pakketten van particulieren afkom stig zijn en aan particulieren gezonden wor den. Er zijn een paar handelsondernemingen geweest, die getracht hebben Liebesgaben- verzendingen te verzorgen, maar de posterijen hebben dit onmiddellijk belet. Uit de statistieken blijkt, dat er weliswaar eenige vermeerdering van postpakkettenver- zpnding van Nederland naar Duitschland heeft plaats gevonden, maar het is buiten alle verhouding, in dit verband te spreken van groothandelshoeveelheden. Wanneer de situatie zoo is, dat uit Neder land op bestelling groothandelshoeveelheden naar Duitschland worden gezonden, die daar dan in kleine kwanta, ter distributie aan par ticulieren worden verdeeld, dan kan men niet spreken van Liebesgaben uit Nederland, maar dan vallen deze zendingen onder den export, welke bij de normale handelsverdragen ge regeld is. Verduisterd bedrag teruggestort. Naar wij vernemen, is door mr. J. de Vrieze, den raadsman van den kassier van den ge meente-ontvanger te Leiden, die verdacht wordt van fraude ten bedrage van 1715, het volledige bedrag namens zijn cliënt terug gestort in handen van den gemeente-ontvan ger, zoodat de gemeente geen schade lijdt. De betrokken kassier is door de justitie aange houden in afwachting van de resultaten van het accountantsonderzoek. Verdachte heeft een volledige bekentenis afgelegd, doch hij houdt vol, dat er geen andere fraude is ge pleegd dan die, in verband met de coupon verantwoording ten bedrage van 1715 gulden. Verdachte heeft 25 dienstjaren en is nooit eerder met de justitie in aanraking geweest. Bij K. B. is ongegrond verklaard het be roep, ingesteld door de N.V. Rotterdamsche Tramweg-Maatschappij te Rotterdam, tegen de beschikking van de commissie autovervoer personen, waarbij is afgewezen haar verzoek om vergunning voor de uitoefening van een dagelij kschen autobusdienst tusschen Anna- Jacoba (veer) en Steenbergen (de kade) over Noordweg, Sint-Philipsland, Nieuw-Vosmeer en Heensche Molen. ■x- IV. Drie paar gekleurde dobbers lagen op den spiegel van het zegenvrij water in den Hoofdtocht te dobberen temidden van groote groene kannebladeren en gele en witte wa terlelies. Fijn-geteekende libellen-paren vlo gen met snellen vleugelslag eroverheen, m het oude, eikenhouten bunbootje zaten ge- noegelijk en knus de drie heel-uiteenloopen- de hengelaars: vrijgezel Spencer, Nico, onze roeier, en mijn persoontje met spanning e wachten, wat er nu wél zou gaan gebeuren in het befaamde vischwater. Een baarsje. Spencer presenteerde ons gul een sigaar en verloor zoodoende even zijn dobber uit het oog. Op dat moment zei Nico: „Mijnheer u heeft beet, 't Is een baars". Opgewonden greep de vrijgezel hengel en haspel en stónd eensklaps recht op in de boot. Venijnig scho ten de dobbers weg en verdwenen in een ruk onder de kannebladeren. Na een tiental seconden adviseerde Nico om „te slaan" en waarachtig een mooi bovenmaatsch baarsje met roode buik- en borstvinnen kwam bin nenboord, en stak zijn wapen, de stekelige rugvin, kamvormig omhoog. Nico greep het vischje rustig vast en wel op een wijze, dat de stekels zijn vingers niet konden verwon den. Hij maakte het beestje haakvrij en wilde het in de bun laten glijden. Maar wij wilden het graag nog eerst even bekijken, want we hadden voordien maar weinig op baars ge- vischt. na eenige kort manoeuvres gleed 't bootje weer zuiver evenwijdig met den oever door den Hoofdtocht. Aan het einde van deze ge weldige sloot kwamen wij aan een kruispunt van waterwegen en Nico vertelde ons, dat links voor ons het groote terrein van de eendenkooi lag, waar nooit iemand mocht komen, geen hengelaar of vogel- of planten- professor en zelfs geen palingvisscher, zooals hij en zijn vader en andere broers. Dit stuk lag daar ongerept. Zelfs hoeveel eenden de kooiker per jaar verschalkte, wist hij ons niet bij benadering te verteliep Nico draaide zonder horten of stooten recht den hoek om. Aan den oever zagen wij ge weldige braamstruiken in vollen bloei, han gend aan dorre elzen boompjes, die onder den zwaren last waarschijnlijk den dood ge vonden hadden. Wij kwamen in den Boom- tocht, welke even rijk met waterplanten was begroeid. Rechts een rij elzen en „oudere" boomen en struiken en links en onoverzien bare rietvlakte. Door een opening in de riet kraag kregen wij uitzicht op den z.g. Drie hoekspias. Een wildernis zonder weerga, -■"ze Boomtocht met zijn overhangende wil genstruiken was een snoekensloot bij uitstek. De eerste snoek. Nico zette de boot vast bij een schoon plek je en we legden uit. Na enkele minuten reeds séhoten de dobbers van vrijgezel Spencer on der water en weer hoorden wij Nico's stem: „Meneer u heeft beet, 't is een middelmatige snoek naar schatting". Wij zagen de dobbers in het heldere water voortglijden. Ze ver dwenen in een woud van waterplanten, maar voordat Spencer aansloeg, kwamen ze weer boven water. „Jammer los" merkte Nico op. Spencer haalde in, maar de roover had het We zullen hier weg wezen" zei Nico en aas van den haak gehaald en zijn maag daar mee gevuld. Wij hadden het nakijken. Op nieuw aasde Nico Spencer's hengel en mikte op den centimeter af het aas op de plaats, Waar den eersten keer de dobbers onder gegaan waren. Bijna tegelijkertijd zagen wij een golving in het water en weer verdwenen de dobbers. Nico manoeuvreerde even met den hengel en gelukkig week nu de visch den anderen kant uit, waar het schoon was. Toen gaf Nico weer over aan Spencer met de woorden: „Sla nu maar". Spencer sloeg krachtig en jawel de snoek hing! Hij schoot heen en weer en wilde onder de boot door, maar, voor wij in onze opge wondenheid er erg in hadden, liet Nico den visch bliksemsnel in zijn schepnet schieten en haalde hem binnenboord. „Zoo heeren het eerste schaap is over de brug" zei hij rustig en bijna vaderlijk. Het was een mooie snoek van een pond of vijf. Nico zette den bek- spanner tusschen de kaken van het roofdier en maakte hem haakvrij. Wij bekeken dien snoek met voldoening, want het was de eer ste, dien wij vingen in het zegenvrij water en hij leverde ons het bewijs, dat de fantastische verhalen over dit vischwatertje niet over dreven waren. Toen lieten wij ook hem in de bun glijden. Na deze emotie waren wij ons oriëntatie vermogen geheel kwijt en wisten niet meer, hoe wij uit deze wildernis moesten komen. Daarom vertrouwden wij ons geheel aan onzen kapitein, Nico, toe. Tusschen fuiken en stokken door en over drijvende kurken gleed het bootje verder en wij kwamen aan de spoorlijn, die midden door het zegenvrij water loopt. De lijn vormt het eenig teeken, dat men in deze wildernis niet ver van de bewoonde wereld af is. Ook stak hier een rieten dakje over een slootje uit en daaronder lag een klein bootje vastgemeerd aan een ketting met een hangslot. Nico zei ironisch, dat dit het veldwachtersbootje was. Het afdakje Was echter niet ver meer van ineenstorten af en het schuitje stond vol water en rustte feite lijk reeds op den grond van het slootje Wij voeren onder het smal spoorbruggetje door en ons oog viel op de machtige stalen draagbalken in I vorm. Op dat moment rolde een D.-trein in vliegende vaart op 'n afstand van een halven meter over ons heen en maakte een oorverdoovend geluid temidden van de rust en diepe stilte, die er heerschte. Nico roeide rustig door en weer passeerden wij een prachtigen viersprong van sloten, waar de palingvisschers hun vangnetten vak kundig hadden uitstaan. Toen kwamen wij aan het verlengde stuk van den Boomtocht. Een openbaring. Groote braam en elzenstruiken zien wij aan den rechteroever en links is reeds een plek riet uitgesneden. Hier leggen we aan. De sloot is vrij schoon. Spencer legt uit, pakt een boterham uit het lunchpakket en gaat genoeglijk op een rietgarve zitten. Nico aast ook zijn hengeltje en loopt een eindje terug naar een zijslootje. Met een meesterlijken worp mikt hij zijn aas midden in een open plek, wel twintig meter verder, met een reldkampioen Hedge hem zeker niet zou hebben verbeterd. „Daar zag ik gisteren nog een snoek jagen, misschien heeft hij vandaag trek", merkte Nico op. Even stond ik een tijdje bij hem, maar de dobbers bleven drij ven, daaro mging ik maar den anderen kant op om het terrein wat te verkennen. Zoo zwervende kwam ik weer aan een slootje, dat voor negen-tiende dichtgedekt was met kannebladeren. Over den drassigen, veeren den veengrond liep ik langs den oever tus schen struiken en riet door. Ineens hoorde ik een gefladder en een krijschend geluid eenige meters voor mij uit. Ik schrok geweldig. Een groote bruine vogel met een roodachtig ge- gekleurde borst en ongeveer 1% M. vleugel spanning verhief zich in de lucht. Het was een purperreiger, die hier in dit natuurmo nument zijn jaarlijkschen broedtijd door bracht. Terwijl ik tot over mijn enkels in het moeras zakte, ging ik nog eenige passen verder langs dit slootje en plotseling zag ik een kolk tusschen de kannebladeren. Een snoek, die pijlsnel uit den kant wegschoot. Ik voelde het hart in mijn keel kloppen. Hoe die roover hier te vangen tusschen al de planten? Met dobbers en „life bait" was het absoluut onmogelijk. Het vischjë zou direct in de planten verward raken. Wat te doen? Ik dacht aan mijn vischtochten langs de hoogdalbeek, waar wij ook vaak dergelijke problemen hadden op te lossen en wat daar succes opleverde wi'lde ik nu ook hier in het zegenvrij water eens probeeren. Ik had een doodaasvischtuig, een looden- kop met haken, een z.g. Swimmer in mijn zak gestoken, om er ook' hier een proef mee te nemen. Snel voorzag ik dit tuig met een dood visschenlijfje en hing dit aan mijn hen- gellijn, waar ik de gleufdobbers van afhaalde. Met een ca. IV2 meter uithangende lijn schoof ik den hengel tusschen de elzenstruiken door over de sloot en liet het doode vischje tus schen de kannebladeren in het water zakken en wel op de plaats, waar de snoek de wie ling maakte. Net als in de hoogdalbeek liet ik het doode Twee vischmakkers in het zegenvrij water. vischje in dit laagveenwater tusschen de wa terplanten doorzwemmen, heen en weer, op en neer langs de bladeren en stengels. Toen gebeurde er iets, dat eenvoudig onvergetelijk voor mij is. Vlak voor mij op ca. 3 meter af stand ontstond een geweldige kolk in het water. Pijlsnel zag ik den snoek aanschieten. Met zijn verschrikkelijk gebit greep hij het watermarionetje. Hij hield het dwars in zijn bek en felle roofzucht fonkelde in zijn oogen. Een fractie van een seconde wachtte ik. Toen sloeg ik zenuwachtig aanhij hingEen verwoed gevecht ontspon zich tusschen de waterplanten. Als een pijl uit den boog schoot de roover heen en weer en ik kon niet veel meer doen dan laten vieren, tot hij uitgewoed was. Weldra liet hij echter zijn witte buik zien Ik trok hem aan den kant en met bevende hand trok ik esox uit zijn element. Ik trilde op mijn beenen van opwinding en plezier, dat ik den eersten snoek in dit zegenvrij water gevangen had en, wat mij wel het meest verheugde, was, dat ik hem aan mijn loodkopje gevangen had. Ijlings liep ik naar mijn makkers. Vrijgezel Spencer trof ik slapend in den zonneschijn en Nico kwam net aangestapt met een 4 pond snoek in zijn hand. Hij had dus ook succes gehad. Vol trots vertelde ik hem het gebeurde en toonde hem het heele geval. De haak van het tuig zat nog vast in de onderkaak. De verwonderde Nico. Nico bekeek critisch dezen buit en de con structie van dit voor hem zoo zonderling vischtuig. Hij schudde alleen zijn hoofd, alsof hij wou zeggen: „Hoe bestaat het!". Hij maakte mijn eersten snoek, dien hij op ca. 4% pond schatte, haakvrij en we lieten ze beiden in de bun glijden. Nog eens bekeek Nico het looden kopje met de haken en ik demonstreerde langs den oever van den Boomtocht de werking van dit vischtuig. Toen zei hij: „Ik ben in den loop der jaren met vele binnen- en ook buitenlandsche hen gelaars het water op geweest en ik heb dus de gelegenheid gehad heel wat vischtuigen van alle mogelijke constructies te zien, die echter alle te kampen hadden met de moei lijkheden, welke de waterplanten opleveren. Maar zooiets als u daar bij u hebt, heb ik nog nooit gezien". Vrijgezel Spencer was intusschen ook weer wakker geworden en wreef zijn oogen uit. Het was intusschen half twaalf geworden en wij gingen aan de lunch. Drie snoeken en een baars hadden we reeds in de bun, wel een overtuigend bewijs van de kwaliteit van dit vischwatertje. Daar kwam nog bij dat het prachtig helder weer was en „buitenwind". Nico bekeek telkens weer met studie het metalen vischkopje met de haken. Hij zei niet veel, maar hij dacht waarschijnlijk des te meer. Dit forellentuig in een vergroote uitgave was blijkbaar een openbaring voor dezen geroutineerden visscher met hengel en haspel Na de lunch trokken wij nog verder het zegenvrij water op. (Nadruk verboden). J. B. L,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 1