JIMMY EN JOY.
Het plassenschoon van
Nieuwkoop-Noorden.
DE KLUIZENAAR VAN
DE GANNET KLIP.
J
ZATERDAG 17 FEBRUARI 1940
Noordschehuurterpolder
wordt drooggelegd.
Een strijd van jaren beslecht.
TIENDE JEUGDWEDSTRIJD IN
WELSPREKENDHEID EN
VOORDRACHTSKUNST.
BRAND IN DUBBELE WONING
TE WINSCHOTEN.
ITALIAANSCHE OPERA.
PRINSES JULIANA BIJ HET
ROODE KRUIS.
De ambulance voor Finland.
Souvenir van Gebr. de Witt.
R. K. STATENKIESKRING „LEIDEN".
WILDE ZWANEN IN NEDERLAND.
JEUGDIGE DIEF STAL EXPRESSE-
BRIEF.
REGISTRATIE VAN ARBEIDS
KRACHTEN.
{F
EEN VERHAAL VOOR ONZE JEUGD
V
37
HOE INDIË MEELEEFT MET DE
FINNEN.
De Minister van Sociale Zaken heeft thans
definitief zijn goedkeuring gehecht aan het
plan, dat reeds 2 a 3 jaren aanhangig is,
om de Noordschehuurterpolder onder Zeven
hoven, een gebied van 225 hectaren, in werk
verschaffing droog te leggen. Ter plaatse is
de grootst mogelijke medewerking verleend.
Het plan gaat uit van de Stichting Land-
verbetering Zuid-Holland en met de uitvoe
ring zal worden belast het ingenieursbureau
voorheen Van Hasselt en De Koning te Nij
megen, terwijl de Ned. Heide-maatschappij
wordt ingeschakeld ten aanzien van de werk
verschaffing.
Het polderbezit komt in eigendom van de
Rijksdomeinen onder den rentmeester te
Zwolle.
Aldus een bericht, dat wij hedenmorgen
ontvingen van het bestuur van den Noord
schehuurterpolder.
Er is omtrent deze drooglegging heel wat
te doen geweest de laatste jaren. Zoowel bij
een deel van de streekbewoners als bij de
minnaars van natuurschoon rees er ernstig
verzet, doch een uitgebreid onderzoek, dat
naar aanleiding daarvan werd ingesteld,
heeft die bezwaren goeddeels ontzenuwd. Het
bleek, dat de voordeelen van drooglegging
waarschijnlijk belangrijk grooter zouden zijn
dan de nadeelen en zoo hebben de voorstan
ders dan nu eindelijk het pleit definitief ge
wonnen.
Het gebied, dat thans zal worden droog
gelegd, is slechts een klein gedeelte, onge
veer een tiende, van het geheele plassenge-
bied van Noorden-Nieuwkoop, dat in totaal
2500 hectare beslaat.
In hoofdzaak vonden er tot dusver slechts
rietsnjjders werk. Een kleine zestig men-
schen uit Nieuwkoop vonden er voortdurend
werk en een zij het dan schamel be
staar in het rietsnijden. Voorts maaiden zij
er de „ruigte", het doode rietgras, dat vooral
in de bollenstreek wordt gebruikt voor het
afdekken van de bollenvelden en zij rooiden
er het veenmos, dat zijn weg vond naar En
geland en Zweden.
Aan de randen van den Noordschehuurter
polder ligt wat tuinbouw- en weiland. Voor
het overige is het een echte wildernis, waar
alleen de rietsnijders komen, doch waar
roeiers en zeilers niet kunnen doordringen.
De schoonheden van flora en fauna zijn
daardoor inderdaad heel groot, maar niet
minder groot en zeker heel wat belangrijker
werd de behoefte geacht aan een beter
economisch bestaan voor tal van menschen.
Aan deze behoefte hebben Ged. Staten
van Zuidholland tegemoet willen komen
door bij het rijk aan te kloppen voor mede
werking aan een droogleggingsplan. Het ge
volg was, dat er een diepgaand onderzoek
is ingesteld.
Daarbij bleek, o.m., dat in tegenstelling
met veler opinie, dat de grond jarenlang
zuur zou blijven bij zorgvuldige ontgin
ning en als men oordeelkundig te werk ging,
meteen goed cultuurland te scheppen zou
zijn. Men rekent er op, dat bij ontginning
zeker een vijftigtal gezinnen brood en werk
zal kunnen vinden.
Wat de kwestie betreft van de schending
van het natuurschoon, het verjagen van de
vogels uit de broedplaatsen en het vernielen
van de flora. Hieromtrent heeft men overleg
gepleegd met dr. Jac. P. Thijsse, alsmede met
de commissie-Wevers. En beide instanties
achtten de bezwaren tegen de drooglegging
niet van zoo ernstigen aard, dat zij zich in
het licht van de voordeelen daartegen zou
den verzetten. Trouwens men vreest niet,
dat er er vooral niet wat betreft den
vogelstand zooveel verloren zal gaan omdat
het plassengebied, dat behouden blijft zoo
uitgestrekt is en er daarom gereedelijk op
een geringe verplaatsing zal mogen worden
gerekend.
In deze omstandigheden heeft de minister
dan thans zijn beslissing ten gunste van de
drooglegging genomen. En hiermede is voor
dit gebied een belangrijk object voor werk
verschaffing vrij gekomen.
Mc gen de verwachtingen welke men ervan
koestert, in vervulling gaan.
De Mij. tot bevordering van woordkunst
houdt in de a.s. Paaschvacantie den tienden
jeugdwedstrijd in welsprekendheid en voor
drachtkunst.
De minister van O. K. en W. heeft voor
dezen wedstrijd een zilveren medaille be
schikbaar gesteld en de K. v. K. te 's-Gra-
venhage een bronzen medaille.
Gisteravond heeft te Winschoten een felle
brand gewoed in een dubbele woning aan
den Gassingel tegenover de R.K. school. In
een der woningen, bewoond door het gezin
H. Korte, was de vrouw des huizes om zes
uur bezig met het smelten van vet, toen de
vlam ln de pan sloeg. Het vuur tastte de
omgeving aan en al spoedig stonden ook de
aangrenzende vertrekken in brand en sloegen
de vlammen naar buiten. Ook de naast ge
legen woning van het gezin S. de Jonge kreeg
te lijden van den brand. Met vier stralen
bond de brandweer den strijd tegen het vuur
aan. Zij kon niet voorkomen, dat de woning
van Korte met den inboedel tot den grond
toe afbrandde. De inboedel van De Jonge
ging gedeeltelijk verloren,
zoodat het eiland dan weer met schepen te
bereiken zal zijn en het tekort aan voed
sel en veevoeder kan worden aangevuld.
De voorstellingen, die de N.V. Italiaansche
Opera in Maart a.s. zal geven, zullen plaats
hebben onder muzikale leiding van Maestro
Edmondo de Vecchi.
Medewerking zal worden verleend door
het eigen Italiaansche Opera-Orkest, be
staande uit 50 Nederlandsche musici, terwijl
da heer Herman Brill als concertmeester zal
optreden,
H. K. H. Prinses Juliana is gisteren uit
Baarn overgekomen om de hoofdbestuurs
vergadering van het Nederlandsche Roode
Kruis bij te wonen, waar dr. Winckel rapport
heeft uitgebracht over zijn bevindingen in
Finland.
Mededeelingen over het besprokene in de
vergadering waren niet te verkrijgen. Wij
vernemen echter, dat zeer binnenkort in een
vergadering van de speciale ambulance-com
missie een beslissing over de samenstelling
van den staf van de uit te zenden ambulance
zal worden genomen.
Onder voorzitterschap van den heer P.
Heemskerk kwam de R.K. Statenkieskring
Leiden in algemeene vergadering bijeen.
De voorzitter deelde in zijn openingswoord
mede, dat de heer H. Bader verhinderd was
de vergadering te presideeren.
Verschillende huishoudelijke zaken werden
hierna afgedaan.
In het jaarverslag memoreerde de secre
taris, de heer H. J. van Mil, de oprichting van
de politieke school, welke door 44 personen
bezocht was.
Het financieel verslag gaf een batig saldo
van 337,64 aan.
De afdracht der afdeelingen aan het kring-
bestuur werd wederom op 3 cent per lid
vastgesteld.
De bestuursverkiezing had tot resultaat,
dat de heeren mr. E. J. M. H. Bolsius, Leiden,
J. Kortekaas, Lisse, P. Heemskerk, Leiden,
H. J. v. Mil, Zoeterwoude, A. Meijer, Noord-
wijk, F. C. van Lierop, Hillegom, J. Schou
ten, Zoeterwoude, J. C. Schram, Sassenheim
en C. P. Paardekooper, Oegstgeest, werden
gekozen. De heer P. Heemskerk werd tot
voorzitter gekozen, tot secretaris werd her
benoemd de heer H. J. van Mil.
Hierna sprak de nieuwe voorzitter een
hartelijk woord van dank tot den afgetreden
voorzitter, den heer H. Bader uit Sassenheim,
die zoovele jaren al zijn krachten voor den
Statenkieskring had gegeven.
Bij de rondvraag werd het houden van een
twee-jarigen politieken cursus bepleit, waar
op de voorzitter toezegde, dat het bestuur dit
voorstel nader zal bestudeeren.
In Johannesburg gevonden.
Ter gelegenheid van den tachtigsten ver
jaardag van een zekeren Dirk Johannes de
Witt te Johannesburg is aan het licht geko
men, dat deze een zeer merwaardig familie
erfstuk in zijn bezit heeft, nl. een bronzen
medaille in houten etui. weike de heldenloop
baan en het tragische einde van de gebroeders
de Witt in herinnering roept, aldus verneemt,
het aldaar verschijnende blad „Die Vader
land".
Een opschrift in het Latijn op die medaille
luidt aldus:
„Cornelius de Witt natus 1623. Johannes de
Witt natus 1625. hic armis, ille toga maximus",
hetgeen wil zeggen: Cornelis de Witt gebo
ren in 1623. Jan de Witt geboren in 1625, de
een was groot met de wapenen, de ander was
groot als staatsman.
Op de keerzijde van de medaille zijn twee
mannen afgebeeld, liggende op den grond,
terwijl een veelhoofdig monster hen vertrapt,
'n voorstelling van den smadeiijken dood der
gebroeders in 1672.
De raadspensionaris Jan de Witt was een
rechtstreeksche voorzaat van den zegsman
van genoemd blad die bezitter is van het kost
bare gedenkstuk. Een zoon van Jan de Witt
was nl. later scheepskapitein in Engelschen
dienst en in het begin der 18e eeuw heeft
John White, een zoon of kleinzoon van den
raadspensionaris, zich met zijn vrouw, Maria
Adriaanse, aan de kaap gevestigd, waar hij
weer den naam Jan de Wit(t). heeft aangeno
men.
Gedurende den tweeden vrijheidsoorlog
zijn waardevolle familiepapieren en een boek
over de geschiedenis van de Witts, welke in
het bezit waren van den vader van den thans
tachtigjarigen nakomeling, verloren geraakt
Y
Het hoofdbestuur van de Nederlandsche
vereeniging tot bescherming van vogels
deelt mede, dat er de laatste dagen vele be
richten zijn ingekomen over wilde zwanen,
welke onder invloed van den zeer langen en
strengen winter in Nederland zijn ver
schenen.
Het hoofdbestuur doet een beroep op de
vogelvrienden om te trachten den nood on
der deze vogels te lenigen door brood en
groente-afval beschikbaar te stellen. Daar
naast is het van groot belang deze zwanen
zoo weinig mogelijk te verontrusten. In her
innering wordt gebracht, dat de jacht op
alle soorten zwanen in Nederland reeds ja
ren lang is verboden.
Y:'Y
De inhoud iu een put teruggevonden.
Men meldt ons «uit Amsterdam:
Gistermiddag zijn enkele rechercheurs met
een 15-jarigen knaap in een straatputje aan
den Admiraal De Ruyterweg gaan visschen,
dat wil zeggen de jongen, die loopknecht is
bij een expeditiefirma, moest het karweitje
opknappen, terwijl de politie toekeek wat
er te voorschijn kwam.
Aanvankelijk veel rommel en modder
maar na eenigen tijd frommelde de knaap
eenige verscheurde papieren tusschen het
straatvuil uit en deze werden zorgvuldig
meegenomen naar het bureau.
De jongen was nJL even tevoren gearres
teerd, omdat bij ervan verdacht werd zich
een expresse-brief van een expediteur te
hebben toegeëigendIn den expresse-brief
zat een Nederlandsch paspoort en inderdaad
de knaap bekende zijn diefstal. Hij had zoo
veel belangstelling gehad voor den postzegel
dat hij het couvert verscheurd had en toen
dit eenmaal gebeurd was, geen raad meer
wist dan den brief verder maar grondig
onbestelbaar te maken door den inhoud te
verscheuren en weg te werpen.
De snippers zullen weer zooveel mogelijk
worden nagezocht, om een vernieuwing van
het paspoort mogelijk te maken. Wat er met
den jongen zal gebeuren, is een kwestie
waarover de kinderrechter eerlang uitspraak
zal doen.
Het. hoofdbestuur der Ned. Mij. voor Nij
verheid en Handel heeft eenigen tijd gele
den een studiecommissie ingesteld onder
voorzitterschap van oud-minister Van Lidth
de Jeude ter beantwoording van de vraag
of en, zoo ja, op welke wijze het door doel
matiger organisatie mogelijk zou zijn een
volledig overzicht te verkrijgen van alle
beschikbare, werklooze arbeidskrachten en
tevens, met vermijding van onnoodige kos
ten, de uitvoering van de steunregeling en
de controle daarop te vergemakkelijken.
Deze commissie heeft onlangs een uitvoe
rig verslag aan het hoofdbestuur uitge
bracht, dat thans in brochurevorm is ver
schenen bij N. Samsom N.V. te Alphen aan
den Rijn.
Zij komt tot de slotsom, dat een behoor
lijk overzicht van alle werkelijk voor arbeid
in aanmerking komende krachten alleen te
verkrijgen is door registratie, naar unifor-
(Nadruk verboden).
geen spoor van de
noch van de ver-
Maar zij bespeurden
boot, die zij zochten,
miste kinderen.
Plotseling stiet Joop een luiden kreet uit,
Hij was overeind gaan staan in de boot, en
wees op iets dat op het water dreef.
,Wat is dat?" riep hij uit. „Scherp links
houden, Peggy! Kijk!"
De oude man wierp het stuur om; Joop
leunde overboord, en haalde uit het water
een stuk gladgeschaafd en verweerd hout op.
Het was een plank van de kiel van een boot.
Hij herkende het stuk hout onmiddellijk aan
een grooten knoest, toen hij opkeek was zijn
bruin gelaat doodsbleek geworden.
„Het is een plank van de Joy bells", fluis
terde hij schor. „Zijzij is omgeslagen."
Wanhoop sprak uit zijn oogen toen de volle
beteekenis van deze vondst tot hem door
drong. Diep terneergeslagen keek hij om zich
heen, niet wetend wat te doen. De oude boots
man wierp, met grimmig gelaat, opnieuw het
roer om, en ging langzaam op het lichtschip
af. Geen hunner dacht eraan een blik te wer
pen op het eenzame rotseiland, een halve
mijl van hen af, aan stuurboordzijde. Had
den zij er wel acht op geslagen, dan zouden
zij iets wits in de bries hebben zien fladde
ren iets, dat een eind gemaakt zou hebben
aan al hun angsten.
Joy en Jimmy hadden, op hun eiland, het
geronk van de motorboot gehoord en deze
geleidelijk zien naderbij komen. Jimmy had
met zijn scherpe oogen een lange gestalte
bespeurd, welke in de boot overeind stond
als de gestalte van een man, die ergens naar
uitkeek. Hij en Joy waren luid gaan roepen,
terwijl Jimmy zijn wit hemd uittrok, en er
heftig mee begon te zwaaien, als met een
vlag.
Het geronk van den motor der boot had
evenwel hun schrille stemmen gedempt, en
nieuwe vrees maakte zich van hen meester
toen zij de boot langzaam zagen draaien en
zich in tegenovergestelde richting weder
verwijderen.
Als zij maar een vuur hadden kunnen aan
leggen om de aandacht der bootsmannen te
trekken! Als zij maar een lucifer hadden
kunnen vinden, of zelfs maar een stuk glas
dat zij misschien als brandglas hadden kun
nen gebruiken, zoodat de stralen der zon sa
mengetrokken werden op het gras, dat zoo
droog was als tonder.
De gedachten aan een stuk glas schonk Joy
nieuwe hoop.
„Misschien vinden wij wel wat aan het
strand, Jimmy", zeide zij. „Een stuk van een
oude flesch, of iets dergelijks. Snel!" riep zij
uit, „laat ons gaan kijken!"
Zij stond op het punt zich weg te spoeden,
maar Jimmy maakte geen aanstalten haar te
volgen. Hij stond stokstijf en staarde voor
zich uit met een verschrikte uitdrukking op
het gelaat. Hij scheen ergens heel bang voor
te zijn.
Jimmy", riep Joy, „wat scheelt eraan?"
„Ikik zag iemand, die naar mij keek",
antwoordde hij met onvaste stem.
„Van daar uituit die opening in de
rotsgindsIemand meteen gek,
leelijk gezicht."
Hij wees op een spleet tusschen de twee
rotsblokken, waarbij zij stonden, Joy kon
niets bespeuren.
„Je moet je vergist hebben, Jimmy", zeide
zfj. „Het was maar je verbeelding."
„Maar ik heb het mij niet verbeeld, Joy!
riep Jimmy uit. Hij scheen een weinig ge
krenkt te zijn omdat zij twijfelde aan wat hij
gezegd had. „Het was iemandzag er uit
als een gekke oude man. Hij grijnsde tegen
mij!"
Joy had hem zelden zoo angstig gezien, en
ook zij voelde zich minder op haar gemak.
Zij begaf zich naar de rotsblokken, boog zich
voorover, en gluurde in de spleet, maar "zij
kon daar niemand zien. Al wat zij gewaar
werd was een groote spelonk, een soort uit
holling in den bodem, welke zich ver naar
beneden, tot in de duisternis, voortzette.
Zij stond op, en liet een gedwongen lach
hooren.
„Je moet 't je verbeeld hebben, Jimmy,"
zeide zij. „Je hebt gedacht aan die dwaze
verhalen die de oude Peg-Leg ons verteld
heeft, kom, laat ons kijken of wij een stuk
glas kunnen vinden."
Zij begaven zich over den door de zon ge-
droogden natuurlijken dam van het eilandje,
hun weg kiezend door den brem, eh vervol
gens het steile pad af naar het kleine strand
aan de andere zijde. Als zij alles geweten
hadden, hadden zij daar hun boot kunnen
vastmaken en dan zou deze misschien veilig
geweest. Nu waren zij als zeelieden op een
eenzaam eiland geworpen.
De zijkant van de rots zat vol holen. Langs
een rug van rotsen liep een strook kiezel,
bezaaid met aanspoelsels stukken hout en
rots, en tal van kleurige schelpen. Maar een
stukje glas, dat zij zoo graag gevonden had
den. was niet te bespeuren.
Terwijl Jimmy zich op een' rots te rusten
zette, zocht Joy. Een plotselinge luide kreet
van haar broer deed haar opschrikken en
omkijken.
minder schril, en zeer onvast. „Het had niet
het gezicht van een hond. Hethet grijns
de tegen mij van de xots af. En een hond
maakt niet zulk een geluid. Luister dan toch,
Joy!"
Weer steeg, gedempt en op een afstand, dat
vreemde onaardsche gekwaak op.
Maar Jimmy voelde nu zijn moed terug-
keeren, en met koortsachtige haast begon hij
over de rotsen te klimmen.
„Waar ga je heen?" riep Joy hem toe.
„Ik ga er achter aande grot in," riep
Jimmy terug. „Ik moet er het mijne van
hebben.
„Vlug, Joy Er achter aan
In een oogwenk was Jimmy weggesneld
nu klauterde hij al over de rotsen.
Joy was eenige oogenblikken onbeweeglijk
gebleven. Met verschrikte oogen had .zij
gestaard naar de zonderlinge gedaante, welke
zij eerst voor een hond aangezien had.
Jimmy Kom terugriep zij angstig uit,
maar toen hij zich hieraan niet stoorde,
snelde zij achter hem aan.
Zij haalde hem in terwijl hij stond bü de
donkere opening van het hol, turend in de
duisternis van een nauwe gang, welke tot in
het hart van de rots doorliep. Jimmy wendde
zich hijgend tot haar.
„Nu weet ik wie die dingen van ons gesto
len heeft", riep hij uit. „Dat daar
binnen in".
„Maarmaar wat is dat dan?" vroeg
Joy opgewonden.
„Een aapIk heb zijn snoet juist weer
gezien. Hij zat daar op dien rand. Nu is hij
weg", zeide Jimmy.
„Een aap herhaalde Joy verbaasd, maar
plotseling besefte zij dat wat hij zeide, waar
moest zijn
Jimmy zwaaide heftig met zijn hemd, als met een vlag.
„Joy! Daar is hij weer. Kijk!" riep Jimmy
uit.
Joy keek nog juist op tijd om een gedaan
te van een rots te zien springen, en vervol
gens over het strand hollen. Of eigenlijk be
woog deze gedaante zich voort in een reeks
grillige sprongen; vervolgens verdween zij
in de donkere opening van de grootste spe
lonk.. Op hetzelfde oogenblik kwam er van
binnen uit de grot een vreemd, hol ge
kwaak iets dal het midden hield tusschen
een lach en een kreet.
Een oogenblik stond Joy van verbazing als
aan den grond vastgenageld. Toen zij ten
slotte spreken kon, was haar stem schril en
„Hethet is een hond!" hijgde zij.
Dat is het niet!" Jimmy's stem was niet
Een aap Dit verklaarde het malle, grijn
zende gezicht, de snel-voortspringende bewe
ging, het vreemde .gèsnater, dat ook op een
kreet leek. Een mes of lucifers waren luis
de soort van voorwerpen, welke een aap zie
zou toeëigenen.
„Maar de boot dan, Jimmy merkte Joy
plotseling op. „Een aap kan toch geen boot
wegnemen".
Jimmy's gelaat betrok, en hij krabde zich
het hoofd alsof hij nu toch met de zaak
verlegen was. Daaraan had hij niet gedacht
„Misschien is hier nog iemand anders,
Jimmy", zeide Joy op fluisterenden toon.
„Ik begrijp niet hoe een aap op zulk een
plek alleen zou kunnen leven".
Eenige oogenblikken bleven zij voor het
hol staan, terwijl zij naar binnen gluurden.
Toen ging Joy naar binnen, zacht schrijdend
over het zand, waarmee de bodem bedekt
was, haar weg zoekend tusschen de ruige
wanden der grot, welke weldra zooveel
nauwer werd dat zij, en Jimmy, die haar
natuurlijk gevolgd had, ternauwernood
ruimte genoeg vonden om verder te gaan.
Na een korte poos stonden zij stil opdat
hun oogen aan de diepe duisternis zouden
wennen. Daarna vervolgden zij langzaam en
tastend hun weg, en hun harten klopten
onstuimig bij de gedachte dat de aap, die
wellicht ongezien ergens zat te loeren, boven
op hen zou springen. Weer hielden zij stil,
ditmaal om te luisteren, maar zij konden
niets anders hooren dan het gedempte geluid
van het kabbelen der zee op het strand.
„Hier schijnt hij niet te zijn", mompelde
Joy. „Misschien is hij is de donkerte wel
langs ons heen geglipt".
„Ik geloof niet dat hij dat had kunnen
doen", fluisterde Jimmy terug. „Misschien is
er nog een tweede grot aan het eind van
de gang. Laat ons maar wat verder gaan".
Jimmy verkeerde wel in groote spanning,
maar toch had hij veel schik in dit vreemde
avontuur. De gang was nu breeder geworden,
en hand in hand schreden zij voort.
De gang beschreef nu een bocht.
„Joyfluisterde Jimmy. „Het begint
lichter te worden. Er schijnt heusch nog een
grot te zijn. Ik kan de opening zien".
De ingang, dien zij nu naderden, was laag
en nauw. Met ingehouden adem gluurden zij
er doorheen. Bij vloed stond de grot een
voet diep onder water, en de bodem van de
nieuwe spelonk, waarop hun blikken gericht
waren, was een diepe poel, welke een getem
perd licht weerkaatste dat op een of andere
manier van het dak omlaag schoot. Dit dak
had, voor zoover zij konden zien, den vorm
van een hoogen koepel, welke zich welfde
over den diepen poel.
Jimmy verkeerde in de grootste spanning.
Hier, in deze verborgen grot, was de stilte
zoo volmaakt, dat hij zijn eigen hart kon
hooren kloppen maar het klopte dan ook
zeker wel wat harder dan gewoonlijk. Van
den aap ontwaarden zij evenwel geen spoor.
Toen zij onder den boog doorgingen, bleef
Joy plotseling stilstaan met een kreet van
verbazing.
„Jimmy Kijk eensriep zij uit. „Hier
is een deur. Wie had gedacht zoo iets hier
te vinden".
Jimmy was niet minder verbouwereerd.
In den boog van den spelonk was een post
van ruw hout aangebracht. Daaraan was,
door middel van zware hengsels, een deut
bevestigd, ruw vervaardigd uit dikke> stevige
planken. Deze deur hadden zij ee!.'s, nie^
gezien, doordat zij naar binnen toe, wij open
stond. Joy en Jimmy keken e aar met
groote oogen aan. Wie kon aar eerf deur
aangebracht hebben Woon e ei iemand in
die eigenaardige,, verborgen grot, of was
deze wellicht in vroeger tijden door smok
kelaars als opsiagPlaa s gebruikt
Jimmy's opwinding groeide aan, terwijl hij
zich voortbewoog langs een vlakke richel
boven den waterspiegel. Een lichtstraal,
welke van het dak uit omlaag schoot, deed
iets glanzen, dat op een hoogere richel lag.
"Joyriep hij uit. „Hier is mijn mes
dat uit mijn zak gestolen was. En het lemmet
is geopend geworden". Opgewonden hield hij
het voor haar op, opdat ook zij zich overtui
gen kon. „Die aap moet het hierheen gevoerd
hebben en.... en.... JoyWat is er aan
de hand hijgde hij.
Joy wees naar den donkeren, vagen omtrek
van iets. dat op het water dreef, vlak onder
een hoogen rotswand.
„Daar is onze boot", riep zij uit. „Boot van
Joop ClappertonZij moet hierheen
gebracht zijn, voor het eb werd. Wie kan-dat
gedaan hebben
Jimmy slaakte een vreugdekreet, en rende
langs de richel. Ja, het was de boot
precies zooals zij deze achtergelaten hadden,
vastgebonden aan een rots. De riemen lagen
bijeen op den bodem.
(Wordt vervolgd).
BRAND IN FILMSTAD BIJ ROME. -
In de Cine-Cittabij Rome, de Italiaan
sche filmstad, brak een brand uit, welke
zich aanvankelijk ernstig liet, aanzien.
Het krachtig ingrijpen van de brandweer
wist evenwel erger te voorkomen. Tijdenf
de blussching
men maatstaf over het geheele land en met
zoo nauwkeurig mogelijke indeeling naar
den aard van het werk, waarvoor ieder op
grond van zijn antecedenten geschikt kan
worden geacht. Zij stelt dan ook voor een
wettelijk verplichte registratie van alle
werknemers, wier loon beneden een zekere
loongrens blijft, met. invoering van een
arbeidsboekje voor eiken arbeider indivi
dueel. Daarvoor moet een centraal register
worden ingesteld voor het geheele land, on
derverdeeld in districten.
STOOMKETEL GESPRONGEN
MELKFABRIEK.
IN
Knecht in ernstigen toestand naar
het gasthuis.
Men meldt ons uit Amsterdam:
Om 10 uur gistermorgen werden de omwo
nenden van de melkfabriek „Sloten" aan den
Admiraal de Ruyterweg opgeschrikt door een
hevigen knal, gevolgd door gerinkel en lawaai
van vallende brokstukken. Menschen snelden
hun huizen uit en verdrongen zich spoedig
voor de fabriek, waar het personeel in groote
verwarring op en neer liep. Het bleek, dat
zich in den kelder een ernstig ongeluk had
voorgedaan met een op vollen stoom staanden
ketel, die gebruikt wordt voor het sterili-
seeren van de melk, welke de fabriek dage
lijks van de boerderijen uit den omtrek van
Amsterdam ontvangt.
Deze ketel was van de week pas gerepa
reerd en had gisterën zfonder Ongetifkken
proefgedraaid, zoodat men er vanmorgen
gewoon mee aan het werk was gegaan. Een
achttien-jarige melkknecht, die in de fabriek
ook voor de ketels zorgt, had het vuur flink
opgestookthij bevond zich nog in den kelder
toen de gerepareerde ketel uiteen sprong,
zoodat hij 'n bad kreeg van stoom en kokend
water. De op het alarm verschenen ambulance
van den geneeskundigen dienst heeft den
jongen naar het Wilhelminagasthuis overge
bracht, waar men zijn toestand zeer ernstig
inziet.
Door de ontploffing is in de zaak een groote
ravage ontstaan. De stukken van den ketel
vlogen links en rechts in het rond en drongen
zelfs door deuren en muren heen, zoodat men
van geluk mag spreken, dat de kelder niet
is ingestort. Een W. C. werd totaal verbrijzeld,
de trap paar de eerste etage gedeeltelijk
vernield en een deur hing in flarden naast
de sponningen. Ook de brandweer snelde op
het eerste alarm te hulp en heeft de leiding
bij het opruimen op zich genomen.
Doordat de kelder zoo stevig gebouwd was
en de andere ketels ongeschonden bleven,
heeft men het bedrijf reeds na een uur weer
kunnen voortzetten.
De arbeidsinspectie stelt een onderzoek
naar de oorzaak van het gebeurde in.
De diepe indruk dien de Fmsche helden-
strijd ook in Indië heeft gemaakt, blijkt, be- I
halve uit het ruim vloeien van financieele
bijdragen, ook uit de vele aanvragen om
dienstneming in het Finsche leger.
Zooals men weet aldus het „Bat-
nieuwsblad" staat de regeering dat niet
toe, en dus hebben deze pogingen geen sue- t
ces. Als een symptoom van de belangstel-
linS voor de Finsche zaak zijn zij echter
teekenend.
Niet alleen Europeanen van allerlei
huidskleur zouden naar het barre Noorden
willen vertrekken ook een aantal onzer in-
heemsche broeders hebben daartoe pogingen
aangewend. Men heeft hun voorgehouden
dat zij zich toch wel slecht op hun plaats
zouden gevoelen, in de barre kou. Meestal
had dit argument weinig effect en schoot er
niets anders over dan hen te wijzen op het
officieele verbod.
Het kan ondei* deze omstandigheden geen
verrassing zijn, dat de geldinzamelingen door
Finsche comité's een zeer aanzienlijk resul
taat beloven. Van heinde en verre komen
lijsten binnen, en zeer kleine plaatsjes die
niet in aanmerking kwamen voor een geor
ganiseerde inzameling, doen nu spontaan
van hun belangstelling blijken. Onder die
spontane zendingen is er een opgevallen.
Er was een bedrag van 1.40 bijeengebracht
door een desaschooltje waar 47 kinderen
van hun armoedje dat sommetje hebben ver
zameld om te getuigen van hun gevoelens.
Zij lieten het daar niet hij maar zonden
daarenboven twee toepasselijke teekeningen,
vervaardigd door de „keien" van de schooi,
en een aantal postzegels, speciaal besten'd
voor de Finsche schooljeugd, als een daad
werkelijk bewijs, dat aan den evenaar klei
ne menschen wonen die met het lot der Fin
nen meeleven
„Wat rijden al die menschen ge
vaarlijk vandaag", dacht u immers
vanmiddag achter het stuur. (Hoe
segtmen dat ook weer van dien
splinter,dien balk en uw oog?.. J