JIMMY EN JOY. Het plassenschoon van Nieuwkoop-Noorden. DE KLUIZENAAR VAN DE GANNET KLIP. J ZATERDAG 17 FEBRUARI 1940 Noordschehuurterpolder wordt drooggelegd. Een strijd van jaren beslecht. TIENDE JEUGDWEDSTRIJD IN WELSPREKENDHEID EN VOORDRACHTSKUNST. BRAND IN DUBBELE WONING TE WINSCHOTEN. ITALIAANSCHE OPERA. PRINSES JULIANA BIJ HET ROODE KRUIS. De ambulance voor Finland. Souvenir van Gebr. de Witt. R. K. STATENKIESKRING „LEIDEN". WILDE ZWANEN IN NEDERLAND. JEUGDIGE DIEF STAL EXPRESSE- BRIEF. REGISTRATIE VAN ARBEIDS KRACHTEN. {F EEN VERHAAL VOOR ONZE JEUGD V 37 HOE INDIË MEELEEFT MET DE FINNEN. De Minister van Sociale Zaken heeft thans definitief zijn goedkeuring gehecht aan het plan, dat reeds 2 a 3 jaren aanhangig is, om de Noordschehuurterpolder onder Zeven hoven, een gebied van 225 hectaren, in werk verschaffing droog te leggen. Ter plaatse is de grootst mogelijke medewerking verleend. Het plan gaat uit van de Stichting Land- verbetering Zuid-Holland en met de uitvoe ring zal worden belast het ingenieursbureau voorheen Van Hasselt en De Koning te Nij megen, terwijl de Ned. Heide-maatschappij wordt ingeschakeld ten aanzien van de werk verschaffing. Het polderbezit komt in eigendom van de Rijksdomeinen onder den rentmeester te Zwolle. Aldus een bericht, dat wij hedenmorgen ontvingen van het bestuur van den Noord schehuurterpolder. Er is omtrent deze drooglegging heel wat te doen geweest de laatste jaren. Zoowel bij een deel van de streekbewoners als bij de minnaars van natuurschoon rees er ernstig verzet, doch een uitgebreid onderzoek, dat naar aanleiding daarvan werd ingesteld, heeft die bezwaren goeddeels ontzenuwd. Het bleek, dat de voordeelen van drooglegging waarschijnlijk belangrijk grooter zouden zijn dan de nadeelen en zoo hebben de voorstan ders dan nu eindelijk het pleit definitief ge wonnen. Het gebied, dat thans zal worden droog gelegd, is slechts een klein gedeelte, onge veer een tiende, van het geheele plassenge- bied van Noorden-Nieuwkoop, dat in totaal 2500 hectare beslaat. In hoofdzaak vonden er tot dusver slechts rietsnjjders werk. Een kleine zestig men- schen uit Nieuwkoop vonden er voortdurend werk en een zij het dan schamel be staar in het rietsnijden. Voorts maaiden zij er de „ruigte", het doode rietgras, dat vooral in de bollenstreek wordt gebruikt voor het afdekken van de bollenvelden en zij rooiden er het veenmos, dat zijn weg vond naar En geland en Zweden. Aan de randen van den Noordschehuurter polder ligt wat tuinbouw- en weiland. Voor het overige is het een echte wildernis, waar alleen de rietsnijders komen, doch waar roeiers en zeilers niet kunnen doordringen. De schoonheden van flora en fauna zijn daardoor inderdaad heel groot, maar niet minder groot en zeker heel wat belangrijker werd de behoefte geacht aan een beter economisch bestaan voor tal van menschen. Aan deze behoefte hebben Ged. Staten van Zuidholland tegemoet willen komen door bij het rijk aan te kloppen voor mede werking aan een droogleggingsplan. Het ge volg was, dat er een diepgaand onderzoek is ingesteld. Daarbij bleek, o.m., dat in tegenstelling met veler opinie, dat de grond jarenlang zuur zou blijven bij zorgvuldige ontgin ning en als men oordeelkundig te werk ging, meteen goed cultuurland te scheppen zou zijn. Men rekent er op, dat bij ontginning zeker een vijftigtal gezinnen brood en werk zal kunnen vinden. Wat de kwestie betreft van de schending van het natuurschoon, het verjagen van de vogels uit de broedplaatsen en het vernielen van de flora. Hieromtrent heeft men overleg gepleegd met dr. Jac. P. Thijsse, alsmede met de commissie-Wevers. En beide instanties achtten de bezwaren tegen de drooglegging niet van zoo ernstigen aard, dat zij zich in het licht van de voordeelen daartegen zou den verzetten. Trouwens men vreest niet, dat er er vooral niet wat betreft den vogelstand zooveel verloren zal gaan omdat het plassengebied, dat behouden blijft zoo uitgestrekt is en er daarom gereedelijk op een geringe verplaatsing zal mogen worden gerekend. In deze omstandigheden heeft de minister dan thans zijn beslissing ten gunste van de drooglegging genomen. En hiermede is voor dit gebied een belangrijk object voor werk verschaffing vrij gekomen. Mc gen de verwachtingen welke men ervan koestert, in vervulling gaan. De Mij. tot bevordering van woordkunst houdt in de a.s. Paaschvacantie den tienden jeugdwedstrijd in welsprekendheid en voor drachtkunst. De minister van O. K. en W. heeft voor dezen wedstrijd een zilveren medaille be schikbaar gesteld en de K. v. K. te 's-Gra- venhage een bronzen medaille. Gisteravond heeft te Winschoten een felle brand gewoed in een dubbele woning aan den Gassingel tegenover de R.K. school. In een der woningen, bewoond door het gezin H. Korte, was de vrouw des huizes om zes uur bezig met het smelten van vet, toen de vlam ln de pan sloeg. Het vuur tastte de omgeving aan en al spoedig stonden ook de aangrenzende vertrekken in brand en sloegen de vlammen naar buiten. Ook de naast ge legen woning van het gezin S. de Jonge kreeg te lijden van den brand. Met vier stralen bond de brandweer den strijd tegen het vuur aan. Zij kon niet voorkomen, dat de woning van Korte met den inboedel tot den grond toe afbrandde. De inboedel van De Jonge ging gedeeltelijk verloren, zoodat het eiland dan weer met schepen te bereiken zal zijn en het tekort aan voed sel en veevoeder kan worden aangevuld. De voorstellingen, die de N.V. Italiaansche Opera in Maart a.s. zal geven, zullen plaats hebben onder muzikale leiding van Maestro Edmondo de Vecchi. Medewerking zal worden verleend door het eigen Italiaansche Opera-Orkest, be staande uit 50 Nederlandsche musici, terwijl da heer Herman Brill als concertmeester zal optreden, H. K. H. Prinses Juliana is gisteren uit Baarn overgekomen om de hoofdbestuurs vergadering van het Nederlandsche Roode Kruis bij te wonen, waar dr. Winckel rapport heeft uitgebracht over zijn bevindingen in Finland. Mededeelingen over het besprokene in de vergadering waren niet te verkrijgen. Wij vernemen echter, dat zeer binnenkort in een vergadering van de speciale ambulance-com missie een beslissing over de samenstelling van den staf van de uit te zenden ambulance zal worden genomen. Onder voorzitterschap van den heer P. Heemskerk kwam de R.K. Statenkieskring Leiden in algemeene vergadering bijeen. De voorzitter deelde in zijn openingswoord mede, dat de heer H. Bader verhinderd was de vergadering te presideeren. Verschillende huishoudelijke zaken werden hierna afgedaan. In het jaarverslag memoreerde de secre taris, de heer H. J. van Mil, de oprichting van de politieke school, welke door 44 personen bezocht was. Het financieel verslag gaf een batig saldo van 337,64 aan. De afdracht der afdeelingen aan het kring- bestuur werd wederom op 3 cent per lid vastgesteld. De bestuursverkiezing had tot resultaat, dat de heeren mr. E. J. M. H. Bolsius, Leiden, J. Kortekaas, Lisse, P. Heemskerk, Leiden, H. J. v. Mil, Zoeterwoude, A. Meijer, Noord- wijk, F. C. van Lierop, Hillegom, J. Schou ten, Zoeterwoude, J. C. Schram, Sassenheim en C. P. Paardekooper, Oegstgeest, werden gekozen. De heer P. Heemskerk werd tot voorzitter gekozen, tot secretaris werd her benoemd de heer H. J. van Mil. Hierna sprak de nieuwe voorzitter een hartelijk woord van dank tot den afgetreden voorzitter, den heer H. Bader uit Sassenheim, die zoovele jaren al zijn krachten voor den Statenkieskring had gegeven. Bij de rondvraag werd het houden van een twee-jarigen politieken cursus bepleit, waar op de voorzitter toezegde, dat het bestuur dit voorstel nader zal bestudeeren. In Johannesburg gevonden. Ter gelegenheid van den tachtigsten ver jaardag van een zekeren Dirk Johannes de Witt te Johannesburg is aan het licht geko men, dat deze een zeer merwaardig familie erfstuk in zijn bezit heeft, nl. een bronzen medaille in houten etui. weike de heldenloop baan en het tragische einde van de gebroeders de Witt in herinnering roept, aldus verneemt, het aldaar verschijnende blad „Die Vader land". Een opschrift in het Latijn op die medaille luidt aldus: „Cornelius de Witt natus 1623. Johannes de Witt natus 1625. hic armis, ille toga maximus", hetgeen wil zeggen: Cornelis de Witt gebo ren in 1623. Jan de Witt geboren in 1625, de een was groot met de wapenen, de ander was groot als staatsman. Op de keerzijde van de medaille zijn twee mannen afgebeeld, liggende op den grond, terwijl een veelhoofdig monster hen vertrapt, 'n voorstelling van den smadeiijken dood der gebroeders in 1672. De raadspensionaris Jan de Witt was een rechtstreeksche voorzaat van den zegsman van genoemd blad die bezitter is van het kost bare gedenkstuk. Een zoon van Jan de Witt was nl. later scheepskapitein in Engelschen dienst en in het begin der 18e eeuw heeft John White, een zoon of kleinzoon van den raadspensionaris, zich met zijn vrouw, Maria Adriaanse, aan de kaap gevestigd, waar hij weer den naam Jan de Wit(t). heeft aangeno men. Gedurende den tweeden vrijheidsoorlog zijn waardevolle familiepapieren en een boek over de geschiedenis van de Witts, welke in het bezit waren van den vader van den thans tachtigjarigen nakomeling, verloren geraakt Y Het hoofdbestuur van de Nederlandsche vereeniging tot bescherming van vogels deelt mede, dat er de laatste dagen vele be richten zijn ingekomen over wilde zwanen, welke onder invloed van den zeer langen en strengen winter in Nederland zijn ver schenen. Het hoofdbestuur doet een beroep op de vogelvrienden om te trachten den nood on der deze vogels te lenigen door brood en groente-afval beschikbaar te stellen. Daar naast is het van groot belang deze zwanen zoo weinig mogelijk te verontrusten. In her innering wordt gebracht, dat de jacht op alle soorten zwanen in Nederland reeds ja ren lang is verboden. Y:'Y De inhoud iu een put teruggevonden. Men meldt ons «uit Amsterdam: Gistermiddag zijn enkele rechercheurs met een 15-jarigen knaap in een straatputje aan den Admiraal De Ruyterweg gaan visschen, dat wil zeggen de jongen, die loopknecht is bij een expeditiefirma, moest het karweitje opknappen, terwijl de politie toekeek wat er te voorschijn kwam. Aanvankelijk veel rommel en modder maar na eenigen tijd frommelde de knaap eenige verscheurde papieren tusschen het straatvuil uit en deze werden zorgvuldig meegenomen naar het bureau. De jongen was nJL even tevoren gearres teerd, omdat bij ervan verdacht werd zich een expresse-brief van een expediteur te hebben toegeëigendIn den expresse-brief zat een Nederlandsch paspoort en inderdaad de knaap bekende zijn diefstal. Hij had zoo veel belangstelling gehad voor den postzegel dat hij het couvert verscheurd had en toen dit eenmaal gebeurd was, geen raad meer wist dan den brief verder maar grondig onbestelbaar te maken door den inhoud te verscheuren en weg te werpen. De snippers zullen weer zooveel mogelijk worden nagezocht, om een vernieuwing van het paspoort mogelijk te maken. Wat er met den jongen zal gebeuren, is een kwestie waarover de kinderrechter eerlang uitspraak zal doen. Het. hoofdbestuur der Ned. Mij. voor Nij verheid en Handel heeft eenigen tijd gele den een studiecommissie ingesteld onder voorzitterschap van oud-minister Van Lidth de Jeude ter beantwoording van de vraag of en, zoo ja, op welke wijze het door doel matiger organisatie mogelijk zou zijn een volledig overzicht te verkrijgen van alle beschikbare, werklooze arbeidskrachten en tevens, met vermijding van onnoodige kos ten, de uitvoering van de steunregeling en de controle daarop te vergemakkelijken. Deze commissie heeft onlangs een uitvoe rig verslag aan het hoofdbestuur uitge bracht, dat thans in brochurevorm is ver schenen bij N. Samsom N.V. te Alphen aan den Rijn. Zij komt tot de slotsom, dat een behoor lijk overzicht van alle werkelijk voor arbeid in aanmerking komende krachten alleen te verkrijgen is door registratie, naar unifor- (Nadruk verboden). geen spoor van de noch van de ver- Maar zij bespeurden boot, die zij zochten, miste kinderen. Plotseling stiet Joop een luiden kreet uit, Hij was overeind gaan staan in de boot, en wees op iets dat op het water dreef. ,Wat is dat?" riep hij uit. „Scherp links houden, Peggy! Kijk!" De oude man wierp het stuur om; Joop leunde overboord, en haalde uit het water een stuk gladgeschaafd en verweerd hout op. Het was een plank van de kiel van een boot. Hij herkende het stuk hout onmiddellijk aan een grooten knoest, toen hij opkeek was zijn bruin gelaat doodsbleek geworden. „Het is een plank van de Joy bells", fluis terde hij schor. „Zijzij is omgeslagen." Wanhoop sprak uit zijn oogen toen de volle beteekenis van deze vondst tot hem door drong. Diep terneergeslagen keek hij om zich heen, niet wetend wat te doen. De oude boots man wierp, met grimmig gelaat, opnieuw het roer om, en ging langzaam op het lichtschip af. Geen hunner dacht eraan een blik te wer pen op het eenzame rotseiland, een halve mijl van hen af, aan stuurboordzijde. Had den zij er wel acht op geslagen, dan zouden zij iets wits in de bries hebben zien fladde ren iets, dat een eind gemaakt zou hebben aan al hun angsten. Joy en Jimmy hadden, op hun eiland, het geronk van de motorboot gehoord en deze geleidelijk zien naderbij komen. Jimmy had met zijn scherpe oogen een lange gestalte bespeurd, welke in de boot overeind stond als de gestalte van een man, die ergens naar uitkeek. Hij en Joy waren luid gaan roepen, terwijl Jimmy zijn wit hemd uittrok, en er heftig mee begon te zwaaien, als met een vlag. Het geronk van den motor der boot had evenwel hun schrille stemmen gedempt, en nieuwe vrees maakte zich van hen meester toen zij de boot langzaam zagen draaien en zich in tegenovergestelde richting weder verwijderen. Als zij maar een vuur hadden kunnen aan leggen om de aandacht der bootsmannen te trekken! Als zij maar een lucifer hadden kunnen vinden, of zelfs maar een stuk glas dat zij misschien als brandglas hadden kun nen gebruiken, zoodat de stralen der zon sa mengetrokken werden op het gras, dat zoo droog was als tonder. De gedachten aan een stuk glas schonk Joy nieuwe hoop. „Misschien vinden wij wel wat aan het strand, Jimmy", zeide zij. „Een stuk van een oude flesch, of iets dergelijks. Snel!" riep zij uit, „laat ons gaan kijken!" Zij stond op het punt zich weg te spoeden, maar Jimmy maakte geen aanstalten haar te volgen. Hij stond stokstijf en staarde voor zich uit met een verschrikte uitdrukking op het gelaat. Hij scheen ergens heel bang voor te zijn. Jimmy", riep Joy, „wat scheelt eraan?" „Ikik zag iemand, die naar mij keek", antwoordde hij met onvaste stem. „Van daar uituit die opening in de rotsgindsIemand meteen gek, leelijk gezicht." Hij wees op een spleet tusschen de twee rotsblokken, waarbij zij stonden, Joy kon niets bespeuren. „Je moet je vergist hebben, Jimmy", zeide zfj. „Het was maar je verbeelding." „Maar ik heb het mij niet verbeeld, Joy! riep Jimmy uit. Hij scheen een weinig ge krenkt te zijn omdat zij twijfelde aan wat hij gezegd had. „Het was iemandzag er uit als een gekke oude man. Hij grijnsde tegen mij!" Joy had hem zelden zoo angstig gezien, en ook zij voelde zich minder op haar gemak. Zij begaf zich naar de rotsblokken, boog zich voorover, en gluurde in de spleet, maar "zij kon daar niemand zien. Al wat zij gewaar werd was een groote spelonk, een soort uit holling in den bodem, welke zich ver naar beneden, tot in de duisternis, voortzette. Zij stond op, en liet een gedwongen lach hooren. „Je moet 't je verbeeld hebben, Jimmy," zeide zij. „Je hebt gedacht aan die dwaze verhalen die de oude Peg-Leg ons verteld heeft, kom, laat ons kijken of wij een stuk glas kunnen vinden." Zij begaven zich over den door de zon ge- droogden natuurlijken dam van het eilandje, hun weg kiezend door den brem, eh vervol gens het steile pad af naar het kleine strand aan de andere zijde. Als zij alles geweten hadden, hadden zij daar hun boot kunnen vastmaken en dan zou deze misschien veilig geweest. Nu waren zij als zeelieden op een eenzaam eiland geworpen. De zijkant van de rots zat vol holen. Langs een rug van rotsen liep een strook kiezel, bezaaid met aanspoelsels stukken hout en rots, en tal van kleurige schelpen. Maar een stukje glas, dat zij zoo graag gevonden had den. was niet te bespeuren. Terwijl Jimmy zich op een' rots te rusten zette, zocht Joy. Een plotselinge luide kreet van haar broer deed haar opschrikken en omkijken. minder schril, en zeer onvast. „Het had niet het gezicht van een hond. Hethet grijns de tegen mij van de xots af. En een hond maakt niet zulk een geluid. Luister dan toch, Joy!" Weer steeg, gedempt en op een afstand, dat vreemde onaardsche gekwaak op. Maar Jimmy voelde nu zijn moed terug- keeren, en met koortsachtige haast begon hij over de rotsen te klimmen. „Waar ga je heen?" riep Joy hem toe. „Ik ga er achter aande grot in," riep Jimmy terug. „Ik moet er het mijne van hebben. „Vlug, Joy Er achter aan In een oogwenk was Jimmy weggesneld nu klauterde hij al over de rotsen. Joy was eenige oogenblikken onbeweeglijk gebleven. Met verschrikte oogen had .zij gestaard naar de zonderlinge gedaante, welke zij eerst voor een hond aangezien had. Jimmy Kom terugriep zij angstig uit, maar toen hij zich hieraan niet stoorde, snelde zij achter hem aan. Zij haalde hem in terwijl hij stond bü de donkere opening van het hol, turend in de duisternis van een nauwe gang, welke tot in het hart van de rots doorliep. Jimmy wendde zich hijgend tot haar. „Nu weet ik wie die dingen van ons gesto len heeft", riep hij uit. „Dat daar binnen in". „Maarmaar wat is dat dan?" vroeg Joy opgewonden. „Een aapIk heb zijn snoet juist weer gezien. Hij zat daar op dien rand. Nu is hij weg", zeide Jimmy. „Een aap herhaalde Joy verbaasd, maar plotseling besefte zij dat wat hij zeide, waar moest zijn Jimmy zwaaide heftig met zijn hemd, als met een vlag. „Joy! Daar is hij weer. Kijk!" riep Jimmy uit. Joy keek nog juist op tijd om een gedaan te van een rots te zien springen, en vervol gens over het strand hollen. Of eigenlijk be woog deze gedaante zich voort in een reeks grillige sprongen; vervolgens verdween zij in de donkere opening van de grootste spe lonk.. Op hetzelfde oogenblik kwam er van binnen uit de grot een vreemd, hol ge kwaak iets dal het midden hield tusschen een lach en een kreet. Een oogenblik stond Joy van verbazing als aan den grond vastgenageld. Toen zij ten slotte spreken kon, was haar stem schril en „Hethet is een hond!" hijgde zij. Dat is het niet!" Jimmy's stem was niet Een aap Dit verklaarde het malle, grijn zende gezicht, de snel-voortspringende bewe ging, het vreemde .gèsnater, dat ook op een kreet leek. Een mes of lucifers waren luis de soort van voorwerpen, welke een aap zie zou toeëigenen. „Maar de boot dan, Jimmy merkte Joy plotseling op. „Een aap kan toch geen boot wegnemen". Jimmy's gelaat betrok, en hij krabde zich het hoofd alsof hij nu toch met de zaak verlegen was. Daaraan had hij niet gedacht „Misschien is hier nog iemand anders, Jimmy", zeide Joy op fluisterenden toon. „Ik begrijp niet hoe een aap op zulk een plek alleen zou kunnen leven". Eenige oogenblikken bleven zij voor het hol staan, terwijl zij naar binnen gluurden. Toen ging Joy naar binnen, zacht schrijdend over het zand, waarmee de bodem bedekt was, haar weg zoekend tusschen de ruige wanden der grot, welke weldra zooveel nauwer werd dat zij, en Jimmy, die haar natuurlijk gevolgd had, ternauwernood ruimte genoeg vonden om verder te gaan. Na een korte poos stonden zij stil opdat hun oogen aan de diepe duisternis zouden wennen. Daarna vervolgden zij langzaam en tastend hun weg, en hun harten klopten onstuimig bij de gedachte dat de aap, die wellicht ongezien ergens zat te loeren, boven op hen zou springen. Weer hielden zij stil, ditmaal om te luisteren, maar zij konden niets anders hooren dan het gedempte geluid van het kabbelen der zee op het strand. „Hier schijnt hij niet te zijn", mompelde Joy. „Misschien is hij is de donkerte wel langs ons heen geglipt". „Ik geloof niet dat hij dat had kunnen doen", fluisterde Jimmy terug. „Misschien is er nog een tweede grot aan het eind van de gang. Laat ons maar wat verder gaan". Jimmy verkeerde wel in groote spanning, maar toch had hij veel schik in dit vreemde avontuur. De gang was nu breeder geworden, en hand in hand schreden zij voort. De gang beschreef nu een bocht. „Joyfluisterde Jimmy. „Het begint lichter te worden. Er schijnt heusch nog een grot te zijn. Ik kan de opening zien". De ingang, dien zij nu naderden, was laag en nauw. Met ingehouden adem gluurden zij er doorheen. Bij vloed stond de grot een voet diep onder water, en de bodem van de nieuwe spelonk, waarop hun blikken gericht waren, was een diepe poel, welke een getem perd licht weerkaatste dat op een of andere manier van het dak omlaag schoot. Dit dak had, voor zoover zij konden zien, den vorm van een hoogen koepel, welke zich welfde over den diepen poel. Jimmy verkeerde in de grootste spanning. Hier, in deze verborgen grot, was de stilte zoo volmaakt, dat hij zijn eigen hart kon hooren kloppen maar het klopte dan ook zeker wel wat harder dan gewoonlijk. Van den aap ontwaarden zij evenwel geen spoor. Toen zij onder den boog doorgingen, bleef Joy plotseling stilstaan met een kreet van verbazing. „Jimmy Kijk eensriep zij uit. „Hier is een deur. Wie had gedacht zoo iets hier te vinden". Jimmy was niet minder verbouwereerd. In den boog van den spelonk was een post van ruw hout aangebracht. Daaraan was, door middel van zware hengsels, een deut bevestigd, ruw vervaardigd uit dikke> stevige planken. Deze deur hadden zij ee!.'s, nie^ gezien, doordat zij naar binnen toe, wij open stond. Joy en Jimmy keken e aar met groote oogen aan. Wie kon aar eerf deur aangebracht hebben Woon e ei iemand in die eigenaardige,, verborgen grot, of was deze wellicht in vroeger tijden door smok kelaars als opsiagPlaa s gebruikt Jimmy's opwinding groeide aan, terwijl hij zich voortbewoog langs een vlakke richel boven den waterspiegel. Een lichtstraal, welke van het dak uit omlaag schoot, deed iets glanzen, dat op een hoogere richel lag. "Joyriep hij uit. „Hier is mijn mes dat uit mijn zak gestolen was. En het lemmet is geopend geworden". Opgewonden hield hij het voor haar op, opdat ook zij zich overtui gen kon. „Die aap moet het hierheen gevoerd hebben en.... en.... JoyWat is er aan de hand hijgde hij. Joy wees naar den donkeren, vagen omtrek van iets. dat op het water dreef, vlak onder een hoogen rotswand. „Daar is onze boot", riep zij uit. „Boot van Joop ClappertonZij moet hierheen gebracht zijn, voor het eb werd. Wie kan-dat gedaan hebben Jimmy slaakte een vreugdekreet, en rende langs de richel. Ja, het was de boot precies zooals zij deze achtergelaten hadden, vastgebonden aan een rots. De riemen lagen bijeen op den bodem. (Wordt vervolgd). BRAND IN FILMSTAD BIJ ROME. - In de Cine-Cittabij Rome, de Italiaan sche filmstad, brak een brand uit, welke zich aanvankelijk ernstig liet, aanzien. Het krachtig ingrijpen van de brandweer wist evenwel erger te voorkomen. Tijdenf de blussching men maatstaf over het geheele land en met zoo nauwkeurig mogelijke indeeling naar den aard van het werk, waarvoor ieder op grond van zijn antecedenten geschikt kan worden geacht. Zij stelt dan ook voor een wettelijk verplichte registratie van alle werknemers, wier loon beneden een zekere loongrens blijft, met. invoering van een arbeidsboekje voor eiken arbeider indivi dueel. Daarvoor moet een centraal register worden ingesteld voor het geheele land, on derverdeeld in districten. STOOMKETEL GESPRONGEN MELKFABRIEK. IN Knecht in ernstigen toestand naar het gasthuis. Men meldt ons uit Amsterdam: Om 10 uur gistermorgen werden de omwo nenden van de melkfabriek „Sloten" aan den Admiraal de Ruyterweg opgeschrikt door een hevigen knal, gevolgd door gerinkel en lawaai van vallende brokstukken. Menschen snelden hun huizen uit en verdrongen zich spoedig voor de fabriek, waar het personeel in groote verwarring op en neer liep. Het bleek, dat zich in den kelder een ernstig ongeluk had voorgedaan met een op vollen stoom staanden ketel, die gebruikt wordt voor het sterili- seeren van de melk, welke de fabriek dage lijks van de boerderijen uit den omtrek van Amsterdam ontvangt. Deze ketel was van de week pas gerepa reerd en had gisterën zfonder Ongetifkken proefgedraaid, zoodat men er vanmorgen gewoon mee aan het werk was gegaan. Een achttien-jarige melkknecht, die in de fabriek ook voor de ketels zorgt, had het vuur flink opgestookthij bevond zich nog in den kelder toen de gerepareerde ketel uiteen sprong, zoodat hij 'n bad kreeg van stoom en kokend water. De op het alarm verschenen ambulance van den geneeskundigen dienst heeft den jongen naar het Wilhelminagasthuis overge bracht, waar men zijn toestand zeer ernstig inziet. Door de ontploffing is in de zaak een groote ravage ontstaan. De stukken van den ketel vlogen links en rechts in het rond en drongen zelfs door deuren en muren heen, zoodat men van geluk mag spreken, dat de kelder niet is ingestort. Een W. C. werd totaal verbrijzeld, de trap paar de eerste etage gedeeltelijk vernield en een deur hing in flarden naast de sponningen. Ook de brandweer snelde op het eerste alarm te hulp en heeft de leiding bij het opruimen op zich genomen. Doordat de kelder zoo stevig gebouwd was en de andere ketels ongeschonden bleven, heeft men het bedrijf reeds na een uur weer kunnen voortzetten. De arbeidsinspectie stelt een onderzoek naar de oorzaak van het gebeurde in. De diepe indruk dien de Fmsche helden- strijd ook in Indië heeft gemaakt, blijkt, be- I halve uit het ruim vloeien van financieele bijdragen, ook uit de vele aanvragen om dienstneming in het Finsche leger. Zooals men weet aldus het „Bat- nieuwsblad" staat de regeering dat niet toe, en dus hebben deze pogingen geen sue- t ces. Als een symptoom van de belangstel- linS voor de Finsche zaak zijn zij echter teekenend. Niet alleen Europeanen van allerlei huidskleur zouden naar het barre Noorden willen vertrekken ook een aantal onzer in- heemsche broeders hebben daartoe pogingen aangewend. Men heeft hun voorgehouden dat zij zich toch wel slecht op hun plaats zouden gevoelen, in de barre kou. Meestal had dit argument weinig effect en schoot er niets anders over dan hen te wijzen op het officieele verbod. Het kan ondei* deze omstandigheden geen verrassing zijn, dat de geldinzamelingen door Finsche comité's een zeer aanzienlijk resul taat beloven. Van heinde en verre komen lijsten binnen, en zeer kleine plaatsjes die niet in aanmerking kwamen voor een geor ganiseerde inzameling, doen nu spontaan van hun belangstelling blijken. Onder die spontane zendingen is er een opgevallen. Er was een bedrag van 1.40 bijeengebracht door een desaschooltje waar 47 kinderen van hun armoedje dat sommetje hebben ver zameld om te getuigen van hun gevoelens. Zij lieten het daar niet hij maar zonden daarenboven twee toepasselijke teekeningen, vervaardigd door de „keien" van de schooi, en een aantal postzegels, speciaal besten'd voor de Finsche schooljeugd, als een daad werkelijk bewijs, dat aan den evenaar klei ne menschen wonen die met het lot der Fin nen meeleven „Wat rijden al die menschen ge vaarlijk vandaag", dacht u immers vanmiddag achter het stuur. (Hoe segtmen dat ook weer van dien splinter,dien balk en uw oog?.. J

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 4