ST. ELBRECHT, een mystificatie op Kralingeroord. I ROTTERDAMSCHE RECHTBANK. Collectie Kunsthandel P. de Boer. IJSSELMONDE. OVERSCHIE. HILLEGERSBERG. VLAARDINGEN. berkel en rodenrijs. VOORBURG. SCHIEBROEK. WOENSDAG 3 APRIL 1940 R.K. STAATSPARTIJ. de Kralingsche kapel blijkt het Kruis van Lucca te zijn vereerd, Belijk men dit kende in de Duit- Scbe havensteden, tvaar de otterdamsche zeevaarders £te/i onbekenden waren. OVERVAL OP DE KAS VAN M. H. DE R. K. SCHOOL. JUBILEUM STATIONSCHEF H. W. BRUMMELKAMP. (Zitting van 2 April.) Overval in een slijterij. Op Zaterdagavond 10 Februari ging de winkelbel van de slijterij van de Erven Van Meurs te Gouda. De winkeljuffrouw W. Trijsburg, die zich alleen in de kamer achter den winkel bevond, ging naar voren en zag daar den 18-jarigen fabrieksarbeider k v. d. L. staan, dien zij wel van aanzien ken e. Op haar vraag waarmee zij den jongeman van dienst kon zijn, zeide deze te willen weten hoe laat de slijterij des Zaterdags avonds sloot. De juffrouw antwoordde hem, dat dien avond de zaak om half elf gesloten werd, waarna de jongeman \er ro Nog geen vijf minuten later ging de winkebel voor den tweeden keer en toen de winkeljuf frouw zich ook deze maal naar voren had begeven, zag zij andermaal v. d. L. staan. Zijn houding was dreigend. Hij had zijn rechterhand in zijn jaszak gestoken en deze omhooggeduwd. „Heh je wel eens een re volver gezien? had hij gevraagd, welke vraag dadelijk gevolgd werd door het bevel de kassa te openen. De winkeljuffrouw had echter aan dit bevel niet voldaan en daarom was hij achter de toonbank gekomen, waar hij haar nogmaals het bevel gaf de kassa te openen Ook nu voldeed de winkeljuffrouw daaraan niet en toen zij wilde wegloopen, had hij haar beetgepakt en zijn hand gelegd °P haar mond ten einde haar te beletten te schreeuwen. Zij had zich willen losrukken, 'baar toen wierp v. d. L. haar op den grond. Nauwelijks was haar mond vrij gekomen of Zij zette het op een gillen. V. d. L. had haar toen aan het hoofdhaar getrokken om haar Zoo in de kamer achter den winkel te krij gen. Bij deze worsteling was gebleken, dat v. d. L. zijn plan niet zou kunnen volvoeren en daarom was hij uit den winkel gevlucht, nagezet door de winkeljuffrouw, die, buiten gekomen de hulp van een voorbijganger in riep om v. d- L. te doen aanhoudpn. Nu moest v. d. L. terechtstaan wegens po ging tot diefstal met bedreiging en geweld- Verdachte gaf de feiten toe. Het was hem te doen geweest om het geld uit de kassa, maar zijn bedoeling was geweest, dat de winkeljuffrouw hem dit geld zou geven. Zelf wegnemen wilde hij het niet. Daarom was hij ook weggegaan, toen bleek, dat de juf frouw niet van zins was hem het geld uit de kassa te geven. De vertegenwoordiger van het O. M, mr. C. W. baron van Dedem vond het een zeer ergerlijk feit, waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt Dat het maar bij een po ging is gebleven is te danken aan het kor date optreden van de winkeljuffrouw, die zich door de Amerikaansche gangstermanie ren van verdachte niet had laten intimidee- ren. Een strenge straf zal hier op haar plaats zijn. Spr. eischte 2 jaren gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest, te ondergaan in de bijzondere strafgevangenis voor jonge lieden. De verdediger mr. W. L. Schorer uit Gou da heeft oplegging van een voorwaardelijke straf gepleit, subsidiair de uiterste clementie. Uitspraak 18 April. Uitspraken. De rechtbank heeft veroordeeld H. C. v. d. B., 30 jaar, chauffeur, wegens het aan zijn onvoorzichtig rijden te wijten hebben, dat op den Beukelsdijk, ter hoogte van de Werkhoefstraat, het 14-jarig meisje M. H. A. Graff, dat per fiets den rijweg over stak, door de door verdachte bestuurde auto was aan- en omvergereden, tengevolge waar van het meisje een gecompliceerde breuk aan het onderbeen had bekomen, tot 14 da gen hechtenis en intrekking van het rijbe wijs voor den tijd van 1 jaar. O. C. R., 52 jaar, electricien, wegens dief stal van electrische energie ten nadeele van de gemeente, tot 14 dagen gevangenisstraf. G. A. H., 22 jaar, schoenmaker, recidivist en gedetineerd, wegens poging tot diefstal verdachte was door openschuiving van een raam binnengedrongen in de woning van den koopman A. van Beets, aan de Mathe- nesserlaan, op het oogenblik dat er niemand thuis was; hij was echter door de thuiskomst van den bewoner verrast, voordat hij nog den tijd had iets mee te nemen tot 1 jaar en 6 maanden gevangenisstraf. J. M., 41 jaar, sjouwer, gedetineerd wegens een zedendelict, tot 1 jaar gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest en met bepa ling dat 4 maanden van de straf voorwaar delijk worden opgelegd, met een proeftijd van 3 jaar. tod** Een gedeelte van de uit pl.m. 14S0 dateerende kaart van IJsselmonde, waarop men aan den I\ oordelijken Zeedijk langs die Maze de bewuste kapel met }}S' Helpert" vindt aangeduid. Expositie in den Rotterdamschen Kunstkring. Een der interessantste werken op de ex positie van het bezit van de N.V. Kunsthan del P. de Boer uit Amsterdam, die in den Rotterdamschen Kring gehouden wordt, is wel een allegorie van Titiaan. En het mag eigenlijk verwonderlijk worden genoemd, dat een schilderij van dezen meester zich nog in den vrijen handel bevindt. De onderhavige „Titiaan" is een allegori sche voorstelling en heeft de noodige om zwervingen achter den rug. Het stuk heeft o.a. gehangen in het Weensche Kunstmu seum. De beteekenis van de allegorie is niet duidelijk, gelijk dit ook het geval is met de bekende allegorie van Alfonso d'Avalos, die in het Louvre te zien is, tenminste, indien ze niet tot de kunstschatten van dit museum behoort, welke, bij het uitbreken van den oorlog veilig in kluizen van de Banque de France of elders werden opgeborgen. Kunsthistorici van naam hebben het ver moeden uitgesproken, dat op het doek de een of andere krijgsheld staat afgebeeld. Hier is hij dan verbeeld te midden van enkele mythologische figuren. Het gaat om een ont moeting tusschen Mars en Venus. Volgens den catalogus is het doek grondig gerestau reerd en ontdaan van achttiende eeuwsche vergrootingen en overschilderingen. Zooals het zich thans voordoet, maakt het diepen indruk. Het bevat den geest van de barok, in zooverre het dat typische zich tegenover den toeschouwer stellen heeft. Het schilderij en de voorgestelde personen vragen voor zich persoonlijk de aandacht. Ze zijn niet al leen doel op zich geweest. En zoo gezien, dringt de bedoeling der allegorie, n.l. het vastleggen van de beeltenis van een be paald personage, zich van zelf op. Dat wij thans niet meer met zekerheid kunnen vast stellen, wie dit personage is, doet er eigen lijk weinig toe. „What is in a name", vroeg Shakespeare. En een naam maakt een schil derij wel interessanter, maar intrinsiek niet waardevoller. In het verband van het heele oeuvre des meesters neemt het zijn eigen plaats in en zeer zeker een heel goede. We laten het intusschen liever aan de kunsthistorici over, uit te maken, uit welken tijd het precies dateert. Die zijn het er niet over eens, of het ouder is dan de allegorie in het Louvre en de een dateert het omstreeks 1542, de ander meent aan de hand van vergelijkingen van omstreeks 1554 te mogen sprbken, o.a. met een herinnering aan de „Venus en Ado nis", die zich in het Prado te Madrid be vindt. Een stuk, dat ons bijzonder bekoorde, is een paneel van Giovanni di Paolo, een scol der van de Sieneesche school, wiens levens pad men tusschen 1402 en 1480 heeft uitge legd. Het is afkomstig uit het Wallraf- Rjchartz-Museum te Keulen en 76.5 bij 34.5 groot, stelt den Evangelist Johannes voor. Het gelaat is van een bijzondere expressie en de compositie van het geheel ademt een groote rust. De schilder heeft niet een ver fijnden zin voor het detail, dit toch nergens met overdreven aandacht behandeld. Het herinnert aan de nauwgezetheid der middel- eeuwsche miniaturen, doet echter tegelijk sterk picturaal en in zijn opbouw ook monu mentaal aan. Toch is deze monumentaliteit een geheel andere dan die in Titiaan's alle gorie. De expositie is minder georganiseerd met het doel, een overzicht van een bepaalde kunstinrichting té geven dan te laten zien, wat in den handel kan worden aangetroffen. Dit spreekt uiteraard van zelf. En aldus dwaalt het oog als het ware met bliksem snelheid door de eeuwen en verzinkt het nu eens in de bezonkenheid van een in zich zelf gekeerd meester, ontmoet dan weer de bijna uitdagende uitnoodiging tot beschouwen van een schilder, voor wien het schilderen een soort predikatie was. En al rondwandelende belandt men van de eene in de andere sfeer. Intusschen is er b.v. van de vroegere Hollandsche schilder kunst vrij veel voorhanden, zoodat hier een zekere eenheid kan geconstateerd worden. Er hangt bv. een merkwaardige Averkamp, dien voorlooper van de schilderkunst onzer Gouden Eeuw. Jan van Goyen, zijn geest verwant, zij het dan op een hooger peil, is bijzonder goed vertegenwoordigd. Het als no. 37 aangegeven landschap doet heel merkwaardig aan, lijkt bijna modern in den toets. Heel stemmingsvol, bijna ongewoon voor dezen schilder door het er in gelegde, directe contact met de natuur, is het kleine stukje „Boerenhofstede aan het water." Ook dit stukje heeft blijkens den catalogus heel wat omzwervingen achter den rug. Van den minder bekenden Hollandschen schilder Jacob Cornelisz van Oostsanen is er een „Kruisiging". Het is een met groote gedurfdheid opgebouwde compositie, waar in de kleur evenwel beter beheerscht wérd dan de rangschikking der figuren. Ofschoon op zich een heel merkwaardig werk, gaat het toch gebukt onder een teveel. Overigens ontdekt men ook hier weer met een wel dadig genoegen die toewijding voor het de tail, die bij een nader onderzoek van zoo groot belang voor den totaalindruk blijkt. Omdat deze Jacob Cornelisz. van Oostsanen, wiens werkzaamheid ongeveer tusschen 1477 en 1533 gesteld kan worden, hier te lande ongeveer een stiefkind is, moet het worden toegejuicht, dat dit werk van hem in bree- deren kring bekendheid verwerft. Heel mooi is een kinderportret van Jacob Seisenegger, een schilder, die te Linz ge boren werd en van 1505 tot 1567 leefde. Bui tengewoon goed van expressie zijn de oogen. Van een dergelijk schilder naar Auguste Renoir is op deze expositie slechts een stap. Het gaat hier om een landschapje bij C3g- nes, met groote geraffineerdheid geteekend. Van de Fransch-Vlaamsche school is er een omstreeks 1500 dateerend paneeltje, een fragment van een processie, met als hoofd figuur een kardinaal. Het is afkomstig uit de verzameling Victor Bloch te Weenen. Voortreffelijk van kleur en indeeling, treft bet door het realisme in de gelaatsuitdruk king der afgebeelde personen, onbekenden voor den toeschouwer en toch dank zij de beeldende kracht van den kunstenaar zoo vertrouwd en van onzen tijd of liever van ons, door de eeuwen heen zich zelf gelljlc gebleven menschdom. Van Anthonie van Dijck is er pen schets, die hij maakte voor het altaarstuk van Ru bens, door dezen voor de St. Augustinuskerk te Antwerpen geschilderd. Van Rubens zelf is er eveneens een schets, een felbewogen ruitergevecht, alsmede een portret van de derde vrouw van Philips II, Elisabeth de Va- lois. Er werden dezer dagen aan de expositie enkele nieuwe aanwinsten toegevoegd, o.a. een meisjeskopje door Frans Hals. De ex positie logenstraft eigenlijk de opmerking van haar organisatoren n.l. dat het in dezen tijd zoo moeilijk is, een collectie op peil te houden, teneinde aldüs in staat te zijn, aan de aanvraag te voldoen. Deze aanvraag is er niet minder op geworden. Blijkens de erva ring blijven de Nederlandsche kunstminnaars koopen, houdt de oorlog hen hiervan niet terug. Het is een verheugend verschijnsel. Want aldus blijft de kans groot, dat het belangrijke en er voor in aanmerking komende voor goed voor ons land verworven wordt. A. A. De Evangelist Johannes door Giovanni di Paolo. NIEUWE ROTTERDAMSCHE SCHAAKVEREENIGING. In den winterwedstrijd van de Nieuwe Rotterdamsche Schaakvereeniging zijn de volgende partijen gespeeld. Broer—Gores 1—0; Bekker—De Kwant 01; ir. JungeriusM. Meyer Vt', Krop Sanders 10; HagmolenConfurius 01; Krop Reynhoudt 10; Zwijnenburg Aarens 01; JeeneAar ens 10. Morgen, Donderdag, houdt de afd. Over- schie van de R. K. Staatspartij haar jaar vergadering, des avonds om 8 uur in het clubhuis „Sint Petrus Banden" aan den Delftweg. Gezien de belangrijke agenda, ó.a. ver kiezing van drie bestuursleden, afgevaar digden naar de kringvergaderingen, jaarver slagen van secretaris en penningmeeste-, mag het bestuur rekenen op de opkomst van vele leden. BURGERLIJKE STAND BEVALLEN: C. van Thiel geb. van Leeuwen dochter. OVERLEDEN: M L. van den Houten weduwe van P. Landsmeer 80 j. Er zijn heden ten dage in Rotterdam nog enkele straten, in wier naam van oudsher een pieuze middeleeuwsche traditie is vast gelegd. Het Achterklooster herinnert aan bet Dominicanerklooster op de Hoogstraat, de Papensteeg aan het St. Agathakiooster, in Westewagenstraat, de St Jacobstraat On^hijniijk aan de St. Jacobskapel in den lite' de Wijde Broedersteeg aan het Cel- daarn ter de Bagijnenstraat aan het WBiaast gelegen Bagijnhof. teniiR* aar heeft de Rotterdamsche stra- kork-ni -,teerdere namen, waarin een stu 6 historie verankerd ligt. Maar de- 1,le" kunnen niet bogen op een eeuwen- raditie: zij werden een aantal jaren eeieaen vastgesteld bij een nuchter en za kelijk overheidsbesluit, al was dat besluit eo.v door een historische overlevering gein- naa®ercd' Zo° gaven B. en W. in 1902 den stral', Laurensstraat aan de Korte Toren- sche- \n de gedempte Blindemans-, Fran- houdt Sc,ÏJinhuisWatertjes. De Clemensstraat den patro„rt 1900 de herinnering levend aan kerk, de s? Van de Charloische parochie- Job, wien de v°bsllaven sedert 1964 aan St. gedeelte ven h„ K™greefT™prf „erd omgedoopt in St. Rib Het is niét bekend, we'ïke bedoeling bij deze naamsverandering heeft voorgezeten. Heeft men op deze wijze de herinnering wil" len vastleggen aan het 18de eeuwsche bui tenhuis St. Elbrecht, dat, aan den voet van den Nesserdijk gelegen, tot in het midden van de vorige eeuw getuigde van wat een rustige, uitgebalanceerde architectuur in het Bollandsche polderlandschap vermocht fe bereiken? Het is mogelijk. Maar deze hui- flnge zelf haar naam te danken aan *a.PeL die eenmaal had gestaan in de on- la'ddellijke nabijheid van de plaats, waar geGr het huis St. Elbrecht werd gebouwd. dRn Matste brokstuk ruïne, aangetroffen in zal 6&aste omgeving van den stijlvollen tuin, ben dn r°mantisch bezoeker meermalen heb- St- Ei'hn Peinzen over het verleden van de heilign rechtskapel en haar mysterieuzen doEpLflysterle is St. Elbrecht gebleven voor lukt ,ierÖtmscha historici, totdat in het zoo I ®rsyhenen „Rotterdamsch Jaarboekje 1940 M. P. Van Buytenen ücht heeft doen allen op 't grobleem en dit bescheiden plekje ryungsche grond heeft aangewezen als een honderden oorden, die aan een hoogst merkwaardigen middeleeuwschen heilige zijn gewijd. Voor de geschiedenis van de kapel ver zamelde de schrijver, gegevens uit het archief van het hoogheemraadschap Schieland, de grafelijkheidsrekeningen, de eenige middel eeuwsche Rotterdamsche stadsrekening, die bewaard is gebleven en uit de stadskronie- ken. Deze gegevens zijn zeer schaarsch en laten de lotgevallen van de kapel meer gis sen dan reconstrueeren. Het stichtingsjaar bleef zelfs onbekend. Met zekerheid is alleen te zeggen, dat zij keer op keer te lijden heeft gehad van de Hoeksche en Kabeljauwsche oorlogen: in 1419/1420 platgebrand, in 1426/ 1427 op last vari de Rotterdamsche regeering gedeeltelijk geruïneerd, opdat de vijand daar „gheen lagen binnen leggen en souden en in 1489 getuige van de paniek, door de benden van Frans van Brederode onder de man schappen van keizer Maximiliaan Veroor zaakt. Daarna moet de kapel in verval zijn geraakt, maar niet in vergetelheid. Na de reformatie leefde bij het katholieke landvolk van Schieland de herinnering voort aan de kapel op Kralingeroord, die oudtijds steeds door de Rotterdamsche haringvaarders werd bezocht, alvorens deze zee kozen. Hoewel er van het gebouw niet veel meer over was dan wat brokken muur en puin, bleef het, de pro- testantiseering van Schieland ten spijt, voor velen nog een gewijde plaats. Is het wonder, dat de Rotterdamsche histo rici naar een verklaring zochten voor de stichting van de kapel en den onbekenden heilige St. Elbrecht of St. Hellebrecht, zoo als hij in oudere stukken voorkomt, trachten te identificeeren? Is het niet vergeeflijk, dat zij bij gebrek aan gegevens en onbekendheid met dergelijke stof, hun fantasie den vrijen teugel lieten? Van Buytenen gaat na, hoe met groot vertoon van ongefundeerde geleerdheid het patronaat van deze kapel ten onrechte twee verschillenden heiligen in de schoenen is ge schoven, n.l. st. Adelbert en St. Hildepreght. De 18de eeuwsche historieschrijver Cor nells van Alkemade had op een der witte bladen, waarmede een in 1609 te Amsterdam verschenen „Chronyek van Holla nt, Zeelant ende Vi ieslant was doorschoten, een aantee kening gevonden over de fundatie. De kapel zou zijn gesticht door Joris, bastaard van Brederode, op St. Elbertsavond 1482 Deze aanteekening was volgens Van Alkemade overgenomen, Uit een werk, dat afkomstig was van Martinus Doncanus, pastoor van de St. Hippolituskerk te Delft. Geen wonder dus, dat Van Alkemade veel vertrouwen had in deze mededeeling en op dezen vasten grond vlijtig verder reconstrueerde. Maar Van Buytenen ontneemt ons al het geloof in de onfeilbaarheid van deze aanteekening, voordat hij Van Alkemade's verdere fanta sieën naar' het rijk der fabelen verwijst. Een kapel, waarvan de eerste steen op St. Eelbertsavond was gelegd, moest volgens Van Alkemade noodzakelijk zijn gewijd aan St. Adelbert, den volgeling van den H. Willi- brord. Met den patroonheilige was Van Alkemade dus klaar. Den bastaard van Brederode kon hij in zijn verhaal minder goed gebruiken. Volgens hem was de stich ting van de kapel te danken aan een gelofte, door Karei den Stoute in zijn jeugd gedaan, toen hij, te gast op het slot Honingen, tijdens een tocht per schaats naar Dordrecht door het ijs zakte en in levensgevaar verkeerde. Het patronaat van St. Adelbert werd over genomen door Van Heussen in 2ijn beschrij ving van het bisdom Utrecht en door Van Reyn in zijn geschiedkundige beschrijving van Rotterdam. De andere gegadigde voor het patronaat, de hier volkomen onbekende St. Hildepreght, was door den kroniekschrijver dr. Zas ten tooneele gevoerd. Deze Hildepreght zou een Frankische koning ?ijn geweest, die in deze streken was verdronken en wiens heilig gebeente te Kralingeroord werd bewaard. Hoewel In het Compendium van Thrithemius, waaraan dr. Zas bij voorkeur zijn wijsheid over Frankische koningsfamilies ontleende, eenige Merovingsche koningen voorkomen met. nagenoeg gelijkluidende namen, is er niet één bij, van wien bekend is, dat hij in de omgeving van Kralingen is verdronken. Toch heeft deze heilige Frankische koning het in de oogen van 20ste eeuwsche historici nog van St. Adelbert gewonnen. Wanneer in de laatste jaren van de St. Elbrechtskapel sprake was, werd deze Merovinger naar voren geschoven. Ondertusschen lag, sedert Jacobus de la Torre in 1656 zijn bekende Relatio samen stelde, de sleutel tot het St. Elbrechtmysterie voor het grijpen, maar tot nog toe had geen Rotterdamsch historicus dit heiligenprobleem benaderd met voldoende kennis van deze materie om dien sleutel te kunnen hanteeren. En waar de verlossende passage uit de la Torre voor andere doeleinden werd gebruikt, zooals door H. Levelt in de Geertruydsbronne 1927 en door Van Wijk in de Nomina Geo- graphica Neerlandica, waren de schrijvers zich niet bewust, dat zij de oplossing tot een typisch Kralingseh probleem in de nand hielden. Zoo was het voor Van Buytenen weggelegd om het Kruisbeeld van Lucca en Kralingen, die in den loop der eeuwen totaal van elkaar vervreemd waren, weer tot elkaar te brengen. Dat hij dit gedaan heeft in een vlot geschre ven artikel, dat ondanks de noodwendige overstelping met van her en der bijeenge bracht materiaal, nog juist aan het gevaar van verwardheid ontsnapt, is zijn bijzondere verdienste. De schrijver, als Rotterdammer geboeid door dien raadselachtigen St. Elbrecht. was bekend met de omvangrijke stof, die G. Schnürer en J. Ritz in „Sankt Kümmernis und Volto Santo" over de verspreiding van de vereering van het Kruisbeeld van Lucca hebben verzameld. Lucca, de hoofdstad van Toscane, was tegen het einde van de achtste eeuw in het be-it gekomen van een bovenmate schoon uit hout gesneden kruisbeeld met een >-terk Oostersehen inslag in de voorstelling, een baardige figuur met een lang afhangende tunica. Vanuit het handels- en zijde-irtdus- trie-centrum Lucca verspreidde de vereering van het Volto Santo (d. i. Heilig Aanscni.in) Afbeelding van het merkwaardige Kruis beeld, genaamd „Volto Santoin de Kathedraal van Lucca, zich weldra naar alle windstreken. Twee bijzonderheden stelden Schnürer en Ritz in staat om de ontwikkeling van deze devotie naar alle richtingen te volgen, nl. de eigen aardige uitdossing van het beeld met het los afhangende kleed en de lelievormige ornamenteering van den kruisbalk en de legende van den speelman, die onafscheide lijk aan het beeld van Lucca verbonden is. Volgens deze legende zou het Christusbeeld van Lucca een van de zilveren schoenen, waarmee men het had versierd, zelf aan een armen speelman hebben gegeven. Deze werd hiervoor gevat, doch een nieuw wonder redde den man van de doodstraf. In Frankrijk, waar de vereering direct door Italiaansche kooplieden werd geïmpor teerd in 1343 was er in Parijs al een kapel van Saint Vou de Luque behield de devotie ook haar oorspronkelijken vorm. Maar hoe verder het beeld van Italië ver wijderd raakte, hoe grooter de kans, dat de volksverbeelding de oorspronkelijke voorstel ling overwoekerde. De figuur met het iange kleed moest in de oogen van het volk een vrouw zijn, een gekruisigde koningsdochter. De baard had haar schoonheid verweest op haar verlangen om liever haar aantrekkelijk heid te verliezen dan zich aan een ongeloo- vigen huwelijkspretendent te moeten geven. Daarom was zij wreed terdood gebracht. Verschillende namen kreeg deze martelares, waarvan Wilgefortis en Ontcommer de meest bekende zijn. Vlaanderen is de bakermat van deze legende, vanwaar zij zich naar het Noorden en het Westen verspreidde. In Duitschland en specifiek in de Hanze steden had nog een tweede ontwikkeling van deze oorspronkelijk Italiaansche devotie plaats. De gewoonte om den Christus aan het Kruis van Lucca in gebedsformules aan te spreken met adjutor, protector, defensor be- nignissime Jesu, wees ons een Helper, bracht het volk er toe om de bekleede Christus- beelden den naam te geven van Sankt Hulpe, Sankt Hilfe, de heilige Helper, wat niets an ders is dan de vertaling van het Adjutor. Gedeeltelijk was men zich in Noord-Duitsch land nog bewust, dat men hier een Christus beeld voor zich had, gedeeltelijk niet meer: men ziet in de figuur een martelaar St. Hel per of St. Helpericus. Toen nu Van Buytenen, gewapend met deze wetenschap, er kennis van nam, dat vol gens de la Torre Hellebracht of Helleprecht de Sant of Santinne geweest'zou zijn, die ons helpt of terecht helpt, dat deze naam som wijlen ook werd toegepast op den Zaligmaker van de wereld, maar dat de kapel op Kralin geroord eigenlijk was toegewijd geweest aan de Heilige Martelares Wilgefortis, was er voor hem geen twijfel meer mogelijk. In de kapel op Kralingeroord was het Kruis van Lucca vereerd in den vorm S. Helper of S. Hel pericus, zooals men dien kende in de Duit- sche havensteden, waar de Rotterdamsche schippers geen onbekenden waren. De la Torre heeft de relatie tusschen S. Helper en Wilgefortis of Ontcommer en het Christus beeld nog min of meer aangevoeld, die in onze dagen door Schnürer en Ritz eigenlijk herontdekt moest worden. Het was nu voor Van Buytenen betrekke lijk eenvoudig geweest, om uitgaande van de hypothese, dat er te Kralingen een S. Helper of St. Helpericus was vereerd, aan te toonen, hoe deze naam zich geleidelijk tot St. Hel- precht, St. Helbrecht, St. Elbrecht heeft ver vormd. Maar met deze hypothese was de schrijver niet tevreden, hij wilde de bewijzen leveren, dat men St. Helper of St. Helperi cus te Kralingen werkelijk gekend heeft. Deze bewijsplaatsen heeft hij gevonden, waar men ze niet licht zou zoeken. In het archief van de grondheeren van Charlois komt een verklaring voor betreffende het vaststellen van de grens tusschen het baljuw schap Putten en Zuid-Holland in 1473. Daar in wordt geraaid (d.w.z. de richting aange geven) op „die capelle van Sinte Helpricx, staende opten dijck van Cralingeroirt." Deze Sinte Helpricx is St. Helpericus in verkorten vorm. Bovendien trof de schrijver de kapel aan op een kaart van het oostelijk gedeelte van het eiland IJsselmonde van c. 1480 met den naam van den patroon er bij n.l. S. Helpert. Met zijn minutieus en diepgaand onderzoek heeft de schrijver meer bereikt, dan dat hij eenige fabels over St. Adelbert en St. Hilde preght uit de wereld hielp. Door 't schake len van St. Elbrecht aan het Christusbeeld van Lucca heeft hij aangetoond, dat het 15de eeuwsche Rotterdam want het zijn de Rotterdamsche haringvaarders, die in het bij zonder als de vereerders van het Kralingsche beeld worden genoemd open stond voor de religieuze en cultureele stroomingen, die toen over Europa gingen. En waar de weg, die de vereering van een bepaalden heilige gevolgd heeft, meestal beslissend is voor het vaststellen van handels-relaties, kan ook de economische geschiedschrijving met dit arti kel haar voordeel doen. Rotterdam kreeg geen St. Ontcommer uit Vlaanderen of Brabant, maar een St. Helpe ricus uit Noord-Duitschland. Dit geeft stellig te denken over de richting, waarin handel en scheepvaart zich in die dagen bewogen. Hedenmorgen 9 uur had een overval plaats op de kas van Maatschappelijk Hulp betoon. Deze overval was de resultante van een de vorige week geuite bedreiging. De 49-jarige A. R. n.l. had een aanvrage om steun ingediend. Toen over deze zaak tusschen hem en een ambtenaar hedenoch tend discussies werden gevoerd, drong R. zich plotseling voor het loket, deed een greep in de kas en maakte zich uit de voe ten. De man, die ongeveer 50 had weten te bemachtigen, was natuurlijk spoedig ge arresteerd. Door de „Commissie vergunningen perso nenvervoer" is de vergunningaanvrage van L. Ringelberg tot vervoer van schoolkinde ren uit Ridderkerk, Barendrecht en IJssel monde naar de centraal gelegen R. K. school te Usselmonde afgewezen. Tegelijkertijd is deze vergunning verleend aan de N.V. „R.A.G.O.M." te Ridderkerk, die al het vervoer op zich zal nemen. Naar wij vernemen is de heer Ringelberg in beroep gegaan. R. K. VROUWENBOND. „Rasmus de Wonderdokter". Dinsdagavond gaf de R. K. Vrouwenbond in de zaal Harmonie de jaarlijksche feest- uitvoering voor leden en introducé's. Door de R. K. Tooneelvereeniging „Vondel" werd op gevoerd het tooneelspel in 3 bedrijven „Ras mus de Wonderdokter", van Paul Sarauw. Dit stuk verplaatst ons naar Denemarken, op het platteland, alwaar de officieele weten schap strijd heeft te voeren tegen de kwak zalverij van wonderdokters etc. Vondel heeft de vertolking van het stuk uitstekend weer gegeven, al werden aan verschillende rollen hooge eischen gesteld. Bijzonder mag worden vermeld, de wijze waarop de heer J. v. d. Linden den rol van den wonderdokter ver vulde. Ook de andere hoofdfiguren, mej. Co- bi Kuil, dochter van Dr. Halier, en de hee- ren P. van Dijen en J. Kloos, resp. als Dr. Halier en Ulf Thomsen, gaven keurig spel te zien. Om deze hoofdpersonen groepeeren zich een aantal bijfiguren, waarvan sommi ge apart vermeld mogen worden. We denken o.m. aan den huisknecht Niels, vertolkt door den heer P. Vink, den schoenmaker Morton Gambst en zijn vrouw, weergegeven door den heer J. Odijk en mej. J. Kerklaan, Ophe lia Jensen, huishoudster van Rasmus, van welke rol mej. B. Schoones een goede vertol king gaf, alsmede Give, den kachelsmid, ge speeld door den heer L. v. d. Burg en Ander sen en zijn vrouw, de ouders van het gestor ven kind, resp. gespeeld door den heer E. de Rond en mej. P. Kerklaan. Het muzikale gedeelte van den avond werd verzorgd door den heer Nederhof en zijn collega. Met een hartelijk woord van dank aan de tooneelvereeniging werd de goedge slaagde avond gesloten door mej. de Vette, die ook een kort openingswoord had ge sproken. GEVONDEN VOORWERPEN. Te bevragen bij: Korpershoek, Havenstr. 74, pantoffel; Kamp, Bilderdijkstraat 1, da meshandschoen; Visser, Maasstraat 29, hand schoen; Boon, Bleekstraat 7, handschoen tje; Poot, 3e Maassteeg 1, rijwielplaatje; Hof man, Broekweg 158, dameshandschoen; Dek ker, Hoogstraat 37, autoped; van der Velde, Struykstraat 16, gewicht; Moerman, Burg. Pruissingel 19, rijwielplaatje; Boom, Kruger- straat 12, handschoen; Bakker, Ged. Biersloot 31, speelgoedhondje; van der Zwan, Groene- weg 11, want; Bosch, Weste Wagenstraat 15b Rotterdam, rijwielplaatje; Veldheer, le Lies- veldsteeg 1, 2 scheppen; van Toor, Zomer- steeg 7, dameshandschoen; van der Ven, Nieuwelaan 69, pakje tabak; Bouman, Rich. Holstraat 82, huissleutel. TUINBOUWCURSUS. In bijzijn van bestuursleden van de tuin bouworganisaties had in de R. K. Jongens school de eindles plaats van den gehouden cursus. Het diploma werd door alle cursisten be haald. Het diploma met veel vrucht door: A. Koppert en H. .Straathof; met zeer veel vrucht door; P. Koppert, J. Jongeneel, W. Jongeneel, J. Kegel, G. van Tilburg, J. G. Koot G.zn., A. v. d. Lugt, W. v. d. Lugt, C. v. d. Ent en J. H. Groenewegen. Na uitreiking der diploma's werden leeraren en cursisten op waardeerende wijze toege sproken door den heer B. Havenaar, voorzitter van den C. B. T. B. De heer H. W. Brummelkamp, stationschef van de Staatsspoorwegen, te Voorburg, her dacht Maandag, onder veel blijken van be langstelling den dag, waarop hij vóór 40 ja ren in dienst trad bij de Nederlandsche Spoorwegen. Onder groote belangstelling heeft de heer Brummelkamp dit jubileum mogen vieren. Vele schriftelijke gelukwenschen werden in den loop van den dag bezorgd, terwijl in de morgenuren reeds 'n groot aantal bloem stukken aan het huis van den jubilaris wa ren gebracht. Van de velen, die persoonlijk hun geluk wenschen kwamen aanbieden, noemen we den burgemeester, dr. J. A. Nederbragt en wethouder P. A. Schreuder. Voorts de hee- ren W. H. G. Rambonnet, afd.-chef te Utrecht namens de directie van de Ned. Spoorw., J. Lutgert, stationschef van het station S.S. te Den Haag, die namens de Haagsche ambte naren een tabakspot in Delftsch aardewerk overhandigde. Namens het Voorburgsche personeel voer de de heer Kommeren het woord en bood een barnsteenen pijp en een bloemenmand aan. Tenslotte gaven vele reizigers en fir ma's, die vrij regelmatig met den Voor- burgschen stationschef in aanraking komen, blijk van hun belangstelling. BURGERLIJKE STAND OVERLEDENJ, Llska 33 j. - man van N. Keert.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 3