S.D.~
g&Kang.enCs
Prijspuzzle
een KERSTUURTJE
in een
S&ifSKS. h'a h«!
MIJN KAMERADEN
O, KERSTNACHT.
I En nooit waart Gij mij nader,
Uw naaktheid en Uw kou,
H Uw stalle, waar de dauw
1 geluk omzweefd, en later I
onwezenlijke uien kwamen,
en dan een kleine, witte borst
I U aarzelend slechts voeden dorst, I
nieuw licht gleed door de ramen, 1
Ik wacht Uw komst, gestild door pijn
geslagen en geschonden gj
I een mensch van U, zoo klein,
die bloedend uit zijn wonden
Uw zachte, zoete Zijn I
in weemoed heeft hervonden.
I Marijke Braam j
BUBBY'S KNUPPEL
TJALLING'S VREDE
IN GEPEINS
-c
X
X
X
oo x
X
X
00 X
X
00 X
X
-
X
X
X
X
X
X
KERSTMIS
door Vader beloofde kano; TjatUng aacnt
aan Rie en thuis, waar hij anders met ziin
vrienden samen was, niet om Christus' ge
boorte te vieren, maar omdat de tijd van
De derde week van mijn opsluiting was
voorbij. Toen we 's Maandagsmorgens
wakker werden door het aanknippen van
het licht, zei iemand: „Vrijdag is het
Kerstmis". Hij brak met dat gezegde uit
de routine, wamt je eerste gedachte op
Maandagmorgen moest zijn: zal ik van
daag mijn baard laten staan of zal ik mee
doen met de zelfpijniging van botte mesjes
op de baard van een week? Die week praat
ten we veel over Kerstmis. We hadden
bewaker Hansen gevraagd, of hij niet voor
de Gijsbrecht kon zorgen, maar op ons
soort lezers was de bibliotheek van het
Huis van bewaring niet berekend en de
vertolking van de Gijsbrecht van Aemstei
door vier A 2/11-ers binnen de muren van
de Weteringschans zou niet als het groote
tooneelgebeuren van 1942 geboekstaafd
blijven in Amsterdam's tooneelhistorie. Het
was een eigenaardig tableau de la troupe,
dat het feest vam Christus' geboorte wilde
vieren met de opvoering van Vondel's
Kerstspel. Temidden van de drukte van
gaande en komende gasten, die sinds mijn
komst op 30 November had geheerscht,
was er één al dien tijd gebleven: Tjalling
Bakker
Hij was er al, toen ik kwam. Het slaan
van halve en heelt uren op de halklok
kon bij onderscheiden. Dat duurt meestal
meer dan een maand. „Sabotage" zei hij,
toen ik hem vroeg: „Waarom jij?" In het
begin had ik verwonderd gekeken; mijn
oogen hadden om naderen uitleg gevraagd,
maar ik begreep spoedig, dat aandringen
onaangenaam voor hem was en mij toch
niets wijzer zou maken. „Buiten" waren
er menschen van wie de Euterpestraat zoo
„verdammt" graag de namen zou weten
en hij had teveel doorgemaakt om niet te
vreezen, dat ook z.g. celkameraden voor
dat doel gebruikt zouden worden. Toen
ik vrij kwam, heb ik gezien, hoe deze on
derwijzer met zijn Zuidelijk, bijna Joodsch
type, er in zijn gewone leven uitzag.
Nu was iedere trek in zijn gezicht groef -
scherp geteekend als de kop van een
Bedouien.
Doker Boon was een week na mij gearri
veerd. Hij kwam van A 2/10 aan den
overkant. Hij voelde niet veel voor de
overplaatsing. Zijn rechtvaardigheidsge
voel verzette er zich tegen, dat er door de
bewakers verschil werd gemaakt tusschen
élite- en gewone cellen. Toen hij enkele
dagen bij ons was, begreep htj, dat de Hol-
landsche bewaking deze zaak goed gezien
had. Wanneer vier menschen dag en nacht
bij elkaar moeten zitten, moeten ze elkaar
iets te zeggen hebben en voor een intellec
tueel mensch is de voortdurende afwezig
heid van menschen, met wie hij kan praten
dikwijls erger, dan de opsluiting. Het aan
tal politieke „misdadigers" was immers
klein in verhouding tot het. leger van „pe-
nose" jongens, dat via een inbraak in ge-
confisceerde Joodsche huizen bij den S.D.
was terecht gekomen. Aan de Hoilandsche
bewaking is het te danken, dat ziek en
ploertig niet bij gezond en eerlijk werd
gezet. Aanvankelijk spraken we onzen me
dicus altijd met den naam „dokter" aan
en zelfs toen hij met krachtige argumenten
den aanspreektitel op „Jaap" had gebracht,
Vergisten wij ons nog wel eens. Dat kon
tok niet verwonderen, omdat hij heelemaal
Ie sfeer van den arts met zich meedroeg.
iSij was 49 jaar, had een joodsche vrouw
en twee allerliefste kinderen.
Twee dagen voor Kerstmis ging onze
Vriend Goedemans naar de zakkenvullers,
Sijn plaats werd ingenomen door Meinink,
»en man van 3 jaar. Als een wrak kregen
we hem in ons geestelijk sanatorium. Hij
iwam van A 1/5, waar hij de cel deelde
met twee beroepsinbrekers en een N.S.B.er.
De laatste was als ambtenaar van den S.D.
belast geweest met de controle op de Jood
sche huizen, maar had in die functie te
weinig voor de bazen overgelaten en was
daarom wegens verduistering van „Duitsch"
eigendom de bak ingedraaid. Wim huilde,
toen hij binnenkwam. Na een half uur
ongemakkelijke stilte gooide hij zes weken
ellende los van zijn hart. Zes weken per
manente godslastering, zes weken met
geen ander dagelijks gesprek dan ooggetui
geverslagen over de kraakjes en liederlijk
leven van den N.S.B.er, Toen hij uitverteld
was, haalde hij uit zijn zak drie foto's en
stak ze tusschen den spiegel, twee waren
er van zijn vrouw en een van zijn vrouw
met zijn dochtertje. Evenals Jaap zat Wim
verdacht van verberging van Joodsche
eigendommen. In de drie weken dat hij er
was, was Jaap nog ftfët éénmaal ver
hoord.
illustratie van het gesproken woord bracht
ik enkele liedjes en imitaties ten gehoore.
Binnen enkele minuten rammelden de
laarzen over den omloop, kraakte de sleu
tel in het slot en stond Bubby met gummi
knuppel gewapend voor ons. „Wer hat hier
gesungen?" Tegelijk met de bekentenis
voelde ik den gummiknuppel op mijn rug,
terwijl hij eraan toevoegde:
„Ruhe soil herrschen. Wenn das noch
einmal geschieht, bekommen sie kein
Kerstmies pakeet". Het drong tot mij door,
dat hij geen Weihnachten zei en ik had
schik.
De pakjesdiscussie duurde niet lang. Zij
begon op Woensdagavond en toen we Don
derdagsmiddags den grooten emmer had
den gebruikt om de cel van boven tot be
neden schoon te maken, vonden we bij het
buitenzetten van het drabvuile water vier
kartonnen doozen. Ze kwamen van thuis.
Dien avond voor Kerstmis hadden we een
voorfeest van de binnengekomen heerlijk
heden: roggebrood met spek en marmelade
op de boterham.
Voor een ingesloten®, die het uur van
den dag kent aan het lawaai van de open-
rammelende schaftluikjes is niets zoo op
windend als dat geluid op een ongewoon
uur van den dag te hooren. Normaal gin
gen de luikjes alleen 's morgens om half
acht, 's middags om kwart voor een en
's avonds om kwart over zes open. De
Maandagmiddag kende de ceremonie bo
vendien voor het uitdeelen van het scheer
gerei, en op Zaterdagmorgen werd door
het luikje het weekrantsoen gedistribueerd:
3 plakjes 20+ kaas, 50 gram suiker en
h=riIWas ongelijk en spoedig zaten zijn
van ruf" ?in- voeten vast en was de
wnlrH V rechtzlttihg snel verloopen. Geen
t!lam ®r over zijn Uppen en toen
J a"™! Stond ineen te zakken,
werd hij op de houten brits in de kelder
cel gegooid. Dien nacht werd in Tjalling
Bakker de nieuwe mensch geboren. Voor
hem was God een fabel en godsdienst een
sprookje geweest en niet eens een mooi
sprookje, want hij had er altijd om moeten
lachen. Het werd een Saulusnacht, want
terwijl hij op den celmuur de koperen
scherf, gebroken uit de fitting van het cel
lampje, scherp sleep en een snee in de
pols het leven voor hem zou beëindigen,
voelde hij plotseling een groote rust over
zich komen; „Ik voedde, dat er „hierboven"
iemand was, die voor mij zorgde: ik ge
loofde in een Vader". „Vanaf dat oogen-
blik ben ik gelukkig geweest."
Het was een vreemd Kerstverhaal, waar
mee we Kerstnacht 1942 ingingen.
Om vier uur werden, we wakker. Glas
helder en woord voor woord verstaanbaar
zong Zarah Léangler: „Ich weiss es wird
einmal eiin Wunder gescheh'n", een nieuw
Kerstlied voor een nieuw heidendom. Duit-
sche kroegsentimentaliteit in den Kerst
nacht. „Weit von der Heimat sehnt der
S.D. Polizeigefangnisaufsichtsdienstbeamter
nach Weinachten". In dezen nacht werd
1942 jaar geleden God's zoon geboren en
Engelen zongen voor de herders van Betie-
hem: „Glorie aan God in den Hooge en
"i uuuuu uv uju van
vrn gezellige sfeer verhoogde. HJj
rpJIZ1Ch af' hoe ziJn vrienden zouden
ginghrm? °P verandering. Het praatje
godsdienstwaanzin
.Ook voor waren er genoeg herinne
ringen aan Kerstmis, maar ondanks, dat
onze gedachten weg zwierven naar de on
zen „buiten", waren we gelukkig met el
kaar m de cel.
Het bleef niet lang stil, toen de radio,
na de voor de locale kleur meer
geëigende
^lllllllllllilllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllilllliliiiiliiiiiiiliillilinilllllllllllllllllllllllllllllllllllllliyi!
+llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll[llllllllllllllllllllllllllllllll!llllllllllllllllllllillilllllll!lllllllllllllllllllll[|||ïïi
„schlagers", ook het „Stille Nacht" be<*on.
Van alle kanten klonken uit de cellen
stemmen, die meezongen. Sommige brom
den luid de wijs, anderen waagden zich
aan den Duitschen tekst, de meesten ver
bonden regels en rusten door middel van.
straatzangersuithalen, maar er was geen
mensch achter een van de ijzeren deurtjes,
die niet zong of neuriede.
De wacht had in zijn heimweestemmmg
r >,aar verg'eten, dat er ook nog „Haft-
vft w[ar.en en draaide de radio snel
zachter. Wij waren hem alleen maar daok-
aar voor de pieuze geste wij hadden on
ze eigen kerstliedjes en al gauw zongen
alle cellen. „De herdertjes lagen bij nachte"
„Nu syt wellekome" en „Een hemelsch
licht is opgegaan". Toch werd'het weer
spoedig rustig. De duisternis was te intens
om al in Kerstvuur te raken. Bovendien
hadden we te lang wakker gelegen om
nu niet door slaap geplaagd te worden.
Maar het was een slaap, die niet door
wilde zetten en het door de emoties ook
niet kon. We raakten in den toestand, waar
in men nauwelijks weet of men slaapt
of waakt, we dommelden den eersten
Kerstdag binnen.
Vroeger dan anders gingen de lichten
op. De dagelijksche sleur mocht echter niet
verwaarloosd worden: emmers buiten
zetten, wasschen, cel aandweilen, stroozak-
ken op elkaar leggen, dekens vouwen, de
handdoek over het klaptafeltje leggen bij
wijze van ontbijtlaken en op de stroozak-
ken een apart servet voor den Benjamin
leggen, want een klaptafeltje heeft maar
drie kanten en ik zat dus aan de kinder
tafel. Na een half uur rammelden de etens-
kleppen open: het ochtendmaal kwam bin
nen. Vier sneden droog brood met een
kwart liter koffiesurrogaat, alles als ge
woonlijk.
Het werd een moeilijke wenscherij, want
het t Gelukkig" en „Zalig Kerstfeest" wil
de met uit de keel komen en ook het zin
gen van het „Eere zij God" voor tafel
kostte nogal wat moeite. Maar er waren
dik besmeerde boterhammen ers plakken
roggebrood mét spek en leverworst en mar
melade en jam en ansjovispasta en appe
len en suiker in de koffie en chocola en
de lamp straalde rood licht uit, want Tjal
ling had het cellophaan van een stuk
scheerzeep, dat hij eind September met zijn
verschooning had mogen ontvangen, be
waard voor déze Kerstmis. Drie maanden
wachtte hij al op dit feest en hij zou er
nog twee in de cel meemaken, voor hij het
in God's tegenwoordigheid zou doen.
Zoo naderde Kerstmis 1942. Door een
toeval waren we te weten gekomen, dat
ons een verrassing wachtte: We zouden
een pakje van thuis krijgen. Voor mij was
dat toeval eenigszins pijnlijk, omdat het
een paar blauwe striemen op mijn rug
achterliet van Bubby's gummiknuppel.
Bubby was een klein Duitschertje van het
stierennek- en bierbuik-type. Bij onze eer
ste kennismaking hadden we hem automa
tisch den naam „Bubby" gegeven. We had
den juist het Abendessen eingenommen,
d.w.z., dat je vier sneden droog brood met
een kom koffie naar binnen hebt gewerkt
en praatten wat over liefhebberijen. Ter
40 gram boter. Toen op Kerstavond de
schaftluikjes opengingen, kregen we èen
nooit verwachte gift: een half pond boter
de man, voor „Weihnachten",
Om kwart over acht legden we onze
matrassen naast elkaar op den vloer en
maakten de dekens slaapklaar. We waren
erg stil. Dien avond begrepen we wat In
de bergrede beteekent: „Zalig zijn de
armen van geest.
„Geliefden, laat ons elkander bemin
nen", las Tjalling dien avond uit den brief
van Johannes voor.
Het was de vierde keer in drie weken,
dat we die passage lazen. In het donker,
terwijl wij alle vier staarden naar dat plek
je op het plafond, dat je niet ziet, maar
dat je kent van het turen overdag, heeft
Tjalling van zijn arrestatie verteld. Er was
teveel tusschen ons gegroeid om nog lan
ger vreemd te blijven.
Uit onze gesprekken was wel gebleken,
dat hij communist was. Op een nacht in
September was hij van huis gehaald. In
zijn lange vrijgezellenbestaan had hij een
groot zwak gehad voor huiselijkheid en
hij had al zijn verdiensen aan het inrichten
van een gezellige woning gespendeerd. Hij
was een vurig pianoliefhebber, in zijn ka
mer had hij sinds twee jaar een Steinway
staan en hij vertelde dat trotsch. Van zijn
reizen naar het buitenland had hij die ver
scheidenheid van mooie dingen meege
bracht, die een nachtmerrie voor den bin
nenhuisarchitect en een dorado voor den
kunstliefhebber zijn. Wij voelden, dat hij
de kunst verstond om deze bonte allerlei
tot een artistiek geheel te maken. Waarom
ik. dit zoo uitvoerig vertel? Omdat zijn ver
loofde op de lap, die tusschen de dubbele
borst van zijn Jaegerhemd was genaaid,
schreef: „Hét heele huis is leeggesleept,
je vleugel hebben ze meegenomen". Tjal
ling Bakker huilde.
•Toen hij naar de Euterpestraat gebracht
was en niet van zins bleek te vertellen
wat hij wist, begon de geeseling. Öm beur
ten sloegen hem twee Duitschers en twee
Hollanders met gummiknuppels en kar
watsen. Bij den eersten klap had hij de
rechters verrast door er een naar de keel te
vliegen. Ze bleken zich vergist te heb
ben in zijn grootte en zijn kracht, maar de
Vrede op aarde aan de menschen, die van
Goeden Wille zijn".
Wij zouden niet verwonderd geweest zijn,
als dien nacht de engelen waren terugge
komen en ons diezelfde boodschap hadden
gebracht. En wie zei ons, dat ze er niet
waren? Onze harten waren een jubelkreet,
ze zaten berstensvol dankbaarheid. In de
ruimte van twéé bij drie en halven meter
lagen vier mannen bij elkaar, die blij wa
ren met dit Kerstfeest; vrede hadden ze en
goeden wil, omdat ze geleerd hadden het
kleine als groot en het belangrijke als
onbeteekenend te zien. Natuurlijk dacht
de dokter aan zijn vrouw, aan Wiesje en
Andreetje, die nu zonder Vader Kerstmis
moesten vieren; Wim snikte over zijn doch
tertje, dat tevergeefs zou wachten op de
Het duurde niet lang of de sirene loeide:
we konden de verduistering van het raam
nemen; het licht ging uit Toen werd het
stil in de cel. Ieder trok zich terug in de
cel van zijn gedachte. De dozen met de
goede gaven stonden open op het tafeltje.
Niemand had haast om ze weg te zetten.
Tjalling had zijn hoofd tusschen zijn han
den gelegd, alsof hij zat te lezen; het was
den eersten keer, dut ik hem zoo met de
ellebogen op tafel zag zitten. Jaap stond op
zijn gewone plaatsje voor de deur; hij
staarde als altijd naar buiten door de drie
bovenste ruitjes, de eenige die niet van
matglas waren. Alles wat men er door
heen zag waren af en toe een paar meeu
wen. Wim hing met zijn rug tegen den
lllllllllltllllllllllllliinHIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIMIIIIIIillinillllllllllllliillllllllllllllllllllllllllllllllillllllllMIIIUIIIIIUIIIIIIIIillllUllllllilllllllllllllllMllillNIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIillllllUtiillllUIIIIII
O
O
In een Kerstnummer behoort een attractie. Hieronder vindt ge de attractie in
den vorm van een prijspuzzle. Een „ding" om op te lossen mèt de kans op
een prijs. Voor goede oplossers heeft de Directie tien prijzen van vijf gulden
beschikbaar gesteld.
Het gaat er bij dit raadsel om, op de kruisjes van boven naar beneden, tot
een zeer bekende spreuk te komen.
De oplossingen moeten gezonden worden aan het bureau van dit blad vóór
10 Januari 1946.
1
00 X
0 0
trillen
26
0 0
00
rivier in Rusland
2
00 X
0 0
bouwwerk
14
0 0
0 0
aansporen
3
00 X
0 0
gil
15
0 0
0 0
damp
4
0 0
familielid
16
0 0
0 0
luister
5
00 x
00
plaats in N.-Hollandl7
0 0
0 0
meer dan één
6
0 0
prijzen
18
0 0
0 0
Projectiel
7
0 0
duw
19
0 0
0 0
lichaamsdeel
8
00 X
0 0
doorgang
20
0 0
0 0
zuidvrucht
9
00 X
0 0
jongensnaam
21
0 0
0 0
salaris
10
00 X
0 0
lekkernij
22
0 0
0 0
angst
11
00 X
0 0
zakken
23
0 0
00
boom
12
00 X
0 0
plaats in Z.-Holland
24
0 0
0 0
afnemen
13
00 X
0 0
vervoermiddel
25
0 0
0 0
zandvlakte