Xe.hkkio.kke. n
fiinm
„FADERS" TELEFOON
DE NIEUWE TIJD
wijf te^lLV^haat, Z6lfS n,6t Van Vei"
Limburgsche Dichters
Vondel. j
MIDDAGSURPRISES
HEIMWEE
BIJ DEN „DOKTER"
Een onderzoek naar het klankgehalte
muur, nij siaarue nog wezenloazer dan
Jaap. Als gewoonlijk zat ik op de drie
stroozakken. Tegen het plafond klonken
regelmatig vier tikken; vier passen heen,
vier passen terug; een van de bovenburen
deed zijn ochtendwandeling.
Nu en dan zette iemand in het gebouw
een kerstliedje in, maar waarschijnlijk wa
ren de herinneringen aan den schooltijd te
vaag om den tekst ervan duidelijk in het
bewustzijn op te roepen. De meeste pogin
gen werden dan ook na enkele regels en
■wat geluiden gestaakt.
Met het lichter worden, werd de eed lij
vigheid op de gangen en in de cellen groo-
ter. Een voor een klapten de luchtkleppen
open en toen „Vader" „Koos' en „Bertus
een Gelukkig Kerstfeest" had .gewenscht
klonken ai gaSw van alle kanten de kerst
groeten over de binnenplaats naar vriend,
gebuur en maagschap.
„Vader" was de „pater familias" van
Koos en Bertus, het waren drie toffe jon
gens, die op de Weteringschans kind aan
huis waren. Ze hadden dezen keer toeval
lig een Joodsch huis op het oog gehad in
plaats van een Arisch, met het gevolg, dat
ze op de A afdeeling waren „eingesperrt"
en niet op de C „gedetineerd". De behan
deling en de methoden waren een beetje
anders, maar de cipiers waren oude maats,
lederen avond om 7 uur, als de bewaking
verwisselde en er alleen nog Duitschers in
het gebouw bleven, rammelden de kleppen
omhoog en riep „Vader" „Koos" en „Ber
tus" op. Bij ons in de cel had deze draad-
looze verbinding den naam „telefoon" ge
kregen. Uitvoerig kon de conversatie na
tuurlijk niet zijn, omdat gebruik gemaakt
werd van de korte verwarring im de bewa
kingsgelederen en de prijs van overschrij
ding van den tijd, zijnde de donkere
cel op water en brood te duur was.
„Bettusü"
„Jao fader"!?
„Hep je nog wot gehourd"?
„Nei fader, hep U nog wot gehourd"?
„Nei en ja Kous"?
„Ouk niks fader"!
„Nou, kob ob hour"!!
„Jao fader, kob ob"!
„Kob ob"!, gerammel van kleppen en de
telefoon was weer 24 uur buiten dienst.
Vandaag ging de telefoon al buitenge
woon vroeg. Er waren felicitatiegesprek-
ken te voeren en de pakjes van thuis de
den vermoeden, dat „ze" wel wat door de
vingers zouden zien. Hoe sterk de Kerstmis
leefde, bleek al direct uit het verbreken
van de dagelijksche sleur:
„Bettus"!!!
„Jao fader"!?
„Hep je ouk een bol gehokt gehod"?
„Jao fader"!
„En jai Kous"?
„Ik ouk faider. Gelukkig Kerstfeist en
geCidsdteird met Moeder, ja «ulc Bettus"!
„Ja Kous ook gefilsiteird en gelukkig
Kerstfeist"!!
„Nou kob ob hour"!!
„Kob ob"!
„Kob ob"!
„Kop op"! de wensch van de telefoon,
we herhaalden hem alle vier tegelijk.
Intusschen was het volop, dag geworden
in de cel. Jaap had potlood en papier ge
nomen en ook ik had een blaadje van de
47 velletjes weekranitsoen voor 4 personen
getrokken om door een gedicht uitweg te
geven aan dat wonderlijke mengsel van
dankbaarheid en droefenis in mij.
Door de hal klonk reeds het koude tik
ken van den cipiersleutel öp de schaftluik-
jes. Wij behoorden bij de eerste negen
tikken; we hadden de „vroege lucht".
thuiskomst zongen we „Een hemelsch
J t1S °PSegaan", uit den bundel psalmen,
die 1 jailing van „buiten" had toegestuurd
gekregen. Daarna las Tjailing het Kerst
evangelie van T.ucas voor: „In dien tijd
werd er een besluit uitgevaardigd van
Keizer Augustus om een volkstelling te
houden".
Toen hij klaar was, gaf Jaap ons de
Kerstboodschap, die hij op papier had
voorbereid. Hij sprak over de wederge
boorte van het licht en van het kindje
in de kribbe, dat de duisternis had over
wonnen. Hij las maar moeizaam, omdat
net potloodstompje klein, het papier slecht
en de tranen hinderlijk waren.
Ze werden tè hinderlijk, toen hij het
over de menschen thuis had en het bleef
lang stil. Tegen het plafond klonken de
drie passen heen, drie passen terug van
oen bovenbuurman.
om 'ntï' li1-" was he1; niet moeilijk geweest,
te geven V in ons levende gedachten vorm
gesnrek- Ü;.^as ma" één onderwerp van
dingen di'e^ve We doen' °m f
vrijheid tot gelding tl brTd hebben in de
twee avonden tevoren hadShet Nf°g maaI
schut van Amsterdam geblaft afwe€rge"
geronk van de Tommies als een durende1
nagalm van domklokken over de stad was
getrokken. De tegenstelling tusschen „bui
ten" en de cel, tusschen de menschen, die
spanning leefden over de gevechten in
Afrika en wij, die ons van slecht noch
emT nieuws bewust waren, drong zich als
geïnde paradox aan mij op. En ik
meest t»B falling, die van ons allen het
wilde ho^erduren dad gehad en die nooit
teerd hadden ^-kerels, die hem gearres-
vond ik de steru. m nu bewaakten. Zoo
fc noOTd« v~r be. ver».. M
ondom ons hee„ het dreunen der
Maar in kanonnen,
hart de vrede, gave Gods.
Tijdens hei „stemmen" ie Amsterdam.
men zoover te zijn, dat men ongeveer
weet, welke oorzaken de klankkwaliteit
van de klokken beïnvloeden.
Tot nu toe was men steeds van mee
ning, dat opnieuw gieten het eenige middel
was om aan een gescheurde klok weer een
goeden klank te geven. Het onderzoek, dat
thans wordt ingesteld en de proeven, welk,,
daarbij worden genomen, wekken de vel
wachting, dat ook door lasschen een ge
scheurde klok weer haar ouden klank
rijkdom kan herkrijgen.
„Wat we op dit gebied gevonden heb
ben", aldus verzekerde ons de heer Janzen,
inspecteur van de Kunstbescherming, „is
buitengewoon interessant en wij vertrouw
wen, dat het tot verrassende resultaten,
zal leiden".
Kleine bundels Kerstpoëzie
Aan het vruchtbaar dichterschap va*
pater Jac. Schreurs blijken nieuwe ver
zen genoeg ontvloeid te zijn om ze te ver
zamelen, zelfs tot een afzonderlijken bur>»
del „Kerstgedichten".
Den schrijver van zoo menig gemakkelijk
aansprekend lied vindt men hier niet d
delijk terug. Hij is ijler en abstracter ge
worden. De gevoelige zegging raakt eer
der de dingen even aan dan dat zij ze
duidelijk onder woorden brengt en al
schijnt een vloeiende melodie zich vlot te
bewegen, wie zich regel voor regel reken
schap wil geven moet niet zelden raden
naar den zin. Het lijkt soms of mede de
stem van Jan Engelman den dichter ver
der van den volkstoon verwijderde.
De bundel opent met een cyclus var
althans blijkens de nummering bijeen be-
hoorende verzen, waarop dan nog gedich
ten volgen over de reeks feesten van het
jaar-einde.
Een der bekoorlijkste is he'. volgende,
dat getiteld is „De kleine Hond".
Dit is een Kerstnacht naar Fouquet
Sint Jozef knielt bij de lantaren
En droogt zijn tranen in zijn pet.
Maria met de gulden haren
Houdt, als de bladen van een boek,
De slippen van den neteldoek
Waarop het Kindje ligt te pralen.
Geen engel durft hier ademhalen
En alle melodie is zoek
En in dit vreemde, dit astrale,
Dit eindelooze oogenblik
Zit, vóór het Kindje pas geboren
Met poedelhaar maar stijf bevroren
Van eerbied en in God verloren
Een kleine hond: dit arme ik.
De „Kerstkrans" van Loe Maas is niet
geheel nieuw, want dit gedicht verscheen
m 1943 clandestien, waarna in 1944 een
herdruk volgde. Maar deze derde editie ia
in zekeren zin een eerste voor het Noor
den.
Het gedicht is een doorloopend verhaal
van Christus' geboorte. De gebeurtenis
speelt zich echter af in het hedendaagsch
Maastricht en voor de bijfiguren zijn een
voudige menschen genomen uit een volks
wijk. De vorm is eenvoudig; de stemming
werd goed bewaard. Waarschijnlijk moe?
men zelf Maastrichtenaar of althans Zuid-
Limburger zijn om deze karakteristieke*
regionale poëzie geheel te smaken zooals
het behoort.
De boekjes zijn allebei uitgegeven bj|
Winants C. V. te Heerlen. Aan dat van
Maas is zeer veel zorg besteed en een
reeks teekeningen van Guill. Serpeniti ver
siert den tekst
T\E doeken daar dit kind in leit
Is 't purper van zijn majesteit. 1
i
Het onderzoek der teruggevoerde klokken. Geheel links een klok van
de Nieuwe Kerk te Delft, geheel rechts een klok uit Wassenaar.
IVat werd door haat ooit aan geluk
gewonnen?
Waarheen bracht ons de egoïstentrots?
Een kindje klein, geen kleedje om 't te
dekken,
Stroo voor matras en slechts een stal tot dak,
Kwam hier op aard om in ons op te
wekken,
Wat steeds opnieuw aan onze daad ontbrak.
Dat is; verlies jezelf in liefde voor
den ander,
Doe ieder goed in zelfvergetenheid.
Laat zoo de menschen leven voor elkander.
Dat is de basis voor den nieuwen tijd.
Om kwart over een werd het vraagstuk
van het Kerstmeriu afdoende en teleur
stellend opgelost. Van iets bijzonders was
geen sprake. In den zesdaagschen rit: erw
tensoep, stamppot, bruine boonensoep,
stamppot, gortsoep, stamppot, hadden we
juist den slechtsten dag getroffen en het
werd gortsoep. „Wie nooit uit het schaftje
gegeten heeft"maar gaarkeukensoep
1944 kennen we allemaal.
Na tafel werd het illegale schaakbord
te voorschijn gehaald en Jaap en Tjalling
begonnen hun dagelijksch tournooi. Het
schaakbord was een huisvlijtproduct van
Tjalling. Achterop het gevangenisregele-
ment had hij met behulp van de verduis
teringslat en een gesmokkeld potloodje
een schaakbord geteekend, terwijl wij allen
voor de stukken twee papiertjes van bet
weekrantsoen hadden moeten afstaan. Op
kleine vierkanjes waren toen de stukken
geteekend en vooral de paarden waren
meesterwerken.
Om half drie schrokken we op uit slaap
en spel, de sleutel werd in het slot ge
stoken. Het was gelukkig Hansen maar,
die ons op een extra lucht kwam vergas
ten. Hansen was een van die Nederland-
sche Huis van Bewaringmaninen, die een
ridderorde verdiend hebben met tegen hun
zin in Duitschen dienst te zijn. Waar hij
kon, hielp hij door brood te smokkelen,
goede boeken te brengen en extra luchten
uit te deelen. Die drie privileges hadden
alleen A 2/11, A 3/15 en A 3/21, de élite
cellen. Daarvan wist hij wat voor vleesch
hij in de kuip had. Overal elders waren
er elementen te verwachten, die niet aar-
zeïden de bewakers bij de Duitschers te
vörrsdciit
Onze terugkomst in de cel ging gepaard
met een verrassing. Op het klaptafeltje
lagen vier Verkade koeken met een enve-
lonoe van het Amsterdam's bijbelgenoot-
K, dat ons allen Zalig Kerstfeest
wenschte.
We beloofden elkaar plechtig ieder jaar
op eersten Kerstdag 's middags om 4 urn-
een Verkade koek in vieren te deelen,
dat vierde part overvloedig met boter te
besmeren en het daarna te nuttigen op
het welzijn van alle oud A 2/1 Iers. Die
traditie vond geen doorgang. Tjalling werd
in Mei van het vorig jaar gefusilleerd.
Voor de rest van den middag vertelden
we elkaar Kerstverhalen en zongen we
liedjes. Soms werd het doodstil in de ge
vangenis. Dat was, als de administrateur
een van de bewakers opriep, want een der
gelijke oproep hield vaak verband met
een invrijheidstelling. Scherp als altijd
luisterden we daarom. Zou er iemand zoo
gelukkig zijn „vrij" te komen?
Intusschen liep het tegen zessen en we
begonnen de tafel klaar te maken. In een
overvloed van melk en marmelade sou
peerden we dien avond én we hadden een
even feestelijk gevoel, als vroeger achter
de hazepeper.
De verhalen over die hazepeper en an
dere traditioneele lekkernijen bleven niet
lang uit en tot slapenstij d hebben we ei
kaar. de heerlijkse culinaire en bacchanale
verhalen gedaan. We zongen balladen en
lofliederen op de kookkunst van vrouwen
en moeders.
Niemand zei het, misschien was niemand
het zich bewust, maar het waren de ver
langens naar huis, die zich ondanks alles
een weg baanden. Het was heimwee, zoo
als we nu soms zoo'n verlangen kunnen
hebben naar den geest van die ruimte van
twee bij drie en halven meter, waar onze
eischen tot zoo geringe proporties waren
teruggebracht. Waar we den tijd en de rust
hadden om de dingen van een anderen,
misschien beteren kant te bekijken, waar
we blij waren met één pannetje eten extra
voor vier man, waar „wel te rusten" een
wensch was, die je iets zei en waar een
„Zalig Kerstfeest" een „Zalig Kerstfeest"
is geworden. Opdat we nooit zouden ver
geten. LEO NELISSEN.
iniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
imUUIIIIIIIimillllHllllllllllllllimillinilllllllllllllIHHIIIIIIHimillllllllHIIIIIIIIUIIIIUlllllllllllllllHIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIHII'HIMIIHII'UI
De oorlog en zijn gevolgen
scheppen soms onverwachte
gelegenheden voor weten
schappelijk onderzoek.
Zooals men weet zijn vele kerkklokken,
op bevel van den bezetter uit onze torens
weggehaald, op Duitschen bodem aange
troffen. Met de versmelting was nog niet
begonnen en zoo konden deze klokken
weer naar ons vaderland worden gevoerd,
om aan de oorspronkelijke eigenaars te
worden teruggegeven.
Met hartzeer en verontwaardiging heb
ben wij de ontvreemding zien geschieden;
de voldoening is groot nu althans een deel
van dit kostbaar nationaal bezit kon wor
den gered.
Toen de schepen werden gelost, ontstond
daar een wel heel bijzonder geval! Zooveel
klokken bij elkaar op den beganen grond
was in de geschiedenis waarschijnlijk nim
mer aanschouwd en van deze unieke ge
legenheid heeft men gebruik willen maken
om naar het klankgehalte en andere eigen
schappen van de klokken een onderzoek
in te stellen. Het was onder normale om
standigheden uiterst moeilijk geweest, maar
thans kon het zonder ai te groote bezwa
ren geschieden.
De Inspectie Kunstbescherming en de
technische dienst van het Toegepast Na
tuurkundig Onderzoek (Laboratorium van
Technische Physica in Delft) togen aan den
arbeid en reeds zijn honderden klokken
om zoo te zeggen „onder doktershanden"
geweest.
Over de resultaten van het onderzoek
wordt het stilzwijgen bewaard: er is een
proefschrift in voorbereiding, waarin een
en ander zal worden verwerkt Wel schijnt
Een fraaie klok uit 1709 wordt onderzocht.