Omdat PASCHEN 1945
zoon
VREEMDE PAASCHDAG was
V
te sr;e6?tebirie vr °?s uii
i
I ZATERDAG 20 APRIL 1946
PAASCHNUMMER
Pacfina 5
Vanmiddag
ontmoette ik
een ouden
vriend.
Hij kwam
afscheid ne
men om naar
Indië te gaan.
S^gX'T g6SChOVen °P ei9eB
door J. W. HOFWYK
Zijn insche
pingsverlof
was om, maai
voor een dag
had de qua
rantaine, die
alle troepen
moeten door
maken, hem
losgelaten om
dat hij nog
maals onder
zocht moest
worden; na
dat onderzoek - kwam hij mij nog een
hand geven en een beetje praten.
We hadden elkaar maandenlang niet
gezien en daarom vertelde hij met iets
Van een zenuwachtige haast alles wat hij
vertellen wilde
Hij was reeds anders dan vroeger.
Wij hebben door Amsterdam gedwaald
dat droomde in den goudgeweven mist
ran den zonnigen lentedag en zijn langs
de grachten geloopen, waar het koel en
groen was in de schaduw der statig
spiegelende huizen als in een koele
gang en ergens lag een dekschuit met
bloemen wonderlijk kleurig en hel in een
Dat was Amsterdam in de lente met
menschen op café-terrassen en luxe open
wagens waarin jonge vrouwen bloots
hoofds door de straten gleden.
Er waren veel woorden te zeggen over
allerlei wederzijdsche kennissen uit den
oorlog maar over sommige dingen sprak
£uj niet. Hij was reeds anders dan vroe-
ger, hi; was reeds bijna onbereikbaar,
alsof hij na zijn laatste inschepingsverlof
reeds tot een andere wereld behoorde,
waar ik geen toegang had.
Ik vroeg hem niet over deze wereld.
Hij zei me alleen: „Het afscheid thuis
Viel ook niet mee mijn vader, die zfch
die heele week zoo ilink gehouden had
van ie moeder kun je dat verwachten,
maai mijn vader ik zou nou niet meer
Haar huis gaan, zelfs al kreeg ik nog een
Week verlof het is gelukkig voorbij".
T 'weea hi en we keken naar de
koele grachten waar een schuit voorbij
voer, die verderop het licht op het water
verblindend tot scherven brak en ik dacht
dat hij zich een beetje verloren en zeer
eenzaam moest voelen.
te de Leidsche straat bleet hij voor een
„G j9e staan waai suikereitjes en cho-
f e .Paaschhazen stonden uitgestald;
hl': -De tweede Paschen. die ik
Bitten ®eem,aak Als jullie hier Paasch-
htnaen t n' ik °P de b°°> waar
liik uit?" V°ng 'aai met Paschen eigen-
Li uTeL, n ,0en Mi dat "oeg. warrelde
aen voor mo 6511 cbaos van herinnerin-
liik „li,. open, waarmee waarschijn-
zon nu" a oorlo<3scorrespondent-in-ruste
fen gezegend wordt: stafkaar-
puin puin en stot en den
nrotenk 9en weg van de Limburgsche
to vit» and in "The 'oaky road
orY en „rotsachtig en onbegaan
baar was die weg.
'enT v^.n JL»" we oen borr6! gaan drinken
SChen onze vingers rot J 4 kl®lne b°"öl tus-
het de laatste borrel was". °mdat
zouden drinken voor lanq'en 8amen
er zooveel goede en minder qoed»0mdaf
waren geweest, waarvan dit het' lam'T
eveneens voor langen tijd
En omdat Paschen 1945 zoo's vreemde
Paschen was. schrijf ik er iets over voor
dien vriend, die precies een jaar later
Brqerts op de breede oceaan-deining zal
zwaaien en voot zijn ouders, die opnieuw
het Paaschfeest zonder hem zullen vieren
en voor hen, die met de viering van dit
Paaschfeest den verjaardag van een even
vreemd Paaschfeest 1945 zullen geden-
k©D drr* v*rTi*r» ar -toot valon
Viersen was een industriestadje ten
Noorden van Muenchen-Gladbach en ik
mocht het tezamen met de Nederlandsche
troepen, die mei het 9e Amerikaansche
Leger oprukten, bezetten, toen de witte
vlaggen er nog nauwelijks buiten hipgen.
Jk sliep er één nacht in een metershoogen
«erg kapok en hoorde er 't verhaal van
de verovering, die door twee jeeps plaats
Vona, waarin alleen de mannen achter 't
stuur geen Nederlandsch verstonden. Ik
Efi j °u nl,et da,t de c°mmuniqué's ooit ver-
d hebber, dat wij Viersen „veroverden"
en op het postkantoor juis, met Duisburg
9n Berh,n wilden gaan telefoneeren, toen
Oe Dmtsche postauto voorreed om de
brieven van Fiau zus en zoo aan haar
man in de Wehrmacht voor de verzending
gereed te maken. De postbeambten kwa
men even later doodsbleek naar buiten, op
staanden voet ontslagen. Het was toen
inderdaad een nogal opwindende tijd
voor beide partijen.
Weken later kregen we er een groot
huis, aan de Duehlmerstrasse meen ik en
wanneer ik nu in mijn herinnering naar
bijzonderheden speur, zie ik steeds weer
ien hoogen fabrieksschoorsteen achter dit
plompe, vierkante brouwershuis, donker
tegen het blauwig wit opstuivende licht
van de schijnwerpers, die er vlakbij ston
den opgesteld. Van al de Duitsche hui
zen, waarin ik verbleef, herinner ik me dit
rog als zeer comfortabel, zeer plomp en
zeer leeiijk.
Voordat de Amerikanen bij Wesel den
Rijn overstaken, was er eiken nacht één
Duitsch vliegtuig om ons wakker te hou
den en misschien zie ik daarom in mijn
verbeelding nog steeds dien fabrieks
schoorsteen. We vonden het adres eerst
na uren zoeken 's nachts en juist toen
onze wagen stopte, reeg het lichtspoor
hoog boven ons lange snoeren bloedko
ralen langs den nachtelijken hemel waar
het onbehaaglijk dreunen van vliegtuig
motoren tergend zijn doel zocht. Het
blauwig witte kunstmatige maanlicht
zwierde met één hoekige beweging om,
iverdekte plotseling den schoorsteen met
een rijp van licht en flitste uit Toen be
gon de ack ack te blaffen
Iets blijft hiervan over, iets ontastbaars
als de reuk in een huis, en telkens nog
weken later wanneer ik 's avonds voor
de groote groene poort stopte, zag ik het
huis zooals het dien eersten nacht was:
vierkant en norsch en zeer onwerkelijk
onder de dreiging van het onzichtbaar
zoekende vliegtuig.
Viersen werd mijn „uitvalspunt". We
zagen samen met de zwijgende burgers
maar waarschijnlijk met zeer verschil
lende gevoelens de enorme convooien
stormboden en amphibietanks door de
straten ratelen toen d» laatste voorberei
dingen voor den aanval over den Rijn
getroffen werden, we keken vandaar uit
naar het rookgordijn dal enkele dagen
voor den aanval als een enorme mistbank
over den horizon rolde en ik heb zelden
in een huiskamer een enthousiaster ver
haal verteld, dan toen ik er terugkeerde
van mijn eersten tocht over die rivier en
tot drie uur 's nachts bij het licht van een
kaars (er was geen electrisch licht tot
op den dag dat we opbraken) zeer moe
maar nog even enthousiast mijn repor
tage hierover schreef. De S.H A.E.F.-cen
sor bracht me met zijn blauwe potlood
zeldzaam vlug tot kalmte.
Het waren onveraeteliike dagen in ^}le
lente en zoo zeer werd iedereen meege
slemd daoT de yerrasceTido snelheid dei
actualiteiten, dat we nauwelijks iets meer
van den dag wisten waarin we leeiden
dan den datum Misschien is dit eenigs-
tins een excuus al beken ik nederig
e—f V ,-t- n orn goede beurt" vind
voor het feit, dat een aalmoezenier ons
moest waarschuwen toen het Paaschfeest
aanstaande was.
Viersen was toen „garnizoensstad" van
het tweede bataljon Stoottroepen en de
daarbij gedetacheerde aalmoezenier en
veldprediker bezochten broederlijk teza
men, alle onderdeelen, die over het
plaatsje verspreid lagen.
Alsof we plotseling naar de beschutting
van den veiligen wal voeren we her
ademden en sloten de oogen toen de arm
in uniform zich zegenend hief en de abso
lutie werd uitgesproken. Onze oogen waren
reer moe van 't stof der wegen en het pul
verend puin, en alle artilleriespervuren en
het ratelen van den gemechaniseerden
oorlog ebden weg achter het koele, wel
doende ruischen van een eeuwige stilte.
We leefden niet slecht ook al omdat
de dood soms zeer nabij was we leef
den alleen maar zeer oppervlakkig van
den eenen dag in den anderen, eindeloos
jakkerend achter een actualiteit vol ver
rassende wendingen.
En op Goeden Vrijdag, om drie uur 's
namiddags waren alle Katholieke solda
ten bijeen in dezelfde fabriek waar ik den
eersten nacht nadat Viersen veroverd was
op den berg kapok geslapen had.
Goede Vrijdag
„The Stars and Stripes", het Amerikaan
sche legerdagblad en meestal onze
eenige nieuwsbron, had, aan weerszijden
van den grooten kop met groote letters
„Good Friday" en daaronder twee verzen
rit het boek Hebreen 12: „Let us lay aside
every weight and run with patience the
race that is set before us"
Daaronder en het was geen profa
natie maai oorlog een foto van den
nieuwsten 11 ton superbom en de vette
koppen met het oorlogsnieuws: „Patton
tacet naar 't Oosten; Frankfurt genomen;
negende leger in Duisburg; Koningsber
gen in Russische handen".
De oorlog was krankzinnig geworden,
een duizelingwekkende wedloop en het
erste Amerikaansche leger rukte in vier
dagen 120 mijl op.
In de fabriekshal met de kribben der
soldaten langs den wand was het dood
stil: iedereen luisterde roerloos naar het
eeu moude verhaal van Leven en
Sterven
Goeden Vrijdag, drie uui terwijl bui
de oorlog voortjakkerde viel in alle
rerken de doodsche stilte, afgemeten en
nog dieper tusschen het steeds trager
neerdroppen van het Goddelijk Bloed
langs het Kruis. Indien men de bodem-
looze diepte van deze stilte slechts be
grepen had
„Het is volbracht
Op dat uur stierven menschen: een tank
scheurde open dooi een voltreffer, ergens
over den Rijn ratelden mitrailleurs, een
vliegtuig schroeide weg in zijn eigen
rookpluim men kon slechts bidden dat
al dezen in hun laatste oogenblikken het
gebed van den goeden moordenaar
baden.
Wij voelden ons weer een met alles
wat we achtergelaten hadden. Want het
is zeer vreemd in den oorlog, maar het
moeilijkst verdraagt men zijn eenzaam
heid. Er zijn oogenblikken, waarin de ge
dachten van allen thuis U niet meer be
reiken kunnen; men wil wel, men smeekt
zelfs hartstochtelijk om dezen steun, maar
plotseling merkt men afgesneden te zijn,
er is geen brug meer: Temidden van on
uitsprekelijke ervarinnen 's men aeheel
weerloos als in vijandelijk gebied zonder
verbinding mei het veilige achterland.
Op dat moment echter, toen wij Chris
tus' Kruisdood herdachten en baden voor
de dooden der geheele wereld, Bevond ik
mij plotseling weer in de koele kerk van
mijn eigen kleine dorp, waar ik kind ge
weest was en blij kon zijn zooals kinde
ren blij zijn en spelen kon met de onbe
zorgde overgave die alleen de jeugd in
zijn spel leggen durft.
Ik hoorde niet langer de stem van den
aalmoezenier: het was de vertrouwde
gestalte van onzen eigen pastoor die voor
de kruiswegstaties knielde en den kruis
weg bad. En alle menschen in de kerk,
de eenvoudige, geloovige dorpsmenschen
die zoo simpel leefden en mijn eigen
ouders ik zag hen en was weer de
zelfde jonaen. voor wien "t toen te lang
duurde, omdat zijn knieën pijn gingen
doen van de rieten stoelmat.
Men wordt veel ouder en men kan niet
terug
Maar eerst in zulke oogenblikken beseft
men hoe dmr-i-3-- J<=ys moei
De hyacinthen op de bollenvelden staan m vollen bloeiDe Paaschdagen
worden kleurige bollendagen.
Christos woskrjes", zei ik tegen I
Anna
„Christos woskrjes!" zei ik tegen Anna.
„Woistinoe woskrjes!" antwoordde ze
en een oogenblik vreesde ik dat ze zou
gaan huilen. Zoo wonderlijk was ze.
Ik moet U van haar vertellen: Het was
een Russisch meisje van zeventien jaar
en wij hadden haar via den Town major
van Viersen gekregen om het huishoude
lijk werk te doen. Ze was geboren in een
klein dorpje bij Leningrad en toen de
Duitschers ei binnendrongen hadden ze
>p een morgen alle vrouwen bijeenge
dreven en op transport naar Duitschland
gesteld Ze was toen nauwelijks veertien
jaar oud. Van haar familie wist ze niets.
„Alles Soldat!" zei ze altijd in het ge
brekkige Duitsch dat ze eerst in de fa-
Krieken van het Roeraebied en later als
trambestuurster in Muenchen-Gladbach
had geleerd. Ze was tamelijk ontwikkeld
ij- o zelden een tneisie dat zoo hard
en vlijtig werkte-
Anna heette ze. Anna Alexandrówa met
ien vreemden gerekt nasalen klank van
de dubbele Russische „n", zoodat ieder
een haar „Anja" ging noemen omdat dat
„Russischer" klonk.
Ik weet niet of mijn Paaschwensch
ongeveer hei eenige Russisch dat ik van
Dostojewski onthouden had de eerste
wensck wm dien ze dien dag hoorde
geroerd. Het was een
wonderlijk meisje.
„Christus is verrezen!"
„Hij is waarlijk verrezen!"
Dien morgen liepen we door de straat
geulen tusschen het puin, waar het licht
mild was van den nieuwen dag. Het eer
ste gras groeide tusschen de vormloos
heid van Ingestorte daken. Paschen in
Duitschland. Zonder klokken, die verbrij
zeld onder de versplinterde balken van
den toren lagen, zonder veel fleurige era
gelukkige kerkgangers.
Wij gingen opnieuw naar de fabriek.
Er is iets dat ontroert, wanneer
men een plechtigheid als de Mis op den
eersten Paaschdag meemaakt in een om
geving die zich daar schijnbaar zoo slecht
toe leent, als deze fabriekshal: de sim
pele versieringen van onbeholpen man
nenhanden die veel beter schieten kon
den dan een altaar zijn passenden tooi
geven; de paar kleine kaarsen op de
ruwe tafel; het eenvoudiqe kruis utt de
Miskoffer en het „koor" dat het Victi-
mae Paschalis verschrikkelijk valsch
zong en een paar keer de wijs kwijt
raakte
Misschien beleefden wij echter dieper
ie wederopstanding van Christus dan me
nige geloovige in de hooge stampvolle
kathedralen.
Misschien want we voelden ons één
met hen zooals heel de Kerk zich dien
morgen één voelde in de gemeenschap
/an het aebed en het Alleluia boven het
graf dat leeg was.
De oorlog is een vreemde gebeurtenis
en soms is men plotseling dankbaar voot
hetaeen hij te zegaen heeft Hij dringt
vele schijnbaar belanarijke waarden
teruq en graaft van andere de dienste
fundamenten bloot en plotselinq „ziet"
men het
Misschien moest ik daarom dit vreemde
verhaal schrijven,
Het maa U een weinia onsamenhangend
voorkomen, maar herinnert U zich dan,
int Ik hat schreef voor dien vriend die
aan ons Paaschontbiit na de Mis zei dat
ze voor vandaaa den eiernoeder maar
moesten verven en vertelde hoe trotsch
Ie was toen ie 't eerst als jonaen ,.in ver
trouwen" aenomen werd en de Paasch-
eieren van de klokken, die met hun kleu-
rigen last uit Rome teruakeerden, mocht
verven voor zijn kleinere broers.
Voor hem schreef Ik deze herinnering
op en ik wil hem nu ergens op den
s ''"L
en ook zijn ouders, die dit ondanks de
scheidinq samen met hem zullen vieren,
en U allen die dit Paaschfeest misschien
zult aedenken als den verjaardag van
een Paaschfeest 1945 dat veel vreemder
was dan het mijne
,,Chrft-}us lp verrezen'"
„Hij is waarlijk veirezenl"