ONS RECHT OP HERSTEL I De moeilijkheden onzer bondgenooten PAGINA 6 DINSDAG 31 DECEMBER 194$ De 7-December-divisie paradeert te Batavia. Op Java vonden de Engelschen een z-g. Repoeblik Indonesia, onder Führerschap van den aan Japan hoorigen satelliet Soekarno- De Britten begingen een noodlottigen politieken misgreep door de alsdan nog uiterst onstabiele Repoeblik practisch de Jacto te erkennen, en bovendien den Ne- derlandschen bestuursambtenaren te .verbieden, hun taak te hervatten- Op het oogenblik, dat de Nederlanders hun aan deel in het werk van Indië's heropbouw kooflen overnemen, werden zij dan ook voor een uiterst moeilijke situatie ge plaatst. De Repoeblik was steviger ge grondvest; zij had een ministerie, zij had zelfs een soort leger. Of zij inderdaad ge zag had, of zij zelfs op dit oogenblik ge- Zag heeft, afgezien dan over een heel klein deel van het uitgestrekte gebied, valt op grond van vele feiten te betwij felen- In elk geval staat zij machteloos tegenover de zeer actieve extremisten, die orde en veiligheid van de inheemsche bevolking voortdurend bedreigen en een terreur uitoefenen, waartegen alleen het Nederlandsche leger effectief kan optre den. Het geheele jaar door, tot bijna het einde van 1946, zijn besprekingen tus- schen Nederland eenerzij ds en de Over- zeesche Gebieden anderzijds gevoerd om te komen tot een nieuwe verhouding tus- schen de twee deelen van het koninkrijk der Nederlanden. Aanvankelijk stond te genover Sjahrir de luitenant-gouverneur- generaal dr. Van Mook; later werden de onderhandelingen met de Indonesiërs ge voerd door een Commissie Generaal, steeds in aanwezigheid van een En- gelschman, wiens opdracht was de twee partijen nader tot elkaar te brengen. Deze aandrang scheen er voornamelijk op gericht de Nederlanders tot voortdu rend verder gaande concessies te bewe gen, zoodat ten slotte, toen de basis overeenkomst van Linggadjati openbaar werd gemaakt, niemand zich aan den in druk kon onttrekken, dat de Commissie Generaal de haar als richtlijn meegege ven instructie schromelijk had over schreden. Linggadjati is tot stand gekomen onder invloed van de Amerikaansche anti-ko loniale politiek, van de Britsche labour- ideeën, van de Japansche propaganda, van ideologische overwegingen bij som migen in eigen kring; en van het in Oost-Azië steeds breeder om zich heen grijpende, in zijn natuurlijke ontwikke ling niet te stuiten nationalisme- Waarschijnlijk echter zijn de inter nationale invloeden'mede die van het z.g. anti-imperialistische Sovjet- Rusland buitengewoon sterk ge weest, en hebben juist deze in het Nederlandsche parlement 'n niet te be rekenen rol gespeeld om de overeen komst van Linggadjati te doen aan vaarden- Zij het dan, volgens de mo- tie-Romme, dat de wederzijdsche ver bintenis, te sluiten met inachtneming der geldende Grondwet, tot niets meer of anders verbinden kan, dan wat volgens de door de Commissie-Gene raal opgestelde toelichting te Lingga djati is overeengekomen, met onver korte inachtneming van de regeerings- verkiaring van 10 December j.l- en van de aanvullende regeeringsverkla- ring van 19 December 1946- „het werkelijke Linggadjati" spreekt- Ten slotte 'moet de beslissing op een groote Rijksconferentie worden genomen. Waar na bij de noodzakelijke Grondwetsherzie ning zoo wV'dt het Koninkrijk een Unie het laatste woord kan worden gesproken. Overigens heeft niet alleen Nederland zijn moeilijkheden op den Oostrand van Azië. Engeland en Frankrijk ervaren eveneens, wat het nu beteekent overzee- sche gebieden te hebben. Britsch-Indië weet niet, hoe het de zelfstandigheid, welke Engeland het zoo vrijgevig wil schenken, tot een realiteit kan maken, omdat de twee groote bevolkingsgroepen, de Hindoes en de Moslems, over de wijze van vrijheid niet tot overeenstemming kunnen komen. Er dreigt in dit gebied een burgeroorlog; reeds zijn duizenden en duizenden inheemschen in dezen strijd vermoord, en naar verluidt berei den de daar wonende Britten in alle stilte zich voor om 't land, zoo noodig, in allerijl te verlaten- Want het wordt verre van ommogelijk geacht, dat op een on verwacht oogenblik allen zich tegen de Engelschen zullen keeren om daarna hun onderlinge geschillen uit te vechten. Het woord „oorlog" zweeft over Britsch-Indië, wijl de Engelschen niet meer de aange wezen partij zijn om orde en veiligheid te handhaven en te waarborgen. In het Aziatische deel van de Fransche Unie: Viëtnam en Indochina heerscht reeds een feitelijke oorlog- Ook daar is met de zelfstandigheidsverklaring het gezag, en derhalve de rust verdwenen- De Franschen schijnen deze ontwikke ling echter zeer ernstig op te nemen, en bereid te zijn de gesloten overeenkomst met de wapenen in de hand door te zet ten. In Amerika is echter reeds de waar schuwende vinger zichtbaar. Het is nu de vraag, of Frankrijk meer hecht aan de Amerikaansche credieten dan aan zijn Unie. Wie den Franschman kent, ver moedt, dat hij eerst zijn Unie zal red den, in de stellige verwachting, dat Amerika ten slotte toch nog voldoende belang bij Frankrijk zal behouden om zich financieel niet afzijdig te houden- De gebeurtenissen in Egypte en het nabije Oosten liggen in dezelfde lijn als die, welke we voor het Verre Oosten heb ben geschetst. Ook op een dichterbij gelegen Oosten is het oog yan Nederland gevestigd. We doelen daarbij niet op de eerste plaats op Rusland, het groote raadsel in de in ternationale politiek, doch op ons buur land, het grondig verslagen, door vier overwinnaars bezette Duitschland. Duitschland is ons achterland, een der bronnen van onze welvaart. Maar die bron is momenteel uitgedroogd, en de stroom van goederen uit en naar ons land heeft practisch opgehouden. Wat vandaar komt is een deel van de goede ren, welke ons in de vijf jaren, dat de Duitsche rooversbenden hier huis hiel den, ontstolen zijn; verder wat restitutie kolen, echter veel minder dan we hard noodig hebben, en ten slotte wat fabrieks- onderdeelen als herstelbetaling- Wat daarheen ging, waren wat overschotten van onze nog steeds karige productie. Daarmede worden echter de vaak moedwillige vernielingen, die soms georganiseerd werden alleen en uit sluitend om ons herstelpotentieel te vernietigen; de wegvoering van tal van onze fabrieksinstallaties; in één woord de tientallen milliarden schade, welke door het Derde Rijk in ons land is aangericht, allerminst goedgemaakt. We gaan nog steeds diep genukt en dat zal nog vele jaren het geval zijn onder de misdaad, door Duitsch land aan ons land en volk bedreven- Het woord is nu aan de Repoeblik Indonesia. Maar het is wel merkwaardig dat menhü reeds van Linggadjati en van Men kan zich met altijd aan den in druk onttrekken, dat onze groote bond- genooten ten opzichte van Duitschland een politiek volgen, welke verre van voordeelig voor onze belangen, en zelfs voor onze rechten is- Wij beschuldigen hen allerminst van onwil of kwaadwillig heid; we weten te goed, dat hun eigen, moeilijkheden hun boven het hoofd drei gen te groeien en dat het Duitsche pro bleem hun meer zorgen baart dan ze waarschijnlijk in de jaren van den har- den oorlog vermoed hebben. Toen ging het er om een materieele en moreele overmacht tegenover de Duitsche legers te stellen; toen waren ze het ten minste eens op één punt: dat Duitschland, koste wat het kosten mocht, moest worden ver nietigd. Nu staan zij voor de moreele en materieele puinhcopen, van wat eens Duitschland was, toch nog steeds het hart van Europa- En dat moet worden heropgebouwd, wil Europa weer tot bloei komen. Daarbij is alle overeenstemming van weleer spoorloos verdwenen. In plaats van de eendracht is een scherp en ge vaarlijk wantrouwen gekomen, zóó dat men vaak wei meenen moet, dat de strijd om Duitschland nog steeds wordt voortgezet, maar nu niet meer om een tweeden wereldoorlog te beeindigen, doch om de gunstigste posities voor een der den wereldoorlog in te nemen. De Angel saksen en de Russen verwijten elkaar deze houding, maar Europa wordt het kind van de rekening. Voor ons land heeft dit complex van feiten een dubbele consequentie. Op de eerste plaats wenschen wij wij bevin den ons daarbij in volkomen overeen stemming, vopral met België en Luxem burg een West-Europeesche politiek, welke onze landen beveiligt tegen de strevingen der kolossen- Vervolgens trachten wij door een scher pe afbakening van onze hersteleischen tegenover Duitschland de groote mogend heden, welke ten slotte de beslissing over het Duitsche vredesverdrag in handen hebben, te bewegen Nederland een zoo groot mogelyk rechtsherstel te schenken. Wij willen bepaalde Duitsche gebieden annexeeren, maar deze annexaties zijn van zoo geringen omvang, dat men ze niet meer dan grenscorrecties kan noe men, verkorting van onze grillige Oost grens- Daarnaast stellen we enkele eco nomische eischen, mijnconcessies tus- schen de LimburgschDuitsche grens en den Rijn, en dan vooral maatregelen, dat Duitschland binnenkort ons herstel niet kan saboteeren- Het was wel het minimum, wat een zoo zwaar geschonden land als herstel kon vragen. Officieel werden de Neder landsche desiderata in Londen en Wash ington gunstig en welwillend ontvangen, maar in invloedrijke particuliere kringen we spreken natuurlijk niet van Duit» sche kwamen dadelijk bedenkingen op. Moest men nu ter wille van Neder» land, of van België en Luxemburg dió ook -fcenschen indienden, de verstande houding met het toekomstige Dultseh» land in gevaar brengen? Moest men in het West-Europeesche gebied „nieuwéi onbevrijde streken" scheppen, welke eens als minderhedenproblemen den teeren vrede zouden komen vertroetoe» len? Ook onze rechtvaardige herstek» eischen zijn een internationaal vraa(&> stuk. Waarschijnlijk zal daarover niet worden beslist, zonder dat we tevoren zijn gehoord, maar dat beteekent al« lerminst, dat er ook rekening mede zal worden gehouden- Dat zal ten slok» te slechts geschieden, als de grooten er belang bij hebben of het met bun belangen niet in botsing komt. Nederland is ten slotte maar een kleine natie, ook al mag het zich een midden-groote mogendheid noemen. Deze betiteling legt wel plichten op, doch geeft bitter weinig rechten. De Lage Landen begrijpen het, ze heb ben er ervaring van. Daarom sluiten ze zich steeds nauwer aaneen; een tolunie is in volle bewerking, misschien komt men zelfs na niet al te langen tijd tot federatieve samenwerking. Slechts aldus zullen we ons kunnen doen gelden, in het belang van den vrede, niet alleen in ons eigen gebied, maar in geheel Europa» ONZE GROOTSCHE TAAK Ten slotte hebben we Nederlands stem vernomen in de Vereenigde Naties, in den Veiligheidsraad en op de Par ij sche Vredesconferentie. We willen allerminst beweren, dat die stem daar bijzonder grooten invloed heeft uitgeoefend, Het zou een dwaas» heid, met alle werkelijkheid in strijd, zijn zulks vol te houden- Maar de Nederland sche stem heeft, evenals die van België, Zuid-Afrika, Australië en andere klein© landen, vaak weerklonken als de echo van de bezinning op recht en rechtvaar» digheid, op algemeener belang dan uit sluitend het beperkte-eigene; op de vre» desnoodzakelijkheden nu en in de toe» komst- Er leeft in 'j internationale politiek op het oogenblik een groote-viercomplex, zeker niet in het ware belang van den vrede. In hun disharmonie spreekt dan een kleine, meestal zonder uiterlijk suc ces. Maar het zou van een verwerpelijk pessimisme getuigen, als men hun woor den als verloren klanken zou beschou wen. Op het oogenblik leven we nog in de na-oorlogsche periode, waarin, zooals ook in het verleden steeds het geval was, de overwinnaars om den buit twisten. Is deze eenmaal verdeeld, dan kan een con solidatie intreden, waarin de rol der kleinen ook weer effectiever zal worden, Maar ook dan zal het wereldbeeld twee overheerschende mogendheden toonen, die bovenal haar eigen belangen verte genwoordigen. Willen de kleinen in staat zijn zich in dezen baaierd te handhaven, dan zullen zij zich nauw moeten aaneen sluiten, niet met oorlogsdoeleinden - wat beteekenen wij zelfs in 'n her»ht fe deratief verband tegen Amerika of Rus land? maar om te kunnen leven, sociaal en economisch; om een gemeen schappelijke welvaart na te streven, wel ke een der hoofdvoorwaarden van een vredelievende internationale samenle ving vormt. Op dit gebied is voor Nederland een grootsche taak weggelegd- De Kroning van het beeld van O. L. Vr. van Fatima,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1946 | | pagina 6