Als
D
wij raschen
vieren...
MARIA SIBYLLA MERIAN'S
INSECTENBOEK
Spreekwoord-
Puzzle
voor
Paschen
m
Een Brabantsche „Paosche"
Gebed voor Paschen
te
f=
te
fü
4
4-
i
f
A
4
4-
A
A
fel
te
4_è
i__i
J
Oude en nieuwe Paaschgebruiken
.1 I
te
P
A
MARIUS MONNIKENDAM
J 1 i
-+-
3E
Itö
T
V
ZATERDAG 5 APRIL 1947.
„Heden is de grootste dag
Dat Christus opstond uit
het graf".
-
Oplossingen bij voorkeur per briefkaart tot Donderdagmiddag.
Onder de goede oplossers worden vier prijzen van 2.50
verloot.
„N? mens voelt de leut deur zh ribbekas kriefele!
HENRIETTE ROLAND HOLST
Reinig mij van de zwakheid van het vleesch
Als een goede tuinman het doet den grond
Ruk uit mijn harf het onkruid, sluit de wond
Der ijdelheid, doe verstommen het heesch
Geluid van hoogmoed en van zelfzucht; maak
mijn ziel deemoedig, menschen welgezind;
Leer mij den naaste lief te hebben; bindt
Mij op gelijk een wingerd. Heer, en raak
Dit hart aan, dat het weder vruchtbaar zij
Waardig een vonk van Uwen geest t' ontvangen
Wek naar de opstanding in mij 't verlangen
Opdat Ge morgen opstaan kunt in mij.
Ik weet niet wat mij nog wacht voor den dood,
Hoeveel beminden ik zal moeten derven-
Kleur Gij naar Uwen wil mijn avondrood
Maar laat mij als een opgestane sterven.
Moog' verlangen mij aan Uw licht t' ontsteken
Mij bij den overgang vervullen. Moog'
Ik U aanschouwen met mijn geestesoog
Nog eer mijn sterfelijke oogen breken.
componeerde een speciaal PaaKhliedje
u ip 0 Ski€
V.
-J1
LeflK' en Vim —(CÉ nu )c JTCM mfNiC.*» C J
+=F
3=
3=
Jtlt
T=m
f—i rT-
iftet
h
PASCHEN ls ons grootste feest, het feest
der Christenheid. De Vaders roemden
Paschen als de „festivitas festivitatum"
als het feest der feesten.
Paschen slaat altijd weer de vreugde in ons
hart. „Zalig Paschen!" wenschen wjj elkaar,
en dat heeft een dieperen zin dan dat wij ook
.Zalig Nieuwjaar" zeggen. De Middeleeuwers
lieten dan ook In sommige landen het nieuwe
iaar met Paschen beginnen.
Paschen, het feest der opstanding, verrijze
nis en vernieuwing. Alles gaat weer nieuw
worden, geestelijk en uiterlijk, in ons en bulten
ons. Ook de natuur doet daar aan mee:
Paschen geurt naar de jonge lente. Zelfs in
het klein-huishoudelijk leven moet de schoon
maak vóór Paschen aan kant zijn. Op z'n
Paaschbest moet alles voor den dag komen.
Wij spreken van een vroege of late Paschen;
wij hopen altijd dat het een liefelijke groene
en geen witte Paschen zal worden, want de
winter ls Immers voorbij. Wij verlangen een
Paaschhemel, blauw en zonnig blij, een serene
lucht, waarin de speelsche klokken feestelijk
beieren met een geheel nieuw en zuiver geluid,
na de stille dagen dat zjj uit treurnis over
Christus' lijden en dood met stomheid werden
geslagen en in rouw haar klank hebben inge
houden.
Palmzondag, de laatste Zondag van de Vas
ten, ls al een eerste inzet tot de glorie en
heerlijkheid voor het grootfeest van Paschen.
Deze dag komt in de Latjjnsche Kerk onder
verschillende namen voor als Palm-, Bloemen-,
Hosannazondag, en werd zelf ook al Paschen
genoemd.
In Frankrijk „Paques fleuris", in Spanje
„Pascua florida", in ons eigen land „Paim-
paschen".
Hi) werd eerst uitsluitend gevierd als her
innering aan Christus' zegevierenden intocht
binnen Jeruzalem. Later ging de Kerk over
dien morgen de palmen te wijden die als een
zegen naar huls werden gedragen en daar
eerbiedig werden bewaard. Men bevestigde 't
gewjjde palmtakje achter het kruisbeeld of het
wtjwaterbakje, het landvolk stak de palmpjes
in den grond aan de vier hoeken van zijn
akkers, men gebruikt de palmtakjes ook voor
de zegening der zieken en dooden.
De palm het zinnebeeld van vreugde en
zegepraal. Daar wij in ons land niet de be
schikking hebben over den zwierigen waaier-
palm, doen wij het maar bescheiden aan met
den buxus sempervirens, den boschpalm.
Maar het lijkt ons toe dat de bekende folk
lorist D. J. van der Ven zich vergist als hfl
beweert, dat de palmpaasch reeds in haar
naam zeer misleidend is, want nergens, zegt
hfl, worden In Nederland echte palmen ge
bruikt en zelfs in Rome wgdt de Paus tn de
Sint Pieter altgd namaakpalmen. Een beproef
de Romekenner als Mgr. Olav Smit schrijft
toch, dat het stadje San Remo aan de Italiaan-
sche Rivièra zich er op beroemen mag reeds
sedert drie en halve eeuw het voorrecht te
hebben de palmen te mogen leveren, welke
door den Paus op Palmzondag worden gewijd.
Dit privilegie werd door Paus Sixtus V (1585-
1590) aan de familie Bresca verleend en wordt
nog telkenjare trouw gehandhaafd. De familie
Bresca heeft aan de Italiaansche Rivièra uit
gestrekte palmtuinen, welke zg heden ten
dage nog bezit
Nog dezer dagen kon men in ons blad lezen,
Oud volksliedeke
dat volgens een oude traditie de zusters van
San Remo, die sedert lang dit voorrecht ge
nieten, ter gelegenheid van Palmzondag den
Paus een bos palmtakken versierd met de
Agnus Dei aanboden.
Deze Agnus Dei, devotionalia die uit de
resten van de oifte Paaschkaars gemaakt
worden voert ons van zelf terug tot de
Paaschkaars, die op Paaschzaterdag als het
nieuwe licht wordt ontstoken.
Zg is ons het zinnebeeld van den verrezen
Heiland, die stralend van licht In heerigkheid
het graf verliet Zg wordt aan de evangehe-
zqde van het altaar op een grooten heel t>g-
zonderen en vaak zeer kostbaren kandelaar
geplaatst, opdat alle geloovigen haar goed
zullen zien. Ze brandt van Paschen tot Hemel
vaart tot ze gedoofd wordt als het evangelie
ons dien dag verhaalt hoe Christus ten hemel
is opgevaren. In sommige oude kerken werd
de Paaschkaars tot in de gewelven omhoog
getrokken om de Hemelvaart van Christus
te verbeelden.
Paschen was ook van ouds het groote feest
der nieuwe doopelingen. De Paaschkaars
wordt bg de wijding van het doopwater op
Paaschzaterdag tot driemaal toe telkens die
per in het water gestoken, terwgi de priester
den H. Geest afsmeekt, dat Hg met Zgn
kracht in het water zal nederdalen. Den
nieuwen doopelingen werd hiermede voor
oogen gesteld, hoe zij door een drievoudige
onderdompeling onder het aanroepen van de
drie Personen der H. Drievuldigheid het
mysterie van hun eigen doopsel gingen om
vangen.
Deze nieuwe doopelingen droegen dan witte
kleederen, die zij eerst acht dagen na Paschen
mochten afleggen. Vandaar de naam Beloken
Paschen, Dominica in albis (depositis), de
dag, waarop de witte gewaden door de doope
lingen werden afgelegd.
Ook wg allen ontvangen op Paschen weer
het doopsel der vernieuwing, wg dragen de
witte kieeren der herwonnen onschuld, wij
hebben onze Paaschcommunie gehouden, ons
Paschen gevier£.
Als wg Paschen vierden, kenden wg ook
allerlei goede en aardige gebruiken, die naast
het geestelijke op dezen feestdag ook den
stoffeigken mensch ten goede kwamen.
Maar de oorlog heeft er een leelgke bres in
geschoten, en het gapende gat is nog lang
niet gedicht.
Als de klokken op Paaschzaterdag van haar
reis naar Rome terugkeerden, brachten zg
volop eieren mee, die ze langs den weg ver
loren en die de kinderen dan mochten gaan
zoeken. Was in vroeger tgd gedurende de
groote vasten ook het gebruik van eieren ver
boden, met te meer lust werden op Paschen
eieren gegeten.
Het oude liedeke zegt 't ons:
„Een el is geen ei,
Twee ei ls een half ei,
Drie ei Is een Paaschei!"
Maar waar zullen we ze nu gaan zoeken?
Een bon voor één ei geeft ons genadig de
distributie, zonder de verzekering nog dat
deze enkele simpele bon ook zal worden ge
honoreerd.
Niet alleen eieren eten was 't met Paschen,
maar reeds dagen te voren werd het vette
Paaschvee in optocht als een weelderige be
lofte door de stad gevoerd met den bekroon
den Paaschos aan den kop. De slagerswinkels
feestelijk met groen en palm versierd lokten
als fantastische vleeschpotten van Egypte.
Nu voor onze Paschen krijgen we ons toch
ai schrale vleeschrantsoen weer verlaagd.
De gulle boterboer bracht ons in de goede
jaren zgn Paaschlammetjes van de eerste
•?ersche gras do ter, nu zgn we big als we 't nog
met een pakje margarine halen.
Het traditioneele Paaschgeschenk van den
bakker aan zgn trouwe klanten behoeven wg'
ook dezen keer nog niet te verwachten, de
man heeft bloem noch krenten en rozgnen.
Zelfs het feesteigk Paaschvuurtje kunnen
wg niet vrooigk doen opvlammen, de barre
winter heeft heel onzen voorraad hout en blok
ken opgeslokt.
Toch niet minder big en dankbaar vieren
wg Paschen, het feest van hope en verwach
ting, van vernieuwing en herstel, de vreugde
laat zich niet dempen in ons hart en slaat
naar buiten in een juichend Alleluja.
P, HYACINTH HERMANS.
De cgferpuzzle van verleden week had een groot succes. Er kwamen zelfs,
hoewel de opgave toch heusch niet gemakkeigk was, meer goedé oplossingen
van puzzle-aarsters en puzzle-aars binnen dan normaal. Een compliment voor
het rekentalent en doorzicht van haar en hen, die zich aan de oplossing Van het
raadsel waagden.
Ditmaal toont het wat eenvoudiger. We geven een eenvoudig spreekwoordr
raadsel. Met de Paaschdagen, als het weer niet mee valt, een aangekondigd
bezoek niet doorgaat, of een der leden van het gezin zoekt naar een gezellige
afleiding, kan ieder zich met het zoeken naar de oplossing vermaken.
De opgave is aldus:
Een spreekwoord, bestaande uit 34 letters, te vinden met gebruikmaking
van de volgende gegevens:
14 33 21 13 4 26 11 6 Voldaan.
1 2518 30 5 9 16 22 =1 Mededinger.
34 8 20 21 10 23 31 3 12 22 Insect.
29 7 18 19 2 Deel van een huis.
15 24 17 28 27 32 Leiden
21 4 13 14— 22 8 30 14 11 10 33 6 Aan
minnig behandelen.
26 1 16 34 9 24 13 Politieman.
- Oplossingen bg voorkeur per briefkaart tot Donderdagmiddag. Onder de
goede oplossers worden vier prgzen van 2,50 verloot.
«iaii ij
De klankrgke naam van Maria, Sibylla
Merian, de zeventiende eeuwsche schilderes,
die met fgnen smaak en minutieuse zorg,
bloemen, vlinders en insecten schilderde, is in
den laatsten tijd op verrassende wgze her
leefd. De herdenking van het derde eeuwfeest
van haar geboorte (8 April 1647 te Frankfurt
a. Mam) gaf daartoe een zekere aanleiding.
Maar den grooten stoot gaf de publicatie van
het levensverhaal-in-verzen door Bertus Aatjes
van haar gegeven, van haar leven vol avontu
ren en haar werk van minutieuse verrassingen.
Voor eenigen tgd gaven wg bg de bespre
king van Aafjes' gedicht een kort overzicht
van de ervaringen en het oeuvre van Maria
Sibyllia. Dat wij hierop nu nog terugkomen
vindt verklaring hierin, dat wij dezer dagen
een uiteraard zeer zeldzaam exemplaar in
handen kregen van het boek, dat de schilderes
in Suriname schreef, waarheen zg na oneenig-
heid met haar echtgenoot getrokken was. Het
boek is gewgd aan de „Gedaanteverwisselin
gen der Surinaamsche insecten" en brengt ter
illustratie van den tekst een reeks prachtig
met de hand gekleurde kopergravures, waar
van wij hierboven een sterk verkleinde repro
ductie geven. Het wonderlgke effect van de
waterverfkleuren, die de schilderes zelf meng
de en op de gravure aanbracht, is natuurlijk
geheel te loor gegaan, maar ze geeft tenminste
eenigszins een beeld van het zeldzaam-ver-
fgnde, speelsche en toch geheel verantwoorde
oeuvre van deze avontuurlijke vrouw.
Aan het biografisch gedicht van Aafjes ont-
leenen wg nog enkele kleine fragmenten:
De bloemen, die exotisch bloeien
De vlinders, die als vlammen gloeien
Het grillig, nooit gezien insect
Het heeft haar hartstocht opgewekt
..Onder een wak in 't groen der berken
Houdt zich op duizelsnelle vlerken
Een kleine vlieg in evenwicht
Binnen een gouden balk van licht.
Hij heeft zgn rusteloos bewegen
Tot in zgn eigen kern verlegen.
Zg vangt den kleinen prins charmant
Binnen de holte van haar hand.
Zie, in zgn kop staan onbewogen
Twee wonderlgke roode oogen.
Zijn groen jacquet vonkt in de zon
Hg draagt een zwarte pantalon
En drie paar gele kousenvoeten
Zooiets zou men schilderen moeten
..Haar schilderen van dieren, bloemen,
Is slechts de dingen nogmaals noemen,
Zooals God 't dier en het gewas
Eens spelend noemde en het was
Drie fragmenten uit het gedicht
„Maria Sibylla Merian" van
Bertus Aafjes.
En zo zgn we dan de vasten weer deurge-
krope. Paosche ha! 'ne mens voelt de
leut weer deur z'n ribbekas kriefele! De
wienter lee verslogen en ge voelt oew eige
ïgk verreze. Laot nou mar komme: 't jonge
gruun, de zon, en de schone feestdaoge van
Onslievrouw, van Sienksen, van Sient Jan,
de kermis, en wa w'ammaol nog meer te
goed 'ebbe!
Mee Palmzondag kon 'k m'n eigen al mar
amper meer inhouwe. Nao de Mis gieng 'k
mee de kiendere d'akkers in. De boere zetten
'n palmtakske op de vier 'oekskes van d'rcn
korenakker. Ik nie miender! 'k'Mag dan al
'ne smid geworre zgn, die op z'ne tgd naor de
boere scheldt of z'uitlacht! ln 'n klein
holleke van m'n hart zg'k toch altg 'n bieteke
boer gebleve. Da gaot er nie uit.
Ons Kee is ook van boeren-komaf, en ach
ter de mast 'eb 'k nog 'n klein akkerke ligge.
En al is 't geen kore dat er groeit, m'n
savooie en m'ne juin meuge gezien worre!
Mar zonder zegen gaoget nie: Allee, man-
nekes, zee 'k, douwt 'ier oewen palm mar in
d'n grond, dan zulle we nog 'ns zien hoe 't
groeie zal! Ze voelden de leut van 't
komende veurjaor toe in d'r teentjes!
Mee Paosch-Zaoterdag gienge ze mee wg-
wpoter 'aole. 't Waar weer 'n drukte van
belang in 't luihuis rond de kuip. Sjuust of
de mense d'r zottig'eid 'ns uit moeste viere!
Vriengen en vechten om er bg te geraolce!
Natuurigk dat er ennigte flesse en kmike
kapot kraokten! Op 't test most de veld-
waachter d'r bg te pas komme, want hjk
alle jaore - wier de gekke Sjo vierkaant
opgepakt en tn de kuip gezet!
Mee d'n eersten Pa.r:< hdag - mod ver,
tnanne wat ebbe we -schoon gezimge in de
leste Mis! en wa liet d'n Scheeven 'l'iest
z'nen orregel dreune! - mee d'n eersten
Paoschdag trok ik mee de jonge naoi Groot
jes. Das te zegge: naor ons Kee d'i itiwe-
luikes in de Baor (de mijn rijn alléhnk lood)
De jong doen da gére. Ze motte groolvao-
ders en grootmoeders 'ne zaolige PaowcLe
wennen en onderwoge kunne me d'r bcentjna
'ns tege d'r gatje slaon mee deur d'hegge te
brakken of in 'n slootje te duikele
Halverwege de Baon zijn ze nie meer t'houwe:
ze vliegen onder'ardst om er 't eerste te zgn!
As ik ten leste kom, 'ebbe ze d'r boodschapke
al gedaon.
Ze zgn staopel op d'ouweluikes. Ge kunt oe
eige dan ook nie veurstelle, wa veur te
goeiertrouwe menskes 't zgn. Ze loope mee
d'r klompe over d'n plavuizenvloer, dat 't
amaol kraokt van 't zaand. Achter de plat-
tebuis leet de musterd zo hoog opgestaopeld,
dat de maatspelle meters wgd in de rondte
ligge. Dan 'oeve we d'r nie wgd om te
gaon, as er wat op 't vuur mot, zee Grootje.
Ge mot er om lache: de kippe loopen tn en
uit sjuust of z'hooren ook bij 't huishouwe.
Af en toe vliegt er een tusse de grune ger-
dijntjes op de bedsteeplaank! De jong 'ebbe
daor natuurlijk leut in! da begrepte!
En motte gullie nou van mgn ammaol
'n schoon Paosch-eike vroog Grootje.
Asteblief! gère genogt! ZT'houwc d'r
poelekes al gereed. Dèr dan! Uit d'ren
blaauwen veurschoot. waor ze d'eikes in
gehaold 'ad, kreeg ieder 't zgne. Zijt er
veurzichtig mee, zee 'k, leg ze zolank iever-
aans weg
Terwgi ze nog 'n bieteke speulden, zat ik
nog wa mee d'ouweluikes te praote. En toen
we op wilden stappe, zocht ieder z'n ei weer
op. Doorke kon 't nie vinne. Waor 'edde
't dan gelaote, meske? vroog Grootje.
Hier, wees Doorke, op oewe stoel Wel
jirre-maree! dan zal 't wel uitgebroeid zijn!
zee grootje overend rijzend. Ha, de jong lach
ten d'r eigen omver! Heel d'ren rok onder
de basten en de struif! 't Goeie mens 'ad er
niks van gevoeld mee al die rokken aon! Mar
allee Doorke kreeg 'n ander, en zo trokke
we dan naor huis 's Aovonds smulden ze!
En 's anderdags smulde-n-ik! Want d'n
tweeden Paoschdag trok d'harmonie uit!
I angs deur 't dorp naor d'n Puitenbarg Ha.
d< panne rolden bekaant van d' huize, zó
blaosden we En op d'n terugweg mee
rooie koppen, nao veul bier en eieren!
klonk 't nog éér» zo '«relt Houdoc.
(Overgenomen uit het Paaschnummer
van .NDe Dietsche Warande en Belfort")
cloNigiiff ripD r»i
I Pa - (CUP*,?** lui --J)£ KI iw Iff Nu pt 4'l.e* V»«N
2)
0
—O
Va K-5c*ex, Pak •n«tNj wijdt nrr ihcr^ wiiyf h«t ucmt e n
Pint l rt - Pf n f laat pt ve«?-scH£Ki w'f - Vook 0n»N-pfN
•T 30K
l s
Af ifirl yoqp En v*N N tT" G
J2L
Paaschen, Paaschen,
opgestanden
is de God, dien
booze handen
hadden aan het
kruis gedaan:
Paaschen, Paaschen,
vrij voortaan
heeft Hij hout en
steen en ijzer
overwonnen,
die, verrijzer,
Hallelujah,
één uit al,
.eeft en immer
leven zal!
Paaschen, Paaschen,
dwaze mannen
dachten Hem in t
graf te spannen,
met Pilatus'
zegelmerk:
Paaschen, Paaschen,
ij del werk,
Üdel waken:
God almachtig
is verrezen
eigenkrachtig,
tallelujah,
dóór den steen,
eer de zonne in
t oosten scheen.
Paaschen, Paaschen,
luide klink#
nu de ts#l van
lerke en zinke,
nu de taal van
mensch en dier
Paaschen, Paaschen.
wijdt het vier,
wijdt het licht en
spijst de lampen,
laat den blauwen
wierook dampeiv
Hallelujah,
God is groet;
overwinnaar
yan de dood 1 Guide