Eindelijk Lente na den langen barren winter Een Nederlandsche LENTE-SHOW Zin en belofte Paaschfeest tmmm ■gig Mode-show op papier VJ van het Het Paaschfeest ZATERDAG 5 APRIL 1947. In al wat moeizaam den winter doorkwam, vaart de drift van het leven, de zorg voor nest en jong gezin.... mmmm i „Dit is de dagwelken de Heer gemaakt heeft van het Indianen-opperhoofd ■,Guiravéra, den Verwoester!" dooi IAN VRIENDS I T N 't was wonderschoon, maar het duurde te lang: vooi de menschert Krj om de kolenschaarschte, voor de vogels omdat die koppige sneeuw laag alle voedsel onbereikbaar maakte De witte pracht op akkers en weiden, zoo blank en ongerept, dekt onverbiddelijk alle eten toe voor de dappere vogels, die door het koude jaargetijde bij ons blijven. Zoo was de idylle er voor ons en onze gevederde vrienden al te gauw al. Koud was 't al lang geweest, al meer dan 0611 maand, de vorst had den grond verhard, lT1aar door dat harde bovenlaagje komen de cordate overwinteraars wel heen. Ze vinden n°g wat resten van den laatst ondergeploegden mest of ze kunnen de kiemplantjes van 't winterkoren nog bereiken. Toen kwam de sneeuw, eerst als een aar teling, eventjes en korrelig alles overstoven, lij lag er 's morgens zonder aankondiging, maar de donkere dreiging van een dikke vracht die nog komen zou bleef den heelen dag in de lucht, en met vallen van den vroe gen avond kwamen ln het laatste grauwe licht de bonkige wolken aandrijven, die niet veel goeds voorspelden. Xn den avond kwam het los. Er was span ning thuis onder de jongelui. In vol vertrou wen op de Bilt waren de prikslee en de ar al van boven gehaald. Nu zaten we voor 't raam met 't buitenlicht aan, groot en helder, dat je ver weg keek tusschen de spokige stammen. ..Nou zal de wolf wel niet komen, als 't zoo ücht is in 't bosch", merkte kleine Paul °P met blikkerlichtjes in zijn guitige 00S®"- En toen was 't begonnen, als een Stil en wonderlijk sprookje, onwezenlt)k ln aa.c vreemde licht, waarin aarzelend en los uit elkaar de eerste dunne vlokken wiegden, met soms even een kristalschittering van d dicht onder de lamp voorbijkwamen. Tusschen gras en dennenaalden vallen de eerste ver loren, maar ze blijven, blijven zakken altijd &an en altijd dikker en dichter. Geen tuimel- sPel van den -wilden wind, die bij de buien hoort 't is of we getuigen zijn van een von- nis. 'dat over de wereld gaat voltrokken Worden. De vlokken zinken bjj duizenden regelmatig neer, ze worden grooter en tal rijker en vullen de lucht nu heel en al, van den grond tot de onpeilbare hoogte, één geslo ten bewegende massa. De aarde wordt wit, maar 't sneeuwen houdt aan en dikker en zwaarder wordt alles toegedekt met 't wollige dons, dat alle con touren zal vervagen, dat een muts zal zetten °P palen en staketsels, en de heuvelhellingen gereed maakt voor de prikslee. We gaan slapen, maar den geheelen nacht blÜtt de sneeuw vallen en vallen en s mor- g6os staan we voor het wonder van een wereld zóó anders dan gister, dat we er nau welijks den weg in weten. In de dennenbosschen ligt zij op de open Plekken het hoogst, de dikke naaldenkruinen hebben bijna alles opgevangen. De vrachten op je boomen drukken de takken diep om laag. Zoo geweldig is de last, dat armdikke takken uit de oksels scheurden Met de vreugde van de winterpret voor jong en oud is de harde tijd gekomen voor alles wat buiten leeft en overnacht, zonder dak boven 't hoofd. Het is niet de koude, die 't hem doet, want ik heb wel gecontroleerd dat 's nachts b|j 12 of 14 gr. C. onder nul, de mezen op hun vasten slaaptak zaten, aan de luwzijde tegen den stam, de veeren dik op gezet, waardoor de luchtlaag als Isolatie om het lichaam voldoende bescherming gaf tegen ,e vorst Doch 't steeds nijpender gebrek aan voedsel sloopt den weerstand, de dood vreet van binnenuit en op een nacht stuiken ze neer van hun tak en vallen in de sneeuw met een wakken plof. Als ooit de hart" a wet geldt, dat de een djn dood den ander zijn brood is, wordt dat 'Mer in alle scherpte tot waarheid. Een bun- ring op zfln vroegen strooptocht doet dezen iorgen zijn maal zonder het weldadige van i warme bloed ln de wintersche kou, maar ik zonder de zware Inspanning van de jacht p prooi, die in den hardsten tijd van 't jaar at groote waakzaamheid geprikkeld is. Of een kraai heeft een meevallertje. Met un ongelooflijk scherpe zintuigen en wat e zouden willen noemen hun aangeboren ntelligentie" boven de middelmaat van idere vogels, snappen ze alle buitenkansjes. e Plukken het magere scharminkeltje even ,r£vui(jig als roofvogels dat plegen te doen 1et een verschgeslagen prooi. Van allebei hden we een krans van veertjes als droeve st- (Een goede oefening voor speurders om 1 slachtoffer te determineeren!) Was -t een roofvogel, die uitsluitend levcn- g Prooi slaat in vrije vlucht, dan zullen we 0,''lsporen vinden aan de veeren, maar ook p P'aats wijst ons den weg. Valk en P '1ihen neer aan den rand van het bosch alsof v alleen een veilig gevoel hebben met een lekking in den rug en een vrijen uitkijk over 't open veld. De kraaien kennen de slaap plaatsen midden ln 't windvrije bosch waar zr ter plaatse den bult bewerken. Bij troepen ziet ge ze zitten de zwarte en opnte rekels, uren lang in den flzlgen wind: Bonte kraaien, waar. och armen, Kunt gij, voor uw' taaie darmen, voedsel vinden, worme of slek, in dit daaglijkst'h broodgebrek Eerde en water zijn gesloten, overal ligt snee' gegoten; en, 'k en zie geen mensch die ooit kaf voor u of kooren strooit. Ei, onmooglijk is u 't leven, stonde er niet dit woord geschreven, dat daar Een is die u voedt en u nooddruft vinden doet. Hij heeft U twee vlerken neven 't lijf gezet, en kracht gegeven; en twee oogen voert gij fijn, die scherp ziende en verre zijn. Op die vlerken zie 'k u roeien door de lucht en voorwaarts spoeien: in een omzien, stikken breed, verre weg van mij gescheed. Uit die oogen zie 'k u spieden, hooge boven land en lieden; hooge boven huls en al; of U God iet geven zal. Inderdaad zien we van alle vogels, dat die schoone gave van het vliegen, waardoor ze in korten tijd een groot terrein kunnen af zoeken, gepaard met dat formidabel scherpe oog, ze door den barren winter heen helpt. Hebt U ooit zoo'n zwart jachteskader in de lucht gezien. Ze hebben in de vliegkunst de typische kraalenmanier, waaraan je ze, met de „open vingers" van de vlerken gemakke lijk kunt kennen. Daar zit een ruige kracht in de hooge en sterke gang van kranen en ganzen, die op hun verren trek in strakke lijn den aardbol meten. Onrust en drift zitten in de vinken- vlucht, in hun korte rukken en snelle start. Een handbreed boven 't water glijden de meeuwen met nauwelijks merkbare beweging de stadsgrachten. Of ze staan in de iucht, van de vleugels over den effen spiegel van met den kop naar de zee gekeerd boven de brandingslijn en speuren naar wat de groote milde zee ze brengen zal. Als alle levend wezen binnen blijft, spotten zij met de kracht en de opgezweepte boosheid van den storm en spelen met en op en door hem hun lenig spel. Als de roofvogel niet bidt, spiraalt hij op groote hoogte alsof hij rust op den op- gaanden luchtstroom. De kraaien zijn zweefvliegers van professie en als er een stevige bries staat vertoonen ze hun kunnen. Strijdlustig werken ze zich op tegen den koppigen storm en dan, of ze er de brui aan geven, laten ze zich als willoos grijpen door den wind, die er zijn wilde spel mee speelt als met een dooden lap, maar met eèn wrik van hun sterke vleugels beheeischen ze hun baan het passieve was slechts schijn. Ze zetten weer hun kop tegen den wind en roeien weer opnieuw, in den strijd, die een overmoedig spel is van beheersehte kracht. In het nonchalante nietsdoen-dan-alleen- maar-viiegen, komt plotseling aandacht, eén zwaait er los uit den troep en zet vaart bij met een paar zwiepende slagen, bewust naar een doel. De lange glijbaan verloopt in een spiraal van machtig groote bogen om een heel landschap heen. Een paar Kameraden volgen al en 't is of een gigantische aantrek kingskracht alle verwanten uit de verre om geving aanzuigt tn een machtige wieling naar één punt. We gaan er op af. Handen in de zakken, kraag op, stappen we met verre passen, die stroef piepen in de sneeuw door de witte wereld, 't Is een dood konijn, dat de feest tafel dekt voor 't kraaienvolk. Het einde van een veelvuldige historie in de rangen van deze diertjes, zoo kwetsbaar als Individu, zoo onuitroeibaar in.hun soort. Wat moest hij verre tochten maken voor een poover hapje van 't hoog gepruikte boe renmoes, met sneeuw en ijzel, waaraan de arme schooier zijn dood at. Want een konjj- nenmaag geraakt gemakkelijk van streek en dan zijn 't nog maar een paar dagen, totdat hij omvalt op zijn dagelijkschen tocht. Zooals immers aan alles op aarde een einde komt, heeft ook het zooveelste lenteoffensief eindelijk de schijnbaar onneembare winter- stellingen rijp gerammeld. Op een van onze voorjaarstochten stuiten we op de verrassing van een bloeiende bloem! Een sneeuwklokje staat er eenzaam in de koude. „Perce-neige", zeggen de Franschen, omdat het door de sneeuw heenbreekt. 't Is de blanke belofte van de onherroepelijk altijd weerkeerende lente. Diep in het hart blinkt een gouden druppel honing, maar er zijn nog geen insecten, die den lokkenden schat zullen vinden. Het zal niet als andere bloemen wor den bestoven, maar diep in de donkere aarde schuilt het geheim van haar leven. Uit den bol, waarin het een rjjke reserve verzamelde, zal het elk jaar opnieuw openbloeien, vóór alle andere bloemen, als de wereld nog koud en gekluisterd op de lentezon wacht. Laat den winter eens verdwijnen, laat de Aprilsche zonne schijnen: dan, o kraaie, krijgt ge uw deel in Gods goedheid, algeheel. Dan zal God u voedselvollen nooddruft doen op de eerdeschollen vinden, en den ploeg omtrent, die den veien akker wendt. Dan, uw herte omhoog gerezen, laat den bulk eens weeldig wezen; dan, te lijze of luider stem, looft met alle vogels Hem'. (G. GEZELLE.) de 5 .«S» den ploeg omtrent de ploeg als blijde mare van de eindelijk gekomen lente, die de aarde in gereedheid brengt voor nieuwen bloei en nieuwe vruchtbaarheid. De ploeg, waarbij we een bonte verschei denheid van vogels vinden. Onze trouwe kwikstaarten en tapuiten. Deze hebben even als de meeuwen geen geduld om op het wen telen van de volgende ploegbaan te wachten en volgen den boer op de hielen. Als de ploeger weer thuis is, komen de voorzichtiger gasten, de vinken en lijsters en, als de avond valt, de patrijsjes, waarvan de koppels tot paren uit elkaar vallen, want in al wat moeizaam den langen winter door kwam, vaart de drift van 't leven, de zorg voor nest en jong gezin Laten we ze meer nog dan andere jaren de rust gunnen om de kleintjes te verzorgen, die de gedunde rangen weer moeten aanvul len in onzen onvolprezen vogelstand, een zeer gewichtige en voor ons zeker een der schoon ste factoren in het evenwicht van de levende natuur. DEZER dagen trad de Nederlandsche mode op het bescheiden tournooi- veld, tusschen overbezette tafeltjes in de zalen van het Victoria-Hotel te Amsterdam, waar enkele weken geleden de Fransche primeurs haar exquise triomfen vierden. Nu was 't dus de beurt aan eigen- landsche creaties. Het programma vertelde ons, dat de hoeden door het huis Max Heymans en de toi letten door het ensemble Ger- bers en Offerman gelanceerd zouden worden. Verleden jaar zagen we de eerste hoedenshow van ge noemd huis. Voor onze, toen sinds lang niet meer verwende oogen, waren de creaties ge durfd en theatraal. Dit jaar komt het huis, in tegenstel ling met het feëerieke kleu renpalet van Parijs, bezonken en gedegen-Hollandsch voor den dag. De opgeslagen breton in weidsche en kleine mo dellen overheerscht. Daar naast de ronde toque, opzij (.rt» steekje, in constrasteerende tinten omboord, hoog op het ha Men toont reusachtige capellnes ln vilt en stroo bjj de mo derne lange robe-manteau, den sportleven mantel en de zomer-imprimées. Bij den gekleeden mantel en het middagtoilet zien we het kleine kapje, dat het achterhoofd dekt, met over dadige gameering van rozen, lint en voiles. De Nederlandsche haute-couture verraste ons dien middag met een geheel nieuwe en strakke lijn. De korte, wijde rok ken behooren tot een afgesloten tijdperk. Achter elkaar paradeeren op het papievan link* naar rechts de mannequin* met: lo: Een zomersch toi letje.groen, zwart en wit, voor de komende zonne dagen; 2o. Een jade-kleurige, sportieve mantel, zwart ge voerd en afgewerkt; 3o. Een middag-ensem' ble, een combinatie van gif-groen en zwart met een kleurige corsage als ver bindend element; 4o. Een licht-grijs wol len mantel met zwarte revers. Maakt u keuze, dames! De rokken zijn lang en smal, een anderhalve handbreed boven den enkel. Het vrouwelijke, slanke silhouet bekoort daarbij door zijn gedistingeerde charme. Lijken de modellen op het eerste gezicht eenvoudig, we besef fen vlug, dat deze nieuwe, betooverende creaties uiterst geraf fineerd zijn samengesteld. Sportief of gekleed, zjjn zjj opgebouwd uit schouderpassen, heupstukken, plooien, plissees, draperies, schootjes, zonder dat deze weloverwogen onderdeelen de sobere, strakke lijn schaden. Van het klassieke mantelpak is het lange Jacquet afgerond de rok nauw met een overslag. Zeer getailleerd verschijnt de sportieve zomermantel ln kersenrood, donkerblauw, diep-paars, soms met een uitspringende plooi van achteren. Ook de wijde mantel is present in havanna, groen, jade en bois-de-rose, met grandiooze plooi- en cape-mouwen. Favoriet is de robe-manteau, waarvan de lange, smalle rok over elkaar slaat en gedrapeerd is opgenomen. Deze sluit met kostelijke gespen, knoopen en enorme strikken. De ovale ronding ziet men gegarneerd in een enkel stuk met zomerbont. Donkerblauw met wit overheerscht. Chic is het witte boord sel om den hoogen hals van het strakke jacquet, waaronder een smalle rok van pllssées waaiert. Het valt op, dat er zooveel hooge halzen zijn,waarom men gevlochten, korte snoeren van parels, vergulde kralen, en andere bijoux draagt. De imprimees in sprekende kleuren hebben het uitgesneden, driehoekige decolleté. De avondjurken wekten reminiscenties aan anno 1912. Er was een zwarte robe met uitgesneden corsage, waarvan de rok bij de heupen iets geballonneerd was aangezet, terwijl het sil houet vervloeide ln een puntigen sleep. Het avondtoilet in zwart en wit met het lange, gedrapeerde corsage, was opzij gesloten met een paarlen garnituur. De mooiste compositie vein den rijken middag was de pastel blauwe avondjurk, in zachte mat-crêpe, met de bleek parel moeren sterreling van pailletten op het korte corsage, dat in den rug werd samengehouden door twee over elkaar geslagen banen, die uitvloeiden in een sierlijken sleep. Bij de mantelpakken, robe-manteaux en deux-pièces werd veel bont gedragen, bi) voorkeur lange sjaals van marter en blauwvos. De Nederlandsche mode ls verrassend en bemoedigend tege lijk. Zij laat zien, wat een klein, geslagen land presteert in dize volslagen nieuwe richting. Naast Parijs dingt zij naar den blauwen wimpeL Indien deze ooit verleend wordthENRIETTB a If. Paschen is het feest der feesten, waarop wij het geheim vieren, hetwelk onder a)!° mysteries het voornaamste is: het mysterie van de Verlossing. Paschen is ook het oudste feest der we reld, want reeds voor circa 30 eeuwen werd het voor de eerste maal gevierd op de gren zen van Egypte 'ater in de vlakte der woes tijn, nog weer later aan de boorden van den Jordaan en eeuwen lang in Salomons fabel- achtigen tempel te Jerusalem. En toen het Oud Verbond in het Nieuwe was opgegaan, werd Paschen opnieuw en zinvoller gevierd; het Alleluja werd uitge zongen over de grenzen van land naar land en van werelddeel naar werelddeel. In het Oude Testament had het Paasch feest een andere beteekenis dan in het Nieuwe, maar was er toch een voorafbeel ding van. Als Israël zijn Paaschmaaltijd genoot, dan vroeg de huisvader: „Waarom eten wij dit Paaschlam?" En de oudste zoon antwoordde: „Omdat God in Egypte de woningen van Een winterslachtoffer. Het einde van het harde bestaan in onze te kleine en fe gecultiveerde bosschen. onze vaderen voorbijging". Daarna nam de vader de bittere krulden, hief ze in de hoogte en sprak: „Waarom eten wij deze bittere kruiden?" Het antwoord was weder: „Omdat de Egyptenaren het leven van onze vaderen met bitterheid bezocht hebben". Eindelijk hief de vader ©en ongezuurd brood (hierop zinspeelt nog het Epistel van Paschen, als het zegt, dat wij een nieuw beslag moeten zijn, vrij van het oude zuurdeeg der zonde) omhoog en vroeg: „Waarom eten wij dit on gezuurde? En nog eens sprak de oudste zoon: „Het deeg van onze vaderen was nog niet doorzuurd, toen hen plotseling de Al machtige God uit Egypte voerde, zooals in de wet staat: „En zij bakten het deeg, het welk zij uit Egypte gebracht hadden, tot ongezuurde koeken, want het was niet door zuurd". Onmiddellijk daarna voegde de oudste zoon er dezen lofzang achter: „Daarom moeten wij Hem eeren, prijzen en verheerlijken, Die aan ons en onze vaderen zoo vele en zoo groote wonderen verricht heeft. De vrijheid heeft Hij ons verworven, onzen kommer in vreugde veranderd, de duisternis in helder licht. Hem willen wij zingen: Alleluja, Alleluja". Dat was het Paschen voor Israël: een reeks van feesten met den Paaschmaaltijd als hoofdzaak, met vreugde-offers en hym nen, met Alleluja's. Jehova had door het bloed van het Paaschlam Zijn volk voor den ondergang bewaard. Daarom vierde Israël Paschen. Toen de volheid der tijden in het Nieuwe Testament was gekomen, werd ook het Paaschfeest in nog hoogere orde opgenomen. Het waarachtig Offerlam, Dat de zonden der wereld op Zijn schouders droeg, werd onder de regeering van Pontius Pilatus bi) het aanbreken van de Joodsche Paaschfees- ten op het altaar des krulses geslacht. En dit goddelijk offerbloed bevrijdde niet van een tijdelijken ondergang als weleer in Egypte maar van den eeuwigen ondergang. Daarom zingt de Kerk in de heerlijke prefatie, welke van Paasch-Zaterdag tot Hemelvaartdag wordt aangeheven: „Waar lijk het is waardig en rechtvaardig, billijk en heilzaam, dat wij U, Heer, te allen tijde loven maar het meest in dezen tijd, nu ons Paaschlam Christus is geslacht. Hij toch is dat waarachtig Lam, Dat onzen dood door Zijn dood heeft verwoest en het leven door Zijn Opstanding heeft hersteld. Sn daarom zingen wij met de Engelen en de Aartsenge len, met de Tronen en Heerschappijen, met al wat strijdbaar is van het hemelsche leger de hymne Uwer glorie". Paschen is de verheerlijking van den Christus. Met Zijn verrijzenis leverde Hij het grootste bewijs van Zijn goddelijke zending en tevens begon toen Zijn verheerlijkt leven. Daar stond op den Paaschochtend hetzelfde lichaam doch in schooner vorm herschapen. Calvarië had plaats gemaakt voor een Thabor, welke eeuwig duurt Op den Paasch-Zaterdag las de Priester ons voor: „Broeders, als gij met Christus verrezen zyt, zoekt dan wat hierboven en niet wat op deze aarde is". Zoo vermaant het Paaschfeest ons met Christus op te staan tot een nieuw leven. Daarom laat de Kerk ons allen eten van het goddelijk Paaschlam, opdat wij de zegening van Zijn bloed deel achtig worden. Daarom werden oudtijds de doopleerlingen met Paschen gedoopt. Als wij met Christus zegt de Apostel lijden dan zullen wij ook met Hem verheer lijkt worden. Voor den trouwen volgeling van Christus zal elk Calvarië eenmaal ver anderen in een Paaschochtend, elke traan in een Alleluja. Christus begon met Paschen Zijn heer schappij- Evenmin als toen de grooten der aarde, ja zelfs de Romeinsche stedehouder Christus en Zijn werk konden vernielen, evenmin zullen het de machten van onzen tijd vermogen. Elk Paaschfeest ls een pro fetie van victorie. Laat elke eeuw zijn Judas opvoeren tegen Christus, laten Pharizeeën altijd samenspannen met de tijdelijke mach ten, als het Paschen is, Zingt de Kerk haar Alleluja, al is het in de ingewanden der aarde. Wat ^ij op de aarde geeft en verbreidt, dat is het werk van God; eens dus moet het ze- genpralen ten spijt van alle grooten en machtigen, welke Haar tegenstreven. Dat is de zin en belofte tevens van het Paaschfeest! j v D Het is lang geleden gebeurd, waar gebeurd. In de Zuid-Amerikaansche missie van Para guay arbeidden toen de Jesuïeten, onder wie j. Antonio Ruiz y Montaya het geliefdst was. Paaschzaterdag! Het Lof ging uit. De pater verliet de eenvoudige kerk. Bij de deur groet ten pas hekeerde Roodhuiden hem vol eerbied. „Tot morgen, padre Antonio!" „Tot Paschen, kindertjes! De Heer is waar- Ijjk verrezen!" groette de pater terug. Ook in den winter moeten de vogels drin ken. En juist dan is water moeilijk te vin den. De vogel vriend maakt de drinkbak bedrijfsklaar. wenschte een „Goeden nacht, Quaratici! oude Indiaan. De missionaris keek even op. Het beroemde stamhoofd Quaratici had hij nooit in teven- den lijve ei. tmoet. Vlak vóór zijn aankomst in de redüctie (nederzetting), vond men hem vermoord. Algemeen werd aangenomen, dat zijn geest in den blanken priester was gevaren stoutmoedig, onversaagd en schrander als Quaratici óók was geweest. Nadenkend ging de pater naar zijn schamele pastorie. Juist wou hij binnentreden, toen hy heftig werd geroepen: „Padre Antonio!" „Wat is er aan de hand, Joeta?" „Padre, U moet dadelijk vluchten, zoo gauw als U maar kunt. Guiravera, de Verwoester, nadert onze reductie met honderd krijgers. Morgen kunnen ze hier zijn. Hij was de doods vijand van Quaratici. Nu diens geest in üw lichaam huist, moet hij hebben!" „Gods wil geschiede, Joeta! Een goede her der geeft zijn leven voor zijn schapen! Een huurling vlucht. Ik ben géén huurling! Ik blijf!" De Paaschmorgen lichtte aan over de re ductie. In de missie-statie luidden de klokken: „Christus is waarlijk verrezen!'" Het waren maar kleine klokken, niet meer dan bellen, maar haar boodschap klonk er niet minder zuiver om. Juist toen pater Antonio zijn kerk voor de Paaschmis betrad, drong een woest gedruisch de nederzetting binnen. Krijgsgeschreeuw. Rumoer van lansen op schilden. Pijlen gonsden door de lucht, de punt gedrenkt in het doode- lyke gif van de Anacönda-slang. Guiravera, de Verwoester, diende zich aan. De onverschrokken Jesuïet keerde den woesteling het mannelijk gelaat toe. Géén trek om zijn mond verried éénigen angst. „Hee, dat ls schoon van U, Guiravera, dat Ge met Uw krijgers het Paaschfeest mee komt vieren!" sprak de padre. „Het is het hóógste feest ter eere van ons groote Opper hoofd", die opstond uit het graf. Zijn vijanden hadden Hem vermoord, en een wacht bij Zijn graf geplaatst! En op dezen dag herinneren we ons, dat Hij tóch uit dat graf opstond! Kijk, hier is een voorstelling er van!" De pater had den Indiaan de kerk binnen getroond. Verrast bleef deze staan voor een schilderij van den Verrezene. „Kijk, Guiravera, wij moeten ons naar d&t Opperhoofd richten. Zjjn geest moet ln ons komen. Niet de geest van sterfelijke menschen van Quaratici, bijvoorbeeld! Dat kAn niet eens! Maar Gods geest!" De pater bekleedde zich in de sacristie met de liturgische gewaden en betrad het altaar- Alle halzen rekten zich uit om te zien, wat er nü zou gebeuren? Guiravera keek nauw lettend toe. Zijn krijgers drongen naar voren, maar één wenk van de hand van het opper hoofd hield hen terug. „Resurrexi et ad hoc tecum sum „Ik ben opgestaan en lk ben bi) Ubad padre Antonio. En het herhaalde Alleluja, alleluja klonk haast nóg blijder uit zijn mond dan anders. Op den preekstoel vertelde hij het verhaal van Cleophas en zijn reisgenoot, de Em maüsgangers. „Hun oogen werden gehouden, dat zy het niet zagen", zegt het Evangelie. Nog stééds zijn de oogen van velen gehouden. Mochten ook dié menschen eens kunnen bid den: „Heer, blijf bij ons, want het wordt avond en de nacht begint te dalen!" Dat sloeg natuurlijk, op Guiravera en zijn bende. En voor de bekéérde Indianen was wel dit be stemd: óók onze vijanden zijn besloten in Gods Hand, en kunnen ons, op onzen weg naar Emmalls, de richting aangeven! „Bleekgezichtenzei de hoofdman tot den padre na de H. Mis „wij gaan nu naar onze bosschen terug, om dit alles te overden ken. U zult van ons nog wel hooren!" Veel stiller dan zij gekomen waren trokken Guira vera en zijn mannen weg. En toen het wéér tegen Paschen liep, kwam er een bode, die den goeden pater verzocht bij Guiravera te komen. Was het een hinderlaag Pater Antonius aarzelde geen oogenblik. Er was geen zweem van beven ln zijn stem, toen hij den Verwoester begroette. „Vreemdeling!", zei Guiravera, „Wij hebben bevonden, dat de Geest van het Opperhoofd der opperhoofden in U woont. Wij hebben ge merkt, wat Ge voor Uw menschen hebt ge daan! Zoudt U iets van dien Geest ook in mij en mijn krijgers kunnen brengen?" Sterk ontroerd luisterde de goede missio naris den Indiaan aan. Hier werd hem, als Paaschgeschenk, de bekeering van een heelen stam aangeboden! En toen de Paasc.hklokken weer luidden, kwamen al die geduchte kerels naar de missie statie en vormden een eerewacht vóór de schilderij van het Opperhoofd der opper hoofden!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1947 | | pagina 5