'N BEDRIEGER in de Kerstnacht
Voor Wp or denkunstenaars
en Asaf's wondere Kerstnacht
De eerste zwerftocht naar het Godskind
Het Kerstmannetje vlucht voor het Kerstkind
HET TQVERRAB
OP
DINSDAG 23 DECEMBER 1947
PAGINA
^YoXoYoYoYoYoToToTcToTo!^
>iro^o^ro^^ro^ro^e^^^fó^-
kt AST
OGGGGGGGGGGGGGGGGGGGODOGGGGGGGGGGGGGGGGGGGGGGGGGGGGGGOOGGGGGGGGGGGGGGGGGGG
OOOOGGGGOOOGGGOGOOGGGGGGOGGGOGGGOOGGOGOOOGGGGGOGGGGGGGGGGGGC OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOGOOO
KERSTPAGINA VOOR
JEUGD
BET was knap donker op straat De sneeuw hing
nog steeds hoog in de lucht in dikke, donkere
wolken en de maan vierde blijkbaar ook
Kerstfeest. Die gezellige, gele schijf viel tenminste
nergens te ontdekken. Hans drukte in de slaapkamer
zijn neusje tegen de koude ruiten en staarde naar
buiten tot de bomen aan de overkant van de weg voor
zijn ogen op en neer schenen te dansen. Om eerlijk
te zijn hield Hans zich niet aan de afspraak, want toen
zijn moeder met hem zijn avondgebedje had gebeden
zei ze: „En nu vlug naar bed en gauw slapen. Als je
dan morgen wakker wordt, zul je eens zien, wat voor
moois er in huis is gekomen". Nu weet je gelijk, waar
Hans naar uit keek, dat moois! Wat zou dat zyn Zou
het met een grote wagen worden gebracht
'Hela, daar viel ineens een lichtvlekje op de grond.
Hans wist, dat dat het licht was van de gang, dat door
het ruitje van de deur naar buiten scheen. Zou vader
het mooie misschien gaan halen Ja hoor, daar ging
de deur open. Vader stapte naar buiten, zei nog
lachend een paar woorden en verdween toen in de
duisternis. Zou het erg lang duren, dan kon hij mis
schien Ger nog even waarschuwen.
Vlug liep Hans naar de deur varf de kamer. Heel
voorzichtig stak hij zijn krullekop naar buiten, om te
tijken of het terrein veilig was en toen stak hij op
een drafje de gang over, de kamer in, waar Ger, die
slaperd, al heerlijk lag te snurken. Maar hij was toch
niet zo'n slaperd* dat hij niets voelde voor het plan
netje van Hans. Hij stelde zelfs voor naar de zolder
te gaan en dan uit het zolderraam te kijken.
Even later bungelden twee verwarde jongenshoof
den uit het raam, dat hoog boven de weg lag. Beneden
konden ze niets zien, omdat de dakgoot een heel eind
naar buiten stak, enook de weg konden ze niet
vinden, omdat het veel te donker was. Daar hadden
ze helemaal niet aan gedacht en vol teleurstelling
wilden ze alweer naar beneden gaan, toen ze ongeveer
waar de weg moest zijn, ineens iets wits zagen aan
komen. Het was net of er een man liep, die een groot
pak in wit papier onder zijn arm had. „Daar heb je
pa", fluisterde Hans, „zou in dat pak maar een cadeau
zitten voor ons allebei, of voor ieder een
„Natuurlijk maar één", zei Ger minachtend, „je
snapt toch wel, dat pa er anders twee kleine pakjes
van zou hebben gemaakt 1" Hans zweeg, verbluft door
zoveel logica.
„Oh" fluisterde hij opeens opgewonden, „zie je het
Het pakje is gescheurd. Wat raar zeg, nou is het weer
heel". Gespannen keken de beide spijbelaars naar de
witte vlek, die nu heel verstrooid heen en weer scheen
te dwarrelen. Het leek op een grote driehoek, die nu
eens uit elkaar scheen te dwarrelen, dan weer niets
beslissende ogenblik was aangebroken, knepen ze 'm
toch wel een beetje en ze schoven voor alle zekerheid
maar wat dichter bij elkaar.
Nu konden ze ook al wat van de gedaante zien. Een
vreemde gedaante anders. Dat witte was echt een
baard en daarboven zat inderdaad een oude man
netjes-gezicht. Op dat gezicht zat een grote puntmuts,
die weer aan een heel wijde rode mantel vastzat.
Vanonder de mantel staken twee grote zwarte laarzen
naar buiten en Ger en Hans, die enkele jaren terug
meer mannen met grote zwarte laarzen hadden gezien,
grepen elkaar maar stevig bij de hand.
„Zo, wat doen jullie zo laat op de avond buiten
bromde de man, toen hij voor de jongens stond. „Eh
we zijnwie bent u haalde Ger alle moed
bij elkaar. „Wie ik ben Zie je dat niet eens Ik ben
het Kerstmannetje". Het Kerstmannetje Ger en Hans
keken elkaar eens aan. Nooit van gehoord. Pa had
al dikwijls, verleden jaar nog, alles over Kerstmis
verteld, maar een Kerstmannetje, nee, ze wisten het
zeker, daar had pa het nooit over gehad. „Nu, wat
staan jullie te kijken, weet je niet eens, wat het
Kerstmannetje is Iedereen viert feest, omdat ik er
weer ben
He, daar ging de jongens een licht op. Dat was
natuurlijk zo iemand als Sinterklaas, misschien had
Hans toch nog gelijk en was het wel echt St. Nico-
laas, alleen met andere kleren aan. „Bent u misschien
St. Nieolaas? Komt u ook uit Spanje vroeg Hans.
„St. Nieolaas Wat drommel, ik zeg toch, dat ik het
Kerstmannetje ben. En ik kom nergens vandaan" zei
de man ongeduldig. Alsjemenou, daar zat iets achter i
Als er iemand was, dan moest hij toch ergens vandaan
komen. St. Nieolaas kwam uit Spanje. Het Kerstkind
uit de Hemel. Vader uit Utrecht De meester uit Lim
burg. Iedereen kwam ergens vandaan.. „Dat kan toch
niet twijfelde Ger hardop. „Oh, denk je soms, dat
ik sta te liegen", zei de man, nu boos. „Ik zou maar
koest zijn, anders loop je de kans een pak rammel
te krijgen, begrijp je dat
„Ho, ho, baas. Als er gerammeld moet worden op
kinderen, mag vader toch zeker wèl nummer 1 zijn"
klonk plotseling een vertrouwde stem. „Vader" jubel
den de jongens, terwijl ze vlug langs de vreemde kerei
glipten en hun naderende vader in de armen spron
gen. „Kalm, kalm", zei deze lachend, terwijl hij nog
net een groot pak (in wit papier) in veiligheid kon
brengen, „wat is er aan de hand „Oh, pa" strui
kelde Hans over zijn woorden „die man zegt, dat hy
het Kerstmannetje is en dat ie nergens vandaan komt
Dat kan toch niet, hé „Kerstmannetje vroeg
vader grinnekend en meteen greep hij de baard van
riepen de jongens verontwaardigd, „de baard is vals!"
Vlug griste de man de baard weer terug en gelijk
verdween hy op een holletje weer in het donker.
„Zo vertel me nu eerst maar eens, jongeheren, wat
jullie feitelyk in deze kleding en op dit uur buiten
op de weg uitspoken. Maar nee, laten we eerst maar
naar binnen gaan, anders kunnen jullie voor Kerstmis
nog dik onder de wol gaan liggen", zei vader. „En
dragen jullie dat pak maar, want ik heb haast geen
gevoel meer in mijn arm. Maar voorzichtig hoor".
„Wat zit er in, pa vroeg Ger nieuwsgierig. „O niets
bijzonders hoor. Een paar beeldjes, van Maria en
Jozef en zo". „Met een stalletje misschien" stootte
Hans ineens uit, „en kaarsjes en de os en de ezel?"
„Hoho, niet alles tegelijk" lachte vader.
Met zijn sleutel opende hy de deur en het drietal
stapte naar binnen. Moeder kwam de huiskamer uit
en zoals moeders zyn, gaf zij het tweetal een ge
duchte schrobbering, tegelijk de jongens vlug de
warme kamer in trekkend en bezorgd warme thee
inschenkend. „Maak het pak eens gauw open?"
smeekten Ger en Hans, maar vader zei, dat ze dat
morgen wel zouden zien. Hij was onverbiddelijk en
om toch maar zo lang mogelijk op te mogen blijven,
vroeg Ger: „Zeg, pa, wat was dat nou voor een man
En toen vertelde vader over de mensen, die mets
van O. L. Heer wilden weten. En ook, dat er een hele
boel waren, die daarom niet aan St. Nieolaas geloof
den. Maar toen ze zo die heerlijke feesten zagen en
al die blije kindergezichten, vonden ze het wel sneu
helemaal mets te hebben. Hun kinderen konden dan
haast nooit eens feestjes hebben en dus verkleedden
de mensen zich in rode mantels en met grote baarden
en dan deelden ze -pp Kerstmis cadeautjes uit aan al
die kinderen, die het Kerstkindje niet kenden. Ze
noemden zo'n verklede man dan een Kerstman, maar
ja, niemand wist natuurlyk, waar die „man" woonde.
Nadat vader het verhaal gedaan had en Hans nog
eenmaal gezeurd had, om in het pak te mogen
kijken, werden de avonturiertjes weer vlugin bed
gestopt. Heel, heel vroeg in de morgen moesten ze
alweer op, want ze mochten met vader naar de Nacht
mis mee en daar in die stampvolle kerk met al die
blije gezichten van grote en kleine mensen, fluisterde
Hans in Ger zyn oor: „Zullen we extra bidden voor
de kinderen, die met het Kerstmannetje worden afge
scheept?" Ger knikte eens en nog nooit hadden ze hun
ogen zo krampachtig dichtgehouden. Ger stopte zelfs
maar één keer een propje papier in Hans' oo.r en dat
deed hy toch anders heel erg graag.
Maar het mooiste kwam nog toen ze thuis kwamen.
De tafel was echt fijn gedekt, ze mochten zoveel
broodjes eten als ze wilden (Hans won met 5, Ger
kon er maar 4% op), maar het allerfijnste was toch
wel het stalletje met prachtige mooie beeldjes Op
het dak lagen witte vlokjes, net sneeuw, terwijl een
mooie engel met uitgespreide vleugels er boven
zweefde. Ger gaf Hans een por en zei met een tevre
den zucht: „Fyn hè, dat het Kerstkindje toch wel by
ons komt
ie geen baard hebben. De oude mannen zyn altijd
vriendelijk, dus zal hy ons niets doen". Daar was geen
speld tussen te krijgen en dus gingen de jongens haast
je rep je de trap af.
Vlug van de kapstok hun jasjes gepakt, in de keu
ken hun schoenen aangetrokken en toen door de
achterdeur vlug naar buiten. Over het gras (anders
knerpten die vreselijke kiezelstenen, dat wisten ze uit
ervaring!) liepen ze om het huis heen en zo de weg
op. Daar kwam die witte vlek al aan gedanst Nu het
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOQoo
En hier is dan onze grote pryspuzzle, waaraan alle
kinderen kunnen meedoen. Het ziet er natuurlyk ge
heimzinnig uit,, maar het is vrij eenvoudig. Kijk eens:
je ziet een rad met 16 banen, iedere baan verdeeld in
4 vakjes. Op die banen ga je nu woorden invullen
en wel op de even banen (dus 2, 4, 6 enz.) van bui
ten naar binnen en op de oneven (dus 1, 3 en 5 enz.)
van binnen naar buiten (de 8 beginletters heb ik
hiervan vast ingevuld). Je krijgt op de buitenste rand
een Kerstwens van 16 letters en op de allerbinnenste
zo op het oog 16 losse letters. Maar dat is een extra
hindernisje, want als je die letters in de goede volg
en 'e zet, zie je van wie de wens afkomstig is.
in te vullen woorden hebben de volgende be-
nis: 1. Sterk riekende bollen; 2. Niet gezond;
tn eiland in Indonesië, 4. weg met bomen, 5 jon-
naam, 6 lichte kleur, 7 gezonde drank, 8 grote
r in Duitsland, 9 voorzetsel (boven), 10 beesten-
ing, 11 kleine plaats in Gelderland (by Terborg),
kiekje, 13 vereniging, 14 stom dier, 15 voor bloe-
i n, 16 warm kledingstuk.
Inzending. Nu even goed opletten. Oplossingen vóór
3 Januari 1948 op kantoor per briefkaart (vooral geen
brief). Op de kaart schrijven:
1 de zestien woordjes
2 de hele Kerstwens
3 links bovenaan op de adreskant: Toverrad
4 afzender (volledige naam en adres, jongen of
meisje, geboortedatum). Vooral niet vergeten, anders
weet ik niet, welke prijzen ik moet sturen.
Pry zen: Onder de pryswinnaars verloot de directie
van de courant enkele gezellige boeken. Ben je nooit
gelukkig Wie weet, misschien deze keer net wel. En
jau, veel pleizier en veel succes.
„Ohaawrw", allemachtig wat 'n geeuw, het knarste
gewoon in de scharnieren van zyn kaken. Ben-Asaf
draaide zich nog eens om onder .de lekkere warme
dekens en keek daarbij uit een moeizaam opengesperd
oog, lodderig door zijn kamertje. Waarom was hij
feitelyk wakker geworden? Het was buiten allemaal
nog even donker. O ja, dat was waar, die brulstem
van Youssouf, de knecht, had hem uit dromenland
gesleept.
„Ben-Asaf, kom je nog? Er is alweer een massa
werk te doen", daverde het weer van beneden. Wat
een vervelende vent was die Youssouf toch. En on
handig, nee, daar was het eind gewoon van zoek.
Met al zyn twaalf jaar voelde Ben-Asaf zich een hele
Piet, vergeleken by die knecht. Hoe zyn vader er bij
gekomen was, om hem van de stal in de herberg te
halen, was hein een raadsel. Tja, een rare boel was
dat toch eigenlijk met die drukte. Dat die rare Augus
tus nu met alle geweld de bevolking wilde tellen moest
hy weten, maar waarom moest hy dan het hele land
door elkaar gooien?
„Nou, hoe staat het ermee?" klonk opeens de bas
stem van zyn vader beneden. Hola, nou werd het
oppassen geblazen! Kou en slaap vergetend, kroop
Ben-Asaf onder de dekens vandaan. Brr, het viel toch
niet mee; die grond leek wel van yS gemaakt. Gauw
de windsels om de benen en zyn dikke pantoffels aan
Zo, dat was tenminste al iets. Tja, nu nog wassen,
maar dat zag er niet zo gezellig -^eet je wat> er
was toch niemand in de buurt, zyn moeder had 'het
ook te druk en dus vandaag maar eens net gedaan
alsof. Even zyn haar een beetje nat maken, met het
puntje van de linnen doek zyn ogen nat gemaakt en
dan de doek flink in elkaar kreukelen. Net of hy
zich een grote beurt had gegeven, haha.
„Mogge, pap. Dag Yous" zong hy heel onschuldig,
toen hy de grote keuken binnenstapte, waar beiden
druk bezig waren. „Zo luiwammes" bromde zyn vader
zonder op te kyken: „ben je daar eindelijk? Als de
bliksem eten en dan kwiek koren malen, want we
zyn er weer haast doorheen. En vergeet niet onder de
hand water in de potten te doen voor de soep. O ja,
dat is waar ook, daar moet je dadelijk nog linzen
voor halen! En misschien is Sugan er. Vraag dan of
ze vanmiddag weer kan komen helpen, want ik kom
handen tekort „Goed pap", zei Ben-Asaf gedwee en
na zyn ontbijt te hebben ingeslikt, toog hij eerst op
zoek naar linzen.
't Was niet zo heel ver weg, alleen maar even de
hoek om en Ben-Asaf kuierde dan ook op zyn gemak
voort. Het was anders knap friS) je kon duidelijk
merken, dat het geen zomer meer was. Trouwens de
bomen zaten ook niet zo dik meer in hun blarenpak-
Hola, uitkijken, anders liep hij tegen de voorbijgangers
op. Enfin, die vreemdelmg zag er niet zo kwaad uit,
moest zich zeker ook laten tellen. De rabbi was over
die telling anders helemaal niet te spreken geweest.
„Dat is allemaal om te weten, hoeveel belasting ze
kunnen eisen" had hy gezegd. Dom dan toch feitelyk,
om je zo rustig te laten opschrijven. Zo, daar was hij.
De linzen verdwenen in een grote zak, Sugan beloofde
zo gauw mogelyk te komen en dus was alles weer voor
elkaar. Nu weer naar huis, maar een beetje vlugger.
Kijk, daar stond die vreemdeling voor de poort
van de herberg. Zijn rechterhand hield het bit van een
ezel vast en op die ezel zat een vrouw. Een heel lange
blauwe mantel hing om haar heen en een spierwitte
hoofddoek stak daar scherp tegen af. Ze zag er uit
als een van de vele mooie beelden, welke in de
synagoge stonden. Alleen jammer, dat ze er zo vrese-
iijk moe uitzag. Ze kwamen zeker van heel ver.
„Zoekt gij iémand vreemdeling?" vroeg hij aan de
man, die net rond keek, of hy niet wist, waar hij zich
bevond. „Ja, mijn zoon" zei de man met een vriende
lijke stem. „Men zei mij, dat hier een herberg was.
Ik ben Joseph de timmerman uit de stam van David
en ben met mijn vrouw Maria naar Bethlehem ge
komen, om te worden ingeschreven. Nu zoek ik een
Om jelui eens te verwennen, heb ik
buiten de prijspuzzle, voor de
ouderen een kruiswoordpuzzle in
elkaar gedraaid. Er valt niets mee
te verdienen en dus behoeven de
oplossingen niet te worden ingezon
den. Als jelui evenveel pleizier heb
ben bij het oplossen, als ik bij het
maken, is iedereen beslist tevreden
De oplossing komt volgende week.
Horizontaal: 1. kleine ruimten, om
met mensen te spreken, 12. garni
zoensplaats in Gelderland, 13 af
scheidsgroet, 14. Oranje-stop
woordje in bezetting, 15. kleefstof,
17. vol rafels, 18. meewarige uit
roep, 20. anders gezegd, 22. gestold
sap, 24. Rijksmark (afk.), 25 at
mosfeer (afk.), 28. huid, 29. 2 X
12e letter, 30. Verenigde Staten, 31.
edelsteen, 34. Kon. Besluit (afk.),
36. voorzetsel, 38. lentemaand, 39.
niet dapper, 41. plaats in Gelder
land, 43. deel van 'n trap, 44. vader
van vader, 45. uitbouw met ramen
in kamer, 46. plechtige belofte, 47.
zie 41 horizontaal, 49. ronde cylin
der, 51. schoenmakerspriem, 52. eer
ste sprookjeswoord, 54. opgewekte
neiging, 56. meester (afk.), 57. aan
legplaats, 59 populier, 61 Kath. Radio
Omroep, 63. Ned. Indië (afk.), 64. vruchtbare wei
den in woestijn, 68. bomen (in Ned.), 70. koud, 71.
weldra, binnenkort, 73. kippenverblyf, 74. UEdele
(afk.), 76. lucht (Eng.), 77. meisjesnaam, 79. bon, om
iets voor de fiets te kopen.
Verticaal: 1. om rookartikelen mee te dragen, 2.
hoofdpersoon uit „Alleen op de wereld", 3. en derge
lijke (afk.), 4. niet laatst, 5. zit om boek en schrift, 6.
groet, 7. orgaan in de buik, 8. graansoort, 9. ter zake
(afk.), 10. pret, pleizier, 11. om op te schilderen, 16.
iep, 19. strafkamer in gevangenis, 21. hoogste kaart in
0OOOOOOOOOOOOOOOOOOO0OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOGGOOOOGOOOOOOOOO0OGOOOOOOOOO
verkletsen? Vooruit naar binnen en aan de slag. En
wat wilt gij nog vreemdeling? De herberg is vol, ik
't spel, 23. iedereen, 26. afgemat, 27. top van schip, 28.
lekker nagerecht, 30. eind van de oorlog, 32. roos
(bloem), 33. waarschuwing, 35. om uit te drinken, 37.
lof, 38. mede, 40. hevig, 42. Ie pers. enkv. werkwoord,
dat schillen betekent, 48. kindervoedsel, 50. eveneens,
53. klein hert, 55. pers. vnw., 56. mij (Fr.), 58. streling,
60. snijwond, 62. leiding toneelstuk, 63. ontkenning, 65.
akelig slim, 66. bezinksel, 67. karnton, 69. schaaldier,
72. meisjesnaam, 75. geel met witte schaal, 78. grote
onbekende.
de man vast en trok hem van zijn kin af. „Oooohh"
anders dan een dikke streep bleek te zijn. De jongens oooOOOOOOOOOOOOOOOOOO^nn^n^rm™™™™™™™™^^toen'
tuurden tot de tranen hun uit de ogen liepen. „Ik
weet het", siste Hans ineens opgewonden in 't oor van
zijn broer. „Het is pa niet met een pakje, maar St.
Nieolaas, en dat witte is zijn baard". „Halve gare" zei
Ger na enig piekeren, „dat kan niet, want St Nieo
laas zit al lang en breed weer in Spanje". „Nou en
toch is het een baard, kijk maar" hield Hans vol.
„Kom mee", zei Ger ineens, „we gaan naar buiten
om te kijken, wat het is. Als het echt een baard is,
moet er ook een man zijn, een oude man, anders zou
verblijf, vooral voor mijn vrouw Maria". „Wel, dat
treft, want ik ben de zoon uit deze herberg". „Oh, dat
is mooi, zou je dan eens willen vragen, of er een
plaatsje voor ons is?"
Ben-Asaf opende de poort en liep naar de keuken,
waar zijn vader hem grommend de zak linzen uit
de hand griste. „Zo, ik dacht, dat je weer ergens was
blijven hangen, om te spelen met je vriendjes". „Zeg
pap" zei Ben-Asaf gejaagd, „buiten staan een man
en een vrouw, die willen een maaltijd en voor de
vrouw een legerstede". „Ach jóh, je weet toch wel,
dat ik me zowat niet kan bewegen in mijn eigen huis
van de gasten. Hoe zien ze eruit? Hebben ze geld
of niet?" „Nou", betwijfelde Ben-Asaf, „ik geloof niet,
dat ze Tijk zijn, want hun ezel is niet een van de
jongste „Stuur ze dan maar weg, zeg maar, dat er
geen plaats is". „Nou pap, die vrouw ziet er zo ver
schrikkelijk moe uit. Geef haar mijn kamertje maar,
dan slaap ik vannacht in de stal". „Wel ja! Denk je
soms dat ik gek ben? Mijn zoon in de stal stoppen en
vreemden zijn kamertje geven. Niets daarvan, poeier
ze maar af!"
Ben-Asaf treuzelde nog even, maar ziende, dat zijn
vader hem al weer vergeten had, draaide hij zich om
en liep hij langzaam naar de poort. „Het spijt me,
vreemdeling, maar mijn vader zegt, dat alles vol is".
„Ach, mijn zoon, misschien mogen we dan in de stal
slapen, want de geboorte van de Messias is nabij en
de Ster van Hemelse Goedheid zal de aarde verlichten"
„Messias?" vroeg Ben-Asaf verbluft, „Ge bedoelt de
bevrijder van het Joodse volk, zoals de rabbi dit
steeds vertelt? Maar wat hebt gij daarmede te maken?
Hoe zal het..Au!" Dit laatste woordje stootte hy uit,
toen hy plotseling een hevige draai van zijn vader
om de oren voelde. „Wat sta je daar weer je tijd te
zou er geen hond meer bij kunnen hebben". „Ja maar,
zou ik dan niet in de stal„De stal is ook vol.'
Alles is vol" en met een nijdige slag ketste de zware
poortdeur dicht.
De zon legde haar baan over de wereld af en Ben-
Asaf had amper tijd, om er even een blik op te wer
pen. Haasten en jachten was het allemaal, om de
gasten drank en spijs te geven. Maar het werk ging
vlug, omdat de gedachte van Ben-Asaf slechts met
één beeld bezig was. Het beeld, dat hij had opgevangen
zyn vader de poortdeur dichtsmeet. De treurige
ogen van de man, het bleke gelaat van de vrouw, ja
zelfs de hangende kop van het moede ezeltje spraken
van ellende. Waarom was het zo gegaan? Waarom
was zijn.... „Hé sufkop, je rolt geloof ik zowat om
van de slaap. Hoepel maar op". „Nacht pap", zei
Ben-Asaf en hij liep de binnenplaats op, om de ladder
naar zijn kamertje te bestijgen.
Hè, wat rook het buiten heerlijk na een hele dag
van soep en vochtige wasem. De natuur scheen breed
uit de heerlijkste geuren rond te strooien en de
duizenden sterren en sterretjes dansten opgewonden
door elkaar, leek het wel. Net of ze zenuwachtig over
het een of andere belangrijke nieuws aan 't praten
waren. Zou daar de Ster van Hemelse Goedheid ook
tussen staan? De Messias in aankomst, ha, dan zouden
er betere tijden komen, dat wist iedereen. Waar
zouden de man en de vrouw nu eigenlijk zijn? Eens
informeren by de andere herbergen? Ja, dat zou hij
maar even doen, want hij was toch wel nieuwsgierig,
of ze nog een onderdak hadden gekregen en zijn slaap
was helemaal over.
Zo stapte Ben-Asaf door het half slapende Bethle
hem, maar hoe hij ook zocht, nergens kon hij iets
ontdekken van Maria en Joseph. Steeds verder liep
hij, alsof er in hem iets was, dat hem dwong te
zoeken,' tot hij hen zou hebben gevonden. Het dorp
lag nu al achter hem en de wegen losten zich op in
de weilanden, waar als zwarte schaduwen de herders
bij hun schapen de wacht hielden. Flakkerende vuur
tjes verdreven de nachtelijke koude en wierpen over
het land dansende schaduwen.
Ben-Asaf ging naar een van de groepjes herders
toe eri stak zijn koud geworden handen naar de ver
warmende vuurtongen uit. „Zeg Ramiel, heb jij
misschien hier een man en een vrouw in de buurt
gezien?" „Nee, het is veel te koud, jong. Wat waren
het voor mensen?" „Ja, dat weet ik niet. Vreemde
lingen. Maar de man zei iets, dat de Messias spoedig
zou komen". Ramiel lachte. „Daar zou ik me maar
niet dik over maken, als ik jou was. Al eeuwenlang
is de Messias beloofd en reken maar niet, dat iemand
van te voren weet, wanneer het zal zijn. Maar wees
eens stil. Er roept iemand in de verte". Hij luisterde
en ook Ben-Asaf spitste zijn oren. „Nee, er wordt
niet geroepen, maar het lijkt wel muziek. Bazuinen
of zoiets. Hoor je het. Het wordt steeds sterker! Kijk
de lucht ineens wit worden, het lijkt wel of de zon
weer opkomt. Makkers, ontwaakt, de wereld vergaat!
Laten we Jaweh bidden, ons onze zonden te vergeven",
riep Ramiel en hy wierp zich met zijn gezicht op de
aarde neer, terwyl ook de andere herders uit hun
dekens kropen en in doodsangst him aangezicht ver
borgen.
Met een geruis of de wolken werden opengescheurd,
verscheen er ineens hoog aan de hemel een witte
gedaante, welke een wonderlijke glans afstraalde. De
gedaante daalde en stond eindelijk temidden van de
dodelijk geschrokken herders. „Vreest niet, want ik
verkondig U een blijde boodschap. De Heiland is ge
boren en ligt in een stal, gewikkeld in doeken en op
wat hooi in een kribbe. Gaat Hem zoeken en biedt
Hem Uw gaven aan".
Terstond begaven de herders zich op weg, hun
schapen voor zich uitdrijvend. Ook Ben-Asaf ging met
hen mee. Zou het waar zijn, dat die vreemdeling het
toch wèl geweten had? Zou de Messias nu heus ter
wereld zijn gekomen? Maar hij kon het gauw zien,
want daar was een stal, waaruit een gouden glans
naar buiten stroomde. De bomen en struiken stonden
bewegingloos, alsof zij in gespannen verwachting op
een sein wachtten om met ritselende bladeren en
takken en twijgen hun Schepper te verwelkomen.
Daar was de ingang endaar waren Joseph
en Maria, geknield om een ruw houten kribbe, waarin
een klein kindje lag, met zijn handjes grijpend naar
de koppen van de ezel en een os. De adem van die
dieren schoot zwaar uit hun brede neusgaten en een
witte damp hing als een dikke wollen deken over
het kribje. Zou dat nu de Messias zijn, de held van
het volk? Er was toch niets bijzonders aan het Kind
te zien? Maar ja, toch wel! Door het fluisteren van
de herders weefden zich de stemmen van een on
metelijk Engelenkoor. Het juichte en jubelde door de
stal. Eindelyk was geboren het Kind, Dat zou groeien
tot de Beschermer van al het goede en de Rechter over
al het kwade. Bazuinen en harpen klonken weer door
deze stemmen heen. Het geluid golfde naar buiten en
verspreidde zich over de velden. Het viel over
Bethlehem en Jeruzalem als een heerlijke sluier. Het
stormde bergen op, tuimelde in de diepste dalen, steeg
en steeg tot het kleinste wolkje. De hele wereld ging
in dit geluid op en nu nog horen we de stem van een
gelukkige wereld, zingend: „Vrede op aarde onder die
mensen, die God dienen". Vrede voor iedereen, maar
in die eerste Kerstnacht vrede en blijdschap voor het
allereerste mensenkind, dat zwierf en zocht en zijn
God vond.
Waar zou ik op deze dag anders mee beginnen dan met
de wens van de dag Een Zalig Kerstfeest, honderden
vriendjes en vriendinnetjes, en ik hoop, dat deze mooie
feestdagen het begin zullen zijn van een nieuw mooi.
jaar. Een Zalig Kerstfeest, niet gelukkig of prettig,
maar Eang Onder je blouse, trui of jurk zit immers
hartje voor het Kerstkind. Voor dait hartje
geldt myn wens, want de rest komt dan vanzelf wel.
Ea^ Zaterdag a.s. geen kinderkrant verschijnt, weten
lu e, van verleden week, dus daar hoef ik geen
woorden meer aan te besteden. Ik ga trouwens maar
vlug aan de briefjes beginnen, want er zijn er heel wat
m myn dus gegleden. En toch, nee, ik ben niet tevreden!
j m kinderen zijn niet komen opdagen en dat
vind ik werkelijk niet leuk. Komaan, luiaardje®, ik
reken nog steeds op jullie.
BETTY J. (li j.) opent de ry. Ik lees, diat ik nog een
aparte kerstbrief van je krijg. Bij het schrijven hiervan
Uk Den al vroeg begonnen) heb ik nog niets gezien,
maar anders krijg je nog extra antwoord. Lieve help,
is neel je rust weg, zieltje toch! En je broer laat je in
f Tja, dat ziet er somber uit. Bedankt voor je
raadsels. Betty, ik kan er twee gebruiken.
E,IE5T'*E K' to' tk hou je aan de belofte om me
m ,Qe Kerstvacantie regelmatig te schryven. Hoor ik dan
i®a' over je rapport? Hoe vond je dat anders, zeg.
verleden week het versje in de courant, dat je me
opstuurde! Toevallig hè? Dat betekent ook, dat je nóg
eens je geluk moet proberen! Drie van je raadseltjes
nad ik nog niet, Dientje. Dank je hoor!
RIKA S. (12 j.) je hebt je best gedaan, zeg. Ook
over jouw Kerstrapport hoor ik zeker wel het een en
ander. Het belooft heel wat zeg. Dat zou leuk zijn
anders, zo maar een hele gedrukte brief. Maar zou je
dat maar niet bewaren tot je Kerstvacantie, want ik
denk, dat daar wel een paar uurtjes mee heengaat. Stel
Je voor, dat wij zo al die kranten moesten drukken, brr.
TINEKE v. B. (8j.), kindje, kindje, wat ben ik blij
voor jou. Die fijne Moeder Maria toch, je moeist eens
weten, wat heerlijk ik dat nu toch vind. Wat raar
anders he, amper weer op school en nu weer vacantie!
Maar ja, jouw Kerstfeest is in ieder geval heerlijk.
Trouwens ik moet zeggen, dat je over de Sint ook
niet mag klagen! Nu, tot echryfs, Tinekei
Gé S. (9 j.), je hebt gelijk, jouw laatste brief is een
hele tijd geleden geweest, maar nu je er weer bent.
is mijn hart weer gerust. Bovendien breng je raadsels
mee (één heb ik al gehad) en dan verdwijnt mijn
laatste fronsje. Dat cadeau van jou is anders niet voor
de poes geweest, een fiets, nou. nou, je staat er goed
o? door! De volgende keer is nu toch zeker wat vlugger,
he Ge?
ANTON A. (11 j.), welkom joh, alleen jammer, dat je
t? vfr-'far n(et h®bt opgegeven. Volgende keer hoor!
Raadsels mag je iedere dag opsturen, maar moppen
moet je nog even bewaren, anders krijg ik er teveel.
Ik geef wel een seintje, wanneer het weer zover is.
Tuur lijk voetbal ik, maar jak ik ben al een daagjé
ouder. Waar speel je in?
Fijn, THEA H. (11 j.), dat je prompt na myn seintje
Dent komen opdagen. Jammer alleen, dat ik je brief wat
laat kreeg, zodat je verjaardag al voorbij is. Mag ik
je achteraf nog feliciteren? Ja. Ja als je wet wilt weten,
moet je heel wat leren ook. Zeg, nu moet je je best
J1 Rm~meev vriendinnetjes voor me te werven, beloof
je hiet? Bedankt voor de raadsels, Thea!
ALIE V. (13 j.), je bent de derde nieuweling, ook
voor jouw, aangenaam kennis maken, hoor! Pfui .ie
hebt mooie plannen hoor. En je Moeder en zussenna-
natuurlijk in hun sas, want dat spaart een hoop moeite.
Ook een grote familie hè! Dat is leuk, want dan is er
altyd wat afwisseling. Eén raadseltje heb ik al eens
gehad, hoor, dus ik houd er nog 1 tegoed!
En nu een helie familie. Eerst speciaal ,de groeten
voor MOEDER V., die al die woelige spruiten heeft
moeten helpen. Het zal best een heel karwei zijn ge
weest! Doe de groeten maar aan Ina, anders begint
ze opnieuw!
RINUS V. (7 j.) is al een jonge, oude bekende. Kerel,
dat vond ik vroeger ook altijd zo fijn, een mecanodoos.
vooral als je er steeds meer bij krijgt. Ik was altijd
uren zoet. jij ook? Over pennekoeken gesproken, ik
heb er nog twee liggen (die kon ik niet meer op. Niet
verder vertellen, hoor!) Reken maar, dat ik je ver
jaardag weet, Rinus, let maar op!
SJAKI V. (9 j.) ontbreekt ook niet. Zeg. als je tijd
!ïf "ï?et Je 'ns lets voor me verven, speciaal voor mij
thuis. Het hoeft niet zo vreselijk groot te zijn hoor! Doe
je het eens? Met je verjaardag kun je ook een doos
vragen, maar dat is waar. pas in September, hè. Nou
ja, Rinus dan. Wat zul je lekker gesnoept hebben, zeg
toch maar fyn, hè, ieder jaar zo'n leuk feest. Bedankt
voor je wensen. Sjaak.
ADA V (6 j.) zo. ook 'ns aanwezig. Fijn meisje, ik
kan een stootje hebben, hoor! Tja. dat Moeder helpt
gaat nu eenmaal niet anders, maar als je het zelf kunt
verwacht ik je heel dikwijls, dat is gelijk een mooie
oefening. En beviel het autotochtje je nog al? Je ver
jaardag heb ik genoteerd en ik zal je niet vergeten, Ada!
En TOOSJE V. (5 j.) mag niet ontbreken, ondanks
haar gezucht boven het briefje. Maar die tekening vond
ik reuze fyn en dat je zoiets al alleen kon! We zullen
samen beslist goed kunnen opschieten Toosje. Ook jouw
verjaardag staat nu in mijn boekje. Je krijgt al een
eigen huishouding met al die visite. Bevalt het de gasten
nogal?
FRITS S. (12 j.) wil op Kerstmis niet achterblijven.
re. ™a<v, toch zeker niet tot Pasen met je volgende
brief? Ik snap alleen die zin niet over Wim. Waarom
wil hij nu feitelijk niet schryven? Zeg je moet toch
eens proberen om een verhaal te maken. Niet alleen
is het leuk voor jou, maar dan kan ik ook eens een
avond vroeg naar bed!
Nu, JANNIE R. (14 j.), je was me net voor. Tja. ails
je het zo vreselijk druk hebt, is er inderdaad niet veel
aan te doen. Zeg, ik weet niet, of je er op hebt gelet,
maar ik heet Oom Luuk hoor. Die andere naam was
wel aardag, maar ik ben nu eenmaal aan dat Luuk
gewend. Natuurlyk mag je verhaaltjes sturen, hoe meer
hoe liever.
HANS v. d. J. (10 j.) heeft me eindelyk ook gevonden.
Ik ben blytoe, kerel, want ik heb veel pret gehad,
om jouw brief. Vooral dat verhaal over dat paard Het
(verhaal) was kort. maar krachtig, Je bent ook kort
geweest met jezelf, ik weet nl. je verjaardag en je
adres met. Eerlijk gezegd vind ik het niet zo erg, want
nu moet je nog eens (en gauw!) schrijven.
Wel ELLY de R. (12 j.), ik weet wel wat van mouse
af, maar ik denk dat Kerstavond ook wel goed is Als
je vriendinnen hebt. Elly, kun je mooi werk voor me
oen Zeg, de moppentrommel is voorlopig gesloten.
Je geef' moet ie me maar helpen her
ik futw n°g van i® heb" Voor raadsels ben
te P°rren' duS wat dat betreft hoef je je met
te generen.
LIESJE S. (14 j.),
zit je zo te popelen, om een boek
wa? Nee ikTat' h t 6 nu.weer geloot moet worden
wordt- 7ie i ,het,nu m«»? jongste zus doen. Het
m dsV il iS fohrilft het meest en wint
en dat doe ik zelf met. Juist, omdat anders "ezeed
enige meisje dus, dat weet. wie Oom Luuk is Enwlt
lk Piete nog
Zo, myn. blad is vol en dus stop ik er mee. How ik
eens hoe jullie het vonden
OOM LUUK