NA VIJFTIG
JAREN
DE KONINGIN
EN ONZE KRLIGSMACH
LEEFDEN MEE
UITZONDERLIJK
STERKE VROU W
28 AUGUSTUS T948
o2o
Staatsieportret van H. M. de koningin, ter gelegenheid van haar zilveren
regenngs-jubileum vervaardigd.
De koningin te Londen, in gezelschap
van de Amerikaanse ambassadeur, mr.
Biddle, na de aanbieding op 2 Mei 1941
van een ambulance, geschenk van land
genoten en vrienden in de Verenigde
Staten.
dr. L. J. M. Beel.
Nu de tijd mij weer is geschonken
voor enige overpeinzing gaan bij het
regeringsjubileum van Hare Majes
teit, onze geëerbiedigde koningin,
mijn gedachten uiteraard het sterkst
naar de contacten, die ik gedurende
de laatste vier jaren met haar mocht
hebben.
„Telkenmale gaf de koningin blijk, hoezeer haar gedachten bezig waren met
al degenen, die hun militaire plicht vervulden".
Door luitenant-kolonel A. Fievez, oud-minister van Oorlog
.Nauw waren in de vijftig jaren van het bewind van H. M. koningin
Wilhelmina de banden tussen koningin en krijgsmacht.
IS a de vlootrevue op het Hollands Diep (15 September 1898) en de
legerrevue op de Renkumerheide (21 September 1898) zien wij Hare
Majesteit ontelbare malen te midden van haar troepen en op haar
oorlogsbodems, in de garnizoenen en wal-inrichtingen, bij oefeningen en
manoeuvres. Vooral tijdens de langdurige mobilisatie-periode 19141918
gal de koningin door haar veelvuldige bezoeken tot in de verste uithoeken
en de meest afgelegen .grensposten een machtige stimulans aan het
moreel der troepen, dat door de beperkte activiteit en de lange afwezig
heid van huis en werkkring vaak op een zware proef werd gesteld. Maar
ook in de latere jaren en in het bijzonder tijdens de tweede mobilisatie
en de oorlogsjaren vertoefde H. M. veelvuldig bij' de onderdelen van het
leger en de eenheden der vloot.
Haar kennis op dit speciale
terrein is wonderbaarlijk
Herhaaldelijk hadden wij het voor
recht bij deze bezoeken en inspectie aan
wezig te zijn. Steeds liet zij bij allen, die
de koningin van nabij zagen en hoorden,
een diepe indruk achter en een grenze
loze bewondering. Als woorden wekken
maar voorbeelden trekken, dan is dit wel
steeds het geval geweest met het lich
tend voorbeeld, dat deze vrouw aan
honderdduizenden mannen heeft ge
geven.
Door haar hoge plichtsopvatting, haar
döbrzeftingsvèrmogeh, "haar grote kehnis
van zaken, haar diepgaande belangstel
ling voor de enkele mens. Nooit liet zij
zich door iets afschrikken niet door
lange afstanden of slechte verplaatsings
mogelijkheden, niet door moerassige ter
reinen of wankele loopbruggetjes, niet
door moeilijk bereikbare kwartieren op
zolders van boerenschuren, niet door
stromende regen, brandende hitte of
ruwe zee door niets. Steeds liet zij
zich tot in kleinigheden op de hoogte
stellen van all^s wat de paraatheid der
onderdelen en het welzijn der mannen
betrof. Haar kennis op dit toch zo spe
ciale terrein was wonderbaarlijk. Pin
telkens trof het ons, dat niet slechts haar
hoge belangstelling, maar ook en vooral
haar warme hart uitging naar haar man
nen te land en ter zee.
Wel heel sterk mochten wij dit er
varen in de laatste jaren. Telkenmale
opnieuw gaf de koningin ervan blijk,
hoezeer haar gedachten bezig waren
met al degenen die hun militaire plicht
vervulden overzee, met hun gezinnen,
met de zieken en gewonden en met de
nagelaten betrekkingen der gesneuvel
den. En evenzeer hadden de belangen
der demobiliserenden haar voortdurende
zorg.
Koningin Wjlhelmina gaat thans van
ons heen. De liefde en trouw, welke
leger en vloot haar steeds hebben toe
gedragen, zullen in gelijke mate ten deel
vallen aan koningin Juliana, die reeds
zulk een grote plaats in ons aller harten
inneemt. Op nieuwe vaandels en stan
daarden zal een gekroonde J de gekroon
de W vervangen. Maar prinses Wilhel
mina blijft in ons midden. De liefde en
dankbaarheid van allen, die tot de
krijgsmacht behoren, zullen haar blijven
omringen. Geve God haar de rust, die
zij zozeer verdiend heeft en moge Hij
haar nog lange jaren behouden voor het
volk, dat zij, evenals haar doorluchtige
voorvader, „zozeer heeft liefgehad".
Door Paul de Waart
„Het is vóór mij daarom een diepgevoelde behoefte in dit gelukkig ogenblik, waarop
ik vergezeld van het van blijdschap stralend verloofd paar, voor de zender sta, enkele
Woorden tot VL te richten, opdat gij in ruime mate zoudt kunnen delen in onze vreugde".
In een der mooiste gedeelten van/onze Veluwe ligt het koninklijk paleis Het
Loo, het door koning Willem I in zijn oude luister herstelde zomerverblijf
der Oranje's waar de koningin een groot deel van haar werkzaam leven in dienst
van het vaderland heeft doorgebracht. Luchtfoto K.L.M,
kracht der vernieuwing
IN het gouden licht van de laatste dag
van Oogstmaand binden wij de berstens
volle halmen tot garven, als een dank
offer aan de Allerhoogste, Die ons volk
in koningin Wilhelmina zo rijke bloei
en overvloedige vrucht schonk.
Dat is wel de gedachte die dit jubeltij met
zyn weemoedige achtergrond beheerst, nu wij
in de viering van het gouden regerings-
jubilé onzer vorstinne tevens de apotheose
moeten zien van een vijftig-jarig Koning
schap bij de gratie Gods, maar als alles in
dit aards bestel aan de wet der vergankelijk
heid onderworpen.
Voor dankbaarheid blijft nochtans ruim
schoots plaats. Want zeker ligt er geen groot
spraak in de bewering dat nauwelijks van
één telg uit het Oranje-Huis kan worden ge
tuigd dat de regeringsperiode vaderland en
volk zozeer tot zegen heeft gestrekt als van
Wilhelmina mag gezegd worden en door de
historie aan het nageslacht zal worden over
geleverd.
□2d
Niet de gezegend-lange duur dezer roem
rijke regering vatten wij bij deze uitspraak
allermeest in het oog; maar vóór alles de
voorbeeldige wijze waarop onze Landsvrou
we, van haar prille jaren tot 's levens avond
toe, zich van haar hoge taak heeft gekweten,
altijd de belangen van haar onderdanen
voorop schuivend bij de stage toeleg vrede
en welvaart te doen heersen in de Lage Lan
den waarover zij het bewind voerde.
Wij denken hierbij aan haar lichtend
voorbeeld, dat niet ophield hun steeds weer
te wijzen op de hoge ja exclusieve waarde
van een godvrezende levenswandel, waaraan
zij zelve het hart verpand heeft; aan haar
medeleven onder alle omstandigheden m^t
het wel en wee van heel onze bevolking,
waarbjj zij zo nodig voor grote persoonlijke
offers niet terugschrok, wat een staatsman
als minister Treub haar met een historische
variatie de eretitel „Moeder des vaderlands"
deed toedichten.
Wanneer een vrijzinnig regent, altijd bui
tengewoon gevoelig voor de positie der
Kroon, zich daartoe liet bewegen, mag men
veilig aannemen dat ook in zijn aestimatie de
primaire functie van Hoofd van de Staat
door koningin Wilhelmina in strikt consti
tutionele zin werd vervuld. En dit was dan
ook wel de grootste verdienste van de schei
dende Landsvrouwe, dat zij, zich met volle
belangstelling op de staatszaken toeleggend,
persoonlijk inzicht volstrekt reserveerde voor
het beraad met de verantwoordelijke minis
ters en naar buiten steeds boven de partijen
bleef staan.
□2d
Toch was het stellig niet zó in de verhou
ding tussen de constitutionele vorstin en
haar raadslieden, dat men, zoals de oud
liberaal Van Houten indertijd deed, van een
„ornament" spreken mocht, doelend op de
positie der Kroon. En gerust mag worden
aanvaard het ontbrak ook niet aan aan
duidingen dat haar eigen zienswijze me
nigmaal op het regeerbeleid van invloed is
geweest.
De al te angstigen speurden wel eens te
gauw onraad als in een koninklijke bood
schap naar hun smaak soms een te persoon
lijk accent scheen door te klinken. Ofschoon
dit laatste zich b.v. voordeed bij de Procla
matie na het revolutionnair avontuur uit
November 1918 van mr. Troelstra, die zich
zo deerlijk in de staatkundige verhoudingen
hier te lande bleek te hebben vergist, legde
toch de critiek zich aanvankelijk het zwijgen
op; nu ons volk en de zaak der vrijheid aan
zo drieste aanval waren ontkomen, al vond
zij ook dra een uitlaat in de bewering dat bij
de demonstraties ten gunste van Oranje
vooral het katholiek georganiseerde volks
deel de persoon der vorstin te zeer in zijn
dankbaarheid over het mislukken van de
rode revolutie had betrokken.
□2d
En toen nog dit voorjaar de Landsvrouwe
zich inzake het kwellende Indonesische pro
bleem genoopt zag als Hoofd van het Ko
ninkrijk der Nederlanden het buitenland of
ficieel van voorlichting te dienen, werden
andermaal toespelingen vernomen vol be
duchtheid voor de ongereptheid onzer con
stitutionele zeden.
Er school en schuilt in een en ander een
goed deel overdrijving om niet te zeggen een
misvatting omtrent hetgeen te dezen oir-
baar is te achten. Zo min men het toch wel
heel persoonlijke afscheidswoord, dat H. M.
de koningin bij het tweede regentschap tot
ons volk richtte en waarin zij op „eendracht
en nog eens eendracht" aandrong, kan schei
den van de ministeriële verantwoordelijk
heid, zo weinig schijnt het met de politieke
welvoeglijkheid te stroken, in elk persoonlijk
accent een over de schreef gaan te zien van
constitutionele bevoegdheid.
En er zal wel niemand in Nederland ge
vonden worden die koningin Wilhelmina op
dit stuk niet vrij van elke ook maar de ge
ringste blaam zou willen pleiten. Levende
met en zich bewegende onder ons volk heeft
zij zich nauwgezet van haar taak gekweten,
het symbool te zijn van onze nationale een
heid boven de verdeeldheid der denkrich
tingen.
Ons volk heeft het ook steeds zo begrepen.
Een halve eeuw lang bleef het haar ten zeer
ste toegewijd: eerst de lieftallige jonge
vorstin en later de zorgzame Landsmoeder,
die op haar beurt steeds meer naar haar
volk toegroeide in wederzijdse genegenheid.
Vooral toen de boze dagen der eerste helft
van het huidige decennium over het arme
vaderland gekomen waren, is het meer nog
dan in tijden van voorspoed tot geheel onze
bevolking doorgedrongen hoe innig de band
was die haar met Oranje verbond en bleven
anderzijds de onmiskenbare tekenen niet uit
van zo mogelijk nog inniger medeleven met.
en intenser bezorgdheid voor de „arme scha
pen", die in „grote nood" en „verstrooid"
moesten worden achtergelaten. Hun „Her
der" heeft inderdaad „niet geslapen", gelijk
het aloude „Wilhelmus" beloofd had.
En toen wij de moegestreden Landsvrouwe
weer uit haar ballingschap in ons midden
mochten zien terugkeren, hebben onze har
ten zich nog wijder open gezet voor deze
Dappere, die ondanks physieke hindernis
zich weer aanstonds offerbereid toonde om
alles te ondernemen wat tot de wederople
ving van de schier lamgeslagen volkskracht
maar kon bijdragen. Hoezeer haar voorliefde
daarbij begrijpelijkerwijze ook uitging naar
de vrouwen en mannen van het verzet, die
zij niet genoeg op het schild scheen te kun
nen heffen, dat belette haar toch niet, in
haar zorgvolle toewijding allen en alles te
betrekken voor wie en waarvoor de algemene
nood en ontreddering haar belangstelling
vroegen.
Nu zij na een leven, rijk aan vorstelijke
deugden, de rijksscepter aan haar koninklij
ke dochter wenst over te dragen, voelt heel
ons Nederlandse volk het als een ereplicht,
haar op dit gouden feestgetij zijn hartgron
dige dankbaarheid te tonen voor alles wat
zij voor allen is geweest. Maar prinses Wil
helmina der Nederlanden zal dat is buiten
kijf niet aflaten, haar zegenrijke weldoen
de actie ten bate van ons volk voort te zetten
in haar levensavond, die zo bidden wij
God onder Zijn schutse rustig zij en
vreedzaam en vervuld van stil geluk.
Bij die contacten heb ik koningin Wilhel
mina leren kennen als een uitzonderlijk
sterke vrouw. Een vrouw, die haar kracht
niet slechts putte uit een vurig Godsvertrou
wen, niet slechts uit een diep-geworteld ge
loof in de roeping, die zij te vervullen kreeg
en die zij op waarlijk onovertroffen wijze
heeft vervuld, doch ook uit de stroom der
gebeurtenissen zelve, waarin zij was opge
nomen. Die gebeurtenissen hebben haar veel
leed gebracht. Bovenal de gebeurtenissen van
de laatste tien jarenr Ook dit leed echter is
zij zelf, steeds sterker, steeds groter, steeds
meer zich haar hoge taak bewust, te boven
gekomen. Zij heeft niet minder dan ons volk»
zelf geworsteld met de noden van dit volk en
zij heeft in die worsteling overwonnen. Zij
is de sterke vrouw gebleven, dié zich niet
van, haar koers liet afdringen en wie niets
liever was dan anderen in haar kracht te
doen delen, anderen en zo mogelijk het hele
volk 'tot haar hoogte op te heffen.
Op dit punt is veel teleurstelling haar deel
geworden. Het heeft haar diep geschokt, dat
ons volk aan de idealen, die in de bezettings
tijd zozeer werden gekoesterd, niet de ver
wezenlijking heeft kunnen geven, die zij zich
had gedacht en waarop de besten uit ons
volk met haar hadden gehoopt. De vernieu
wing van ons volk, het herstel van zijn gees
telijke spankracht, van zijn offervaardigheid
terwille van nationale idealen, hebben zich
niet in die mate doorgezet als wij in de jaren
van druk verwachtten.
Het materialisme, de zucht tot splijten en
critiseren,-schijnt eerder toe dan afgenomen.
Het heeft er de schijn van, dat ons volk in
plaats van zich de oorlogsjaren te herinneren
en er zijn lessen uit ter harte te nemen, veel
eer alle krachten inspant om deze jaren te
vergeten in goedkoop genot.
Zowel in haar Londense jaren als in de
jaren daarna was de hoop van koningin
Wilhelmina echter bovenal gericht op de
jeugd. In de jeugd onderkende zij het idea
lisme, dat haar zelf dreef. Van de jeugd
verwachtte zij op de eerste plaats, dat de
zou komen. Van de
jeugd, tot welke ook haar koninklijke doch
ter, straks onze nieuwe koningin, behoort,
in wier handen zij haar zware taak over
en die door ons hele volk en in het
bijzonder door onze-jeugd mede daarom met
geestdrift op de troon zal worden begroet.
Moge Nederland op de dag van het rege
ringsjubileum van koningin Wilhelmina de
zorgen en de teleurstelling, maar ook de
liefde en de gloed van deze uitzonderlijke
vrouw verstaan. Haar onverflauwde zorg
voor het welzijn van ons Volk en van de
volken overzee, haar teleurstelling over veel,
dat nog niet kon worden verwezenlijkt, om
dat nog te weinigen zich konden opheffen
tot de geestelijke grootheid, die zijzelf be
reikte en die wij allen in die donkere uren
hoopten te bereiken. Haar liefde voor haar
dochter en hoogstderzelver gezin, welke
telkens opnieuw treffend tot uiting komt. En
de gloed, waarmee zij vertrouwt op de
kracht van de jeugd op de kracht van ons
vaderland in de toekomst.
rrri
WE
LUISTERDEN...
In de grote herdenkingsrede, welke dr. H.
Colijn hield in de Nieuwe Kerk te Amster
dam bij gelegenheid van het veertigjarig
regeringsjubileum van koningin Wilhelmina
betrok hij ook de ontwikkeling van de tech
niek tussen de jaren 1898 en 1938. Hij stelde
vast, dat in het jaar van de troonsbestijging
Marconi zijn eerste radiozender bouwde,
waardoor een afstand van 25 KM kon wor
den bestreken; terwijl in het jubileumjaar
bijna drie kwart millioen ontvang-apparaten
de meeste zenders van de wereld in de Ne
derlandse huiskamers brachten. Daarmee
was de groei getekend van een nieuwe tech
niek, gedurende vier decennia.
Het dubbele technische en culturele
pionierswerk in Nederland, verricht gedu
rende het regeringstijdperk van koningin
•Wilhelmina, is een historisch feit, waard in
de rij van facta en data van dit tijdperk te
worden vermeld.
Niet minder van betekenis is, dat men in
Nederland de waarde van de levensbeschou
wing ook voor de radio, als beïnvioeder van
de geesten in de „huiskamers" al spoe
dig onderkende. De radiostrijd, die daarvan
een gevolg was, heeft zijn uitlopers tot in
onze dagen. Nochtans, de oprichting en de
ontwikkeling van principiële omroep-organi-
saties werd door deze strijd niet tegen
gehouden.
Hoewel onderscheiden naar de levensbe
schouwing en de eigen verantwoordelijkheid
voor de geboden programma-inhoud, werd
het gescheiden-zijn in de loop der jaren,
reeds voor de tweede wereldoorlog allengs
geringer, om na de bevrijding geheel weg te
vallen in een vrijwillige volledige samen
werking.
De samenwerking in het
verleden bleek naar buiten
vooral bij grote nationale
gebeurtenissen en op de
nationale vierdagen. De
radio in zijn eigen vorm
van de gesproken journa
listiek heeft zijn taak ver
vuld naast de veel oudere
zuster van de gedrukte
journalistiek. De radio kon
meer en soms minder.
De gesproken journalistiek
heeft op de gedrukte voor,
dat door middel van de
microfoon de luisteraar
a. h. w. direct, zij het al
leen op het gehoor, aan
wezig is. Ia de huiskamer
wordt de sfeer opgeroepen
van het gebeuren, waar
mede men, toch nog altijd
onzichtbaar, verbonden is.
Het grootste voordeel is,
dat de stem wordt ge
hoord.
Bij dit regeringsjubileum
zal men ongetwijfeld gaar
ne herlezen, wat koningin
Wilhelmina bij zo menige
weken geleden, zou ons de regeringsperiode
tekenen van de achttienjarige vorstin, die in
waarheid geworden is de „Moeder des
Vaderlands".
Maar hoe diep haar leed was, hoe groot
haar zorgen, welke troost zij ons wilde
geven, met welk een klem een beroep op ons
werd gedaan, zouden we alleen opnieuw
kunnen ondergaan, wanneer we dat woord
nogmaals konden laten opklinken.
Herlees of laat het U opnieuw vertellen,
hoe machtig de jubileumviering was in Sept.
1933, toen geheel Nederland in zijn afvaar
diging 614 uur lang defileerde voor de
koningin in het Amsterdamse stadion, toen
Hare Majesteit het volk dankte en een op
roep deed tot de jeugd en de historisch ge
worden woorden sprak: „Wij willen onszelf
zijn en blijven". Uw indruk en het beeld, dat
in de herinnering wordt opgeroepen, zullen
pas volledig zijn, wanneer U de woorden
opnieuw door de stem, die ze sprak, hoort
zeggen.
Wie na de dood van koningin Emma het
radiowoord van de koningin beluisterde,
weet pas meer dan de woorden alleen
zeggen kunnen wat deze „Moederfiguur"
voor haar en voor zovelenin Nederland is
geweest; wie het koninklijk dankwoord, ge
sproken voor de microfoon bij gelegenheid
van het veertigjarig regeringsjubileum, heeft
gehoord, verstaat het vertrouwen in ons volk
en zijn jeugd gesteld, als de koningin een
beroep op beide doet om Haar dochter een
steun te zijn „wanneer zij eenmaal tot de
troon wordt geroepen".
Het eigenlijke vermogen van de radio
is ons wellicht nooit duidelijker ge
worden, dan bij gelegenheid van de verlo
ving onzer prinses, toen een gelukkige moe
der twee gelukkige jong-verloofden aan het
volk voorstelde.
Toen werd geweten, dat door middel van
de radio heel het volk dit vreugdevolle ogen.
blik kon rpeemaken en iedere luisteraar moet
het gevoel gehad hebben zelf te behoren
tot de bevoorrechten, die zich mochten
scharen om de groep van het weer groter
geworden vorstelijke gezin, dat na de dood
van koningin Emma en van prins Hendrik
gelegenheid heeft gezegd^, zo vereenzaamd was.
Een bloemlezing van haar
woorden, te beginnen bij
de troonaanvaarding van
1898 tot de mededeling van
haar heengaan, nu enkele
De koningin is zich daarvan bewust
geweest: want letterlijk zeide zij bij die
gelegenheid: „Het is voor mij daarom een
diepgevoelde behoefte in dit gelukkig ogen
blik, waarop ik vergezeld van het van blijd
schap stralend verloofd paar, voor de zender
sta, enkele woorden tot U te richten, opdat
gij in ruime mate zoudt kunnen delen "in
onze vreugde".
En wanneer dan de prinses zegt: .wij
zijn het eens en wel zeer eens" dan hebben
de lippen de taal van het hart gesproken.
De radio heeft het volk ook bijeen ge
bracht op de nationale vergaderplaatsen, als
we ze zo noemen mogen, het Damplein, het
Binnenhof, het paleis Noordeinde. Van dit
laatste zagen we de begrafenisstoet vertrek
ken, de witte rouwkoets, waarin prins Hen
drik ten grave werd gedragen. Nooit ver
geten we hoe in de korte stilte, die er viel na
het verklinken van de treurmuziek en het
wegrijden van de koets, twee vrouwen ston
den onder het balkon, de koningin, even het
hoofd gebogen, en haar dochter, aan wier
arm de moeder steun zocht.
Dan, tegenstelling, enkele jaren later op
dezelfde plaats, een jubelende menigte defi
lerend langs de jonge vorstelijke verloofden
Weer korte tijd daarna twee vrouwen wach
tend onder hetzelfde balkon, nu als twee ge
lukkige moeders van het jonge bruidspaar,
dat zoeven is afgereden op weg naar de
Jacobskerk.
De oorlog komt. Uit de verte en met veel
storing klinkt van tijd tot tijd de vertrouwde
stem van de koningin, die we beluisterden op
de verborgen krystal-ontvanger. Maar we
hopen. Zullen we diezelfde stem spoedig, ja
vooral spoedig, weer kunnen horen op
Nederlandse bodem?
De bevrijding is gekomen. Juli '45; de
koningin doet haar intrede in Den Haag. Bij
de grens van de gemeente gaat het nog of
ficieel toe en zelfs de verslaggever moet zich
beperken tot een zakelijke weergave, opdat de
ontroering hem de controle over zijn
eigen woorden niet doet verliezen. Maar
bij het paleis Noordeinde is al het
officiële verdwenen. Een menigte uit
zinnig van blijdschap dringt op. Verslag
gevers wisselen elkaar af voor de microfoon,
zomaar onvoorbereid en spontaan. Heel Ne
derland, het deel dat al lang bevrijd was, en
het deel dat pas uit de benauwenis kwam,
heeft toen in Den Haag in de geest de terug
keer van zijn Vorstin meegevierd.
Straks zal koningin Juliana in de Nieuwe
Kerk te Amsterdam worden ingehuldigd.
Ook daar weer zullen alle Nederlanders in
en buiten het Moederland, door middel van
de radio als oorgetuigen aanwezig zijn. Van
de kroningsplechtigheid in 1948 zullen we
straks naar waarheid allen kunnen zeg
gen, dat we er bij waren, dat we
dit deel van onze contemporaine historie
als zovele andere gebeurtenissen in het
verleden met betrekking tot óns vorstenhuis
zelf hebben meegemaakt.
Want door de radio luisterden en leefden
we mee.
Door oud-minister-president