NU DE KONINGIN
AFTREEDT....
LOGEERDE
MAJESTEIT"
BELANGRIJKE GESTALTE
IN KONINKLIJKE FAMILIE
VAN VUGHT NAAR 'T LOO
V
IETS MOOIS VAN ONS
LEVEN VOORBIJ
DE GENTLEMAN-PRINS
28 AUGUSTUS Ï948
door Annie Salomons
„Beelden uit mijn kinderjaren"l
Wilhelmina met vader
Het jonge
en moeder.
prinsesje
TIEN JAAR GELEDEN. Staatsieportret van H.M. de Koningin ter gelegen
heid van haar veertigjarig regeringsjubileum.
De koningin heelt nooit .gestreefd naar
gemakkelijke populariteit; ze heeft niet op
straat een kind in haar armen genomen; ze
heeft zich niet laten photographeren met een
zielig oud vrouwtje; er deden geen anecdotes
over haar de ronde; ze heeft altijd afstand
bewaard tussen haar en haar volk, tenminste
gedurende de eerste dertig jaren van haar
regering; en daarom hebben we misschien
weieens gedacht, dat ze niet veel betekend
had in het leven van ieder van ons persoon
lijk.
Maar nu het op een scheiden gaat, nu zul
len vooral haar tijdgenoten plotseling bemer
ken, hoe dat stille, eenzame kind, hoe die
sterke, eenzame vrouw verweven is met al
lerlei herinneringen van hun eigen ontwik
keling. Nu zullen ze pas goed beseffen, hoe
veilig ze geleefd hebben onder de heerschap
pij van deze sobere vorstin. En ze zullen zich
oud en moe voelen, nu dat waardige hoofd
de kroon niet langer wenst te dragen. We zijn
met haar jong geweest; we zijn met haar
oud geworden. Nu zij aftreedt, is iets moois
van ons leven voorgoed voorbij.
OjD
De koningin heeft een eenzame jeugd ge
had. Ze had haar lieve, verstandige moeder
en die zal haar met warme genegenheid heb-
ben omringd, maar, naar het inzicht van die
tijd, werd zij opgevoed in het voortdurend
drukkend besef van haar uitzonderlijke po
sitie en haar hoogheid. Ik herinner me, dat
aan het strand op Scheveningen een groot
stuk werd leeg geveegd en het kleine prin
sesje op haar dooie eentje op die wijdheid
in het zand speelde, met witte handschoen
tjes aan en een hoed met zware veren op,
terwijl één hofdame in een eenzame badstoel
aandachtig toezag. Als we dan aan prinses
Beatrix denken, die, als God 't wil, ook eens
tot de troon geroepen zal worden, maar die
nu met haar vriendinnen, zonder hoed, ge
zellig op de grond mag zitten of zeulen met
haar kleine zusje, dan erkennen we dank
baar, dat in twee generaties het leven van
vorstenkinderen wel heel wat vrijer en on
bezorgder is geworden.
Een tweede beeld, enkele jaren later, zal
me ook nooit uit de herinnering gaan: het
koninginnetje zou een eerste bezoek aan
Rotterdam brengen en bij die gelegenheid
een gedenksteen leggen voor de in aanbouw
zijnde Wilhelminakade. Een tribune vol
schoolkinderen zou haar de volgende bar
baarse tekst toezingent
„De koningin ontvange
De hulde van ons allen.
Luid klinken feestgezangen
En jubelkreten schallen".
Het was voor de kinderen een inspannende
onderneming, maar wat zal het dan geweest
zijn voor dat koninklijke kind, dat, tenger
en bleek, het middelpunt was van al die
luide feestelijkheid! Toen ze na de plechtig
heid wegreed, leunde zij, op van moeheid,
tegen haar moeder aan. Deze hield haar
handje vast en wuifde daar mee. 'Het volk
was nu eenmaal toegestroomd om haar te
zien; daarom moest er gewuifd worden, moe
of niet.
Dit rigoureuse, dit eigen wensen achter
stellen bij de verwachtingen van haar volk,
dèt haar in haar jeugd met zoveel liefdevolle
strengheid werd geleerd, is de koningin al
tijd bijgebleven. Zij was de sterke vrouw,
die zich het symbool wist van de eenheid
van de natie en die daar ook naar leefde.
Juist dat verre, dat afgeslotene, dat „ko
ninklijke" in de ouderwetse betekenis van
het woord, dat haar wezen kenmerkt, bezorg
de haar ook in Indië een groot aanzien. ^Ik
herinner me, dat in de oorlog van '14'18
■aen hooggeplaatst Maleier tegen m'n man
zei: „Ik begrijp niet, dat koningin Wilhel
mina geen eind maakt aan die strijd tussen
de volken. Vroeger vochten we hier ook al
tijd: kampong tegen kampong, negara tegen
negara. En het ging ons slecht. Maar sinds
het gezag van koningin Wilhelmina hier is
gevestigd, leven alle stammen in vrede. Dat
hebben we aan haar te danken".
Zoveel goodwill had onze koningin in het
verre Oosten.
Er is een tijd geweest, onmiddellijk na de
vorige oorlog, dat vele intellectuelen en vrij
wel alle artisten zich verbeeldden, dat het
koningschap niet meer voor deze tijd was.
Een dichter, die zich respecteerde, zou er
toen niet aan gedacht hebben de koningin
te bezingen. Dat leek vieux jeu, goed voor
rijmelaars, die hun maaksels in elkaar knut
selden, zonder inspiratie..... Toen prinses
Juliana' ging trouwen, was die vreemde
„mode" gelukkig al weer overgedreven en
was men van die dwalingen teruggekeerd.
Onze beste dichters, zoals Boutens, Nïjhoff,
Werumeus Buning, Jan Prins uitten hun
vreugde over dit heuglijk huwelijk in echte
poëzie.
Maar hoeveel dieper zijn wij allen, van
hoog tot laag, ons de waarde van ons ver
bond met Oranje bewust geworden, toen we
niemand van dit met Nederland zo innig ver
strengeld geslacht meer in ong midden had
den; toen de koningin alleen nog maar een
stem voor ons was, een moedige, klare, be
heerste stem, die, in diep verborgen hoekjes,
tot ons sprak om ons op te monteren, om ons
"kracht in te gieten, om ons op te wekken tot
heldhaftig verzet, zoals zij zelf in den vreem
de heldhaftig streed teg^n laksheid en ont
moediging; om ons op duizend manieren van
die ene waarheid te doordringen, „dat alleen
hü verslagen is, die zich gewonnen geeft".
Toen hebben de dichters, in nood en angst,
weggekropen maar ongebroken, eerst recht
begrepen, welk een voorrecht het is, een
landsmoeder te becitten en te bezingen. Toen
was hun loflied geen „maatwerk, maar diep
ste bezieling, uit liefde en eerbied geboren".
Er is een merkwaardige „hausse" in de
appreciatie van het koningschap, in alle
kringen van onze samenleving, bij arbeiders
en intellectuelen, bij verschillende generaties,
ongeacht politieke overtuiging of religie. Ge
deeltelijk is dit aan de omstandigheden te
danken; maar toch in de eerste plaats aan
het feit, dat een zo bijzonder edele, onzelf
zuchtige, begaafde figuur vijftig jaar lang
die waardigheid heeft gedragen.
Als laatste herinnering wil ik nog een
ontmoeting vertellen m natte sneeuw en veel
wind, een paar maan
den, voordat de oorlog
uitbrak. Het was al da
gen lang slecht weer
geweest en mijn man
zei, dat hij nodig eens
moest uitwaaien. We
liepen door de duinen,
het zand striemde in
m'n gezicht, ik kwam
bijna niet vooruit, er
was geen schepsel te
zien, en niets te horen
dan het zware dreunen
van de zee. Ineens dook
uit het niets een lakei
op; we maakten ijlings
halt en front; m'n man
stond met z'n hoed in
z'n hand; de koningin
kwam vlak langs ons
heen; een verbaasde,
vriendelijke groet; toen
ging ze verder, optor
nend tegen de felle
wind.
Ze had natuurlijk ge
dacht: met dit nood
weer gaat niemand uit;
nu kan ik eens alleen
wandelen als een ge
woon mens. (Wat kan
een koningin zelden
doen wat ze prettig
vindtHoe eenzaam
liep ze daar in storm
en sneeuw. Zo heb ik
haar heel die eindeloos
lange oorlog in mijn
gedachten gezien: een
zaam tegen de wind in.
Een samenvatting van
haar lange leven en
van haar lange rege
ring: eenzaam tegen de
wind in. Een nobel, 'n
belangrijk, een waar
devol leven, maar een
ernstig en een zwaar
leven. Te zwaar voor een mens, als ze zich
niet altijd veilig had geweten in de almach
tige hand van Hem, bij Wiens gratie de vor
sten regeren.
Moge zij, die zo moedig op haar eenzame
post heeft volgehouden; die altijd voor ande
ren moest leven en nooit aan eigen gemak
mocht denken, nu het voor haar avond gaat
worden, voor het eerst de rust van een ge
lukkig familieleven genieten met de klein
kinderen dicht om haar heen, en verder ver
wijderd, maar toch voelbaar en verwarmend,
de dankbare eerbied van millioenen onder
danen.
Het lot van het koningschap is eenzaamheid. Er is een zekere mate van
tragiek in dit geroepen zijn, in deze uitverkiezing om als hoogste gezags
drager in den lande de eenzaam hoge, monarchale voorpost te betrekken.
Wel nooit waarschijnlijk in de geschiedenis heeft een vorst zo voortreffelijk
de synthese bewerkt tussen de eerbied en ontzag inboezemende eenzaam
heid van de'troon en het overschrijden der aan deze hoge waardigheid
noodzakelijk inhaerente barrières van adviseurs, hof dignitarissen, protocol
voorschriften en officiële audiënties, om rechtstreeks met het volk in
contact te komen, als Hare Majesteit koningin Wilhelmina. Als een der
schoonste diamanten aan deze overrijke gouden regeringskroon prijkt haar
medeleven met het Nederlandse volk in de moeilijkste jaren van haar
regeringsperiode: de tijd van de tweede wereldoorlog en de periode daarna.
voor een stil gesprek,
een middag, waarin
men plotseling weer
leeft; nog slechts enke
le jaren terugen
'toch reeds grotendeels
vergeten naar het
schijnt en niet zeer in
teressant meer.
Een zeer vriendelij
ke, eenvoudige, grijze
dame, die met een
groot deel van haar ge
zin in Vught had ge
zeten, terwijl de rest
van dat gezin ontsnap
pen kon tot haar eigen
vreugde en groter on
gerustheid.
„Zet daar maar niets
meer van in de
krantzei die dame
ons „van Vught en
zo
„En over Uw verblijf
op 't Loo daarna?"
„Oh, kwam U déér-
voor? Maar dat waren
er zo veeL Er hebben
er hónderden bij „de
majesteit" (zo zei ze uoninain eert
dat) mogen logeren, ue Koningin eerz,
om uit te rusten en met haar volk:
weer aan te sterken.
Waarom wilde U dat
net van mij horen?"...
Ze was er zichtbaar verlegen onder, maar
begon uiteindelijk toch te vertellen:
Een koninklijke eenzaamheid, die zichtbaar
ontroerd was, toen zij bij Ede in Zeeuwsch-
Vlaanderen de geïmproviseerde grenskalk-
streep overschreed en voor 't eerst na lange
jaren van scheiding weer op eigen bodem
was, thuis in haar eigen land.
Een medeleven, geobsedeerd bijna in zijn
onvermoeibaarheid om met iedere Neder
lander persoonlijk in contact te komen: met
de zeer eenvoudigen, die zonder meer de
dupe waren van de haast onbegrijpelijke
stormen; die over hen waren heengegaan;
met degenen, die naast het materiële verlies
nog veel smartelijker getroffen waren; mat
de moedigen, wie evenals haar, een een
zaamheid van hoger orde was ten deel ge
vallen in de oorlogsjaren: de eenzaamheid
van een gevangeniscel, een kamp, de een
zaamheid van de angst, de eenzaamheid ener
onbegrepen anonymiteit en ontzaglijke ver
antwoordelijkheden.
Wij hebben enige dagen geleden een
middag lang zitten praten met een zeer
vriendelijke, grijze dame. Wij wisten van te
voren, dat dit gesprek ons geen „nieuws"
zou opleveren: een groot aantal zeer belang
rijke verdiensten uit de afgelopen ramp-
periode schijnt nu eenmaal ernstig gede
valueerd, hebben alleen haar enig belang
rijke intrinsieke waarde nog behouden
cgD
Nou dan.... in '46 kreeg ik een uit
nodiging om op 't paleis te komen logeren,
maar eerlijk gezegd voelde ik daar in 't begin
niet zo veel voor. Ik had nog nooit op een
Daleis gelogeerd, en er was al weer zo n tija
over heen gegaan sinds ik in Vught bevrqd
werd, en thuis voor de kinderen kon ik eers
geen hulp krijgen. Enfm, iedereen zei dat
ik 't doen moest en op 't laatst bezweek ik
voor al die aandrang en ben in de laatste
week van Augustus naar Apeldoorn gebracht
Nou, er is nog nooit iets zó meegevallen als
die, dielogeerpartij, zal ik maar zeggen.
De twee vleugels van t Loo waren hele
maal vrijgemaakt voor ons. In de linker
vleugel zaten de meeste Indische gasten,
zoals wij ze noemden, maar dat kan ook
toevallig in mijn tijd zo geweest zijn, want
er kwamen telkens nieuwe ploegen aan en
elke keer waren er ook mensen uit de
Japanse kampen bij. Ik zelf zat in de rechter
vleugel. En de.... hofhouding, zal ik maar
zeggen, zat in 't hoofdgebouw, waar ook de
majesteit woonde.
Nou, ik kwam daar aan, s middags, en
't was net theetijd. Mevrouw Bergsma ont
ving ons en stelde ons aan iedereen voor.
Er waren in mijn groep maar twee Vughte-
naren, maar wel veel dames, van wie de
mannen niet meer waren.
Na de thee werden we naar onze slaap
kamers gebracht. Ik moet zeggen, dat alles
piekfijn was ingericht voor ons. Je hoefde
zelf niets mee te brengen, dan je eigen goed,
zal ik maar zeggen. Voor de rest was allemaal
gezorgd. Om zeven uur was 't souper en
die eerste avond was er al direct een dichter,
of een declamator. Ik.... hoe héétte die nou
ook weerenfin, z'n naam ben ik ver
geten, maar zo was er heel dikwijls 's avonds
iets te doen: films in de filmzaal, toneel,
voordrachtskunstenaars.
Wilt U de dagindeling ook horen?....
Nou, 's morgens om half acht was t op
staan, om half negen was 't ontbijt, daarna
kon je doen wat je wou: wandelen in het
heerlijke park er waren maar een paar
hele kleine stukjes waar je niet mocht
komen, voor de rest kon je overal wandelen.
Of je kon lezen, of brieven schrijven of zo
maar gewoon rusten. U begrijpt, dat ik bijna
elke dag een hele lange brief aan pa en de
kinderen schreef hoe ik 't maakte op 't
paleis. Om elf uur kreeg je dan koffie en
om half een moesten we weer aan tafel voor
't middageten.
Daarna was er nog lichte rust tot drie
uur; dan thee en 's avonds om tien uur moest
alles rustig zijn. Ik ben in m'n hele leven
niet zo verwend als in die weken. Aan iedere
tafel zat een verpleegster; die moest kijken
dat je goed at Ik zag er zó ontzettend slecht
uit, dat ze dachten, dat ik dood ging. O, ja.
De eerste dag na aankomst moest iedereen
naar de dokter voor onderzoek. Die dokter
heette dokter Van de Werf, z'n vrouw was er
ook. Ze kwamen uit Indië en waren ont
zettend populair bij allemaal.
Nou, de eerste dag de beste ging ik na 't
onderzoek wandelen in 't park en daar zag
Door Dr. P. H. Ritter Jr.
De figuur naast de troon bezit een eigen roeping. Hij is, met de rege
rende vorstin, haar moeder en de troonopvolgster, in de aandacht en
sympathie der natie begrepen, maar hij heeft in zijn levensstijl de
prioriteit aan te duiden van haar, die de staatsmacht draagt, en haar,
die haar dragen zal. Prins Hendrik der Nederlanden heeft die roeping
als een levenskunstenaar vervuld. Doch het is niet daarom, dat wij zijn
nagedachtenis willen betrekken in de hulde, die wij de dynastie bewijzen
op dit ogenblik, gewijd aan de dank aan de scheidende en de trouw
kan de komende koningin. Onze woorden weten de niet verjarende
genegenheid te vertolken van ons volk aan de vader van koningin Juliana.
Omdat hij haar gelukkig heeft gemaakt.
De liefde der jonge koningin voor haar vader
is een openbaar geheim en de eenvoud en
aanminnigheid, die zij van hem heeft geërfd,
delen zich mede aan de glans van haar
bekoring. Reeds deze feiten nestelen hem in
onze herinnering. Maar hij is omgegaan
onder ons en wij bewaren zijn rustig en
vriendelijk beeld; wij stellen vast, dat hij
ons gekend en begrepen heeft in onze
natuur, die wars is van opzichtigheid en
vatbaar voor luim.
qjp
De ongekunsteldheid, de kalmte van zijn
optreden heeft de luister der Kroon niet
getemperd, doch verhoogd. Wij hebben
koningin Wilhelmina leren kennen in twee
gestalten. Toen nood en ellende vraten aan
ons nationale leven, toen de vijand ons wilde
wurgen, toen staalden haar woorden, die
door de aether klonken, ons in het verzet.
Tijdens de worsteling en na 's lands herrij
zenis boog zij zich over tot de eenvoudigsten
en ontving de onderdaan, die had geladen
en gestreden om de bevrijding, in haar per
soonlijke kring. Het hart, dat zo lang er, zo
hevig voor ons geklopt had, doorbrak het
decorum van de koninklijke staat en er is
geen Nederlander, die haar niet als een
moeder bemint.
Maar de gevoelens, die immer in haar
geleefd hadden en die in de uren van lijden
naar buiten drongen met onstuimige kracht,
zij waren besloten gedurende de vele jaren.
waarin koningin Wilhelmina over ons heeft
geregeerd, binnen de staatsie der koninklijke
waardigheid. Nu zij de liefde verinnigd heeft,
doordat wij de tederheid ervoeren van haar
vrouwelijk gemoed, nu hebben wij meer dan
ooit te erkennen de onaantastbare wijze,
waarop zij de waarde van Nederland ge
dragen heeft als hoofd van de staat.
CgD
Onze hulde aan koningin Wilhelmina
zegent haar hart, maar dankt haar bre'n en
bewondert de kracht van haar verantwoor
delijkheidsbesef. Inderdaad, zij wès een
voorbeeld van ongerepte majesteit.
Hóe heeft prins Hendrik nu bijgedragen
tot deze vlekkeloze uitbeelding van het
koningschap? Hij heeft de harmonische vorm
gevonden, waardoor het tot zijn recht kwam.
Hij verstond de kunst om als tweede in de
waardigheid te zijn begrepen, die uitstraalde
van de koninklijke figuur. Juist de rust van
zijn optreden beklemtoonde de verschijning
der dynastie voor het forum der openbare
belangstelling. Van inmenging in staats
zaken heeft hij zich gewetensvol onthouden.
Des te meer valt de tact te bewonderen,
waarmede hij zich niettemin wist te mar
keren als belangrijke gestalte in net geheel
der koninklijke familie. Op zijn moeilijke
plaats vertoonde hij de karaktertrekken, die
eigen waren aan zijn hoge echtgenote: hij
kende zijn grenzen en hij kende zijn waar
digheid.
Prins Hendrik heeft zich toegewijd aan de
traditionele taak der Oranjes in de Neder
landse gemeenschap. De Oranjes hebben
zich steeds onderscheiden als staatslieden en
krijgsvorsten, maar zij zijn eveneens be
roemd om hun arbeid op het gebied der
menslievendheid. Koningin Emma ging als
een weldoenster door het land; men kan
zich prins Hendrik niet denken zonder de
verbondenheid aan zijn levenswerk: 't Roode
Kruis. Van deze instelling, welker toenemen
de betekenis zich in onze veelbewogen en
smartelijke tijd hoe langer hoe meer doet
gelden, is hij de bezielende leider geweest,
de baanbrekende kracht. Reeds zijn ver
diensten ten aanzien van deze charitatieve
beweging geven hem een plaats in de
historie. Maar er is zoveel meer.
□2d
En nu komen we terug op de waarde die
zijn aantrekkelijke verschijning heeit gehad
voor ons volksleven en voor onze verbonden
heid aan onze dynastie.
Men wijst wel eens om de betekenis
van het koningschap te illustreren voor de
volksbinding en de volkseenheid in een
periode, die overal tronen ziet vallen en
republieken ziet verrijzen op de eenvoud
en hartelijkheid, waarmee de Scandinavische
koningen hun volken'tegemoet treden. Er gaat
zelfs een legende omtrent de koning van
Denemarken, die als een gewoon passagier
zich liet meerijden op het trambalcon.
Maar wij behoèven niet naar het noge
Noorden te reizen om een dynastie te vin
den, die zich gaarne en ongedwongen bevindt
te midden der natie. Ook ten onzent aan
schouwen wij deze hartelijke toenadering
van de koninklijke familie tot de onder
danen.
Prins Hendrik was een Haagse figuur.'
Men zag hem dagelijks zonder enig
gevolg getrouw zich begeven naai zijn
kantoor op de Princessegracht. Een deftig
heer, die in zijn eentje zich tussen de wan
delaars voegde, op weg naar zijn taak. Er
gingen in het voorbijgaan hoeden at en
steeds werd de groet minzaam beantwoord.
Zo leeft hij voort in onze herinnering, als
de gentleman-prins, de mens van vorstelijke
Prins Hendrik in zijn werkkamer op
de bureaux van het „Roode Kruis",
waarvan hij de bezielende leider was.
bloede, maar die ook onmiskenbaar ver
tegenwoordigde het voornaam burgerschap
van zijn stad en zijn land.
Hij was minder dynamisch, minder spor
tief dan de huidige Prins der Nederlanden,
die door zijn stralende jeugd en zijn strijd
voor het vaderland in de ure des gevaars.
aller harten gewonnen heeft. Maar prins
Hendrik was het type van de bedaarde
Nederlander, passend in het kader van zijn
tijd. Hij was de hartelijke, altijd belang
stellende persoonlijkheid, die, juist om zijn
vereenzelviging met de natie, onvergetelijk
blijft voor de generatie, die hem heeft
gekend.
Dit inlevingsvermogen, dat grote psychi
sche krachten eist en zelfbeheersing, maar
dat bij prins Hendrik voortkwam uit zijn
gulle spontane natuur, het heeft zijn zeer
bijzondere waarde gehad voor de verhouding
tussen dynastie en volk.
De warmte en de hartelijkheid van zijn
karakter doorstralen dit ogenblik, waarin wij
ons rekenschap geven van onze gehechtheid
aan het Huis van Oranje en zal ook onze
gevoelens in de toekomst bepalen, wanneet
wij ons scharen om de troon van zijn
dochter.
posthuum, de gevalleneh. Medeleven
een schone diamant in de gouden
regeringskroon.
ik de twee prinsesjes te paard de hoofdlaan
afkomen. Je staat toch wel even gek te
kijken als je ze van zo dichtbij ziet. En
Hare Majesteit zat voor op 't bordes! Beatrix
reed op een groot paard, Ireentje nog op
een kleiner en haar pony was met een lang
touw vastgemaakt aan een groter paard van
een van de ruiters, die meereed. Ze zwaaiden
tegen de koningin.
Het ging toch allemaal heel gewoon en 't
viel mij hard mee eerlijk gezegd. Ik bedoel
eh, 't'is toch eigenlijk een paleis, hè?
De prinsesjes zagen we de hele dag als ze
in 't park speelden. En ze hadden een speel
kamer naast onze kamer. Er stond ook die
wip, die ze van haar grootmoeder gekregen
hadden, weet U wel, daar zijn allemaal die
foto's van. Ik geloof, dat ze nogal streng
worden opgevoed; of meer „stipt".
Als 't theetijd voor hen was, vroegen ze
je wel zes keer hoe laat 't was, want dan
mochten ze niet te laat komen. Maar echte
kinderen hoor maar dat is niet voor de
krant natuurlijk soms haalden ze ook wel
kattekwaad uit.
Op een middag waren Beatrix en Irene op
een plat dak geklommen. Hoe ze er op had
den kunnen geraken, was onbegrijpelijk,
maar ze zaten er. Nou hadden we één ver
zorgster, die iedereen tante Els noemde. Nou,
tante Els stond daar ook omhoog te kijken
en riep naar Beatrix hoe ze er op gekomen
was. „Als U er op komt, zullen we 't U wij
zen, tante Els.riep 't prinsesje terug, en
toen heeft die tante Els zich met heel haar
gewicht ook op dat dak gehesen, 't Was géén
gezicht, gewoon. En lol, dat die prinsesjes
hadden. Iedereen zat van onder tot boven
onder de teer.
Je kon ze geen groter plezier doen, dan
met ze paardje te laten rijden. De mannen,
die er logeerden, namen ze dan op hun
schouders en hoe harder er gehold werd, hoe
leuker 't was. Ze speelden ook gewoon met
de kinderen, die er logeren mochten.
OjP
Maar de mooiste dag was wel de 31ste
Augustus, 's Morgens kregen we een heer
lijk ontbijt; dat was een persoonlijke trac-
tatie van de koningin en we waren met z'n
allen de dokter gaan afhalen om die dag
samen met ons te ontbijten. Wij er allemaal
in optocht heen; de meesten waren erg
vrolijk, maar sommigen hadden de tranen
in de ogen en enkele vrouwen kregen huil
buien, omdat ze bij die feestelijke, vrolijke
optocht haar mannen nog veel erger misten
dan anders. Na 't ontbijt, waarbij we 't Wil
helmus zongen, mochten we allemaal voor
de ramen naar de aubade gaan kijken. Ik
had dat nog nooit zó dichtbij gezien.
De koningin was die dag erg chic in een
lange paarse japon en een vos om en een
hoed met een grote grijze veer. Margriet
zat ook op 't bordes. Die kón gewoon niet
stilzitten in de fauteuil. Dan weer op d'r
knieën, dan weer gewoon, dan weer opstaan.
De koningin werd er ook de hele tijd door
afgeleid. Het was ontzaglijk leuk, als je
dat nooit gezien hebt.
Na de aubade kregen we koek en cacao,
geloof ik, en om twaalf uur kwam zij zelf
in de recreatiezaal met de prins en de prin
ses en de drie kleine prinsesjes. Een paar
dagen tevoren hadden alle patiënten een
foto laten maken, zo van waar ze logeerden
in 't paleis. Die hadden we in een album
geplakt en de dokter, die ons allemaal voor
stelde, bood die album als geschenk aan. Er
was een heel klein kindje, dat nog gedragen
werd, en in dat kleine knuistje stak 't een
heel klein tuiltje bloemen vooruit en gaf
dit aan de koningin.
Ik geloof, dat zij alles erg leuk vond. s
Middags maakten we allemaal een rijtoer
en 's avonds was er na 't souper een extra
voorstelling in de hofbioscoop van de
Zeeuwse Kring in Apeldoorn. Een paar
dagen later gaven de „patiënten" zelf een
voorstelling. Daar kwam de koningin zelf
°°Ohf jé voelde je er helemaal thuis. Ik liep
op 'n morgen te wandelen in 't park met
nog een dame en de majesteit zat op een
bank. Ze wenkte ons al uit de verte. Ze
zat te kijken naar de prinses, die met de
kinderen aan 't croquetten was.... heet dat
niet zo?....
Enfin, we gingen naast haar zitten en
toen vroeg ze naar 't hele verhaal. Over
Vught en hoe de jongens ontsnapt waren en
vooral naar die laatste maanden. Daar kon
ze maar niet over uitgepraat komen. „Was
U er die laatste maanden, die laatste vrese
lijke maanden, ook?" vroeg ze wel drie keer.
Toen begon ze over thuis en of ik een goede
hulp had in 't huishouden nuHet was
een heel gewoon, gezellig gesprek. Zo echt
gewóón, weet U wel....
De leukste herinnering, die ik terug mee
bracht, was die met die ansichtkaart. Mijn
zoon, om wie eigenlijk alles begonnen was
in de Duitse tijd] kwam me opzoeken en
Beatrix en Irene speelden net vlak voor ons'
open raam. Wij zaten kaarten naar huis te
sturen en toen we er een aan mijn dochter
aan 't schrijven waren, die nog ziek was
van die tijd in Vught, vroeg mijn zoon of
Beatrix er ook haar naam op wou zetten.
Ze kwam, samen met Irene, direct naar ons
toegehold en ik zei nog: Wie weet, of dat
wel mèg axlemaal, maar voor ik 't wist had
Trix 't potlood al.
„Ja, wat zal ik nou als afzender zetten?"
zei ze.
„Prinses Beatrixzei m'n zoon.
„Prinses?Poehzei Trix, maar
even later: „Ja, ik heb de P al gezet
vooruit dan maaren ze schreef met
drukletters, d'r tongpuntje uit haar mond:
„Prinses Beatrix"
Nou, U begrijptje zult een ansicht
kaart van een prinsesje thuis krijgen! Om
nog maar te zwijgen van zo'n logeerpartij
ik ben tot en met de eerste week van
October op 't Loo geweest. Ik heb nog nooit
zo'n echt leuke tijd gehad als in 't paleis
van da majesteit".
f