Wie ben ik, dat ik dit doen mag Eerste tocht van koningin Juliana door jubelend Amsterdam NACHTWAKE OP DE DAM Een taak zo zwaar, dat niemand haar zou begeren, maar ook zo mooi... Ken koningin aanvaardt de troon Nederlands meest bevoorrechte stad JééIp^ DAGBLAD VOOR SCHIEDAM EN OMSTREKEN ONDER DE LOUPE „Zijn de Athlone's thuis"? vJ Stichting van Koningin Juliana-fonds 70ste JAARGANG MAANDAG 6 SEPTEMBER' 1948 No. 20716 DE ORANJE-PIL Door de Jordaan Gelukkig lachend, de calèche neemt de hulde van haar BERICHT °*<#X*l,iÓ*X ggflggff DE KANTOREN zijn gevestigd te Rotterdam, Kortenaerstraat 1, telefoon 25270; te Schiedam, Broersvest 8, telefoon 68804. Giro-nummer 9U95 ten name van „De Maasbode- Stichting" Rotterdam. De abonnementsprijs bedraagt t 3.45 per kwartaal, t 1.15 per maand, t 0.30 per week. Directeur: J KUUPERS. Hoofdredactie: Prof. Dr. ST. TESSER O.P. LEO J. M. HAZELZET. Algemeen Redacteur: H. A. PAALVAST. NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT DE ADVERTENTIE-PRIJS op gewone kolom breedte bedraagt 15 ets. per millimeter hoogte. Ingezonden Mededelingen op redactionele kolom breedte 30 ets. per millimeter hoogte. Contract-tarieven tegen gereduceerde prijs op aanvrage bij de Administratie verkrijgbaar. KAMPIOENEN tot 20 woorden L—Ieder woord meer 5 ets. Maximum 50 woorden. Uitsluitend bij vooruitbetaling. In de Nieuwe Keik_ in de verenigde vergadering der Staten- Generaal. welke daar hedenmorgen werd gehouden ter inhuldiging van H. M. Koningin Juliana, heeft de nieuwe vorstin alvorens de eed af te leggen op de Grondwet in een diep ontroerende rede haar taak aanvaard. Zij sprak als volgt: Dat ik hier op het ogenblikin uw midden ben om de eed op de Grondwet af te leggen, vervult mij met weemoed. Want het is een gevolg van het feit, dat mijn lieve Moeder een halve eeuw lang haar krachten in dienst van het vader land en het rijk heeft gegeven in een mate, dat zij nu eindelijk de zware last niet langer dragen kan. Maar het vervult mij ook met de troost, dat ik haar mag verlichten door die last naet mijn onervaren handen, maar ster kere want jongere kracht, over te nemen en dat ik daarmee iets voor mijn Moe der doen kan voor haar, aan wie ik samen met de goede mens, die mijn Vader was, het levenslicht en alles te danken heb. Sedert eergisteren ben ik geroepen tot een taak, die zo zwaar is, dat nie mand, die zich daarin ook maar een ogenblik heeft ingedacht, haar zou be geren, maar ook zo mooi dat ik alleen maar zeggen kan: Wie ben ik, dat ik dit doen mag. De mogelijkheden, die mij hierdoor worden gegeven, om in het algemeen welzijn werkzaam te kunnen wezen, zijn zo groot, dat ik na veel innerlijke strijd bereid ben deze roeping te volgen, waar op mijn ouders mij met zorg hebben voorbereid. Overeenkomstig de bepalingen van de Grondwet ben ik tot het koningschap geroepen, maar de moed om deze roep te volgen vind ik in vertrouwen op God en in de grote liefde, waarmede ons volk mij tegemoet treedt. Deze liefde heeft mij mijn hele leven begeleid. Ik leefde in de warmte daarvan in tijden van voorspoed en geluk, maar nooit bleek de kracht daarvan sterker, dan in tijden van tegenspoed en verdriet. Daarnaast ben ik gelukkig, in mijn man een levensgezel naast mij te hebben, die een grote steun voor mij is en hebben wij het voorrecht zelf al onze zorgen te mogen wijden aan onze vier kinderen. Ik wil hier met nadruk vaststellen, dal voor een koningin haar taak als moe der even belangrijk is als voor iedere andere Nederlandse vrouw. Lieve Moeder, Geleid door de liefde, de wijsheid en het verstand van grootmoeder, zijt gij uw zware taak begonnen met later naast u Vaders gezegende persoonlijkheid. Hoe moeilijk ge het hebt gehad in een wereld van conventionele vooroordelen, waar door speciaal de tijd waarin ge begon zich kenmerkte, weet ik nog maar alleen, en dat zeer ten dele. Met uw scherpe visie en uw in de grond van uw hart zo sterke verbonden heid met de medemens, hebt gij echter onverstoord voor het heil der gemeen schap gewerkt. Ik zelf en allen hadden altijd het ge voel dat gij er waart, als een rots. Toen de stormen kwamen, merkte men dat pas goed, want die rots stond daar onwrikbaar: saevis tranquillus in undis. Rustig te midden der woedende golven Ik weet dat ge in uw overgrote be scheidenheid en nederigheid, na een hal ve-eeuw van offeren en dienen en nooit U zelf zoeken, van onafgebroken wer ken, zwoegen en scheppen, zegt: Maar ik heb toch immers niets gedaan. Waarvoor dan al deze dank? Nederland en de rijksdelen overzee hebben u een halve eeuw als „de konin gin" gekend en zelfs reeds acht moeilijke jeugdjaren daarvoor. Nu hoopt ge op een welverdiende rust, het geven van eigen, zinvolle vorm aan uw levensavond. Eerste regeringsdaad Een uiterlijk zinnebeeld, hoe ontoerei kend ook, moge u nog sterker gevoel van verbondenheid geven met de besten uwer wapenbroeders in de grote strijd In de hoop dat uw bescheidenheid u niet zal beletten, het te aanvaar den, worde u thans als symbool var» het hoogtepunt van uw regering, uw leiderschap irt de zwarte tijd van oor log, en onderdrukking, het ridderkruis der Militaire Willemsorde, eerste klas aangeboden. Het tekenen van dit besluit was mijn eerste regeringsdaad als Koningin. Leden van de Staten-Generaal, Wij bevinden ons op dit ogenblik van de wereldgeschiedenis in een toestand, waarin alles aankomt op onze houding tegen het onheil van het jongste ver leden en tegen de - dreiging van nieuwe onheilen. Nederland moet niet alleen drijvende blijven op de wilde golven van het wereldgebeuren, het moet zelf zijn koers bepalen en bovendien trachten met andere volken samen 'dc koers uit te zet ten van de ganse wereldvloot Wij moeten er niet op zien of dat offers kost. Als het nodig blijkt, moeten wij bereid zijn bal last uit te werpen. Alle hens aan dek: „Eendracht en nog eens eendracht", heeft Koningin Wilhelmina ons op het hart gebonden. Veel goede voornemens worden geuit, veel plannen .worden gemaakt. Zullen wij ze ook waar maken? Bij het nastreven van sociale recht vaardigheid, culturele ontwikkeling en economische welvaart in ons kleine land met 'zijn grote bevolking, in het regelen op voet van vrijheid, zelfstandigheid en gelijkwaardigheid van onze verhouding tot de volkeren van Indonesië, Suriname e: de Nederlandse Antillen in het ver vullen van onze taak tussen de volken, in de wijde ruimte der wereldverhoudin gen? Ja, wij kunnen en zullen waar maken, wij kunnen en zullen verwezenlijken, wat in onze macht is om te bereiken. God helpt hen, die zich zelf helpen. Doen wij dit niet en zien wij te veel op offers, die het ons kosten zal, dan lopen wij het gevaar in de golven onder te gaan. In de laatste twintig jaren hebben in de wereldgemeenschap misdaden plaats gegrepen, zo groot, dat men zich die niet te voren had kunnen voorstellen. Als een kwaadaardige besmetting heeft deze mis dadigheid om zich heen gegrepen en een verwildering der geesten tengevolge ge had, die ook ons volk ondanks een heldhaftig verweer niet geheel onaan getast heeft gelaten. Geen betere wijze om dit kwaad te bestrijden dan het opvoeden van onze jeugd tot vrije mensen met een geestelijk fundament, met een sterk /erantwoorde- lijkheidsgevoei voor de medemens, met eerbied voor alles wat leeft en groeit en voor eens anders diepste overtuiging. Ons volk is zeer bescheiden naar gods dienst en wereldbeschouwing. De Sta ten-Generaal geven daarvan een weer spiegeling en kennen, om met Willem van Oranje te spreken: „Die gelegenheyt des lands ende de humeuren van de ingesetenen het best". Het is daarom aan hen te verwezenlijken die eenheid in verscheidenheid, -het in eendracht behar tigen van 's lands belang. Zo dadelijk zal ik mijn eed afleggen in honderd jaar oude bewoordingen. Daarbij zal mij voor ogen staan het zin nebeeld, waarmede ik de regering van mijn Moeder kenmerkte, en dat voor mij het wezen van het Nederlandse koning schap weergeeft: „De rots temidden der woelige baren" Leden der Staten-Generaal, tezamen zullen wij werken voor Nederland en het Rijk. Moge God onze arbeic. zegenen. Op het station te Haarlem verwel- komen Prinses Wilhelmina en Prins Bernhard Koningin Elisabeth van België. ERNSTIG ONGEVAL TIJDENS RIJTOER VAN KONINGIN Lid van ere-escorte stort dood van zijn paard Bij de rondrit van Koningin Juliana is Zaterdagmiddag helaas een ernstig onge val gebeurd. Toen de stoet over de Prin sengracht de Rozengracht naderde, werd een der leden van het ere-escorte van Amsterdamse burgers door een beroerte getroffen. Hij viel links van zijn paard en trok het dier ook naar links. De berij der viel van het paard, dat driftig trap pelend rondsprong, daardoor de ernaast gaande paarden verschrikkend en het publiek beangstigend. Het paard kwam te vallen boven op zijn berijder en het geheel liet zich een ogenblik ernstig aan zien. Toen sprong er uit het publiek een jonge agent naar voren, hij greep het dier, trok het op en leidde het weg. Het publiek droeg de getroffen man opzij. Alles speelde zich af in enige seconden en de voorrijders van de calèche, die er vlak achter reden, lieten de hand, die zij waarschuwend in de hoogte hadden gestoken, weer zakken. Nog geen dertig seconden na het ongeval, reed de calèche langs. De Koningin had gemerkt, dat er iets ernstigs gebeurd was, vooral door de verschrikte gezichten van het publiek. De berijder van het paard was de 49- jarige W. K. uit Blaricum; een dokter constateerde later dat hij op slag dood geweest moet zijn. Een kleine vier-persoons auto stopte Zondagochtend voor het Amstelhotel, waarop de vlaggen van vele naties deze dagen prijken. Een paar dames waren dc inzitten den van de blauwe wagen. De portier van het hotel kwam de trappen af en vroeg door de opengedraaide ruit. waarmede hij de dames van dienst kon zijn, „Zijn de Athlones thuis?" vroeg een der dsmes. „De Athlones zijn uitgereden, me vrouw." „Dat is erg jammer", vond de dame. „Kan ik misschien zeggen, wie er geweest is?" vroeg de behulpzame por tier. Even weifelde de dame. Dan zei ze glimlachend' „Zegt u maar, dat Prinses Wilhel mina even langs is geweest." De eerste grote rondrit van Konin gin Juliana door Amsterdam is een sprookjesachtige zegetocht geworden. Door het centrum ging het naar die grote, oude arbeidersbuurt, de Eilanden, daarna door het centrum naar de Jor- daan en vandaar naar het Paleis terug. Overal stonden de mensen in dikke rijen langs de versierde straten, over al was een hartelijk medeleven en een spontaan enthousiasme en overal kwam men onder de indruk van de pracht van de stoet. Onder steeds luider wordend gejuich stapt de Koninklijke Familie voor het paleis in de calèche, de kleine ,,Pie- tie" gaat tussen Vader en Moeder inzitten, haar twee zusjes nemen te genover hen plaats. En zo naderde de jonge Koningin de Eilanden, de plek waar de echte ras- Amsterdammer, de stoere ruige Eilander ploetert en zwoegt, die zich niet pleegt uit te leven in sentimentaliteiten, maar die iuist nu zo overduidelijk liet blijken hoe warm hier het hart klopt voor de jonge Oranjetelg. Was het op het Kadijksplein de jeugd, welke spontaan uiting gaf aan haar aan hankelijkheid en liefde, op de Oosten burgergracht waren het de oudjes, die op de meest ondubbelzinnige wijze van hun enthousiasme voor Koningin Juliana de den blijken. Op het Kadijksplein waren de kinderen der speeltuinverenigingen der Eilanden tesaam gestroomd en uit hun midden bracht een deputatie van zes kindertjes een ontroerende bloemenhul de. Hare Majesteit toonde zich zichtbaar verheugd over deze daad der kleintjes, bedankte heel hartelijk en gaf allen een hand. En toen de kleine Margriet lachend haar handjes naar de bloemen uitstrekte, brak een enthousiast gejuich los. De stoet zette zich in beweging naar de Oos tenburgergracht waar halt werd gehou den voor het wijkgebouw der Ned. Herv. Gemeente. De popelende oudjes waren niet meer te houden, de vlaggetjes wer den gezwaaid door de bevende handen en een diep gevoeld „leve de Koningin" klonk van de trillende lippen. En dan staat met moeite de oude afge tobde 81-jarige C. Hemminga op van zijn stoeltje om met bevende hand Hare Ma jesteit ZIJN KONINGIN een bou quet Beatrix-anjelieren aan te bieden. Minzaam boog de Koningin zich voor over naar de oude baas, drukte hem de hand en dankte hem hartelijk. En tussen jeugd en ouderdom was het nu de hele Eilanden-bewoning welke spontaan en hartelijk de Koningin toejuichte.... een gejuich dan aanzwol en machtiger en machtiger werd op de topht over Dage- raadsbrug en de stille Sarphatistraat. Over Frederiksplein, Leidseplein en tussengelegen straten zette zich de triomftocht voort. Door de Marnixstraat gaat het de Jordaan in. Op en neer golft de prachtige stoet brug op, brug af, door de smalle straten en de smalle grachten, vlak tussen de mensen door, die ook hier opeengepakt staan. Qveral hebben de ouden "en de kleine kinderen een plaats vooraan gekregen, vele hebben een vlag getje of een gekleurde zakdoek in de hand. Ruim een uur na het vertrek, de men senzee is op de Dam blijven wachten, is zelfs nog groter geworden, komt het eerste gedeelte van de stoet op de Dam terug. rechtop staand in Koningin Juliana volk in, ontvangst Zaterdag is te De:i Haag de Stichtings- acte verleden van het Koningin Juliana- fonds, dat bedoeld is tot steun te zijn van instellingen voor maatschappelijk werk in Nederland. Het fonds mocht van de raad van beheer van Nederlands Volksherstel (in liquidatie) een gift van f 500.000.ontvangen, terwijl hieraan tevens de verdere opbrengst van de z.g. Volksherstelsigaretten ten goede zal komen. Wuivend dankt het koninklijke gezin, na de eerste rijtoer, op het paleisbalcon de ontzaglijke mensenmassa, die weer op de Dam is samengestroomd. (Van onze speciale verslaggever) Zij zit en wacht op een sprookje. Ik sein u dit uit Nederlands meest be voorrechte stad en zojuist werd de nach telijke klokslag van drie uur uit de toren kapel van het paleis op de Dam door honderden wachtenden enthousiast be groet. Amsterdam, Maandag zes September drie uur in de ochtend. De gloed boven het pronkjuweel der steden, rossig middernachtszonlicht, is langzaam gedoofd in het water der grach ten, waarin avond na avond duizenden lichtweerkaatsingen gensters vuur wer den in het woelige zog der honderden bootjes. De torens men vermoedt nog slechts hun plaats zijn uitgegloeid, het felle carbidlicht der stalletjes is neer- gedraaid en van feeststad is Amsterdam weer nachtstad geworden. Er brandt een enkel licht aan de ach terzijde van perceel 147 op de Nieuwe Zijds Voorburgwal. Een paar hoge ramen, gelig door gordijnen gezeefde lichtrecht- hoeken in een gewelige grijze gevel van geweldige steenblokken, sommige voch tig donker, andere grijzer verweerd. Een paleis is eigenlijk en gewoon, zij het zeer groot en soms zeer mooi huis en het is juist daarom zeer typerend, dat het paleis op de Dam helemaal niet op de Dam staat, maar een normaal huisnum mer heeft, achterzijde Dam nummer 147 op de N. Z. Voorburgwal. Een groot huis, waarin mensen wonen, geen titels, geen symbolen, geen hoge waardigheden, maar mensen. Mensen die inderdaad deze titels dragen,, wier namen ook symbolen zijn. mensen met hoge waardigheden bekleed. Men raakt misschien is het late uur hier mede debet aan in deze nationale feestweek gemakkelijk aan het filosoferen over al die duizenden die onvermoeibaar meer dan 'n week lang. dit koninklijk pa leis op de Dam hebben belegerd, die tel kens met een bruisend enthousiasme, dat als een branding tegen de gevel opspatte,» weer te hoop liepen. Men kon hier avon den meemaken tussen de zes geweldige brillanten kroonstandaarden, die onverge telijk zullen blijven. Mensenmassa's die uren en uren achtereen geduldig achter de politie-afzetting naar boven stonden te kijken, die plotseling verwachtingsvol luider gonsden, wanneer een der balcon- ramen verlicht werd, die telkens weer met een nieuw Wilhelmus, met een nieuw gejuich probeerden die balcondeuren te ontgrendelen. En een oudere dame uit de menigte, die ook naar boven stond te kijken, zei eensklaps tegen me: „Eigenlijk is het schandalig, meneer. Ze houden met dat lawaai de kinderen daar ook nog wakker". Die kinderen daar waren de kinderen uit het toenmalig prinselijk gezin, wier móéder nu koningin geworden is. En dat is nu zo aardig: hoe deze Amsterdam mers, hoe deze Nederlanders telkens en telkens weer achter het sprookje, dat nu eenmaal zelfs deze nuchtere demo cratische eeuw nog uit het koninklijk purper weeft, de bestaande werkelijk heid interpreteren en deze werkelijkheid omgeven met een belangstelling, die veel meer is dan nieuwsgierigheid. De men sen, de gewone mensen uit de gewone straat, vinden het allemaal zo „mooi". Zij hebben er geen frasen voor en zij kennen geen gelegenheidswoorden. Het „mooiste" zeggen zij „was die plech tigheid Zaterdagmiddag". Zij zeggen niet: Dit was ontroerend, dit was een his torisch ogenblik. Zij zeggen: Dit was mooi. Het was niet zo zeer mooi, omdat de nieuwe koningin - men spreekt hier nog steeds van de nieuwe en oude ko ningin zo mooi kleren droeg, om dat de wacht zo ström het geweer pre senteerde of het Wilhelmus zo massaal klonk: het was mooi, omdat iedereen zag en hoorde hoe ontroerd de koningm- moeder was. Omdat iedereen zag en hoorde hoe de nieuwe koningin heel even aarzelde onder de verantwoorde lijkheid die zij zo pas op zich had ge nomen. Het was mooi, omdat iedereen zich zelf herkende in dit uitzonderlijk moment en, gelukkig is het volk. dat in zijn vorsten zijn eigen beste eigenschap pen herkent en herbeleeft. Half vijf en weer zal het wachten een uur korter zijn. Het wachten op het sprookje. Het sprookje, uiterlijk althans, dat nog een enkele maal het leven van koningskinderen omgeeft, een gebeuren, waarin plotseling wel goud en herme lijn, waarin wel de vergulde rijksappel en eregardes een belangrijke rol spelen. Er zijn er honderden, die reeds.nu ge duldig op dit sprookje zitten te wach ten. De eerste was een dame van mid delbare leeftijd uit Den Haag, die Zon dagavond om ze\»on uur aan de rand van de z.g. kleine steentjes een plaats zocht, optimistisch dicht voor de per gola. Zeven uur Zondagavond.... zes tien uur voordat de koninklijke stoet zich van het paleis naar de Nieuwe Kerk zal begeven. Ze wilde ook nog wachten op de gouden koetsbijna vier en twintig UU5. Momenteel zit ze nog vooraan ongeveer vijftien meter ach teruit, want het voorste gedeelte van het Damplein is geheel afgezet met tou wen voor een speciaal vak voor geno digden. Ttientallen mensen, rijen dik, de gardeleden, ruiterpaarden zullen haar het uitzicht op dit sprookje belem meren. Zij zegt mij: „Ik hoop al leen, dat ik het nu ook kan zien. Ai mijn moeite zal toch niet voor niets zijn geweest". Zij zit vooraan en laat de man met de klapstoeltjes in ruim ander half uur met 150 procent in prijs ge stegen passeren. De aanprijzingen van heerlijke verse boterspritsen (zes en der tig broodjes in haar tas) laat zij over zich heen gaan. Zij koopt geen „lach- krant", als velen van de mede wachten den. zij wil geen geïmporteerde Tsje chische „seatstick" (wandelstok met klapzitting, prijs zie boven), noch kauw- gummi. Zij maakt geen „trammelant", zoals achteraan nog wel eris gebeurt, zij breit niet aan iets, dat wel een pullovtr kan worden voor de wachttijd om is. zoals andere dames, zij zakt niet door haar klapstoeltje, zij sliep niet» ergens in een portiek, zoals tientallen vreem delingen, zij ging niet langs de route zitten zoals honderden reeds nu hebben gedaan, zij zit maar. Zit nu van gister avond zeven uur en het is thans elf uur later. Het begint te regenen. Zij zit 'en wacht op het sprookje. Grijze ochtend Er waren Zondag niet minder dan 110.000 nieuwe belangstellenden het C. S. gepasseerd en Amsterdam roesde tot laat in de nacht in koortsachtige verwachting. Wie hedenochtend niet wakker was werd gewekt door het Wilhelmus, dat al de druilerige ochtendstraten in bezit nam: Een grijze dag met statisch feestelijke koraalmuziek door een stille ochtend lucht. De menigte op de Dam, weinig aangegroeid sinds vannacht, waarschijn lijk omdat reeds dagen lang het hard nekkig gerucht liep, dat de hele Dam zou worden ontruimd voor de plechtigheden, werd van geduldig ongeïnteresseerd plot seling actiever door het doffe dreunen der artillerie-salvo's -op het IJ. 101 Scho ten van het scheepsgeschuten toen kwam door de Kalverstraat - „afge kurkt", zoals alle toegangswegen naar de Dam de koperen marsmuziek van het Amsterdams politiekorps. Tamboers en pijpers marcheren voor de ere-compagnie der Leidse studenten uit. Eindelijk ziet Amsterdam dan iets, de erewacht der Luchtstrijdkrachten wordt afgelost door de mannen in blauw en groen met de witte hanenveren op de sjako's. Negen uurhet Damcarillon speelt het Wilhelmus, maar anders ver keert het Damplein nog in afwachting. De N.Z. Voorburgwal is reeds volge stroomd met blinkende auto's van heinde en ver, die genodigden en officiële gas ten aanvoeren. Honderden agenten zijn op de been om de grote stroom te ver werken. Al omstreeks half negen arriveren de eerste gasten met hun auto's op de N.Z. Voorburgwal en van dat moment af was het een voortdurend va-et-vient van auto's uit alle delen van het land, die gasten voor de Nieuwe Kerk kwamen afzetten voor de ingang van de kerk aan de N.Z. Voorburgwal. Deze ingang im mers was ingericht voor de gasten. De ingang aan de Damzijde is het einde van de pergola, die van het paleis loopt en uitsluitend bestemd voor de Koningin en Haar gevolg. De derde ingang van de Nieuwe Kerk aan de Gravenstraat is de ingang, waarvan de vertegenwoordigers van de pers gebruik maken, <Jie na negen uur in grote haast binnenkwamen, omdat de uiterste termijn, waarop zij de kerk mochten binnentreden, half tien was. Dank zij een uitstekende regeling van de politie, die met een geweldige macht om het paleis is samengetrokken, doen zich nergens moeilijkheden voor. De af zetting is zeer streng, maar niemand ver. liesf zijn goede humeur en af en toe worden kleine groepjes mensen tot het Middendamterrein, dat om half tien nog maar tot de voorste helft gevuld was, toegelaten. Alle balcons en daken in de omgeving van het paleis dienen als zitplaats voor toeschouwers, maar een groot aantal mensen is waarschijnlijk teleurgesteld, omdat de politiemaatregelen vanmorgen al zeer vroeg van kracht waren en velen te laat kwamen om nog doorgang te krijgen. De N. Z. Voorburgwal en de Spuistraat zijn het vacuum. Niemand buiten de offi ciële gasten, heeft er toegang. Leden van de Raad van State, Kamerleden en minis ters arriveren aan de achterzijde van het „Nou en toen zijn wij met dezelfde trein terug gegaan. En daar wij zeer tijdig op het station waren wij had den het zelfs niet verlaten hadden wij een prima zitplaats". Met deze hoogste waardering voor een treinreis besloten onze buurlui van rechts hun vterhaal over een plezier- trip naar Amsterdam tijdens de feest week. Zij hadden verteld, hoe zij als in de spreekwoordelijke harington in de "hoofdstad waren gearriveerd. Of het vol was, hadden wij naar de bekende weg gevraagd. Vol! Niet te geloven! Zo vol zelfs, dat onze „goede buren" uit angst van „verre vrienden" te worden, de stad niet ingestapt waren: trouwens, het was lang niet eenvoudig zich uit het station te laten persen en wie er uit was, kwam er zo maar niet weer in. Enfin, toen zij dan van uit de verte hadden gezien, dat het inderdaad eivol was aan Amstel en Y en er veel lichtjes brandden in ons Venetië van het Noor den, hadden zij weer plaats genomen in de trein. Bij een rit tussen de N.S.- wielen merkt men goed, hoe ieder Ne derlander van zijn dierbaar plekje houdt. Opstaan? Men verzet zelfs geen been uit gehechtheid aan zijn staan plaats. Uit louter saamhorigheidsgevoel hangt men liever op elkaar als klitten dan inschikkelijk een schikkelijk plaatsje voor een ander in te schikken, want zulks schikt de reizigers blijkbaar niet. Op de terugreis waren de „luitjes van d'maast" even uitgestapt in wat toen nog de Residentie was- Nou, ook veel mensen. Het Spui kon niet meer spuien en Wagenstraat bleek vast in handen van de voetgangers. En lichtïes! Trouwens, Den Haag staat bekend om zijn lichten: wie zouden anders de ministers op de departementen moeten bijlichten? Enfin, aangezien dus deze helft van onze gasten o ja, wü hebben nog diet verteld, dat ook de buren van de andere kant hun suikerrantsoen spaar den door bij ons koffie te drinken over de feesten zeer onvoldoende inge licht bleek, hebben de anderen boeiend verteld over de versiering en de drukte in de verschillende steden; zo iets als kris-kras door Nederland. De wester- buren luisterden met de mond in een stand alsof hun amandelen geknipt moes ten worden, hoe de oosterburen achter het gordijn van de feestelijkheden had den gekeken. Wanneer zij daar allemaal geweest waren, werd gevraagd door het westen aan het oostenzij hadden hen toch helemaal niet gemist. „Weggeweest" deed ditmaal de buurman bij uitzondering het woord namens het echtpaar. „Wij zijn helemaal niet weggeweest. Ik luisterde aan de luidspreker en las de reportages in de krant. Door oog en oor van de verslag gevers weet je meer dan je zelf kan zien. Laat me daar een beetje dood drukken in de drukte. Kunnen beter die verslaggevers doen. Waar plak je' anders de radiozegels voor en het abonnements geld betaal je toch zéker (niet voor niets". Zo langs onze neus heen vroegen wij onze buurman, of het hem niet te veel moeite was om zelf zijn Oranjebitter uit te drinken. Maar toen bleek onze Oranje klant boos. Sommige mensen kunnen nu eenmaal geen aardigheidje velen. Van daar dat men op ondergetekende nogal eens gebéteir is, ANALYST. paleis, onderwijl stromen aan de ingang van de kerk aan de N. Z. Voorburgwal de gasten binnen. Men ziet de prachtigste uniformen, onderscheidingen blinken, de „fine-fleur" der natie trekt voorbij.,.. Wegens de nationale hoogtijdag is dit nummer van onze courant aanmerkelijk vroeger dan gewoonlijk gereedgemaakt. Dientengevolge zal de berichtgeving om trent de feestelijkheden en o.a. omtrent de inhuldigings-plechtigheid te Amster dam in ons nummer van morgen worden opgenomen, Door het uitvallen der postbestellingen zal een gedeelte van onze lezers de courant van heden eerst Dinsdag ont vangen. DE DIRECTIE. Koningin Juliana, Prins Bernhard en kroonprinses Beatrix in de creme-kleurige calèche tijdens de eerste grandioze rijtoer door de jubelende hoofdstad

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1948 | | pagina 1