Een nieuwe Nederlandse film! MUZIKALE C De raadselachtige verdwijning Voor de komende winter J Voorlichting over muziek en musici 'door BRAM VERSCHOOR Verfijnde elegance bij Robert Piguet PAGINA i .Voor de filmcamera EDMOND GRéVILLE AAN HET WERK Grote bedrijvigheid in de studio's aan de Duivendrechtsekade Frangoise Flore in de Nederlandse film Niet te vergeefs". Edmond Gréville (met sigaret) in actie tijdens een opname voor de Nederlandse film „Niet te vergeefs". Op de voorgrond de twee „script girls", een voor de Nederlandse en een voor de Engelse versie. sMflaexaoBoeooaooooooooi^^ ^eeoooeeooeoooQOOoeoooooGoooooeeeoooGoeooooocioeooeogoQOOooooooQQQgQ1 KORTE INHOUD VAN HET VOOR AFGAANDE: tr?w,S"2of v..,«..«toto P«u., GEESTELIJKE GEZOND HEIDSZORG In de Duivendrechtse filmstudio's, waar Edmond T. Gréville de regiestaf zwaait, wordt met man en macht ge werkt- Onophoudelijk weerklinkt er de be velende stem van de Engels spreken de Fransman, die met de kort afge beten woorden „Camera-Action" en „Cut Thank you" het begin en het einde van weer een nieuwe scène aan kondigt. Hoewel we in een Nederlandse studio zijn, is de voertaal er toch Engels. Niet voor niets gaan wij, Nederlanders, trots 'op onze talenkennis en met het oog op de vele Engelse acteurs en technici, die meewerken aan de totstandkoming van de eerste na-oorlogse Nederlandse film „Niet tevergeefs", (waarvan voor de export een Engelse versie onder de ti tel „But not in vain" wordt gemaakt) wordt er bijna uitsluitend Engels ge sproken, vooral ook omwille van Gré ville, die heel goed Engels, maar hele maal geen Nederlands spreekt. Die wonderlijke talenkennis van de Nederlanders is eigenlijk helemaal niet naar de zin van de Engelse acteur Ben son, die in de Engelse versie de roi van ondergedoken Jood speelt, een rol, die in de Nederlandse film door Mat- thieu van Eysden wordt vertolkt. In een praatje, dat we met hem maken, be klaagt hij er zich tenminste over, dat hij hier nooit kans krijgt om een woord Nederlands te leren. „Op het ogenblik woon ik nog in een Amsterdams hotel, maar ik zal zien zo spoedig mogelijk een paar kamers te krijgen. Liefst bij men sen, die geen Engels kunnen spreken Dan móet ik me wel in het Nederlands leren uitdrukken", verklaart hij. De cantine. draagt nog alle kenmerken van de spoed, waarmee er aan de Dui vendrechtsekade is gewerkt om de stu dio's in de kortst mogelijke tijd gereed te maken. Voor het afwerken van de verschillende lichtpunten heeft men zich geen tijd gegund en sinds de studio en kele weken geleden in bedrijf is geno men, is er voortdurend zoveel anders te doen geweest, dat de kale draden van de electrische leidingen nog steeds onafgewerkt uit de buizen in het pla fond steken. Dat komt later nog wel in orde. Eerst moet er worden gefilmd. Met dat filmen is het anders niet zonder strubbelingen gegaan. De techni sche outillage van de studio bleek aan de gebruikelijke kinderziekten te lijden. Er was een camera, die er alleen maar indrukwekkend en doeltreffend uitzag, maar die het hardnekkig vertikte, een scène in beeld te brengen. Er was een enorm lampenpark, dat ongeschikt bleek voor het beoogde doel. Een en ander was oorzaak van veel vertraging, zodat men thans reeds veer tien dagen op het productieschema ten achter is. Haar onder leiding van Guus Ostwald, initiatiefnemer tot deze film productie, wordt alles gedaan om de verloren tijd zoveel mogelijk in te ha len- niet zoveel. „Dat is zo verschrikkelijk vermoeiend". Het reizen en trekken van de ene stad naar de andere bevalt haar niet. Maar het wejk voor de film vindt ze „enig" en als het vhn haar afhangt, zal ze nooit iets anders meer doen. Frangoise heeft gelukkig nog niets van de echte „filmster"- Ze is een voudig gekleed in een groen jumpertje met een zwart geplisseerd rokje. Ze praat vrolijk en ongedwongen. Een echt eenvoudig Hollands meisje, kinderlijk blij en een beetje trots om het geluk, dat haar zo onverwacht in de schoot is komen vallen. (Foto Merkelbach). In de cantine komt Matthieu van Eysden even aan ons tafeltje zitten om een babbeltje te maken. Van Eysden is een oude rot in het vak. zowel op de planken als op het witte doek. Hij heeft al in heel wat Nederlandse films mee gespeeld en ook Edmond Gréville, on der wiens tegie hij de Nederlandse film „Veertig Jaren" maakte, is voor hem geen onbekende. Matthieu van Eysden is ook een van de weinige oudere en meer ervaren Ne derlandse acteurs, die volledig begrip tanen voor de heel bijzondere eisen, welke het maken van een film stelt. Op het toneel immers bouwt de acteur ziin rol zelfstandig en geleidelijk op uit tekst en spel. Maar bij de film is dat anders. De filmrol wordt samengesteld uit een hele reeks afzonderlijk opgeno men scènetjes, waaraan elke chronolo gische volgorde ontbreekt. „Je bent volkomen afhankelijk van de regisseur" betoogt Van Eysden, „want hij alleen kan beoordelen hoe het resultaat uiteindelijk zal zijn". Dit juiste begrip voor de functie van de acteur in de film, gevoegd bij zijn uitstekende kwaliteiten als toneelspeler, rechtvaardigt de verwachting, dat de rol van de ondergedoken Jood, die Mat- thieu van Eysden in „Niet tevergeefs" speelt, zeker niet de minst belangwek kende in de film zal zijn. De kennismaking met Frangoise Flore, het Nederlandse zangeresje, dat zo plot seling tot filmster werd gebombardeerd, is bijzonder aangenaam. Opgewekt bab belt ze over de prachtige kans, die ze heeft gekregen. Zelf is ze vol spanning over het resultaat van haar eerste film- arbeid, want daarvan zal het afhangen, of ze die ook in de toekomst zal mogen voortzetten. Voor het toneel voelt ze Intussen "zijn in de studio de vele lam pen aangeflitst Langzaam, maar on verbiddelijk, wordt de lens van de ca mera gericht. Twee centimeter vooru't; een centimeter achteruit. Het opnemen van een film is immers een kwestie van centimeters en millimeters. In het schrij nende lampenlicht staat Raymond Lo- vell, de acteur, die in de Engelse ver sie van de film de rol van Nederlandse boer vertolkt. Hij staat tussen de bla deren van een boom, die sierlijk uit een 'kaakjesblik ontspruit en over zijn ge zicht speelt grillig hetlicht, dat weer kaatst wordt door het water in een teil tje, hetwelk door de hand van een stu dio-assistent onophoudelijk in beweging wordt gehouden. Vastberaden, verbeten, staart hij in het oog van de camera. De ogen een millimeter naar links. Nog een millime ter. Dan is het goed. De kin iets hoger. Neen, iets lager. Er wordt gemanoeuvreerd met een plankje, dat een sinistere schaduw over de onderzijde van het gelaat werpt. Iets hoger, iets meer opzij- Met hamer en spijker wordt het vastgezet. „Camera", klinkt de stem van Gré ville. „Action!" en de camera begint te snorren. Het is één van de laatste scè nes van de film, hoewel er vele andere, die er aan voorafgaan, later nog zullen volgen: de boer heeft zijn hoeve verlaten om zijn zoon, de S.S.er en verrader, met eigen hand neer te schie ten. Gréville steekt een verse sigaret op, want zo dadelijk zal het noodlottige scho: worden gelost en dan zal uit zijn mond de rook komen, die op het witte doek uit de loop van het jachtgeweer om- hoogkringelt. Een assistent reikt het ge weer aan. Dreigénd gaat het voor de lens omhoog drie. vijf, tienmaal, iets ho ger, iets lager, wat meer naar links voordat de regisseur tevreden is en zijn waarschuwend „Camera!" weerklinkt. Opnieuw begint de camera van Mac Leod te draaien en dan is de beurt aan Hans van Ees om voor de Nederlandse versie de plaats van zijn Engelse col lega in te nemen. Hans van Ees is wat kleiner van stuk en er komt een stapel tje plankjes aan te pas om zijn gelaat op de juiste hoogte voor de camera te brengen. Maar verder gaat alles veel vlotter. Licht en schaduw zijn goed. De camera is al tot op een millimeter nauw keurig ingesteld. Opnieuw die verbeten blik, opnieuw gaat de geweerloop omhoog, nogmaals kringelt de rook langs loop en lens. We derom zijn enkele meters film klaar voor verdere bewerking in het laboratorium. Tot de Nederlandse spelers, die in „Niet tevergeefs" zullen meespelen, be horen o-a. Matthieu van Eysden, Jop'e Koopmans, Frangoise Flore, Jan Retèl. Han Bentz van den Berg en Jack Gith- berg: Op het laatste moment is Piet Bron: die met longontsteking in het ziekenhuis moest worden opgenomen, vervangen door Hans van Ees, die nu de rol van de Nederlandse boer speelt. In de Engelse versie treden op Ray mond Lovell, Carol van Derman. Bruce Lister, Benson en Julian Dallas, terwijl Han Bentz van den Berg zijn rol ook in de Engelse versie zal vertolken. Het omvangrijke, goed geredigeerde en uitstekend verzorgde boek „Muzikale Ommegangen" genaamd, onder redactie van G. v. Ravenzwaay (Uitg. Ned. Keur boekerij, A'dam), is ontstaan uit de be hoefte aan voorlichting op het domein der muziekliteratuur. Deze behoefte is Inderdaad groot Want de muziek als iedere andere kunst reflec teert als een spiegel met grote scherpte het leven zelf dat oneindig variabel en verwikkeld is. Mèt de complexen van Ijet huidig menselijk bestaan is de kunst sa mengegroeid, en daarom is het goed zich als leek en vakman te laten voorlichten in de essentialia van uit te voeren werken. Het is n.l. alleen de scheppende kunst en kunstenaar die in deze bladzijden wor den belicht door historici voorzover het de oude kunst betreft en door Nederland se componisten voorzover het over heden daagse muziek gaat Dezen de Ned. componisten zijn het ook die als pleit- bezorers optreden voor hun buitenlandse collega's. Dit alles is gerangschikt in een alphabe- tische volgorde met enkele inleidende kapittels over meer algemene muzikale onderwerpen. Men kan om in de beeldspraak van de titel te blijven aldus een drieledige om megang in dit, muzikaal observatorium onderscheiden: Op het eerste plan krijgt men een over zicht van het meest nabije veld dei' eigen tijdse producten. Een paar honderd con temporaine meesters vinden hun werk toegelicht of doen dit zelf. De tweede ommegang van dit boek be treft het terrein dat de omzoming vormt van het contemporain muziekbeeld: de romantiek. De omschreven muzikale waarden verliezen zich hier veelal in bloemrijke paraphrasen zoals we dat ra de. vorige eeuw gewend waren. En dan met omstandige uitweidingen waardoor de muziek dikwijls een roman gelijk werd! Op de derde ommegang tenslotte wordt 't oog geboeid door het in de verte liggen! berglandschap dat men het klassieke tijd perk der toonkunst mag noemen. Bach, Haendel, Haydn, Mozart en Beethoven rijzen als bergtoppen uit die keten op en vinden hier hun oeuvre betrekkelijk breedvoerig toegelicht. Zo is dan het ganse repertoire onzer huidige concertpraktijk geschetst. Natuur lijk kon in dit bestek niet ieder oeuvre van een componist in finesses worden be sproken. Overigens komt het ons voor dat de samensteller van dit boek in de overdaad van gegevens en literatuur door het dichte geboomte de weg door dit bos zo nu en dan bijster is geworden en dat in de noodzakelijke „repartitie" van de beschik bare bladzijden voor iedere figuur afzon derlijk wat willekeurig te werk is gegaan. Wat moet men ervan denken als aan een der stamvaders der symphonische kunst: Jos. Haydn 13 pagina's worden toe gemeten terwijl H. Badings zichzelf er 18 toebedeelt. W. Pijper, in zeker opzicht „chef d'école" der jongste muziek,en in ieder geval Badings' leraar, moet 't stel len met goed 3 bladzijden. M. Vermeulen wordt niet eens genoemd, terwijl over een figuur als Cornelis Dopper vijf volle blad zijden wordt uitgeweid. Wij zijn ons bewust dat het in kunst zaken uitermate moeilijk is waarden tegen elkander af te wegen. Maar oneven wichtigheden als de genoemde dreigen het uitzicht op deze ommegangen te vertroe belen. Vooral ook als we van meesters der oud-Nederlandse componistenschool der XVe en XVIe eeuw als Josquin en Orlan do slechts met een sobere beoordeling zien gewagen terwijl Sweelinck's muziek, toevallige liefhebberij van een der mede werkers, royaal met 5 bladzijden wordt besproken. Dit alles nu zijn punten ter overweging voor de herdruk, die gegeven de overige waardeerbare hoedanigheden van dit boek voor leek zowel als vakman, spoedig moge verschijnen! MARIUS MONNIKENDAM. Ons Romanbijvoegsel IOOOC5OQOOO0OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOÖ De detective Arie Arends krijgt uit Arnhem van een zekere heer K. van Bemmelen een briefje, waarin hem dringend verzocht wordt om een onder houd. 's Avonds leest hü in de krant, dat de heer van Bemmelen spoorloos verdwenen is. Samen met de schrijver van het verhaal begeeft Arends zich naar Arnhem. Hij verneemt daar van de huishoudster van van Bemmelen, dat laatstgenoemde ongehuwd was en zich in zekere welstand verheugen mocht, vooral omdat hij vaak erfenis sen kreeg. Tevens verneemt hij, dat een neef, Ferdinand van Bemmelen, de Zondag tevoor plotseling gestorven is. Arends tracht nu te ontdekken, wat de reden was van het verzoek om een onderhoud en hij vraagt de huishoud ster of er misschien per post een brief was gekomen, die de heer van Bemme len geschokt had. 2). Ja, zegt ti gerust wat u er van denkt, moedigde mijn vriend haar aan. Als mijnheer plotseling ergens naar toe had moeten gaan, zou hij toch een boodschap voor u hebben achtergelaten, niet waar? U hebt natuurlijk de politic al in gelicht, hernam mijn vriend na een korte pauze. Hebt u daarbij ook gezegd, dat mijnheer vermoedelijk op weg was naar zijn neef? Dat lag immers voor de hand Das is er in die richting al ge zocht. En vergeefs gezocht, want zonder resultaat. Dan wou ik u iets heel anders vragen. Bent u in het bezit van een portret van mijnheer Van Bemmelen. Ze ging de kamer uit. Ik keek mijn vriend eens aan. We waren niet veel wijzer geworden, maar misschien dat hijHij verraste me immers vaker met een geheel onwaarschijnlijke con clusie. Een duister geval, zei hij. Maar interessant?, vroeg ik. Van zijn antwoord zou het afhangen of ik mocht verwachten dat hij er zich verder in zou verdiepen. Machtig, antwoordde hij: Kan het althans worden. Mevrouw Groenewegen kwam terug en legde een amateursopname op tafel, zó, dat ook, ik haar kon zien. Het was een groepje, twee heren en een dame, in een tuin, Dit is een week of drie geleden ge maakt, verklaarde ze: Hier in de tuin. Ik heb het toestel geknipt, op verzoek van mevrouw. Dit is mijnheer van Bem. melen, zijn neef Ferdinand en diens vrouw. Een foto, zoals er tienduizenden op een 6 bij 9 toestelletje worden opgenomen. Oris mensen, etatig poserend voor een achtergrond van klimop, de dame in het midden. De verdwenen cliënt van Arie herkende ik aan zijn korte baard, een puntbaardje. Een elegante verschijning was het. Stellig niet iemand, die van het leven genoeg heeft. Mijnheer rookte veel?, vroeg myn vriend. Je ziet hem vrijwel nooit zonder sigaar, bevestigde de huishoudster. Ik dank u. Als u me nu nog het adres zoudt willen geven van mevrouw van Bemmelen, de weduwe van mijnheer Ferdinand, dan zullen we u niet langer ophouden, zei hij. HOOFDSTUK III Herboren Sterfhuis. Is het.ver?, vroeg ik. Speculeer je nu al op een tram metje?, antwoordde Arie, Och, zei ik. Hij kende mijn afkeer van lopen even goed als ik de zijne voor publieke voertuigen. We zijn er zó, stelde hij me gerust: We hebben dan meteen de gelegenheid, te constateren, dat een vief heer .zoals de heer van Bemmelen vermoedelijk was, niet veel gevaar liep van zijn huis .naar dat van zijn neef per ongeluk in het water te belanden. Hoe klinkt dat? Waar. schijnlijk volgen wij dezelfde weg, die hij ging of heeft willen gaan. De gedachte, dat we de verdwijning van van Bemmelen min of meer aan het reconstrueren waren, kortte mij de weg aanzienlijk, zodat ik pas voor het huis van de nicht met enige verrassing op merkte, er bijna een half uur over te hebben gelopen. Inderdaad waren we, be halve 'n enkele singel, die aan weerszij den door een breed gazon werd ingeslo. ten, geen water voorbij gekomen. Wel enige keren een zeer druk verkeerspunt. Doch een verkeersongeluk heeft nu een. maal nooit volkomen onopgmerkt plaats en in het allerongunstigste geval moet men dan toch minstens het slachtoffer vinden. Behalve de reeds genoemde .overweging betreffende do oppervlakkige reconstruc tie, was de wandeling trouwens gekort door 't gesprek, dat ik met mijn vriend voerde. Waarom spreek je zo hardnekkig over je cliënt in de verleden tijd?, vroeg ik: terwijl zijn huishoudster, je zou haast zeggen even hardnekkig, 'in de tegen woordige tijd bleef? Ben je er zo zeker van, dat hij het tijdelijke, enzovoort? Zéker kan je pas van iets zijn, wan. neer je een bewijs kunt leveren, ant woordde Arie: En dat kan ik tot dusver niet. Misschien deed ik het, om te zien, hoe hard de nek van mevrouw Groene wegen is. Arie is soms zeer banaal in zijn uit drukkingen, maar daardoor ook zeer duidelijk. Inderdaad, indien de huishoud, ster wist, dat van Bemmelen niet meer leefde, zou zij zich stellig versproken hebben, door ook eens de tegenwoordige tijd te laten vallen. Dus je bent nu wèl zeker, dat hij..? Och zeker. Hebben we daarvan dan soms het bewijs?, vroeg hij. Het huis, waarin Ferdinand gewoond had, stond aan het einde van de Velper- weg. Het was een vrijstaand buitenhuis, met rondom een kleine tuin. Een wit ge. emailleerd bord op een paal in die tuin verried, dat men hier een effectenkantoor kon vinden. Een tweede aanwijzing hier. toe, van de weg al echter onzichtbaar, bevond zich onder een extra drukbel aan de buitendeur. Arie aarzelde even bij de keuze tussen de twee belletjes, drukte dan op dat voor het woonhuis. Een jong dienstmeisje deed ons open. Is mevrouw thuis vroeg mijn vriend. Ik zal even vragen, antwoordde het meisje. Dus is ze thuis, zei Arie: Zeg haar, dat mijnheer Arends haar graag even zou willen spreken. De gedienstige, die zijn tirade met een nauwelijks merkbaar schouderophalen ge kleineerd had, ging een deur door, die een opschrift „kantoor" droeg. Ze keerde al spoedig weer terug, doch ging, zonder zich te verwaardigen ons het resultaat van haar aanmelding mede te delen, de gang door naar ergens achter in het huis. Wy wachtten. Het duurde wel vijf minu ten vóór opnieuw de kantoordeur geopend werd. Ik herkende de dame, die nu naar ons toe kwam, dadelijk van de foto: een dertigjarige, zeer zelfbewuste jonge vrouw. In de vragende blik, waarmee ze ons opnam, lag iets hooghartigs. Ze was stellig niet iemand, die ongevraagde hulp zou accepteren. De uitdrukking hiervan in haar houding was eigenlijk het enige, wat duidde op het verlies van haar echt genoot. Ongetwijfeld was haar reeds meerdere malen hulp aangeboden. Ik wilde u gaarne over een zeer be langrijke zaak een ogenblik spreken me vrouw, begon mijn vriend. Een belangrijke zaak?, herhaalde ze. In verband met uw oom, verklaarde hij. Wie bent u?, vroeg ze. Uw oom heeft mij geschreven. Zon dag. om een onderhoud met mij te hebben op Maandag, de dag, waarop hij van huis ging en niet meer terugkeerde. Ik ben detective, mijn naam is Arie Arends. Uit het feit, dat uw, oom mij één dag voor zijn verdwijning om raad wilde vragen, leid ik af, dat hij iets, zij het ook niet bepaald zijn verdwijning, verwachtte. Of iets vreesde wellicht. Ze trok haar wenkbrauwen op; ze wilde blijkbaar haar verbazing overduidelijk laten blijken. Mijn vriend merkte die ech ter niet op. Hij heeft de gave, iets wat hij niet zien wil. te negeren. Op de dag,, ging hij voort, waarop uw oom mij schreef, stierf zijn neef. zon der te ziin ziek geweest. Ik lijk in uw ogen wellicht onbescheiden, doch ik voel me alsof ik een opdracht van de verdwe nen oom heb, al weet ik ook in de verte niet, hoe die zou hebben geluid. Ik wilde dit juist trachten uit te vinden en vervol gens proberen, er iets van terecht te brengen. Nogal vaag nietwaar? Maar u kunt misschien een kleine opheldering geven, door me iets naders omtrent uw oom te vertellen. Hebt u een ogenblikje voor mij? Mag ik u dan even voorgaan?, vroeg ze. Ze liet ons plaats nemen in een ruime kamer, die uitzicht gaf op de voortuin en door deze heen op de weg. Ik weet niet, in hoeverre mijn oom verwacht of gevreesd heeft te zullen ver dwijnen. Ik weet wel, dat ik blij zal zijn, wanneer hij weer terecht is. De onver wachte dood van mijn man en het op orde brengen van zijn zaken, en daarbij dan nog dit met oom, het wordt bijna te veel om te dragen. Als ik iets kan doen, om u te helpen, zal ik dat zeker doen met het grootste genoegen en indien u oom zoudt kunnen opsporen, r.a\ ik u daarvoor zee erkentelijk zijn- Wat wilt u van my weten? Ik geloof niet in de mogelijkheid van een niet op te helderen verdwijning, zei mijn vriend: Maar wat wy nodig heb ben, is een punt van uitgang. Uw oom was rijk, nietwaar? Was?, herhaalde ze. Waarom zegt u dat zó? Om me te wapenen tegen teleurstel lende ontdekkingen, antwoordde Arie: Ik weet nog volstrekt mets bepaald. Uw oom was dus of, als u dit minder pijnlijk in de oren klinkt: uw oom is rijk, nietwaar? Rijk, och, dat is een relatief begrip. Hij moet in elk geval een zeker ver mogen bezeten hebben. Weet u wellicht, op welke wijze hij dat heeft belegd? Dreef hij nog zaken? Als ik het niet geweten had, zou het me de laatste dagen wel duidelijk zijn ge worden, dat ik op zaken in het gehiel geen kijk heb, zei ze, ietwat spijtig: Ik weet alleen, dat oom zich aan de veilige kant hield. Want dat heb ik mijn man vaak genoeg; tegen hem horen zeggen Staatsleningen bijgeval? Ja, nu u het zegt Het klonk zeer aarzelend; het kon stel lig ook al het andere zijn. Weet u dan misschien, welke bank relatie uw oom had? Men zou dan daar eens kunnen informeren. Neen, dat weet ik niet. We waren wellicht al een stap ver der, wanneer we wisten, of hij kort voor zijn verdwijning geld heeft opgenomen. Arie plukte aan zijn baard, terwijl hij mevrouw van Bemmelen aankeek, alsof hij hoopte, dat ze zich iets zou herinneren. Zij maakte echter slechts een handgebaar van ontkenning. Deed uw oom weieens zaken met uw man? i Ik zou het u niet kunnen zeggen. (Van onze Parijse mode-medewerkster') /L AS!» tak Alle couturiers hebben hun collecties an 11 k. ÉiïëÊK. gepresenteerd. Ze hebben zich geïnspi- g& rcerd op het Directoire-tijdperk en het 58? Hf1 Enpire, maar vooral op het Directoire wKlr §§L Iri de meeste huizen zal deze winter de mtaÊ taille helaas niet meer op haar laats zijn haar hoger, de lijfjes zitten strak, de schouders hangen niet meer af. maar zijn een weinig opgevuld in de breedte, doch vooral niet in de hoogte. De rokken vallen bijna altijd nauw, meestal met de ruimte eerst op de hoogte der knieën. Sommige rokken zijn te nauw, zodat de mannequins met bespottelyke kleine pasjes lopen. In alle collecties zijn nog enkele ge moderniseerde newlook-toiletten te vin den voor de vrouwen die de voorkeur ge ven aan wijde klok- of plooirokken. Bij Robert Piguet is nagenoeg de hele collectie geïnspireerd op het Directoire. Al wat hij toont is bijzonder gjped, want hij heeft de Directoirelijn met slaafs ge volgd maar met verfijnde elegance toege past. Zijn mantels hebben een schouder stuk van waaruit de ruime dubbele plooi in de rug valt. Die plooi is natuur lijk niet gestreken. De omgeslagen kra gen staan hoog tegen het gezicht aan, zowel van de wijde mantels als van de redingotes, die met twee rijen knopen sluiten: De rokken vallen heel nauw of even klokkend, zowel van de japonnen als van de tailleurs. Bij veel toiletten wordt een heel korte bolero ge dragen, die we ook bij de mantels te rugvinden. Vooral een donker-groene mantel met een bolero en wijde mouwen van loutre trok zeer de aandacht. Veel japonnen hebben een sluiting, die ons op het ogenblik heel nieuw toelijkt. Ze gaan tot onder het middel dicht met knopen. Sinds jaren werd dit niet meer gedaan, omdat knopen onder de ceintuur opzij heel lelijk staan. Waarom Piguet deze sluiting toepast is onbegrijpelijk, trouwens hij is niet de enige. Aardig zijn de brede écharpes die bij de geklede toiletten worden gedragen. Ze zijn uitgevoerd in de stof der japon en met afstekende zijde gevoerd. Dergelijke écharpes, maar dan van bont, vinden we teru° bij de mantelpakken. Of die on- practisohe dingen opgang zullen maken? van RobertDe vrouwen vinden het meestal genoeg Ees middagjapon van Robert vast te houden en echarpe of Piguet. Turbau van Fauiette. mQf mge te torsen! lokt haar niet, hoewel de mannequins ook dit jaar, evenals in '48 haar handen verstoppen in een bruikt. Bij de zwarte mantelpakken worden dikwyls heel achter op he. hoofd geplaatste turbans gedragen. Ze staan wel flatteus omdat er van voren enige krullen uitkomen. Robert Piauet heeft grotendeels naam gemaakt door zyn „petites robes v£"SiK?bankierszoon heeft een onnavolgbare chic om.aan uh«g eenvoudige japonnetjes een bijzonder cachet te geven Op 17-jarige leeftijd kwam hij naar Parijs en begon zijn loopbaan als modelist by Paul Poiret.. In 1933 opende hij zelf een zaak met een atelier waarop dertig meisjes werkten Op het einde van het eerste seizoen was dit aantal al tot negentig uitgebreid Enige jaren later betrok hij een huis op het Rond-Point des Champs Elysées. Het is eigenaardig dat het geen Fransman, maar een Zwitser is die er het beste in slaagde van het eenvoudige japonnetje iets hëel bijzonders te maken, dat specifiek Parys is geworden, want hoe de mode ook verandert: de Parisienne blijft getrouw aan haar „petite robe". DINY K-W Ten gerieve van wijkverpleegsters, so ciale verzorgsters e.d. verscheen bij J. J. Romen en Zonen te Roermond onder de titel „Katholieke geesteUjke gezondheids- zorg in Nederland" een handig boekje samengesteld door pastoor H. Bless te Oerle, waarin de voornaamste problemen rondom de geestelijke volksgezondheid in het kort overeenkomstig de katholieke beginselen worden uiteengezet en ver schillende groepen van geestelijk-mis- deelden behandeld. Maar dat moet thans zijn na te gaan, drong Arie aan. Ja, dat zou uit onze boekhouding moeten blijken. Maar ik heb daarin de naam van mijn oom niet gevonden. Waldhof zal het wel weten. Waldhof? Onze boekhouder. Of liever gezegd: onze bediende. Maar u hebt niets gevonden, zegt u? U hebt dus ook reeds in de beschei den gezocht? Tja, mijnheer, bepaald gezocht heb ik niet. Maar ons kantoor staat nu al een week stil en de cliënten van mijn man vragen dingen, waai' ik niet mee weg kan. Ik heb dus geprobeerd, een beetje inzicht te krijgen. Zoals ik reeds zei: de laatste dagen hebben me doen begrijpen, dat ik er absoluut buiten sta. Ik ben sedert eergisteren bezig, het kan toor over te doen. Aan wie? Een relatie van mijn man, een col- lc U moet u niet verwonderen over mijn vragen, zei Arie: ook niet, al gou den ze niet met elkaar in verband Uw man stierf onverwachts? Mijn hemel. U denkt toch met, dat er verband bestaat tussen Ik maak zeker geen voorbarige veronderstellingen. Maar ik erken .mo gelijkheden En indien we voor een ogenblik de mogelijkheid van een mis- d°yf onder het oog zien, dan is het ze ker niet gezocht, wanneer we aan ver band denken. In dit geval is bet waar schijnlijk ook van belang te weten, wie van de dood van uw oom voordeel zou hebben. Wie zouden de erfgenamen zijn? Oom heeft, al was het dan ook schertsend, vaak gezegd: ik zal nooit iemand tekort doen, zelfs niet, door mijn dood. Men zou dus mogen aannemen, dat hij niemand in het bijzonder be voordelen zou. Zijn bezit zou naar alle waarschijnlijkheid worden verdeeld onder zijn naaste bloedverwanten, met misschien een legaat aan de huishoud ster en enkele vrienden, een instelling of zo. Dat wéét. ik niet. Maar laat. me toch om 's hemelswil niet denken aan iets dergelijks. U hoeft daar ook niet aan te den ken, troostte mijn vriend: Want zolang uw oom niet is teruggevonden, zal ook zijn dood niet worden aangenomen en is er dus geen sprake van een erfenis- deling. Hij zweeg een korte poos. Toen ny verder ging, klonk er deelneming in zijn stem. Deelneming, die als vanzelf mede deelzaamheid opriep. Uw man was niet ziek, toen hij overleed, mevrouw Van Bemmelen? Dat is het juist, antwoordde ze: Uw vragen doen me pijn. Haar zelfverzekerdheid zonk tn hei niet bij het zich op haar gelaat afteke nende verdriet. Mijn man stierf aan hartverlam ming. Onze huisarts heeft dit zeer P - tinent geconstateerd. Maar.de avond, dat hij stierf, heeft hij een slaapmiddel ingenomen en ik kan soms de gedachte niet van me af zetten, dat dit te zwaar was. O, hij nam vaker iets om te kun nen slapen. Als hij dat met deed, lag hij gewoonlijk hele nachten over kan toorzaken te denken en dan was hij overdag geen cent waard. Onze arts schreef hem de poeders voor. Als ik nü maar beter had opgelet., als ik maar zeker wist, hoeveel poeders er nog in het doosje moesten zijn! Maar dat weet ik niet. Hij nam ook niet altijd dezelfde. Ik zou me maar aan de uitspraak van de dokter houden, zei Arie: Had uw man nooit ergens last van? Een zenuwhoestje, na een slapeloze nacht. Anders nooit iets. En toen hebt u 's avonds laat uw oom opgebeld? Dadelijk. Direct nadat ik de dok ter gewaarschuwd had. Oom zei, dat hij 's morgens vroeg zou komen. Maar hij is niet gekomen? Neen. Ik verwachtte hem, maar toen was er al gauw zoveel drukte ook met 't kantoor, dat direct gesloten moest worden, dat ik aan oom niet meer ge dacht heb, voordat mevrouw Groene wegen mij opbelde, om naar hem te vragen. Hebt u de laatste dagen de broer en zuster van uw oom nog gesproken. Die waren genodigd bij de begra fenis. Ik heb hen een hele tijd niet ont moet. Het zou dus kunnen zyn, dat hij naar hen toe is gegaan, hoe onwaar schijnlijk dit ook lijkt? Waarom vroeg ze, uiterst ver baasd. U ziet, dat ik rare veronderstellin gen kan maken, zei Arie glimlachend: En dus tevens, dat u er zich niets van moet aantrekken. Mag ik uw boekhouder eens vragen, of hij zich iets van zaken tussen uw man en uw oom herinnert? Ze trok de wenkbrauwen bedachtzaam bijeen en schudde het hoofd in overwe ging van moeilijkheden. Als het u hetzelfde blijft, dan liever een andere keer, zei ze: Hij is juist vanmiddag zo druk met de koper van het kantoor. Als u er op staat, natuurlijk.... O neen, zei Arie: Een andere keer is even goed. Misschien zelfs nog beter, want dan heb ik wat ik weet al wat laten bezinken. Wat ik echter wel nu graag van u heb, dat zijn de adressen van de broer en zuster van uw oom. Je kunt nooit weten. HOOFDSTUK IV. Een drukke praktijk. Bram, nu gaan we eerst eens wat eten, zei Arie. toen we op de Velperweg Hepen: Me dunkt, dat hebben we wel verdiend. Als je het mij vraagt, antwoordde ik: dan staat het met onze verdienste niet zo florissant, waarde heer. Ik kon de gelegenheid, hem te plagen niet ongebruikt laten voorbij gaan. Je hebt, als zo dikwijls, groot gelijk, Brammetje, erkende Arie. Ik keek hem aan en knikte eens met voldoening. Maar als nog vaker, beste jongen heb je tevens groot ongelijk, voegde hij er grimiekend aan toe. Kom, laat ons hier binnen gaan Ik wou even telefoneren en mijn maag iets te doen geven Wij staken de drukke rijweg over naar een restaurant, waar Arie, na een lunch besteld te hebben, zich dadelijk naar de telefooncel begaf. Ik maakte het mij, voor zover dat mogelijk was, gemakkelijk aan een tafeltje bij een der ramen en keek uit op de weg, waar het verkeer van trams, auto's, wielrijders en voetgangers geen ogenblik onderbroken werd. Mijn vriend bleef niet lang aan de te lefoon. Nog vóór de kellner bediend had zat hij .tegenover mij aan het kleine tafeltje. We hebben in elk geval voldoende tijd, om de inwendige mens te verster ken, zei hij: Want. we zullen tot vijf uur, half zes in Arnhem moeten blijven. 'Als die twee vrouwen wat toeschietelij ker met haar inlichtingen geweest waren, konden We de uren wellicht nuttig beste den. We hebben bedroevend weinig ge hoord. al is het niet bepaald helemaal niets, zoals jij zo pessimistisch te ver staan wilde geven. Wat is er om vijf uur, half zes?, vroeg ik. Om half zes wilde ik even een visite afsteken bij Dr. Meertens in Velp. Ik heb zo juist opgebeld en gevraagd hoe laat hij thuis is. Maar hij is de praktijk in, zei me een meisjesstem. En zodra hij thuis komt, gaat hij eten, om direct daar na zijn spreekuur te houden en vervol gens wederom de praktijk in te stellen. Pas tegen half zes is er kans. dat we hem een ogenblik rustig kunnen spreken. We gaan dus de kring van kennis sen van van Bemmelen af?, vroeg ik. Dat zou overbodig geweest zijn, waarschijnlijk althans, indien die twee dames me iets over van Bemmelen ver teld hadden. We weten nog steeds niet, hoe die spoorloos verdwenen heer leefde. Onze dames waren echter onder de druk van de omstandigheden ietwat verbijs terd, al probeerden ze zich uiterlijk goed te houden. Ik heb hoop, dat de vriend uiteraard minder direct getroffen door de verdwijning en bovendien als man ver moedelijk koeler tot beredenering in staat ons een wat duidelijker beeld van van Bemmelen zal kunnen geven. Hij zal stellig weten, wat de vrouwen niet wisten: wat van Bemmelen deed met zijn stapeltje erfenissen. Is jou iets opgeval len bij de gesprekken van vanmorgen? Onder anderen: dat de familie niet bepaald op neef Ferdinand gesteld is. antwoordde ik. Juist, erkende hij: Je zou zeggen, dat een oom en tante voor zover we weten de énige oom en tante zich niet beiden voor een zo onverwachte begra fenis zouden laten verontschuldigen. Maar je zegt „onder anderen". Wat is dat andere? Dat mevrouw van Bemmelen niet wist of oom en neef te samen zaken de den, maar dat ze haar man wel kritiek had horen uitoefenen over de wijze, waar op oom zyn geld belegde. Waaruit we zouden mogen afleiden, dat het minstens waarschijnlijk is, dat er enig zakelijk contact tussen oom en neef bestond. Bo vendien verwierp ze je insinuatie over verband tussen verdwijning en overlijden uit vrees, uit schrik. Niet uit absolute overtuiging, want die zou vrees en schrik eenvoudig onmogelijk gemaakt hebben. Je redeneert niet slecht, Bram. Je verdient er de voortreffelijke lunch mee. die ons daar gebracht wordt, zei hij goedgunstig. De aanwezigheid van de kellner maak te een einde aan het examentje, dat Arie bezig was mij af te nemen. Toen de man zich verwijderd had, bepaalden wij ons tot. de maaltijd. We brachten de middag door met een wandeling in het park Sonsbeek, waar we thee dronken in de theeschenkerij. Arie sprak niet meer over van Bemme len, zelfs niet, toen we ons om vijf uur op weg begaven naar Velp. Het was, op het trottoir althans,' niet zo druk, dat men niet zonder storing zou kunnen praten. Ik had niet onophoudelijk, maar dan toch wel herhaaldelijk over iets bepaalds nagedacht, waarover ik thans de mening van Arie Arends wilde horen. Ik heb een lunch verdiend, begon ik, zoals je zelf zei. Ik heb dus iets goeds gedaan. Ik zou daarover echter graag nog een en ander zeggen. Namelijk dit: door zonder meer te constateren, dat mevrouw van Bemmelen je insinuatie inzake een misdrijf niet verwierp uit overtuiging, neem je indirect aan, dat zü de gedachte aan een misdrijf, al zou het niet geheel bewust zijn, deelt. Maar dan is het misdrijf van haar. om zich tegen* over de buitenwereld een toevallig sterf geval te laten aanleunen en de politie niet omtrent een vermoeden in te lichten- (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1948 | | pagina 4