Een nieuwe Nederlandse film!
MUZIKALE C
De raadselachtige verdwijning
Voor de komende winter
J
Voorlichting over muziek en musici
'door BRAM VERSCHOOR
Verfijnde elegance bij Robert Piguet
PAGINA i
.Voor de filmcamera
EDMOND GRéVILLE AAN
HET WERK
Grote bedrijvigheid in de studio's
aan de Duivendrechtsekade
Frangoise Flore in de Nederlandse
film Niet te vergeefs".
Edmond Gréville (met sigaret) in actie tijdens een opname voor de
Nederlandse film „Niet te vergeefs". Op de voorgrond de twee „script
girls", een voor de Nederlandse en een voor de Engelse versie.
sMflaexaoBoeooaooooooooi^^
^eeoooeeooeoooQOOoeoooooGoooooeeeoooGoeooooocioeooeogoQOOooooooQQQgQ1
KORTE INHOUD VAN HET VOOR
AFGAANDE:
tr?w,S"2of v..,«..«toto P«u.,
GEESTELIJKE GEZOND
HEIDSZORG
In de Duivendrechtse filmstudio's,
waar Edmond T. Gréville de regiestaf
zwaait, wordt met man en macht ge
werkt-
Onophoudelijk weerklinkt er de be
velende stem van de Engels spreken
de Fransman, die met de kort afge
beten woorden „Camera-Action" en
„Cut Thank you" het begin en het
einde van weer een nieuwe scène aan
kondigt.
Hoewel we in een Nederlandse studio
zijn, is de voertaal er toch Engels. Niet
voor niets gaan wij, Nederlanders, trots
'op onze talenkennis en met het oog op
de vele Engelse acteurs en technici, die
meewerken aan de totstandkoming van
de eerste na-oorlogse Nederlandse film
„Niet tevergeefs", (waarvan voor de
export een Engelse versie onder de ti
tel „But not in vain" wordt gemaakt)
wordt er bijna uitsluitend Engels ge
sproken, vooral ook omwille van Gré
ville, die heel goed Engels, maar hele
maal geen Nederlands spreekt.
Die wonderlijke talenkennis van de
Nederlanders is eigenlijk helemaal niet
naar de zin van de Engelse acteur Ben
son, die in de Engelse versie de roi
van ondergedoken Jood speelt, een rol,
die in de Nederlandse film door Mat-
thieu van Eysden wordt vertolkt. In een
praatje, dat we met hem maken, be
klaagt hij er zich tenminste over, dat
hij hier nooit kans krijgt om een woord
Nederlands te leren. „Op het ogenblik
woon ik nog in een Amsterdams hotel,
maar ik zal zien zo spoedig mogelijk een
paar kamers te krijgen. Liefst bij men
sen, die geen Engels kunnen spreken
Dan móet ik me wel in het Nederlands
leren uitdrukken", verklaart hij.
De cantine. draagt nog alle kenmerken
van de spoed, waarmee er aan de Dui
vendrechtsekade is gewerkt om de stu
dio's in de kortst mogelijke tijd gereed
te maken. Voor het afwerken van de
verschillende lichtpunten heeft men zich
geen tijd gegund en sinds de studio en
kele weken geleden in bedrijf is geno
men, is er voortdurend zoveel anders
te doen geweest, dat de kale draden
van de electrische leidingen nog steeds
onafgewerkt uit de buizen in het pla
fond steken. Dat komt later nog wel in
orde. Eerst moet er worden gefilmd.
Met dat filmen is het anders niet
zonder strubbelingen gegaan. De techni
sche outillage van de studio bleek aan
de gebruikelijke kinderziekten te lijden.
Er was een camera, die er alleen maar
indrukwekkend en doeltreffend uitzag,
maar die het hardnekkig vertikte, een
scène in beeld te brengen. Er was een
enorm lampenpark, dat ongeschikt bleek
voor het beoogde doel.
Een en ander was oorzaak van veel
vertraging, zodat men thans reeds veer
tien dagen op het productieschema ten
achter is. Haar onder leiding van Guus
Ostwald, initiatiefnemer tot deze film
productie, wordt alles gedaan om de
verloren tijd zoveel mogelijk in te ha
len-
niet zoveel. „Dat is zo verschrikkelijk
vermoeiend". Het reizen en trekken van
de ene stad naar de andere bevalt haar
niet. Maar het wejk voor de film vindt
ze „enig" en als het vhn haar afhangt,
zal ze nooit iets anders meer doen.
Frangoise heeft gelukkig nog
niets van de echte „filmster"- Ze is een
voudig gekleed in een groen jumpertje
met een zwart geplisseerd rokje. Ze
praat vrolijk en ongedwongen. Een echt
eenvoudig Hollands meisje, kinderlijk
blij en een beetje trots om het geluk,
dat haar zo onverwacht in de schoot is
komen vallen.
(Foto Merkelbach).
In de cantine komt Matthieu van
Eysden even aan ons tafeltje zitten om
een babbeltje te maken. Van Eysden is
een oude rot in het vak. zowel op de
planken als op het witte doek. Hij heeft
al in heel wat Nederlandse films mee
gespeeld en ook Edmond Gréville, on
der wiens tegie hij de Nederlandse film
„Veertig Jaren" maakte, is voor hem
geen onbekende.
Matthieu van Eysden is ook een van
de weinige oudere en meer ervaren Ne
derlandse acteurs, die volledig begrip
tanen voor de heel bijzondere eisen,
welke het maken van een film stelt. Op
het toneel immers bouwt de acteur ziin
rol zelfstandig en geleidelijk op uit
tekst en spel. Maar bij de film is dat
anders. De filmrol wordt samengesteld
uit een hele reeks afzonderlijk opgeno
men scènetjes, waaraan elke chronolo
gische volgorde ontbreekt.
„Je bent volkomen afhankelijk van de
regisseur" betoogt Van Eysden, „want hij
alleen kan beoordelen hoe het resultaat
uiteindelijk zal zijn".
Dit juiste begrip voor de functie van
de acteur in de film, gevoegd bij zijn
uitstekende kwaliteiten als toneelspeler,
rechtvaardigt de verwachting, dat de
rol van de ondergedoken Jood, die Mat-
thieu van Eysden in „Niet tevergeefs"
speelt, zeker niet de minst belangwek
kende in de film zal zijn.
De kennismaking met Frangoise Flore,
het Nederlandse zangeresje, dat zo plot
seling tot filmster werd gebombardeerd,
is bijzonder aangenaam. Opgewekt bab
belt ze over de prachtige kans, die ze
heeft gekregen. Zelf is ze vol spanning
over het resultaat van haar eerste film-
arbeid, want daarvan zal het afhangen,
of ze die ook in de toekomst zal mogen
voortzetten. Voor het toneel voelt ze
Intussen "zijn in de studio de vele lam
pen aangeflitst Langzaam, maar on
verbiddelijk, wordt de lens van de ca
mera gericht. Twee centimeter vooru't;
een centimeter achteruit. Het opnemen
van een film is immers een kwestie van
centimeters en millimeters. In het schrij
nende lampenlicht staat Raymond Lo-
vell, de acteur, die in de Engelse ver
sie van de film de rol van Nederlandse
boer vertolkt. Hij staat tussen de bla
deren van een boom, die sierlijk uit een
'kaakjesblik ontspruit en over zijn ge
zicht speelt grillig hetlicht, dat weer
kaatst wordt door het water in een teil
tje, hetwelk door de hand van een stu
dio-assistent onophoudelijk in beweging
wordt gehouden.
Vastberaden, verbeten, staart hij in
het oog van de camera. De ogen een
millimeter naar links. Nog een millime
ter. Dan is het goed. De kin iets hoger.
Neen, iets lager.
Er wordt gemanoeuvreerd met een
plankje, dat een sinistere schaduw over
de onderzijde van het gelaat werpt. Iets
hoger, iets meer opzij- Met hamer en
spijker wordt het vastgezet.
„Camera", klinkt de stem van Gré
ville. „Action!" en de camera begint te
snorren. Het is één van de laatste scè
nes van de film, hoewel er vele
andere, die er aan voorafgaan, later nog
zullen volgen: de boer heeft zijn hoeve
verlaten om zijn zoon, de S.S.er en
verrader, met eigen hand neer te schie
ten.
Gréville steekt een verse sigaret op,
want zo dadelijk zal het noodlottige scho:
worden gelost en dan zal uit zijn mond
de rook komen, die op het witte doek
uit de loop van het jachtgeweer om-
hoogkringelt. Een assistent reikt het ge
weer aan. Dreigénd gaat het voor de lens
omhoog drie. vijf, tienmaal, iets ho
ger, iets lager, wat meer naar links
voordat de regisseur tevreden is en zijn
waarschuwend „Camera!" weerklinkt.
Opnieuw begint de camera van Mac
Leod te draaien en dan is de beurt aan
Hans van Ees om voor de Nederlandse
versie de plaats van zijn Engelse col
lega in te nemen. Hans van Ees is wat
kleiner van stuk en er komt een stapel
tje plankjes aan te pas om zijn gelaat op
de juiste hoogte voor de camera te
brengen. Maar verder gaat alles veel
vlotter. Licht en schaduw zijn goed. De
camera is al tot op een millimeter nauw
keurig ingesteld.
Opnieuw die verbeten blik, opnieuw
gaat de geweerloop omhoog, nogmaals
kringelt de rook langs loop en lens. We
derom zijn enkele meters film klaar voor
verdere bewerking in het laboratorium.
Tot de Nederlandse spelers, die in
„Niet tevergeefs" zullen meespelen, be
horen o-a. Matthieu van Eysden, Jop'e
Koopmans, Frangoise Flore, Jan Retèl.
Han Bentz van den Berg en Jack Gith-
berg: Op het laatste moment is Piet Bron:
die met longontsteking in het ziekenhuis
moest worden opgenomen, vervangen
door Hans van Ees, die nu de rol van
de Nederlandse boer speelt.
In de Engelse versie treden op Ray
mond Lovell, Carol van Derman. Bruce
Lister, Benson en Julian Dallas, terwijl
Han Bentz van den Berg zijn rol ook in
de Engelse versie zal vertolken.
Het omvangrijke, goed geredigeerde en
uitstekend verzorgde boek „Muzikale
Ommegangen" genaamd, onder redactie
van G. v. Ravenzwaay (Uitg. Ned. Keur
boekerij, A'dam), is ontstaan uit de be
hoefte aan voorlichting op het domein der
muziekliteratuur.
Deze behoefte is Inderdaad groot Want
de muziek als iedere andere kunst reflec
teert als een spiegel met grote scherpte
het leven zelf dat oneindig variabel en
verwikkeld is. Mèt de complexen van Ijet
huidig menselijk bestaan is de kunst sa
mengegroeid, en daarom is het goed zich
als leek en vakman te laten voorlichten in
de essentialia van uit te voeren werken.
Het is n.l. alleen de scheppende kunst
en kunstenaar die in deze bladzijden wor
den belicht door historici voorzover het
de oude kunst betreft en door Nederland
se componisten voorzover het over heden
daagse muziek gaat Dezen de Ned.
componisten zijn het ook die als pleit-
bezorers optreden voor hun buitenlandse
collega's.
Dit alles is gerangschikt in een alphabe-
tische volgorde met enkele inleidende
kapittels over meer algemene muzikale
onderwerpen.
Men kan om in de beeldspraak van de
titel te blijven aldus een drieledige om
megang in dit, muzikaal observatorium
onderscheiden:
Op het eerste plan krijgt men een over
zicht van het meest nabije veld dei' eigen
tijdse producten. Een paar honderd con
temporaine meesters vinden hun werk
toegelicht of doen dit zelf.
De tweede ommegang van dit boek be
treft het terrein dat de omzoming vormt
van het contemporain muziekbeeld: de
romantiek. De omschreven muzikale
waarden verliezen zich hier veelal in
bloemrijke paraphrasen zoals we dat ra
de. vorige eeuw gewend waren. En dan
met omstandige uitweidingen waardoor
de muziek dikwijls een roman gelijk
werd!
Op de derde ommegang tenslotte wordt
't oog geboeid door het in de verte liggen!
berglandschap dat men het klassieke tijd
perk der toonkunst mag noemen. Bach,
Haendel, Haydn, Mozart en Beethoven
rijzen als bergtoppen uit die keten op en
vinden hier hun oeuvre betrekkelijk
breedvoerig toegelicht.
Zo is dan het ganse repertoire onzer
huidige concertpraktijk geschetst. Natuur
lijk kon in dit bestek niet ieder oeuvre
van een componist in finesses worden be
sproken.
Overigens komt het ons voor dat de
samensteller van dit boek in de overdaad
van gegevens en literatuur door het
dichte geboomte de weg door dit bos zo
nu en dan bijster is geworden en dat in de
noodzakelijke „repartitie" van de beschik
bare bladzijden voor iedere figuur afzon
derlijk wat willekeurig te werk is gegaan.
Wat moet men ervan denken als aan
een der stamvaders der symphonische
kunst: Jos. Haydn 13 pagina's worden toe
gemeten terwijl H. Badings zichzelf er 18
toebedeelt. W. Pijper, in zeker opzicht
„chef d'école" der jongste muziek,en in
ieder geval Badings' leraar, moet 't stel
len met goed 3 bladzijden. M. Vermeulen
wordt niet eens genoemd, terwijl over een
figuur als Cornelis Dopper vijf volle blad
zijden wordt uitgeweid.
Wij zijn ons bewust dat het in kunst
zaken uitermate moeilijk is waarden
tegen elkander af te wegen. Maar oneven
wichtigheden als de genoemde dreigen het
uitzicht op deze ommegangen te vertroe
belen. Vooral ook als we van meesters der
oud-Nederlandse componistenschool der
XVe en XVIe eeuw als Josquin en Orlan
do slechts met een sobere beoordeling zien
gewagen terwijl Sweelinck's muziek,
toevallige liefhebberij van een der mede
werkers, royaal met 5 bladzijden wordt
besproken.
Dit alles nu zijn punten ter overweging
voor de herdruk, die gegeven de overige
waardeerbare hoedanigheden van dit boek
voor leek zowel als vakman, spoedig
moge verschijnen!
MARIUS MONNIKENDAM.
Ons Romanbijvoegsel
IOOOC5OQOOO0OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOÖ
De detective Arie Arends krijgt uit
Arnhem van een zekere heer K. van
Bemmelen een briefje, waarin hem
dringend verzocht wordt om een onder
houd. 's Avonds leest hü in de krant,
dat de heer van Bemmelen spoorloos
verdwenen is. Samen met de schrijver
van het verhaal begeeft Arends zich
naar Arnhem. Hij verneemt daar van
de huishoudster van van Bemmelen,
dat laatstgenoemde ongehuwd was en
zich in zekere welstand verheugen
mocht, vooral omdat hij vaak erfenis
sen kreeg. Tevens verneemt hij, dat
een neef, Ferdinand van Bemmelen, de
Zondag tevoor plotseling gestorven is.
Arends tracht nu te ontdekken, wat
de reden was van het verzoek om een
onderhoud en hij vraagt de huishoud
ster of er misschien per post een brief
was gekomen, die de heer van Bemme
len geschokt had.
2).
Ja, zegt ti gerust wat u er van
denkt, moedigde mijn vriend haar aan.
Als mijnheer plotseling ergens naar
toe had moeten gaan, zou hij toch een
boodschap voor u hebben achtergelaten,
niet waar?
U hebt natuurlijk de politic al in
gelicht, hernam mijn vriend na een korte
pauze. Hebt u daarbij ook gezegd, dat
mijnheer vermoedelijk op weg was naar
zijn neef?
Dat lag immers voor de hand
Das is er in die richting al ge
zocht. En vergeefs gezocht, want zonder
resultaat. Dan wou ik u iets heel anders
vragen. Bent u in het bezit van een
portret van mijnheer Van Bemmelen.
Ze ging de kamer uit. Ik keek mijn
vriend eens aan. We waren niet veel
wijzer geworden, maar misschien dat
hijHij verraste me immers vaker
met een geheel onwaarschijnlijke con
clusie.
Een duister geval, zei hij.
Maar interessant?, vroeg ik. Van
zijn antwoord zou het afhangen of ik
mocht verwachten dat hij er zich verder
in zou verdiepen.
Machtig, antwoordde hij: Kan het
althans worden.
Mevrouw Groenewegen kwam terug en
legde een amateursopname op tafel, zó,
dat ook, ik haar kon zien. Het was een
groepje, twee heren en een dame, in een
tuin,
Dit is een week of drie geleden ge
maakt, verklaarde ze: Hier in de tuin.
Ik heb het toestel geknipt, op verzoek
van mevrouw. Dit is mijnheer van Bem.
melen, zijn neef Ferdinand en diens
vrouw.
Een foto, zoals er tienduizenden op een
6 bij 9 toestelletje worden opgenomen.
Oris mensen, etatig poserend voor een
achtergrond van klimop, de dame in het
midden. De verdwenen cliënt van Arie
herkende ik aan zijn korte baard, een
puntbaardje. Een elegante verschijning
was het. Stellig niet iemand, die van het
leven genoeg heeft.
Mijnheer rookte veel?, vroeg myn
vriend.
Je ziet hem vrijwel nooit zonder
sigaar, bevestigde de huishoudster.
Ik dank u. Als u me nu nog het
adres zoudt willen geven van mevrouw
van Bemmelen, de weduwe van mijnheer
Ferdinand, dan zullen we u niet langer
ophouden, zei hij.
HOOFDSTUK III
Herboren Sterfhuis.
Is het.ver?, vroeg ik.
Speculeer je nu al op een tram
metje?, antwoordde Arie,
Och, zei ik. Hij kende mijn afkeer
van lopen even goed als ik de zijne voor
publieke voertuigen.
We zijn er zó, stelde hij me gerust:
We hebben dan meteen de gelegenheid,
te constateren, dat een vief heer .zoals de
heer van Bemmelen vermoedelijk was,
niet veel gevaar liep van zijn huis .naar
dat van zijn neef per ongeluk in het
water te belanden. Hoe klinkt dat? Waar.
schijnlijk volgen wij dezelfde weg, die
hij ging of heeft willen gaan.
De gedachte, dat we de verdwijning
van van Bemmelen min of meer aan het
reconstrueren waren, kortte mij de weg
aanzienlijk, zodat ik pas voor het huis
van de nicht met enige verrassing op
merkte, er bijna een half uur over te
hebben gelopen. Inderdaad waren we, be
halve 'n enkele singel, die aan weerszij
den door een breed gazon werd ingeslo.
ten, geen water voorbij gekomen. Wel
enige keren een zeer druk verkeerspunt.
Doch een verkeersongeluk heeft nu een.
maal nooit volkomen onopgmerkt plaats
en in het allerongunstigste geval moet
men dan toch minstens het slachtoffer
vinden.
Behalve de reeds genoemde .overweging
betreffende do oppervlakkige reconstruc
tie, was de wandeling trouwens gekort
door 't gesprek, dat ik met mijn vriend
voerde.
Waarom spreek je zo hardnekkig
over je cliënt in de verleden tijd?, vroeg
ik: terwijl zijn huishoudster, je zou haast
zeggen even hardnekkig, 'in de tegen
woordige tijd bleef? Ben je er zo zeker
van, dat hij het tijdelijke, enzovoort?
Zéker kan je pas van iets zijn, wan.
neer je een bewijs kunt leveren, ant
woordde Arie: En dat kan ik tot dusver
niet. Misschien deed ik het, om te zien,
hoe hard de nek van mevrouw Groene
wegen is.
Arie is soms zeer banaal in zijn uit
drukkingen, maar daardoor ook zeer
duidelijk. Inderdaad, indien de huishoud,
ster wist, dat van Bemmelen niet meer
leefde, zou zij zich stellig versproken
hebben, door ook eens de tegenwoordige
tijd te laten vallen.
Dus je bent nu wèl zeker, dat hij..?
Och zeker. Hebben we daarvan dan
soms het bewijs?, vroeg hij.
Het huis, waarin Ferdinand gewoond
had, stond aan het einde van de Velper-
weg. Het was een vrijstaand buitenhuis,
met rondom een kleine tuin. Een wit ge.
emailleerd bord op een paal in die tuin
verried, dat men hier een effectenkantoor
kon vinden. Een tweede aanwijzing hier.
toe, van de weg al echter onzichtbaar,
bevond zich onder een extra drukbel
aan de buitendeur. Arie aarzelde even
bij de keuze tussen de twee belletjes,
drukte dan op dat voor het woonhuis. Een
jong dienstmeisje deed ons open.
Is mevrouw thuis vroeg mijn
vriend.
Ik zal even vragen, antwoordde het
meisje.
Dus is ze thuis, zei Arie: Zeg haar,
dat mijnheer Arends haar graag even
zou willen spreken.
De gedienstige, die zijn tirade met een
nauwelijks merkbaar schouderophalen ge
kleineerd had, ging een deur door, die een
opschrift „kantoor" droeg. Ze keerde al
spoedig weer terug, doch ging, zonder
zich te verwaardigen ons het resultaat
van haar aanmelding mede te delen, de
gang door naar ergens achter in het huis.
Wy wachtten. Het duurde wel vijf minu
ten vóór opnieuw de kantoordeur geopend
werd.
Ik herkende de dame, die nu naar ons
toe kwam, dadelijk van de foto: een
dertigjarige, zeer zelfbewuste jonge
vrouw. In de vragende blik, waarmee ze
ons opnam, lag iets hooghartigs. Ze was
stellig niet iemand, die ongevraagde hulp
zou accepteren. De uitdrukking hiervan
in haar houding was eigenlijk het enige,
wat duidde op het verlies van haar echt
genoot. Ongetwijfeld was haar reeds
meerdere malen hulp aangeboden.
Ik wilde u gaarne over een zeer be
langrijke zaak een ogenblik spreken me
vrouw, begon mijn vriend.
Een belangrijke zaak?, herhaalde ze.
In verband met uw oom, verklaarde
hij.
Wie bent u?, vroeg ze.
Uw oom heeft mij geschreven. Zon
dag. om een onderhoud met mij te hebben
op Maandag, de dag, waarop hij van huis
ging en niet meer terugkeerde. Ik ben
detective, mijn naam is Arie Arends. Uit
het feit, dat uw, oom mij één dag voor zijn
verdwijning om raad wilde vragen, leid
ik af, dat hij iets, zij het ook niet bepaald
zijn verdwijning, verwachtte. Of iets
vreesde wellicht.
Ze trok haar wenkbrauwen op; ze wilde
blijkbaar haar verbazing overduidelijk
laten blijken. Mijn vriend merkte die ech
ter niet op. Hij heeft de gave, iets wat hij
niet zien wil. te negeren.
Op de dag,, ging hij voort, waarop
uw oom mij schreef, stierf zijn neef. zon
der te ziin ziek geweest. Ik lijk in uw
ogen wellicht onbescheiden, doch ik voel
me alsof ik een opdracht van de verdwe
nen oom heb, al weet ik ook in de verte
niet, hoe die zou hebben geluid. Ik wilde
dit juist trachten uit te vinden en vervol
gens proberen, er iets van terecht te
brengen. Nogal vaag nietwaar? Maar u
kunt misschien een kleine opheldering
geven, door me iets naders omtrent uw
oom te vertellen. Hebt u een ogenblikje
voor mij?
Mag ik u dan even voorgaan?, vroeg
ze.
Ze liet ons plaats nemen in een ruime
kamer, die uitzicht gaf op de voortuin en
door deze heen op de weg.
Ik weet niet, in hoeverre mijn oom
verwacht of gevreesd heeft te zullen ver
dwijnen. Ik weet wel, dat ik blij zal zijn,
wanneer hij weer terecht is. De onver
wachte dood van mijn man en het op orde
brengen van zijn zaken, en daarbij dan
nog dit met oom, het wordt bijna te veel
om te dragen. Als ik iets kan doen, om u
te helpen, zal ik dat zeker doen met het
grootste genoegen en indien u oom zoudt
kunnen opsporen, r.a\ ik u daarvoor zee
erkentelijk zijn- Wat wilt u van my
weten?
Ik geloof niet in de mogelijkheid
van een niet op te helderen verdwijning,
zei mijn vriend: Maar wat wy nodig heb
ben, is een punt van uitgang. Uw oom
was rijk, nietwaar?
Was?, herhaalde ze. Waarom zegt u
dat zó?
Om me te wapenen tegen teleurstel
lende ontdekkingen, antwoordde Arie: Ik
weet nog volstrekt mets bepaald. Uw oom
was dus of, als u dit minder pijnlijk in
de oren klinkt: uw oom is rijk,
nietwaar?
Rijk, och, dat is een relatief begrip.
Hij moet in elk geval een zeker ver
mogen bezeten hebben. Weet u wellicht,
op welke wijze hij dat heeft belegd?
Dreef hij nog zaken?
Als ik het niet geweten had, zou het
me de laatste dagen wel duidelijk zijn ge
worden, dat ik op zaken in het gehiel
geen kijk heb, zei ze, ietwat spijtig: Ik
weet alleen, dat oom zich aan de veilige
kant hield. Want dat heb ik mijn man
vaak genoeg; tegen hem horen zeggen
Staatsleningen bijgeval?
Ja, nu u het zegt
Het klonk zeer aarzelend; het kon stel
lig ook al het andere zijn.
Weet u dan misschien, welke bank
relatie uw oom had? Men zou dan daar
eens kunnen informeren.
Neen, dat weet ik niet.
We waren wellicht al een stap ver
der, wanneer we wisten, of hij kort voor
zijn verdwijning geld heeft opgenomen.
Arie plukte aan zijn baard, terwijl hij
mevrouw van Bemmelen aankeek, alsof
hij hoopte, dat ze zich iets zou herinneren.
Zij maakte echter slechts een handgebaar
van ontkenning.
Deed uw oom weieens zaken met uw
man?
i Ik zou het u niet kunnen zeggen.
(Van onze Parijse mode-medewerkster')
/L AS!» tak Alle couturiers hebben hun collecties
an 11 k. ÉiïëÊK. gepresenteerd. Ze hebben zich geïnspi-
g& rcerd op het Directoire-tijdperk en het
58? Hf1 Enpire, maar vooral op het Directoire
wKlr §§L Iri de meeste huizen zal deze winter de
mtaÊ taille helaas niet meer op haar laats
zijn haar hoger, de lijfjes zitten strak,
de schouders hangen niet meer af.
maar zijn een weinig opgevuld in de
breedte, doch vooral niet in de hoogte.
De rokken vallen bijna altijd nauw,
meestal met de ruimte eerst op de hoogte
der knieën. Sommige rokken zijn te nauw,
zodat de mannequins met bespottelyke
kleine pasjes lopen.
In alle collecties zijn nog enkele ge
moderniseerde newlook-toiletten te vin
den voor de vrouwen die de voorkeur ge
ven aan wijde klok- of plooirokken.
Bij Robert Piguet is nagenoeg de hele
collectie geïnspireerd op het Directoire.
Al wat hij toont is bijzonder gjped, want
hij heeft de Directoirelijn met slaafs ge
volgd maar met verfijnde elegance toege
past. Zijn mantels hebben een schouder
stuk van waaruit de ruime dubbele
plooi in de rug valt. Die plooi is natuur
lijk niet gestreken. De omgeslagen kra
gen staan hoog tegen het gezicht aan,
zowel van de wijde mantels als van de
redingotes, die met twee rijen knopen
sluiten: De rokken vallen heel nauw of
even klokkend, zowel van de japonnen
als van de tailleurs. Bij veel toiletten
wordt een heel korte bolero ge
dragen, die we ook bij de mantels te
rugvinden. Vooral een donker-groene
mantel met een bolero en wijde mouwen
van loutre trok zeer de aandacht.
Veel japonnen hebben een sluiting, die
ons op het ogenblik heel nieuw toelijkt.
Ze gaan tot onder het middel dicht met
knopen. Sinds jaren werd dit niet meer
gedaan, omdat knopen onder de ceintuur
opzij heel lelijk staan. Waarom Piguet
deze sluiting toepast is onbegrijpelijk,
trouwens hij is niet de enige.
Aardig zijn de brede écharpes die bij
de geklede toiletten worden gedragen. Ze
zijn uitgevoerd in de stof der japon en
met afstekende zijde gevoerd. Dergelijke
écharpes, maar dan van bont, vinden we
teru° bij de mantelpakken. Of die on-
practisohe dingen opgang zullen maken?
van RobertDe vrouwen vinden het meestal genoeg
Ees middagjapon van Robert vast te houden en echarpe of
Piguet. Turbau van Fauiette. mQf mge te torsen! lokt haar niet, hoewel
de mannequins ook dit jaar, evenals in '48 haar handen verstoppen in een
bruikt. Bij de zwarte mantelpakken worden dikwyls heel achter op he.
hoofd geplaatste turbans gedragen. Ze staan wel flatteus omdat er van
voren enige krullen uitkomen.
Robert Piauet heeft grotendeels naam gemaakt door zyn „petites robes
v£"SiK?bankierszoon heeft een onnavolgbare chic om.aan uh«g
eenvoudige japonnetjes een bijzonder cachet te geven Op 17-jarige leeftijd
kwam hij naar Parijs en begon zijn loopbaan als modelist by Paul Poiret..
In 1933 opende hij zelf een zaak met een atelier waarop dertig meisjes
werkten Op het einde van het eerste seizoen was dit aantal al tot negentig
uitgebreid Enige jaren later betrok hij een huis op het Rond-Point des
Champs Elysées. Het is eigenaardig dat het geen Fransman, maar een
Zwitser is die er het beste in slaagde van het eenvoudige japonnetje iets
hëel bijzonders te maken, dat specifiek Parys is geworden, want hoe de
mode ook verandert: de Parisienne blijft getrouw aan haar „petite robe".
DINY K-W
Ten gerieve van wijkverpleegsters, so
ciale verzorgsters e.d. verscheen bij J. J.
Romen en Zonen te Roermond onder de
titel „Katholieke geesteUjke gezondheids-
zorg in Nederland" een handig boekje
samengesteld door pastoor H. Bless te
Oerle, waarin de voornaamste problemen
rondom de geestelijke volksgezondheid
in het kort overeenkomstig de katholieke
beginselen worden uiteengezet en ver
schillende groepen van geestelijk-mis-
deelden behandeld.
Maar dat moet thans zijn na te
gaan, drong Arie aan.
Ja, dat zou uit onze boekhouding
moeten blijken. Maar ik heb daarin de
naam van mijn oom niet gevonden.
Waldhof zal het wel weten.
Waldhof?
Onze boekhouder. Of liever gezegd:
onze bediende.
Maar u hebt niets gevonden, zegt
u? U hebt dus ook reeds in de beschei
den gezocht?
Tja, mijnheer, bepaald gezocht heb
ik niet. Maar ons kantoor staat nu al
een week stil en de cliënten van mijn
man vragen dingen, waai' ik niet mee
weg kan. Ik heb dus geprobeerd, een
beetje inzicht te krijgen. Zoals ik reeds
zei: de laatste dagen hebben me doen
begrijpen, dat ik er absoluut buiten sta.
Ik ben sedert eergisteren bezig, het kan
toor over te doen.
Aan wie?
Een relatie van mijn man, een col-
lc
U moet u niet verwonderen over
mijn vragen, zei Arie: ook niet, al gou
den ze niet met elkaar in verband
Uw man stierf onverwachts?
Mijn hemel. U denkt toch met, dat
er verband bestaat tussen
Ik maak zeker geen voorbarige
veronderstellingen. Maar ik erken .mo
gelijkheden En indien we voor een
ogenblik de mogelijkheid van een mis-
d°yf onder het oog zien, dan is het ze
ker niet gezocht, wanneer we aan ver
band denken. In dit geval is bet waar
schijnlijk ook van belang te weten, wie
van de dood van uw oom voordeel zou
hebben. Wie zouden de erfgenamen
zijn?
Oom heeft, al was het dan ook
schertsend, vaak gezegd: ik zal nooit
iemand tekort doen, zelfs niet, door mijn
dood. Men zou dus mogen aannemen,
dat hij niemand in het bijzonder be
voordelen zou. Zijn bezit zou naar
alle waarschijnlijkheid worden verdeeld
onder zijn naaste bloedverwanten, met
misschien een legaat aan de huishoud
ster en enkele vrienden, een instelling
of zo. Dat wéét. ik niet. Maar laat. me
toch om 's hemelswil niet denken aan
iets dergelijks.
U hoeft daar ook niet aan te den
ken, troostte mijn vriend: Want zolang
uw oom niet is teruggevonden, zal ook
zijn dood niet worden aangenomen en
is er dus geen sprake van een erfenis-
deling.
Hij zweeg een korte poos. Toen ny
verder ging, klonk er deelneming in zijn
stem. Deelneming, die als vanzelf mede
deelzaamheid opriep.
Uw man was niet ziek, toen hij
overleed, mevrouw Van Bemmelen?
Dat is het juist, antwoordde ze: Uw
vragen doen me pijn.
Haar zelfverzekerdheid zonk tn hei
niet bij het zich op haar gelaat afteke
nende verdriet.
Mijn man stierf aan hartverlam
ming. Onze huisarts heeft dit zeer P -
tinent geconstateerd. Maar.de avond,
dat hij stierf, heeft hij een slaapmiddel
ingenomen en ik kan soms de gedachte
niet van me af zetten, dat dit te zwaar
was. O, hij nam vaker iets om te kun
nen slapen. Als hij dat met deed, lag
hij gewoonlijk hele nachten over kan
toorzaken te denken en dan was hij
overdag geen cent waard. Onze arts
schreef hem de poeders voor. Als ik nü
maar beter had opgelet., als ik maar
zeker wist, hoeveel poeders er nog in
het doosje moesten zijn!
Maar dat weet ik niet. Hij nam ook
niet altijd dezelfde.
Ik zou me maar aan de uitspraak
van de dokter houden, zei Arie: Had
uw man nooit ergens last van?
Een zenuwhoestje, na een slapeloze
nacht. Anders nooit iets.
En toen hebt u 's avonds laat uw
oom opgebeld?
Dadelijk. Direct nadat ik de dok
ter gewaarschuwd had. Oom zei, dat hij
's morgens vroeg zou komen.
Maar hij is niet gekomen?
Neen. Ik verwachtte hem, maar
toen was er al gauw zoveel drukte ook
met 't kantoor, dat direct gesloten moest
worden, dat ik aan oom niet meer ge
dacht heb, voordat mevrouw Groene
wegen mij opbelde, om naar hem te
vragen.
Hebt u de laatste dagen de broer
en zuster van uw oom nog gesproken.
Die waren genodigd bij de begra
fenis. Ik heb hen een hele tijd niet ont
moet.
Het zou dus kunnen zyn, dat hij
naar hen toe is gegaan, hoe onwaar
schijnlijk dit ook lijkt?
Waarom vroeg ze, uiterst ver
baasd.
U ziet, dat ik rare veronderstellin
gen kan maken, zei Arie glimlachend: En
dus tevens, dat u er zich niets van moet
aantrekken. Mag ik uw boekhouder
eens vragen, of hij zich iets van zaken
tussen uw man en uw oom herinnert?
Ze trok de wenkbrauwen bedachtzaam
bijeen en schudde het hoofd in overwe
ging van moeilijkheden.
Als het u hetzelfde blijft, dan liever
een andere keer, zei ze: Hij is juist
vanmiddag zo druk met de koper van het
kantoor. Als u er op staat, natuurlijk....
O neen, zei Arie: Een andere keer
is even goed. Misschien zelfs nog beter,
want dan heb ik wat ik weet al wat
laten bezinken. Wat ik echter wel nu
graag van u heb, dat zijn de adressen
van de broer en zuster van uw oom. Je
kunt nooit weten.
HOOFDSTUK IV.
Een drukke praktijk.
Bram, nu gaan we eerst eens wat
eten, zei Arie. toen we op de Velperweg
Hepen: Me dunkt, dat hebben we wel
verdiend.
Als je het mij vraagt, antwoordde
ik: dan staat het met onze verdienste
niet zo florissant, waarde heer.
Ik kon de gelegenheid, hem te plagen
niet ongebruikt laten voorbij gaan.
Je hebt, als zo dikwijls, groot gelijk,
Brammetje, erkende Arie.
Ik keek hem aan en knikte eens met
voldoening.
Maar als nog vaker, beste jongen
heb je tevens groot ongelijk, voegde hij
er grimiekend aan toe.
Kom, laat ons hier binnen gaan
Ik wou even telefoneren en mijn maag
iets te doen geven
Wij staken de drukke rijweg over naar
een restaurant, waar Arie, na een lunch
besteld te hebben, zich dadelijk naar de
telefooncel begaf. Ik maakte het mij, voor
zover dat mogelijk was, gemakkelijk aan
een tafeltje bij een der ramen en keek
uit op de weg, waar het verkeer van
trams, auto's, wielrijders en voetgangers
geen ogenblik onderbroken werd.
Mijn vriend bleef niet lang aan de te
lefoon. Nog vóór de kellner bediend had
zat hij .tegenover mij aan het kleine
tafeltje.
We hebben in elk geval voldoende
tijd, om de inwendige mens te verster
ken, zei hij: Want. we zullen tot vijf
uur, half zes in Arnhem moeten blijven.
'Als die twee vrouwen wat toeschietelij
ker met haar inlichtingen geweest waren,
konden We de uren wellicht nuttig beste
den. We hebben bedroevend weinig ge
hoord. al is het niet bepaald helemaal
niets, zoals jij zo pessimistisch te ver
staan wilde geven.
Wat is er om vijf uur, half zes?,
vroeg ik.
Om half zes wilde ik even een visite
afsteken bij Dr. Meertens in Velp. Ik
heb zo juist opgebeld en gevraagd hoe
laat hij thuis is. Maar hij is de praktijk
in, zei me een meisjesstem. En zodra hij
thuis komt, gaat hij eten, om direct daar
na zijn spreekuur te houden en vervol
gens wederom de praktijk in te stellen.
Pas tegen half zes is er kans. dat we hem
een ogenblik rustig kunnen spreken.
We gaan dus de kring van kennis
sen van van Bemmelen af?, vroeg ik.
Dat zou overbodig geweest zijn,
waarschijnlijk althans, indien die twee
dames me iets over van Bemmelen ver
teld hadden. We weten nog steeds niet,
hoe die spoorloos verdwenen heer leefde.
Onze dames waren echter onder de druk
van de omstandigheden ietwat verbijs
terd, al probeerden ze zich uiterlijk goed
te houden. Ik heb hoop, dat de vriend
uiteraard minder direct getroffen door de
verdwijning en bovendien als man ver
moedelijk koeler tot beredenering in
staat ons een wat duidelijker beeld van
van Bemmelen zal kunnen geven. Hij
zal stellig weten, wat de vrouwen niet
wisten: wat van Bemmelen deed met zijn
stapeltje erfenissen. Is jou iets opgeval
len bij de gesprekken van vanmorgen?
Onder anderen: dat de familie niet
bepaald op neef Ferdinand gesteld is.
antwoordde ik.
Juist, erkende hij: Je zou zeggen,
dat een oom en tante voor zover we
weten de énige oom en tante zich niet
beiden voor een zo onverwachte begra
fenis zouden laten verontschuldigen.
Maar je zegt „onder anderen". Wat is
dat andere?
Dat mevrouw van Bemmelen niet
wist of oom en neef te samen zaken de
den, maar dat ze haar man wel kritiek
had horen uitoefenen over de wijze, waar
op oom zyn geld belegde. Waaruit we
zouden mogen afleiden, dat het minstens
waarschijnlijk is, dat er enig zakelijk
contact tussen oom en neef bestond. Bo
vendien verwierp ze je insinuatie over
verband tussen verdwijning en overlijden
uit vrees, uit schrik. Niet uit absolute
overtuiging, want die zou vrees en schrik
eenvoudig onmogelijk gemaakt hebben.
Je redeneert niet slecht, Bram. Je
verdient er de voortreffelijke lunch mee.
die ons daar gebracht wordt, zei hij
goedgunstig.
De aanwezigheid van de kellner maak
te een einde aan het examentje, dat Arie
bezig was mij af te nemen. Toen de man
zich verwijderd had, bepaalden wij ons
tot. de maaltijd.
We brachten de middag door met een
wandeling in het park Sonsbeek, waar
we thee dronken in de theeschenkerij.
Arie sprak niet meer over van Bemme
len, zelfs niet, toen we ons om vijf uur
op weg begaven naar Velp.
Het was, op het trottoir althans,' niet
zo druk, dat men niet zonder storing zou
kunnen praten. Ik had niet onophoudelijk,
maar dan toch wel herhaaldelijk over
iets bepaalds nagedacht, waarover ik
thans de mening van Arie Arends wilde
horen.
Ik heb een lunch verdiend, begon
ik, zoals je zelf zei. Ik heb dus iets goeds
gedaan. Ik zou daarover echter graag
nog een en ander zeggen. Namelijk dit:
door zonder meer te constateren, dat
mevrouw van Bemmelen je insinuatie
inzake een misdrijf niet verwierp uit
overtuiging, neem je indirect aan, dat zü
de gedachte aan een misdrijf, al zou het
niet geheel bewust zijn, deelt. Maar dan
is het misdrijf van haar. om zich tegen*
over de buitenwereld een toevallig sterf
geval te laten aanleunen en de politie
niet omtrent een vermoeden in te lichten-
(Wordt vervolgd).