EEN KERSTNOVELLE
r
v.
door Martin W. Duyzings
VRIJDAG 24 DECEMBER Ï948
PAGINA 3
(TEKENINGEN VAN H. SCHOONBROOD)
Naast hem aan zijn voeten, snurkt
huiselijk de schildwacht.
.voluit vrouw
wondere, tere
---- -
.en hij reikte mij zijn kijker en wees
met een bitter lachje naar het Oosten.
.en de legendarische sprookjesverteller op het Sokko is gpaansewaakzaam-
oude, smerige leugenaar..,* heid als de Neder-
een
al, en van een
schoonheid
.toen ik, op het terras van „El Cabaja' de consul ontmoette.
H-
'ET zou mij makkelijker zijn, de ge
schiedenis van Jan Hendrik Derkse-
naar uit Amsterdam-Zuid hier neer
schrijven, wanneer daar vanmid
dag op het altijd volle en altijd
verveloze terras van „El Cabaja" de consul
niet geweest was: lang en schraal en mate
loos nuchter, en met een onwaarschijnlijk
Van Kleffens-boord, waar bovenuit zo nu en
dan een spitse, rode Adams-appel danste als
spotte hij om elk mijner woorden....
Het zou mij liever zijn, vanavond nog een
maal met lome schreden door Tanger te gaan
omhoog naar de trotse, donkere ongenaak
baarheid van de oude Kashba, of omlaag in
de richting van de baai, waar de stad zich
verliest in een eindeloos warnet van vunzige,
nauwe stegen en waar rondom het Sokko het
schuim van alle landen der aarde fluisterend
of lallend in de kroegen huist dit alles, zeg
•ik, zou mij liever zijn dan hier vanavond in
een enge, weeïg riekende hotelkamer gevan
gen te zitten met mijn schrijfmachine en
duizend te late vliegen. En met, worgend, de
bittere herinneringen aan de geschiedenis van
Jan Hendrik Derksenaar uit Amsterdam-
Zuid, en Donna Nati Balana uit Algeciras,
een geschiedenis, waarvan ik U nu wel ver
tellen moét
Het zou mij beter geweest zijn als ik al die
verbijsterende bijzonderheden over Jan Hen
drik Derksenaar elders vernomen had, en
later. Maar niet juist
vandaag! En niet juist
hier, in Tanger
Want U moet, om te
beginnen, goed be
grijpen, dat ik van
Yumaa el Tolba kwam
vandaag en Yumaa el
Tolba is weer eens
wat anders dan Naar-
denBussum of Ber-
gen-aan-Zee.
De tocht was lang
geweest en vol van
de typische ontberin
gen, waaraan Spaans-
Marokko een minder
gezegende reputatie
dankt, generaal Fran
co en de profeet
Mohammed ten spijt.
Van Melilla uit wa
ren wij naar het Zui
den gegaan, naar
Tistutin, waar zowel
't laatste restant der
huidige beschaving
als de spoorlijn op
'n verzand emplace
ment weerloos en
zonder veel omhaal
doodloopt in de
woestijn. Daar, in
Tistutin, hadden wij
de karavaan gevormd, en toen was dan de
ellendigste aller tochten begonnen West-Zuid-
West. steeds verder, in lange, afmattende
dagmarsen; en steeds hoger in de rauwe,
ademloze verlatenheid van dat verschrikke
lijke bergmassief rond Azib de Ketama, dat
zelfs door de rondzwervende Berbers met
angst en afschuw vermeden wordt, als heerste
er iets nog erger dan de pest en waar
men tenslotte geen. dag meer kent, en geen
uur doch 'alleen maar de dorst; alleen maar
die 'naar de keel grijpende doodsheid van deze
afschuwelijke hel, waar nergens nog leven
bloeit tussen de hoge, naakte rotsen en rond
om de donkere hol echoënde spelonken.
Dat alles!...., en verder tenslotte alléén
maar het steeds wilder om zich heen slaan
de, naar geen rede meer luisterende verlan
gen naar die andere wereld die nu eenmaal
toch de onze is: de wereld, waarin men
keurig op tijd zijn dwangbevelen krijgt, en
men in de Tweede Kamer of onder de métro
kan komen, en men met een baard van ver
leden week Zaterdag volkomen voor schan
daal loopt, en het verder niet geoorloofd is,
zijn reisgenoten voor „schurftige hond" of
iets nog liederlijkers te schelden. Kortom: de
wereld waarin een kameel geen eigenwijs
en onontbeerlijk transportmiddel is, doch
doodgewooon een kaméél, die m Blijdorp
thuis hoort, en daarmee basta!
Ik wilde U met dit alles slechts zeggen,
dat Yumaa el Tolba inderdaad iets anders is
dan Purmerend of Waddinxveen, want Yumaa
el Tolba lag, eergisteren, aan het eind van
deze waanzinnige tocht naar het Zuidwes
ten en het mag dan al zo zijn, dat Yumaa
el Tolba in feite niet méér is dan een over
dreven-welluidend klinkende verzamelnaam
van een
<2)
ncjeiand-vacirder
worden! Laat de comodoro zich maar lave
loos drinken, omdat het leven hem blijkbaar
niets anders meer gelaten heeft dan de fles,
de vlooien, het fort en de drie-maandelijkse
tocht langs de kroegen van Alcazarquivir!
Laat die schildwacht maar snurken tot heil
en zegen van alle opstandelingen tussen Dar
Xaui en Bab Tazaa! Wat deert het deze rei
ziger nog? In Yumaa el Tolba heeft hij ein
delijk de grens bereikt, waarnaar in al die
achter hem liggende dagen zijn hart tot
schreiens toe smachtte als nimmer tevoren.
De grens die hem van zijn eigen wereld
scheidt
Nauwelijks drie mijlen verderop weet hij
de spoorlijn die van Casablanca uit naar het
Noorden leidt en daar
zal morgen de Ma-
rokko-express hem
opnemen in een lange
sliert van rumoerig in
de oude rails ratelen
de wagons.
Morgen Mor
gen hoort ge
het?gij veertig
Spaanse dwazen in dit
oude fort, die weer
loos en willoos steeds
verder wegglijdt in
het sinistere moeras
der eenzaamheid en
der verveling, van
waar geen terug meer
is en geen enkele
kans op redding.
Morgen
Maar benoorden Ar-
cila raakt de spoor
lijn heel even al de
kusten er z ij n
ogenblikken, waarop
de oude, krijsende
wielen met een snel
heid van wel vijf-en-
veertig kilometer per
uur de trein naar het
Noorden bonken.
Dan is Tanger al
niet meer ver.
t
Het is mogelijk, dat U anders over Tanger
denkt, maar U komt dan ook niet uit Yumaa
el Tolba.
Ik wéét het: de moskeeën van Tanger zien
er onderhand uit alsof men er even goed
konijnen in zou kunnen houden, en in de
tingeltangels aan weerszijden van de Ahardan
grijpt men makkelijker naar de messen en
de revolvers dan U eigenlijk wel lief is, en
acht van de tien Europeanen, die U in Tan
ger ontmoet, hebben thuis al wel eens
ten voeten uit in het landelijke politie-blad
gestaan; en van de giftige geur van de ezel-
mest, die overal hangt in de straten en de
stegen, krijgt een Westers mens op de duur
een vervelend soort hoofdpijn ter hoogte van
de wenkbrauwen en de legendarische
sprookjesverteller op het Sokko lijkt teleur
stellend weinig op dat wat de firma Metro
Goldwyn Mayer U daarvan in geuren en
kleuren vertelde, doch is een oude, smeiige
leugenaar, die vast en zeker sedert het eind
van de voorlaatste wereldoorlog zijn nek
niet meer met zeep gewassen heeft.Maar
voor wie uit Yumaa el Tolba komt is alles
ook de huiveringwekkende vunzigheid van
deze „Hondse Stad", zoals Tanger in ortho
dox-Moorse kringen nog altijd met onver
holen afschuw heet beter, oneindig veel
beter dan de doodse, holle verlatenheid van
dat afschuwelijke bergmassief, ginds in het
Zuiden.
Daarom had ik vanavond nog eenmaal door
Tanger willen gaan, en héél dit Tanger met
al zijn goorheid, zijn klatergoud en zijn in
trigues had ik voor lief kunnen nemen, om
dat nu al ginds op de rede donker en met
scherpe contouren de Britse tanker wacht
veertien wankele hutten rondom een ver die mij -
voor
vallen Spaans woestijnfort vol ongedierte en
soldaten, het mag verder zo zijn, dat ook
daar nog de oude karavaanweg naar Larache
verloren loopt temidden van het zand, de
stenen en de dorre, krom gegroeide struiken:
het deert een mens, die moe en mager en met
van koorts gebarsten lippen uit de hel van
Azib de Ketama komt, niet meer. Hij voelt
zich opeens kinderachtig veilig, daar in
Yumaa el Tolba. En hij scheert zich voor het
eerst sedert weken zorgvuldig, alsof er
's avonds een soirée was inplaats van een
eindeloos spelletje geeuwerig Tric-Trac met
de commandant van het fort.
En laat in de nacht, als de comodoro ein
delijk met een willoos scheef hangende on
derlip in slaap gestort is over zijn laatste
glas lauwe cognac, staat de reiziger uit Azib
de Ketama hoog en tevreden op de ruWstenen
omwalling, waarachter het fort, het onge
dierte en de soldaten zich verschuilen, en
hij kijkt met welbehagen uit over de zacht
glooiende vlakte, waar nu de nacht met al
zijn zoete geheimen blauwig en geluidloos
over het zand en de struiken sluipt. Naast
hem, aan zijn voeten, snurkt huiselijk de
schildwacht, aan wiens opmerkzaamheid en
vaderlandsliefde het fort deze nacht is toe
vertrouwd. Hoog boven de vlakte staan hel
der de sterren. En is het waar, dat men in de
lichte bries, die fluisterend uit het Westen
komt, toch al iets proeft van de zoute, zilte
koelte van de oceaan?
Hij zucht tevreden, de reiziger uit Azib de
Ketama. In Yumaa el Tolba wordt het leven
weer waard, met gretige teugen geleefd te
om mij daarna in nauwelijks een etmaal naar
Marseille te ploegen. Daarom had ik, boei
loos slenterend langs de bazars, willen den
ken aan al het goede, het beste, dat een mens
benoorden Marseille wacht, wanneer hij, na
weken, terugkeert uit Azib de Ketama. Daar
om had ikmaar op het terras van „El
Cabaja" was de consul met al die bittere bij
zonderheden over Jan Hendrik Derksenaar
uit Amsterdam-Zuid, en wéér heb ik Jan
Hendrik Derksenaar scherp en duidelijk
voor mij gezien, zoals hij daar zat, toen ik
hem voor het eerst ontmoettedie Kerst
mis van 1943, ginds, in Algeciras.
Het was allemaal gekomen door Pepe.
Pepe Was één van die vele Spanjaarden-in-
ballingsehap die, nog altijd, bij het vernemen
van het woord „Franco" minder wellevende
dingen over hun lippen laten glijden. Hij
zat in Perpignan destijds en zijn ideeën wa
ren zo rood als de voorpagina van de
„Prawda", maar veel belangrijker was, dat
hij toen al één brug en één Duitse munitie-
trein in de lucht had doen vliegen, en dat hij
voor het overige elk klipgeitenpad in de
Pyreneeën veel beter kende dan de Guardia
Civil. Ik denk nog altijd, dat Pepe van de
techniek van de Engeland-vaart veel meei
wist dan heel ons ministerie van Buitenlandse
Zaken in het ach zo verre Londen, en wie in
Perpignan dan ook toevallig in Pepe's han
den viel en naar zijn raadgevingen luisterde,
bespaarde zich meestal 'n Spaanse gevange
nis of drie en 'n hoop ergernis op zijn weg
naar de lokkende vrijheid.
Het kwam dus uit
sluitend door Pepe,
dat ik op mijn tocht
door de Pyreneeën
door geen enkele
bloedhond werd
achtervolgd, dat ik
in Corriez slechts
drie dagen nodig
had om de plaatse
lijke gendarm met
weinig pesetas en
véél vage beloften
in zijn corrupte zij
de aan te tasten, en
dat ik verder in een
wijde boog om Ma
drid heenging voor
namelijk omdat de
meer gebruikelijke
route Madrid-Lissa-
bon mij niet aan
trok sedert de prak
tijk van de Enge
land-vaart nu een
maal uitgewezen
had, dat men op
deze weg zowel de
landse bureaucratie in soms overstelpende
mate ontmoeten zou.
„Noord-Afrika!", had Pepe geraden, en hu
had bovendien 'n adresje in Tanger, waar ze
zich tot taak gesteld hadden, alles wat er
aan vreemdelingen-zonder-veel-papieren op
de Noord-Afrikaanse kust kwam aandrijven,
met de meeste spoed naar Londen door te
zenden, al was het alleen maar, omdat Tan
ger al zo uitpuilend vol zat met half-, en
helemaal verdachte vreemdelingen van bei
derlei kunnen en pluimage, dat men er ver
der geen enkele vreemdeling meer gebrui
ken kon. J
Zo was ik naar het Zuiden getrokken, en
die hele Engeland-vaart was op een zonnige
pleiziertocht gaan lijken, totdat ik dan in
Algeciras met Gibraltar zo maar naast de
deur en slechts twee uren effen blauwe zee
tussen Punta Carnero en Noord-Afrika
ontdekte, dat er ook hier een brede, diepe
kloof was, die een mens op zijn Engeland-
vaart nog altijd van de vrijheid scheidde.
Want iedere schuit, die zich in die dagen
nog aan een tocht van Algeciras naar Ceuta
of Tanger waagde, werd tevoren door de
Guardia Civil onderzocht met een ijver en
een nauwkeurigheid een nuttiger zaak vol
komen waardig en de Rots van Gibraltar
bleek inderdaad volkomen ongenaakbaar.
behalve voor de paar duizend Spaanse spion
die dag na dag, vermomd als eerbare
handwerkslieden, met volkomen legale pa
pieren het Heilige der Heiligen van het
Britse Gemenebest betraden en onderhand
„jij en jouw" konden zeggen tegen elke
Britse M.P.
Zo strandde ik dan in Algeciras, ,en het
was de Zweedse consul, die mij op Jan Hen
drik Derksenaar uit Amsterdam-Zuid op
merkzaam maakte.
:\l
Voor een man als ik, die in Perpignan
Pepe ontmoet had, nimmer door bloedhon
den was achtervolgd en zonder één vermel
denswaardig incident door heel Spanje ge
trokken was, was één blik op Jan Hendrik
Derksenaar ruim vol
doende om je voor
jezelf hartgrondig te
schamen. Want Jan
Hendrik Derksenaar
was hoog en blond en
breed in de schou
ders en ergens in
zijn lichtblauwe ogen
smeulde dreigend een
vuur, dat er eigenlijk
niet in hoorde.
Ik vond hem ergens
aan die zonderlinge,
cirkelvormige baai en
hij reikte mij zijn
kijker en hij wees
met een bitter lachje
naar 't Oosten. „Drie
maanden geleden"
zei hij schor, „ben IK
hier gestrand. Ge
woon vastgelopen in
een warnet van ver
raad en corruptie en
om wraak, schreien
de bureaucratie
en nog altijd zit ik in
dit warnet verstikt.
en daar ligt de vrij
heid, waarvoor we al
die ellende-onderweg
met opeengeklemde
kaken verdragen heb
ben!" Het klonk als een vloek, zoals hij
het zei.
„Voor mij is die ellende-onderweg nogal
meegevallen", zei ik zacht, en ik schaamde
mij.
Wel", antwoordde hij droog, „ik wilde,
dat ik hetzelfde- kon zeggen", en hij vertelde
mij, waarom hij waarachtig niet hetzelfde
kon zeggen. U kent zo'n geschiedenis. Een
geschiedenis van een Engeland-vaart. Een
schuitje in Katwijk, héél vroeg al in deze
ellendige oorlog. Niet veel méér dan een
cano, dat schuitje. Maar twee jonge Neder
landers voor wie de akelige dreun der Duitse
soldatenlaarzen tenslotte niet meer uit te
houden was. En die weg wilden.weg! uit dit
weerloos op het Grote Wonder wachtende
Holland. Naar Engeland!.maar er smeet
die nacht een Duitse schijnwerper wit-ase-
mend zijn helse licht over de donkere zee,
en er was een wild door de golven razende
Duitse wachtboot.
En verder?.
Een bunker eerst in Hoek van Holland
S.D.-verhoren in Rotterdamen Amers
foort...., en een vlucht met een schamp
schot en een haast wonderlijke redding. Zo
verging het er méér, in die dagen. Maar Jan
Hendrik Derksenaar had voor geen enkele
overmacht gebogen. Zijn idealisme was ster
ker geweest dan al het andere. Sterker dan
ai die velé, overal dreigende gevaren op die
lange, lange tocht door België en Frankrijk,
sterker dan die vreselijke mensenjacht in de
Pyreneeën, toen het convooi met half be
vroren ledematen om zijn leven vechten
moest, omdat er altijd weer verraders wa
ren op elke Engeland-route; sterker ten
slotte ook dan al die andere verschrikkingen
die een mens in Spanje wachtten als het wat
tegenzat: de vunzige dorpscachotten, het
prikkeldraad van de concentratiekampen, de
telkens weer oplaaiende hoop. en de van uur
tot uur groeiende "verbittering van hen, die
zich uit vaderlandsliefde en idealisme voort-
worstelden, van cachot naar cachot en van
teleurstelling naar teleurstelling. Omdat de
vrijheid hen riep....
Met twee glinsterend gouden
of niet rondom de Kribbe en- de Kerstboom
schaart. En bidt. Voor de vrede- En voor al
len, die, waar ook ter wereld strandden op
hun grote kruistocht voor die vrede: de weg
naar Engeland
Hij gaf mij de kijker opnieuw, Jan Hen
drik Derksenaar, en hij wees voor ons uit,
waar hpog en ongenaakbaar de kalkrotsen
van Gibraltar loodrecht opstegen uit de
groen-blauwe baai.
„Soms pijnig ik mezelf', zei hij bitter, „dan
haal ik met mijn kijker die ongenaakbare
rots ZO dichtbij, dat ik, daar, de schildwach
ten van Kings Bastion kan zien, en ik daar,
de Union Jack Kan zien wapperen van New
Jumbersen heel even lijkt het dan
alsof je al deel uitmaakt van die vrijheid
daarginds, en alsof die Union Jack daar ook
voor Jou staat te wapperen.
Hij zweeg. We stonden daar nog vele mi
nuten, zwijgend, en duizend droeve gedach
ten gingen door mijn hoofd.
Kerstmisin Algeciras!en opeens
wist je weer heel nauwkeurig in welke hoek
van de kamer verleden jaar de Kerstboom
gestaan had; en dat de os zich schaamtevol
schuil gehouden had achter de Drie Konin
gen en de Heilige Joseph, omdat er aan die
os een voorpoot ontbrak en hoe tijdens
de Nachtmis de directeur van het zangkoor
je zelf achter de omvangrijke bassen ver
scholen had, omdat je eigen bariton er tij
dens de jongste jaarlijkse bronchitis niet
bepaald glansrijk afgekomen was en
hoe
„Kom mee!", zei Jan Hendrik Derksenaar,
en ik wist, dat hij precies dezelfde dingen
had staan denken. En hij nam mij mee naar
hotel Palaya aan de Calle Anglo-Hispano,
en daar was Donna Nati Balana, en dat
maakte opeens alles anders.
Zij was klein en donker en niet ouder dan
negentien, maar voluit vrouw al, en van een
wondere, tere schoonheid zoals men haar
elders in Spanje alleen véél meer naar het
Westen, aan de boor
den van de Rio Ganil,
vindt.
Later, die avond
vertelde Jan Hendrik
Derksenaar van haar,
doch dat had hij even
goed kunnen laten.
Want ik had in haar
grote, donkere, en
toch geen geheimen
kennende ogen ge
zien, toen zij naar
Jan Hendrik Derkse
naar opkeek met een
tederheid, zo innig en
zo oprecht, dat zij
zelfs mij ontroerde.
En ik had daarnaast
een diepe warmte in
Jan Hendrik's stem
gevoeld als hij in zijn
gebrekkige Spaans tot
haar sprak, 'n warm
te, welke men in zijn
andere gesprekken
niet meer vond, om
dat zij verkild was in
de ijselijke stroom
van teleurstellingen,
welke er liggen op
zo'n lange, lange tocht
van Katwijk tot Al
geciras
Dat alles vertelde mij Jan Hendrik Derk
senaar daar aan de baai van Algeciras.
Dat was enkele dagen voor Kerstmis van
dat jaar, maar de hemel was noog en egaal
blauw en het leek Lente inplaats van
December, en ik denk, dat nooit het heim
wee heviger pijn doet dan wanneer men
midden in zo'n wereldoorlog hopeloos vast
gelopen schijnt -in een plaats als Algeciras,
en wanneer het Lente lijkt inplaats van
December, en wanneer men er wel aan den
ken moet, dat thuis in het vaderland nu, op
dit zelfde ogenblik, misschien de sneeuw in
dikke vlokken dwarrelt uit een grauwe win
terlucht. En dat men zich daar nu oorlog
Zij was de dochter van de hotel-eigenaar
die Jan Hendrik Derksenaar maanden te
voren gastvrij onder zijn dak genomen had,
omdat hij méér waardering had voor het
avontuur en de geallieerden dan voor de
rauwe redevoeringen van de heren Hitier
en Benito Mussolini en hij en zijn doch
ter hadden die eenzame, jonge Hollander
omringd met een hartelijkheid en een huise
lijkheid. aan wier bestaan hij achter het
prikkeldraad der concentratiekampen en
tussen de enge, beschimmelde muren der
cachotten niet meer had kunnen geloven,
en,Soms", zei Jan Hendrik Derksenaar
mij, „soms zie ik het zo: de vrijheid is kost
baar en het is niet meer dan billijk, dat men
haar betaalt met teleurstellingen en ontbe
ringen. Alleen zij die het overleven, alleen
de werkelijk sterken verdienen die vrijheid.
Dat denk ik soms, en dan vraag ik me af of
het in feite geen verraad is aan mijzelf en
aan de goede zaak, nu ik
Ik drukte hem warm de hand, en ik ver
zekerde hem, dat het géén verraad kon zijn,
omdat er nu eenmaal dingen zijn in dit leven
die machtiger zijn dan zelfs deze mateloze
jacht-naar-de-vrijheiden ik bezwoer
hem, dat het appreciëren van hartelijkheid
en huiselijkheid alles behalve een misdaad
kon zijn...., en ik zei hem de charmantste
dingen over Nati, die ik bedenken kon
en ik meende het.
Enfin: die eerste Kerstdag vierden wij in
hotel Palaya aan de Calle Anglo-Hispano de
verloving van Donna Nati Balana en Jan
Hendrik Derksenaar.
Er waren familieleden van de Balanas uit
San Roque en Estepona. en die morgen
om 4 uur gingen wij in een zwijgende stoet
door de lauwe nacht naar de donkere, oude
kerk bij de Casa Consistoral, en in het
warme licht der honderden zacht flakkeren
de kaarsen daalde langzaam de vrede m het
hart van twee gestrande Engeland-vaarders
en week de verbittering voor een zacht en
zoet berusten in het licht van het Eeuwige
Wonder, dat overal op aarde op deze dag uit
een kleine kribbe straalt, en in de harten
der mensen, waar ook: in Rostow of in
Bataan, in Gibraltar of in Algeciras....
De ochtend kwam met een grauwe nevel,
en ginds op de Rots der Vrijheid loste men
zelfs op deze dag de dagelijkse routine-
schoten met het „ack-ack", maar in de
kleine eetzaal van hotel Palayo stond dam
pend de koffie en geurend het rozijnenbrood
op de feestelijk gedekte tafels, en op de hoge
namaak-Kerstboom lagen, tussen fel-rode
lampjes en zilver-glinsterende slingers de
witte watten-vlokken, en tussen de vele pakjes
rondom de kribbe was er één met een bruin-
lederen/ cigarettenkoker, die ik nog altijd
bewaar, en één voor Nati en Jan Hendrik
Derksenaar.
ringen
Zo vierden wij daar in Algeciras die ver
loving met de traditionele Kerstmaaltijd, die
van de oesters tot aan de cognac en de late
avond duurde, en wij spraken van vrede en
vrijheid, en van liefdedie geen grenzen
kent, en die in Gibraltar niet anders is dan
in Amsterdam, of in Algeciras.
En Jan Hendrik Derksenaar was gelukkig
maar nog ernstiger dan gewoonlijk, en hij
sprak over de kans, dat hij toch nog zou
doordringen tot de Vrijheid, en dat hij dan
zijn plicht zou doen, wat het vaderland ook
van hem vroeg, al ware het zijn leven.
En Nati Balana leg
de haar kleine, slanke
hand in de zijne en
nog hoor ik het haar
zeggen als ware het
■niet nu al vijf jaren
geleden gebeurd, nog
hoor ik haar zachte,
warme stem: ik zal al
tijd op je wachten
Achzo'n Kerst in
Algeciras. Kan men het
de Balanas kwalijk ne
men, dat zij omdat zij
nu eenmaal Spanjaar
den zijn hun Kerst
mis anders en uitbundi
ger vieren dan wij? Wat
doet het er toeGe
lukkig waren wij, de ge-
stranden, en voor het
eerst sedert maanden
knaagde en pijnigde het
heimwee niet, en heers
te er vrede in ons hart.
Dat moet ook die Duit
ser begrepen hebben
die de avond tevoren in
hotel Palaya zijn intrek
genomen had en die deze
Kerstavondvermoede
lijk gedreven door datzelfde heimwee, dat
immers internationaal is, ongenood onze feest-,
zaal binnendrong met een gezicht als van een
Obersturmscharführer-in-burger, maar ook
met 'n stem, die beurtelings juichte en weende
toen hij, laat die avond, een oud Saksisch
Kerstlied zong. Wij lieten hem leven, ondanks
dat Ober-und-so-weiter-gezicht, en als hij
nadien werkelijk nog in de gelegenheid is ge
weest, de geallieerde zaak schade te berokke
nen, dan heeft hij dat uitsluitend aan dat oude
Kerstlied te danken...1.
3 3
's Nachts om drie klopte Jan Hendrik Derk
senaar bleek en nerveus, maar niettemin
vastbesloten aan mijn kamerdeur. Er was, een
half uur tevoren, eindelijk een boodschap ge
komen van de overzij, en een kans om weg
te raken. Het was afschuwelijk, dat deze kans.
waarop hij nu al maanden gewacht had, zich
juist nu moest voordoen, maar men moest
haar benutten als men zijn plicht wilde doem
de kansen in Algeciras waren nu eenmaal dun
gezaaid. Als het lukte en hij de overkant
haalde, zou hij hen daar op mijn aanwezigheid
in Algeciras opmerkzaam maken, en voor het
overigewelvoor het overige moest
het lot dan maar zien, dat het Jan Hendrik
Derksenaar zonder ongevallen door die oorlog
heenleidde
Men gegt niet bijster veel, op zulke ogen
blikken.
Adios!en: hasta la vista!en meer
van dat afgezaagde, maar toen we hem tot op
de hoek van de Calle hadden gebracht, nam
hij nog eenmaal Nati's handen in de zijne en
deed hij een belofte: wat er ook gebeure, ik
zal terugkeren, volgend jaar met Kerst!
Toen keerde hij zich om met een ruk en
nam het donker van het plein hem op en was
een nieuwe Engeland-vaart begonnen.
Ik zag hoe er een traan blonk in Nati's grote,
donkere ogen. Eén traan slechtsen veel
méér heb ik nadien van Algeciras eigenlijk
niet meer gezien. Want Tweede Kerstdag
's morgens om negen waren er twee senores
in burger, die een onbegrijpelijke belangstel
ling aan de dag legden voor het gastenregister
en die vervolgens luide uiting gaven aan hun
teleurstelling over de afwezigheid van Jan
Hendrik Derksenaar. Om zich niettemin nog
enigermate nuttig te maken voor de Segun-
dad van de Spaanse
stem, „ik wachtte op hem met Kerstmis 1944,
maar nog was de oorlog niet voorbij en ik
wist, dat het hem moeilijk zou zijn, z'n belofte
in te lossen. Zo heb ik al die jaren gewacht..
iedere Kerstmisen telkens hebben wij de
Kerstboom gesierd, zoals hij het graag zien
zouen ik heb zijn naam vergeefs gezocht
onder de gewonden en de gesneuvelden op
de Rode-Kruislijstenen hij kan nog
komen.... déze Kerstmis misschien.... en
daarom zal ik op hem blijven wachten
„Natibegon ik.
Maar zij legde mij het zwjjgen op met een
dwingend gebaar van haar smalle, donkere
hoofd.
„No senoH, ik weet wat U nu zeggen wilt: er
gebeurden vreemde dingen in die oorlog, en
ik wéét het. En een hart méér of minder telde
niet. Maar Jan Hendrik was anders. Niemand
die mij van het tegendeel kan overtuigen, om
dat mijn hart wéét, dat hij ènders was. En
als hij ooit in staat is, zijn belofte in te lossen.
dan zal ik er zijnvoor hém.
En zij gaf mij zijn adres. Ergens in Amster
dam-Zuid.
„Zeg hem", fluisterde zei, „dat ik op hem
wachten zal, ook deze Kerst....".
3 3 3
En toen stak ik dat adres in mijn zak en
trok ik naar dat ellendige bergmassief van
Azib de Ketama en het was gewoon een won
der, dat ik dat adres nog altijd in mijn porte
feuille had, toen ik wéér
een maand later in Tan
ger op het terras van
„El Cabaja" de consul
ontmoette, zoals ik U al
zei.
De consul deed alsof
hij niet zag, dat ik hem
niet kon uitstaan, en hij
was zelfs voor iemand,
die die dag uit Yumaa-
el-Tolba gekomen was,
ronduit vervelend. Het
griezelige aan sommige
na-oorlogse consuls in
sommige veelbesproken
steden is, dat zij nog
altijd moeite doen om
vriend en vijand er van
te overtuigen, dat de
Engeland-vaart voorna
melijk op hun schouders
rustte, en dat het lintje,
waarmee men hen na
afloop der krijgsbedrij
ven sierde en eerde,
eigenlijk slechts een
flauwe beloning is voor
dat wat zij voor de
goede zaak, de demo
cratie en het vaderland
presteerden aan moed, beleid en trouw.
„Neem nu alleen maar het gevai-Derkse-
naar", zei de consul en terwijl mijn hart plot
seling ineen kromp, zag ik hoe boven de Van
Kleffens-boord die adamsappel juichend
danste.
„Het geval-Derksenaar?", vroeg ik wezen
loos.
„Ja", zei de consul, „een van de belang
rijkste affaires, die ik oploste. Werd door
de Duitse spionnagediensten op de Engeland-
route gezet en liep daar netjes aftot in
Algeciras".
„Tot in Algecirasfluisterde ik-
„Ja", zei de consul droog, „knap werk nogal,
die vent had zelfs 'n paar maanden Spaans
concentratiekamp achter de rug. Wel: hij ging
in Algeciras zitten en haalde zoveel gegevens
uit de Spaanse arbeiders van Gibraltar, dat
het vermoedelijk aan hem toe te schrijven is,
dat de U-boten op een verschrikkelijke ma
nier huishielden in een Engels convooi, dat
zich ver ten Westen van de Biscaja volkomen
veilig waande.
„Achzei ik toonloos, en ik kón zo
gauw niets beters bedenken.
„Ja", zei de consul, „we ervoeren dat overi
gens pas een half jaar later, toen hij al 'n tijdje
in Engeland zat en er een zendinstallatie be
diende, waarnaar ze ergens-in-Duitsland
avond na avond met belangstelling zaten te
luisteren
De consul zweeg even en streek met een
lange, benige wijsvinger als in gedachten over
het lintje in het knoopsgat van zijn revèr. Ik
kon hem minder dan ooit uitstaan....
„En verder.vroeg ik, en ik dacht aan
Nati Balana, die ginds in Algecii-as nog altijd
wachtte.
„Het lekte uit", zei de consul, „maar ze
kregen hem niet. Hij verdween nog juist op
tijd in het niet, maar enkele maanden later
kwamen wij plotseling op zijn spoor".
„Waar?", vroeg ik.
„Hier", zei de consul, „in Tanger, en hij had
net zo goed zonder valse snor het hoofdge
bouw van Scotland Yard aan het Victoria
Embankment kunnen binnenlopen. Hij was
nog geen uur in de stad of men signaleerue
hem al, en dat had hij kunnen weten- Ik heb
mij altijd afgevraagd, waarom hij juist naar
Tanger kwam en van hier naar Spanje wilde
republiekbegon
nen zij daarna om
mijn papieren te
vragen, en als ge
volg daarvan kan ik
U, desgewenst, het
interieur van de ge
vangenis van Alge
ciras véél nauw
keuriger beschrijven
dan mij eigenlijk
lief is.
Zo ging dat in die
dagen. Zo wilde dat
eenvoudig het lot;
terwijl de één ein
delijk een gaatje
vond, waardoor hij
naar de vrijheid
glipte, liep de ander
plompverloren de
moeilijkheden bin
nen, kwam hij er
pas uit, toen er in
de kranten al niet
meer over de At-
lantikwall gespro
ken werd, haastte
hij zich door een
juichend Frankrijk
naar het Noorden en arriveerde tot zijn eigen
verbazing nog juist op tijd om de bevrijding
van zijn eigen stad mee te maken....
O
Ja, zo ging dat, en temidden van de soms
opwindende gebeurtenissen, die op die eerste
Kerstdag van 't jaar 1943 volgden, vergat ik
ook Jan Hendrik Derksenaar. zoals er zo
veel vervaagde van wat in die dagen belang
rijk en onvergetelijk scheen.
Totdat dan, nu ruim een maand geleden,
mijn weg voor het eerst weer over Algeciras
leidde en ik in hotel Palaya, dat intussen
herdoopt was tot hotel Nacional, Nati Balana
ontmoette.
Na vijf jaren.
Wij zaten in diezelfde eetzaal en ik praatte
honderd uit over alles, behalve over het ver
leden. Maar nog vóórdat zij er zelf tenslotte
over begon schuchter eerst, doch vurig dan
wist ik, dat zij nog altijd van hem hield, en
op hem wachtte.
Jan Hendrik Derksenaar?
„Geen brief, geen woord, geen enkel levens
teken!", er was een doffe droefenis in haar
uitwijkendoodgewoon een. poging tot
zelfmoord!
„Wanneer was dat precies?", vroeg ik, maar
ik wist al het antwoord.
„Twee dagen voor Kerstmis", zei de consul,
„eri toen hij de dag vóór Kerstmis naar een
schuit wilde sluipen, die op Algeciras voer,
vingen we hem in zo'n patentvalletjeen
toen hij daarna met een revolver begon te
werken, knalden ze hem neer als de hond, die
hij ongetwijfeld was
sp 3
Dat alles zei de consul vanavond op het
terras van ..El Cabaja". Hij zei nog veel méér,
doch ik vrees, dat het verder niet meer tot
mij doordrong. Want, mijn gedachten waren
elders. In Algeciras. bij Nati Balana die ook
déze Kerstmis verg< fs zal wachten op Jan
Hendrik Derksenaar uit Amsterdam-Zuid, van
wie men nooit begrepen heeft, waarom hii zich
vlak vóór Kerstmis 1944 nog eenmaal in Tan
ger waagde. Op de tafel vóór mij ligt nu het
briefje, dat zij mij gaf, het briefje met Jan
Hendriks Amsterdamse adres, in honderd
'yaal-gele snippers. En de hemel zij deze Jan
Hendrik Derksenaar genadig.