De bekoring van het anti-semitisme f HET LEDIGE GRAF —J VA I a in ZATERDAG 8 APRIL 1950 HET ONOPLOSBARE RAADSEL COLLECTIEVE SCHULD EN BOETE HET ANTI-SEMITISME LEEFT MEER DAN OOIT OORZAKEN VAN IIET ANTISEMITISME PAGINA DE STEEN, DIE DE BOUWLIEDEN VERWIERPEN. DEZE IS GEWORDEN TOT HOEKSTEEN. HET MYSTERIE DER VERWORPENHEID Het musterie Israël P Paasmorgen wil de Christen bij het geopen de graf verblijven en wil hij zich verblijden over het geloof waarmede de apostelen, de leerlingen en de pieuze vrouwen naar deze plaats zijn gesneld, om daar te - vinden een bevestiging van hun geloof in Christus' overwinning. Hij wil zich ook verheugen over het geloof van die millioenen die na hen het woord van de engel hebben aangenomen, die tot hen gesproken heeft: „Wat zoekt gij de Levende bij de doden? Hier is Hij niet. Hij is verrezen gelijk Hij gezegd heeft." Maar op gevaar af zijn triomfantelijke stemming te verstoren, herinnert de Kerk hem er reeds in de Vespers van de le Paasdag aan, dat de opperpriesters en de oudsten van het volk, voor hetwelk het teken van het ledige graf in het bijzonder bestemd was, zich vrijwillig hebben verblind. „Zij zeiden tot de wach ters: Zegt: „Zijn leerlingen zijn Hem 's nachts komen stelen, terwijl we sliepen". Met deze woorden ver speelden de leiders van Israël niet alleen voor zich zelf maar ook voor millioenen en millioenen van hun volk, die na hen kwamen de kans van het verlossende geloof in de Gezalfde des Heren, om wiens komst ge slachten vóór hen van Abrgham, htm stamvader af tot aan Simeon, die verlangend uitzag naar de „ver troosting van Israël", hadden gebeden. Deze woorden hebben voor Israël een nieuw tijdperk ingeluid, het tijdperk van de verharding in het ongeloof, het tijd perk van de vijandigheid tegenover de Zoon, die de vleesgeworden Openbaring is van Jahweh, de God die door de vaderen vereerd en gediend was. Deze verhar ding noemde Paulus, die zelf een Jood was, in zijn dagen een mysterie, een geheim; welnu, heel de ge schiedenis na Christus van dit volk staat in het teken van dit verharde ongeloof en is daarom eveneens een mysterie. De geschiedkundigen kunnen ons, wanneer zij over voldoende historische documenten beschikken, in zicht geven in het ontstaan van de naties, in de oor zaken van haar grootheid en van haar ondergang. Zij kunnen de groei van het karakter, van het genie van deze volkeren voor ons bloot leggen, maar iedere historicus, hoe sterk ook zijn analytisch en synthe tisch vermogen moge zijn, zal zijn onmacht moeten erkennen wanneer hij zich zet aan de geschiedenis der lotgevallen van het Joodse volk na Christus. Die his torie is geheel enig. Ofschoon verstrooid over geheel de wereld, bleef Israël als volk bestaan. Niet omdat zijn ras zuiver bleef in de biologische zin van dit woord. Wel geen volk kreeg in zijn historie zoveel bloedtransfusies. Niet omdat het geen pogjngen deed om zich het eigene van andere volkeren te assimileren, Pogingen die zonder twijfel meestal met succes bekroond werden. Ziet immers naar de Duitse Joden, Waren er ooit mensen die meer aan de Duitse cultuur, aan het Duitse wezen gehecht waren dan die grote schare van Duitsers die Hitier heeft uitgedreven of die door zjjn knechten naar de gaskamers zijn gesleept. En toch...... al deze oprechte Duitsers en Fransen en Hollanders en Amerikanen die zonen van Abraham zijn, zi) vormen op een geheimzinnige wijze met elkaar een eenheid. Dit weten zij zelf; dit weet de wereld waarin zfl leven. Niet steeds klaar is deze wetenschap noch bij alle Joden, noch bfl alle anderen onder wie zij leven. Bewuste kennis van de eenheid die alle kinderen van Juda verbindt ontluikt voor vele Joden slechts op die momenten van de geschiedenis, nadat het uur der vervolging geslagen heeft HET EEUWIGE ANTISEMITISME Wie de geschiedenis kent, weet dat het met de ver volging van de Joden door het nationaal-socialisme niet de eerste keer was dat deze gesel over het volk der Joden neerdaalde, ofschoon wij wel kunnen zeggen dat nimmer een meer demonische poging gedaan werd om dit volk te vernietigen.' Van het nieuw-testamen- tische godsvolk, dat de stof uitmaakt van het mystieke lichaam van Christus op aarde weten wij, dat het altfld van vervolgingen te lijden gehad heeft en nog zal hebben. Dit is door de Heer voorspeld (Math. 10, 22). Wil kunnen echter van het Joodse volk ook het zelfde zeggen. Het anti-semitisme is een eeuwig terug kerende vloed, die telkens weer over dit volk heen- spoelde van de verwoesting van Jerusalem af tot in onze dagen. Zelfs niet tijdens de middeleeuwen, toen zij nog leefden* in een volop Christelijke maatschappij, werd htm volledige rust gegund. Op bepaalde momen ten van de middeleeuwse geschiedenis zien wij hevige uitbarstingen van anti-semitisme, die tot weerzinwek kende pogroms leidden. Wij merken hierbij echter op dat de Kerk zelf voor deze excessen niet verantwoor delijk was. Het is genoegzaam bekend dat de pausen btj menige gelegenheid de Joden vooral tegen de absur de beschuldiging van rituële moord in bescherming hebben genomen. Ook is het een feit, dat in de ker kelijke staten het ghetto-regime voor de Joden heel wat minder hard was dan elders. Het ghetto-systeem van de middeleeuwen steunt op de gedachte dat vol gens Paulus het geslacht van Abraham verworpen was en voor het grootste deel in de hardheid van het ongeloof zou blijven. Aan de hand van dit idee werd ook door het politieke gezag de sociale positie van de Joden bepaald. Er zullen historici zijn, die menen dat de reden van het voortbestaan van Israël in dit ghetto- systeem gelegen is. Het is echter onze overtftiging, dat zelfs, als zou dit ghetto er niet geweest zijn, dit voortbestaan onbedreigd zou zijn geweest. Wij zullen verderop zien, dat deze overtuiging op heel andere gronden rust dan op de sociologische, die men daarvoor gewoonlijk aangeeft. Een bevestiging van deze overtuiging vinden wfl trouwens in het resultaat van de opheffing van het ghetto. De vrucht daarvan is zelfs ondanks de geslaagde assimilatieprocessen waarbij de Joden volledig in de nationale gemeenschappen werden opgenomen geenszins geweest, dat het Joodse volk ophield te be staan. Het bestaat na de vrij geruime tijd, waarin het ghettowezen is afgeschaft en de maatschappelijke krachten van de naties vrfl op Israël hebben inge werkt, nog altijd en leeft krachtiger dan ooit. Het nationaal-socialisme dat de Joden wilde vernietigen, was zich ervan bewust dat het zijn vernietigingspogin gen richtte niet tegen individuen, maar tegen een een heid van individuen. En dat bewustzijn had ongetwij feld grond in de werkelijkheid. Ieder anti-semitisme dat in de geschiedenis nog zal opduiken, zal een belijdenis zijn van het voortbestaan van het Joodse Volk. Het probleem van het anti semitisme is er dan ook niet een van botsingen tussen senpolitiek hel Derde Rijk juiste inzichten voorstond. Het is echter opvallend, dat de groei van het anti-semitisme zich niet alleen voordoet op de ge- infecteerde bodem van de Duitse volksziel, maar dat ook in Amerika, Engeland en in andere landen van het westelijk halfrond een groei van anti-semietis- tische sentimenten moet worden vastgesteld^ Zo heeft het nationaal-socialisme toch nog een ge deeltelijke overwinning behaald, want behalve dat het de Joden in Europa bijna ten ondergang heeft ge bracht is het er ook in geslaagd te bewerken, dat mede in andere landen de aanwezigheid van de Joden als een probleem werd gevoeld, zodat dezen zich nergens ter wereld meer geheel onbedreigd kunnen achten. Dit is een van de redenen waarom in onze tijden door de millioenen Joden in de gehele wereld de stichting en wording van de staat Israël met levendige spanning gevolgd wordt. Daar in Palestina zullen zij een eigen huis en een eigen vaderland hebben, waar, zoals het wel eens wordt uitgedrukt, de Jood niet meer „Jood" is, maar een burger in de staat Israël. De excessen waartoe het anti-semitisme telkens weer in het verleden heeft gevoerd zullen de zwartste blad zijden van de annalen der menselijke historie. Ook al zou het Joodse volk meer dan andere volkeren, boos aardige individuen voortbrengen, het is een ver krachting van elk primair rechtsgevoel hun boze daden zonder meer op de Joodse collectiviteit te verhalen. Hier duikt het probleem van de collective schuld en boete op. Wie heeft ook weer eens gezegd, dat hfl nog nimmer in zijn leven dé Fransman was tegengeko men, maar steeds te maken had gehad met deze of die Fransman? Wie het ook moge geweest zijn, hij had slechts ten dele gelijk. Ook wanneer het over menselijke dingen gaat, stoot men wel degelijk op collectiva en col lectieve verschijnselen. Men moet er echter wel rekening mee houden dat dit niet op ieder niveau het geval is. Zo is de zedelijke verant woordelijkheid een gebied, waarin de collectiviteit niet meer aan de orde komt. Het is dwaasheid te spreken van zedelijke collectieve schuld. Alleen het individu is drager van zedelijke ver antwoordelijkheid. Alleen het individu is dan ook in de volle zin lof en blaam waardig. Dit moet duidelijk z(jn voor eenieder, die in de mens een geestelijk we zen, een persoon erkent en die tegelijkertijd inziet, dat het zedelijke de eigen vorm is van het leven ener per soonlijkheid. Een trap lager ligt de ju ridische verantwoordelijk heid en dit is een verant woordelijkheid, die wèl aan een collectivum kan worden toegeschreven. Zo is Duits- Ahasverus, de wandelende Jood. (Houtsnede van Frans Masereel). De legende verhaalt, dat een Jood die leefde in de vijftiende, eeuw op zijn weg de ^misdragende Christus ontmoette, die vermoeid tegen zijn huis wilde leunen. Hij 3Hem weg en tot straf kon de Jood in zijn huis geen rust meer vinden, maar twierf voortaan over de wereld. De verloren Zoon, symbool van het Joodse volk op welks terugkeer de Vader wacht. (Hieronymus Bosch) individuen, maar van volkeren. Het is in het geheel niet uitgesloten, dat er tussen tal van niet-Joden en Joden als individuen vriendschapsbanden bestaan en dat toch bij de eersten op een zeker ogenblik een anti semitisme zich baan breekt krachtens het feit, dat zij behoren bij de niet-Joodse collectiviteit, die door geheimzinnige oorzaken tot een agressie van de Joodse collectiviteit overgaat. Met deze wetenschap zal men in de oplossing daarvan dan ook terdege rekening moeten houden. Men komt in de richting van de oplossing van het probleem van het anti-semitisme niets verder, wanneer men ér maar telkens weer op blijft wijzen, dat men een aantal Joden kent, dat men wel sympathiek vindt. In de bepaling van het lot van dit volk is een incidentele sympathie of antipathie betrekkelijk een factor van ondergeschikt belang. Het individu telt hier veel minder dan het collectivum, waarvan het deel uitmaakt. Dit is wel duidelijk ge worden in de achter ons liggende jaren, toen zelfs de rustigste en meest vreedzame lieden, onverschillig hun stand, hun leeftijd, hun sekse, het moesten ontgelden, alleen maar door het feit dat zij deel uitmaakten van dit collectivum, dat in heel de geschiedenis zulke sterke affecten van afkeer en haat heeft opgeroepen. Het gaat bij het anti-semitisme niet om de individuen, maar om de strijd tegen „de Jood" en in die strijd wordt men betrokken, ook al zou het enige, dat iemand als Jood kenmerkt, de afkomst zijn. Het zou naïef zijn te ver onderstellen dat de indruk, die het bedrijven van de gruweldaden, door de Hitier- bende aan het ongelukkige Jodenvolk begaan, zó zui verend zou hebben gewerkt, dat met het ineenstorten van het Hitlerregime ook het anti-semitisme zou zijn afgestorven. Het is geen geheim, dat het anti-semitisme, de haat tegen de Joden, in de laatste jaren weer in verschillende landen, het hoofd opsteekt. In Duitsland zagen enkele Katholieke kerkelijke in stanties zich reeds genoopt haar stem te verheffen tegen hen, die zich tot vijandschap en tot vijandige daden, als bijvoorbeeld de schending van Joodse kerk hoven, lieten verleiden. Ook vertegenwoordigers van de Protestantse kerkgenoot schappen voelden zich ver plicht de christenen van hun gemeenten, naar aanleiding' van deze barbarijen op voor medeburgers heilige grond, te waarschuwen voor de op nieuw ontluikende Joden haat. Dat zulke vermaningen nodig waren in Duitsland behoeft ons niet te verwon deren. Het Duitse nationaal- socialisme heeft immers lang genoeg de tijd gehad, om vooral bij de jeugd het dogma van de minderwaar digheid en van de verachte lijkheid van de Joden in te hameren. Daardoor zijn een zeer groot aantal Duitsers, zelfs onder hen, die op grond van him christelijke over tuiging tegen het Hitler regime gekant waren, toch de mening toegedaan dat 'P het gebied van de ras- land juridisch verant woordelijk voor de achter ons liggende oorlog en dit collectivum moet er zovei^ mogelijk voor boeten. En alle Duitsers, die tot dit col lectivum hetwelk hun volk is behoren, zullen indirect of direct deel hebben in deze schuld en boete. Geen enkele Duitser, ook al was hij nog zo vredelievend, zou op die grond van een mededragen der collectieve schuld vrijgesteld kunnen worden. Geen enkele Duitser ook zou, waimeer hij oprecht is en ware vaderlands liefde heeft, daartegen bezwaren maken. Een oorlog is nu eenmaal een collectieve zaak en de individuen zijn met hun wel en wee aan deze collectieve zaak, aan de schuid of de onschuld van dit collectivum, verbonden. Het anti-semitisme begaat het misdrijf dat het het Joodse volk bekleedt met de zedelijke en juridische ver antwoordelijkheid voor de kwade daden die door Jood se individuen zijn begaan. Het is zelfs voor het los breken van de anti-semietische hartstochten niet nodig, dat er door het wangedrag van bepaalde Joden een aanleiding wordt geschapen. De explosie van deze sentimenten kan berusten op louter propaganda en volksmisleiding waardoor een met-Joodse groep er toe komt „de Jood" ook betrokken te zien bij alles wat scheef zou kunnen gaan of inderdaad gaat in deze wereld, bij alles wat decadent is of on- gunstig" voor eigen collectiviteit. De Duitse anti-semie- tische propaganda heeft als Leitmotiv de gedachte verspreid, dat heel Israël in één groot complot tegen de vrijheid van de volkeren betrokken is en oorzaak is van alle ellende en rampen, waaronder de „nordische Mensch" gebukt gaat. Op deze vernietiging zou het Jodendom al eeuwen her uit zijn geweest. De „eeuwige Jood" dwaalt als Ahasverus van het ene land naar het andere, om overal als parasiet zich te hechten aan de volkeren en deze leeg te zuigen met geen ander doel dan hen van hun kracht te beroven en zelf op hun kosten te groeien. Het is natuurlijk niet moeilijk om de dwaasheid aan te tonen van deze stellinSen;. waaraan men dan nog wel eens een wetenschappelijk tintje wil geven door zich te beroepen op de Talmud en door er de protocollen van Sion, een duidelijk vals document, bij te halen. Maar meen niet dat men met betogingen en redeneringen de anti-semietische overtuigingen uit kan roeien. Het anti-semitisme is niet allereerst een inzicht maar een sentiment dat in de individuen schuilt, niet in zoverre zij na een persoonlijk onderzoek reageren op een objectieve waarheid, een sentiment dat leeft in een massa op grond van een spontaan collectief ge voel van tegenstelling en vijandigheid ten opzichte van dit volk. Dit ressentiment in de massa is in gewone, rustige tijden niet zo zichtbaar. Het is een geheel van verborgen roerselen, dat slechts op bepaalde ogen blikken aan de oppervlakte komt, ogenblikken, die dan aanbreken wanneer genoemde senti menten op demagogische wijze worden geprikkeld. Daartoe is niet meer nodig dan dat volksmisleiders ter gelegenheid van sociale, economische of politieke moeilijkheden aan die massa het vastgelegde type voor ogen stellen van de Jood als de vreemde indringer die zijn intelligentie voor niets anders dan voor eigen voordeel en ter ontwrichting van het volk, waaronder hij leeft, gebruikt. Van de Jood, die kruipt en heerst tegelijkertijd, die bij wezen profiteur is, die geen va derland heeft en naar de leuze „ubi bene ibi patria" leeft. Zij behoeven aan de massa het slechts te doen voorkomen, dat in de grond van de zaak ook de con crete moeilijkheden, waarin men verkeert aan de trouweloosheid van mensen van dit slag te danken is, om te bereiken dat alle instincten van angst, zelf behoud en verweer zich keren tegen de Jood, d.w.z. ook tegen allen, die, al vertonen zij geen van de ge noemde bezwarende eigenschappen, door hun afkomst Jood zijn. Het zou interessant zijn om dit verschijnsel, dat in de West-Europese geschiedenis bij herhaling tot dramatische ontlading van agressieve reacties heeft gevoerd, nog verder te ontleden. De lezer, die zich in zulk een ontleding wil verdièpen, kan bij de literatuur die daarover de laatste tijd in overvloedige mate is verschenen, te rade gaan. Wij wijzen er slechts op dat ieder anti-semitisme zijn levenssappen haalt uit de diepe en geheimzinnige neiging van de massa om angst, twijfels, benauwenissen, teleurstellingen af te reageren op een groep, die krachtens een zekere instinctmatig ervaren vijandigheid gemakkelijk tot zondebok wordt gemaakt. Dit alles maakt verklaar- haar, waarom in een tijd als de onze, waarin Juist da mensen zozeer gekweld worden door de twijfel aan en de teleurstelling over deze existentie, het anti semitisme in zulk een hevigheid voor de dag is ge treden. De wankelmoedigheid, waarin het Duitse volk, dat aan deze psychische depressies op een bijzondere wijze ten prooi was, verkeerde is de grondoorzaak waarom bij hen het vérschijnsel van het anti-semitisme met zulk een primitief geweld het eerste zich weer openbaarde. Maar deze wankelmoedigheid is een alge meen verspreide toestand, waaronder ook andere vol keren lijden; bij al de andere volkeren is dus een soortgelijk oplaaien van het anti-semietische sentiment mogelijk. PSYCHOLOGEN mogen in staat zijn de voor waarden aan te geven van de uitbarstingen van het anti-semietisch sentiment, waarvan de ge schiedenis getuige is geweest, al htm beschou wingen zijn toch niét in staat wat wij genoemd hebben „de eeuwigheid" vah het anti-semitisme te ver klaren. Dat dit volk, toen het uitging en zich over de wereld verspreidde, door de andere volkeren als eén vreemd geslacht werd aangevoeld is alleszins verklaar baar. Als wij dan ook dezen, hoe Grieken en Romeinen vijandig optraden tegén de Joden in de eerste tijden dat zij zich onder deze volkeren der oudheid vestigden, behoeft dit niet te verwonderen. De uitbarstingen van vijandigheid in die 'tijden kunnen op zich zelf genomen geheel en al worden verstaan als gewone conflicten tussen een volk, dat een bepaalde levensstijl heeft en een minderheidsgroep, die zich daarbij niet zo spoedig weet aan te passen. Nu is echter de soepelheid en het aanpassingsvermogen der Joden een van de meest in het oog springende eigenschappen van hun psyche. Als Paulus van zich zelf getuigt, dat hij Jood met de Joden, Griek met'de Grieken is, dan wijst dit op een lenigheid van geest en gemoed, die weliswaar in mindere mate aan1 de Joden als groep eigen moge zijn, maar die, gelijk de geschiedenis aantoont, toch aller minst bfl deze laatste ontbreekt. Wij nemen dan ook het feit in geheel de geschiedenis waar, dat de Joodse groepen met de volkeren, waaronder zfl verblijven, in psyche en gewoonten een waarlflk deel van hen worden. Niettemin, en dit is een even vaststaand feit, blijven zfl toch in deze volkeren een eigen groep vormen, en dit niet door de gewone sociologische ver schillen, waardoor ef in ieder volk regionale, beroeps- of standsgroepen zijn, maar op een geheel andere wijze. Wel verre van daardoor een onbehagen uit te willen spreken over deze eigenschap van de Joodse groep wij zouden ons dan schuldig maken aan het primitieve anti-semitisme, waarover wfl boven spraken - willen wfl meteen constateren, dat dit voor de maatschappij, waarin zulk een Joodse groep leeft, juist als het een christelijke maatschappij geldt, tot moeilijkheden en spanningen aanleiding geven zal, ja móet geven. Deze conflicten liggen op een veel hoger niveau dan men geneigd is te vermoeden. Zij liggen op zulk een hoog niveau, dat alleen christelijke helderziendheid ze ten dele ontleden kan. Het Joodse volk is voor de ge lovige het volk Góds, dat verworpen is, zoals de apostel Paulus in zijn Romeinenbrief bfl herhaling ge tuigt. Deze verworpenheid zal niet altijd duren. In een profetisch visioen voorspelt Paulus in genoemde brief: „een deel van Israël is verhard, totdat de massa dei heidenen is binnengegaan en dan zal heel Israe worden gered; zoals er geschreven staat: „De Verlosser-zal komen uit Sion De goddeloosheid verwijderen van Jacob Intussen speelt zich het geweldige drama af, waarin dit volk in al de eeuwen, die het sinas iet tijdstip van zfln verraad doorlopen heeft, als een aer hoofdpersonen betrokken is. De aard van derol, ie het daarin speelt is deels bepaald door de misdadige Keus der hoofden van dit volk die de wereld boven God verkozen, deels door die elementen in ?®n.vv.e?ej* God er in gelegd heeft, doordat Hij wilde, üat net een tijd lang zijn uitverkoren volk was en kracntens welke het toch niet van deze wereld is. „Israël is de gevan gene van een wereld die het bemint maar waarvan het toch niet is, nimmer zal zijn en nimmer kan zijn" zegt Maritain in zijn studie: L'impossible antisemitisme. In het drama, waarin het een rol van deze strek king speelt, ontmoet het als zijn tegenspeler naast de wereld ook de Christenheid, het nieuwe uitverkoren volk Gods. Ten opzichte van deze beide heeft het een taak, die het fataal vervullen moet. Krachtens een uit de eeuwen van zfln vroegere uitverkiezing stammende en daardoor als het ware aangeboren hoop verwacht het nog steeds de heerschappij over, het bezit van deze wereld en weinig kieskeurig in de middelen om daartoe te geraken, heeft het toch tevens een haast natuurlijke drang naar een omvorming van deze wereld in een rijk van gerechtigheid. Nog altfld wordt het bezield door diezelfde tweezijdige hoop, die de Farizeeën er op na hielden. Het gevolg is dat Israël voor zijn beide tegenspelers een steen des aanstoots wordt. De wereld verzet zich tegen de tweevoudige aspiratie van be heersing en gerechtigheid. Zfl wil eenvoudig bezeten worden door hen, die geheel van haar zijn, door hen, die totaal willen opgaan in de genots- en in de machts bevrediging die zij zonder meer kan bieden. Zfl verzet zich tegen de voortdurende onrust die Israël in haar verwekt. De Christenen op hun beurt worden door dit volk voortdurend geprikkeld. Hun neiging is om God alleen voor zichzelf individueel te ontmoeten in geloof en vertrouwen en goede zeden en zich verder neer te leggen bij sociaal onrecht en verkeerde maatschap pelijke toestanden in plaats van God op aarde te brengen en de wereld te kerstenen. Door Joden als Marx, Lenin, Trotzky, Liebknecht, Rosa Luxemburg, werden zij er voortdurend aan herinnerd dat zfl een taak te vervullen hebben t.o.v. de wereld, die verlost moet worden met de medewerking der gelovigen door het herstel van de rechtvaardigheid en de omvorming van haar sociale en politieke structuur. In een en ander ligt de diepste grond waarom bij beide groepen, heidenen en Christenen het anti semitisme een voedingsbodem heeft, zodat er niet zoveel meer nodig is om tot een latent groeiend anti semitisme te komen vooral wanneer het christenen betreft, die met hun geloof een wereldse zin en we reldse aspiraties verenigen. Aan ons Christenen zfln de Joden gegeven tot een steen des aanstoots. In een zekere zin en voor een gedeelte vervult het Jodendom de rol, die aan zfln profeten was beschoren en die tenslotte maar dan op de verhevenste wijze ook door Christus werd vervuld. Ook Christus was een steen des aanstoots en de Joden hebben Hem verworpen en het werd hun ondergang. De Christenen mogen hen daarin niet navolgen door op hun beurt Zfln volk te verwerpen. God wil niet dat men aan het volk, dat eens Zfln volk was, raakt. God heeft het volk der Joden verstoten gelflk een man zfln ontrouwe echtgenote verstoot. Maar zoals een echt genoot op zfln verstoten vrouw blijft wachten, wfll hij niet opgehouden heeft haar te beminnen, zo wacht God op Israël. Symbolische vrouwenfiguur, voorstellende de syna goge, in haar armen Mozes, in haar schoot aartsvaders en profeten, uit een Scivias-handschrif t van de H. Hildegard von Bingen; 2de helft 12: c eeuw. (Landesbibliotiiie:- baden)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1950 | | pagina 6