De bekoring van het anti-semitisme
f
HET LEDIGE GRAF
—J
VA
I a in ZATERDAG 8 APRIL 1950
HET ONOPLOSBARE RAADSEL
COLLECTIEVE SCHULD EN BOETE
HET ANTI-SEMITISME
LEEFT MEER DAN
OOIT
OORZAKEN VAN IIET ANTISEMITISME
PAGINA
DE STEEN, DIE DE BOUWLIEDEN VERWIERPEN.
DEZE IS GEWORDEN TOT HOEKSTEEN.
HET MYSTERIE DER VERWORPENHEID
Het musterie Israël
P Paasmorgen wil de Christen bij het geopen
de graf verblijven en wil hij zich verblijden
over het geloof waarmede de apostelen, de
leerlingen en de pieuze vrouwen naar deze
plaats zijn gesneld, om daar te - vinden een
bevestiging van hun geloof in Christus' overwinning.
Hij wil zich ook verheugen over het geloof van die
millioenen die na hen het woord van de engel hebben
aangenomen, die tot hen gesproken heeft: „Wat zoekt
gij de Levende bij de doden? Hier is Hij niet. Hij is
verrezen gelijk Hij gezegd heeft."
Maar op gevaar af zijn triomfantelijke stemming
te verstoren, herinnert de Kerk hem er reeds in de
Vespers van de le Paasdag aan, dat de opperpriesters
en de oudsten van het volk, voor hetwelk het teken
van het ledige graf in het bijzonder bestemd was,
zich vrijwillig hebben verblind. „Zij zeiden tot de wach
ters: Zegt: „Zijn leerlingen zijn Hem 's nachts komen
stelen, terwijl we sliepen". Met deze woorden ver
speelden de leiders van Israël niet alleen voor zich zelf
maar ook voor millioenen en millioenen van hun volk,
die na hen kwamen de kans van het verlossende
geloof in de Gezalfde des Heren, om wiens komst ge
slachten vóór hen van Abrgham, htm stamvader af
tot aan Simeon, die verlangend uitzag naar de „ver
troosting van Israël", hadden gebeden. Deze woorden
hebben voor Israël een nieuw tijdperk ingeluid, het
tijdperk van de verharding in het ongeloof, het tijd
perk van de vijandigheid tegenover de Zoon, die de
vleesgeworden Openbaring is van Jahweh, de God die
door de vaderen vereerd en gediend was. Deze verhar
ding noemde Paulus, die zelf een Jood was, in zijn
dagen een mysterie, een geheim; welnu, heel de ge
schiedenis na Christus van dit volk staat in het teken
van dit verharde ongeloof en is daarom eveneens een
mysterie.
De geschiedkundigen kunnen ons, wanneer zij
over voldoende historische documenten beschikken, in
zicht geven in het ontstaan van de naties, in de oor
zaken van haar grootheid en van haar ondergang. Zij
kunnen de groei van het karakter, van het genie van
deze volkeren voor ons bloot leggen, maar iedere
historicus, hoe sterk ook zijn analytisch en synthe
tisch vermogen moge zijn, zal zijn onmacht moeten
erkennen wanneer hij zich zet aan de geschiedenis der
lotgevallen van het Joodse volk na Christus. Die his
torie is geheel enig. Ofschoon verstrooid over geheel
de wereld, bleef Israël als volk bestaan. Niet omdat
zijn ras zuiver bleef in de biologische zin van dit
woord. Wel geen volk kreeg in zijn historie zoveel
bloedtransfusies. Niet omdat het geen pogjngen deed
om zich het eigene van andere volkeren te assimileren,
Pogingen die zonder twijfel meestal met succes
bekroond werden. Ziet immers naar de Duitse Joden,
Waren er ooit mensen die meer aan de Duitse cultuur,
aan het Duitse wezen gehecht waren dan die grote
schare van Duitsers die Hitier heeft uitgedreven of die
door zjjn knechten naar de gaskamers zijn gesleept.
En toch...... al deze oprechte Duitsers en Fransen en
Hollanders en Amerikanen die zonen van Abraham
zijn, zi) vormen op een geheimzinnige wijze met elkaar
een eenheid. Dit weten zij zelf; dit weet de wereld
waarin zfl leven. Niet steeds klaar is deze wetenschap
noch bij alle Joden, noch bfl alle anderen onder wie zij
leven. Bewuste kennis van de eenheid die alle kinderen
van Juda verbindt ontluikt voor vele Joden slechts
op die momenten van de geschiedenis, nadat het uur
der vervolging geslagen heeft
HET EEUWIGE ANTISEMITISME
Wie de geschiedenis kent, weet dat het met de ver
volging van de Joden door het nationaal-socialisme
niet de eerste keer was dat deze gesel over het volk
der Joden neerdaalde, ofschoon wij wel kunnen zeggen
dat nimmer een meer demonische poging gedaan werd
om dit volk te vernietigen.' Van het nieuw-testamen-
tische godsvolk, dat de stof uitmaakt van het mystieke
lichaam van Christus op aarde weten wij, dat het
altfld van vervolgingen te lijden gehad heeft en nog
zal hebben. Dit is door de Heer voorspeld (Math. 10,
22). Wil kunnen echter van het Joodse volk ook het
zelfde zeggen. Het anti-semitisme is een eeuwig terug
kerende vloed, die telkens weer over dit volk heen-
spoelde van de verwoesting van Jerusalem af tot in
onze dagen. Zelfs niet tijdens de middeleeuwen, toen
zij nog leefden* in een volop Christelijke maatschappij,
werd htm volledige rust gegund. Op bepaalde momen
ten van de middeleeuwse geschiedenis zien wij hevige
uitbarstingen van anti-semitisme, die tot weerzinwek
kende pogroms leidden. Wij merken hierbij echter op
dat de Kerk zelf voor deze excessen niet verantwoor
delijk was. Het is genoegzaam bekend dat de pausen
btj menige gelegenheid de Joden vooral tegen de absur
de beschuldiging van rituële moord in bescherming
hebben genomen. Ook is het een feit, dat in de ker
kelijke staten het ghetto-regime voor de Joden heel
wat minder hard was dan elders. Het ghetto-systeem
van de middeleeuwen steunt op de gedachte dat vol
gens Paulus het geslacht van Abraham verworpen was
en voor het grootste deel in de hardheid van het
ongeloof zou blijven. Aan de hand van dit idee werd
ook door het politieke gezag de sociale positie van de
Joden bepaald. Er zullen historici zijn, die menen dat
de reden van het voortbestaan van Israël in dit ghetto-
systeem gelegen is. Het is echter onze overtftiging,
dat zelfs, als zou dit ghetto er niet geweest zijn, dit
voortbestaan onbedreigd zou zijn geweest. Wij zullen
verderop zien, dat deze overtuiging op heel andere
gronden rust dan op de sociologische, die men
daarvoor gewoonlijk aangeeft. Een bevestiging van
deze overtuiging vinden wfl trouwens in het
resultaat van de opheffing van het ghetto. De
vrucht daarvan is zelfs ondanks de geslaagde
assimilatieprocessen waarbij de Joden volledig
in de nationale gemeenschappen werden opgenomen
geenszins geweest, dat het Joodse volk ophield te be
staan. Het bestaat na de vrij geruime tijd, waarin het
ghettowezen is afgeschaft en de maatschappelijke
krachten van de naties vrfl op Israël hebben inge
werkt, nog altijd en leeft krachtiger dan ooit. Het
nationaal-socialisme dat de Joden wilde vernietigen,
was zich ervan bewust dat het zijn vernietigingspogin
gen richtte niet tegen individuen, maar tegen een een
heid van individuen. En dat bewustzijn had ongetwij
feld grond in de werkelijkheid.
Ieder anti-semitisme dat in de geschiedenis nog zal
opduiken, zal een belijdenis zijn van het voortbestaan
van het Joodse Volk. Het probleem van het anti
semitisme is er dan ook niet een van botsingen tussen
senpolitiek hel Derde Rijk juiste inzichten voorstond.
Het is echter opvallend, dat de groei van het
anti-semitisme zich niet alleen voordoet op de ge-
infecteerde bodem van de Duitse volksziel, maar dat
ook in Amerika, Engeland en in andere landen van
het westelijk halfrond een groei van anti-semietis-
tische sentimenten moet worden vastgesteld^
Zo heeft het nationaal-socialisme toch nog een ge
deeltelijke overwinning behaald, want behalve dat het
de Joden in Europa bijna ten ondergang heeft ge
bracht is het er ook in geslaagd te bewerken, dat
mede in andere landen de aanwezigheid van de Joden
als een probleem werd gevoeld, zodat dezen zich nergens
ter wereld meer geheel onbedreigd kunnen achten. Dit
is een van de redenen waarom in onze tijden door de
millioenen Joden in de gehele wereld de stichting en
wording van de staat Israël met levendige spanning
gevolgd wordt. Daar in Palestina zullen zij een eigen
huis en een eigen vaderland hebben, waar, zoals het
wel eens wordt uitgedrukt, de Jood niet meer „Jood"
is, maar een burger in de staat Israël.
De excessen waartoe het anti-semitisme telkens weer
in het verleden heeft gevoerd zullen de zwartste blad
zijden van de annalen der menselijke historie. Ook al
zou het Joodse volk meer dan andere volkeren, boos
aardige individuen voortbrengen, het is een ver
krachting van elk primair rechtsgevoel hun boze daden
zonder meer op de Joodse collectiviteit te verhalen.
Hier duikt het probleem van de collective schuld en
boete op. Wie heeft ook weer eens gezegd, dat hfl
nog nimmer in zijn leven dé
Fransman was tegengeko
men, maar steeds te maken
had gehad met deze of die
Fransman? Wie het ook
moge geweest zijn, hij had
slechts ten dele gelijk. Ook
wanneer het over menselijke
dingen gaat, stoot men wel
degelijk op collectiva en col
lectieve verschijnselen. Men
moet er echter wel rekening
mee houden dat dit niet op
ieder niveau het geval is.
Zo is de zedelijke verant
woordelijkheid een gebied,
waarin de collectiviteit niet
meer aan de orde komt. Het
is dwaasheid te spreken van
zedelijke collectieve
schuld. Alleen het individu
is drager van zedelijke ver
antwoordelijkheid. Alleen
het individu is dan ook in
de volle zin lof en blaam
waardig. Dit moet duidelijk
z(jn voor eenieder, die in
de mens een geestelijk we
zen, een persoon erkent en
die tegelijkertijd inziet, dat
het zedelijke de eigen vorm
is van het leven ener per
soonlijkheid.
Een trap lager ligt de ju
ridische verantwoordelijk
heid en dit is een verant
woordelijkheid, die wèl aan
een collectivum kan worden
toegeschreven.
Zo is Duits-
Ahasverus, de wandelende Jood.
(Houtsnede van Frans Masereel).
De legende verhaalt, dat een Jood die leefde in de vijftiende, eeuw op zijn weg de
^misdragende Christus ontmoette, die vermoeid tegen zijn huis wilde leunen. Hij
3Hem weg en tot straf kon de Jood in zijn huis geen rust meer vinden, maar
twierf voortaan over de wereld.
De verloren Zoon, symbool van het Joodse volk op welks terugkeer de Vader wacht.
(Hieronymus Bosch)
individuen, maar van volkeren. Het is in het geheel
niet uitgesloten, dat er tussen tal van niet-Joden en
Joden als individuen vriendschapsbanden bestaan en
dat toch bij de eersten op een zeker ogenblik een anti
semitisme zich baan breekt krachtens het feit, dat
zij behoren bij de niet-Joodse collectiviteit, die
door geheimzinnige oorzaken tot een agressie van de
Joodse collectiviteit overgaat. Met deze wetenschap
zal men in de oplossing daarvan dan ook terdege
rekening moeten houden. Men komt in de richting van
de oplossing van het probleem van het anti-semitisme
niets verder, wanneer men ér maar telkens weer op
blijft wijzen, dat men een aantal Joden kent, dat men
wel sympathiek vindt. In de bepaling van het lot van
dit volk is een incidentele sympathie of antipathie
betrekkelijk een factor van ondergeschikt belang. Het
individu telt hier veel minder dan het collectivum,
waarvan het deel uitmaakt. Dit is wel duidelijk ge
worden in de achter ons liggende jaren, toen zelfs de
rustigste en meest vreedzame lieden, onverschillig hun
stand, hun leeftijd, hun sekse, het moesten ontgelden,
alleen maar door het feit dat zij deel uitmaakten van
dit collectivum, dat in heel de geschiedenis zulke sterke
affecten van afkeer en haat heeft opgeroepen. Het
gaat bij het anti-semitisme niet om de individuen,
maar om de strijd tegen „de Jood" en in die strijd
wordt men betrokken, ook al zou het enige, dat iemand
als Jood kenmerkt, de afkomst zijn.
Het zou naïef zijn te ver
onderstellen dat de indruk,
die het bedrijven van de
gruweldaden, door de Hitier-
bende aan het ongelukkige
Jodenvolk begaan, zó zui
verend zou hebben gewerkt,
dat met het ineenstorten
van het Hitlerregime ook
het anti-semitisme zou zijn
afgestorven.
Het is geen geheim, dat
het anti-semitisme, de haat
tegen de Joden, in de laatste
jaren weer in verschillende
landen, het hoofd opsteekt.
In Duitsland zagen enkele
Katholieke kerkelijke in
stanties zich reeds genoopt
haar stem te verheffen
tegen hen, die zich tot
vijandschap en tot vijandige
daden, als bijvoorbeeld de
schending van Joodse kerk
hoven, lieten verleiden. Ook
vertegenwoordigers van de
Protestantse kerkgenoot
schappen voelden zich ver
plicht de christenen van hun
gemeenten, naar aanleiding'
van deze barbarijen op voor
medeburgers heilige grond,
te waarschuwen voor de op
nieuw ontluikende Joden
haat.
Dat zulke vermaningen
nodig waren in Duitsland
behoeft ons niet te verwon
deren. Het Duitse nationaal-
socialisme heeft immers
lang genoeg de tijd gehad,
om vooral bij de jeugd het
dogma van de minderwaar
digheid en van de verachte
lijkheid van de Joden in te
hameren. Daardoor zijn een
zeer groot aantal Duitsers,
zelfs onder hen, die op grond
van him christelijke over
tuiging tegen het Hitler
regime gekant waren, toch
de mening toegedaan dat
'P het gebied van de ras-
land juridisch verant
woordelijk voor de achter
ons liggende oorlog en dit
collectivum moet er zovei^
mogelijk voor boeten. En alle Duitsers, die tot dit col
lectivum hetwelk hun volk is behoren, zullen indirect
of direct deel hebben in deze schuld en boete. Geen
enkele Duitser, ook al was hij nog zo vredelievend,
zou op die grond van een mededragen der collectieve
schuld vrijgesteld kunnen worden. Geen enkele Duitser
ook zou, waimeer hij oprecht is en ware vaderlands
liefde heeft, daartegen bezwaren maken. Een oorlog
is nu eenmaal een collectieve zaak en de individuen zijn
met hun wel en wee aan deze collectieve zaak, aan de
schuid of de onschuld van dit collectivum, verbonden.
Het anti-semitisme begaat het misdrijf dat het het
Joodse volk bekleedt met de zedelijke en juridische ver
antwoordelijkheid voor de kwade daden die door Jood
se individuen zijn begaan. Het is zelfs voor het los
breken van de anti-semietische hartstochten niet nodig,
dat er door het wangedrag van bepaalde Joden een
aanleiding wordt geschapen. De explosie van deze
sentimenten kan berusten op louter propaganda en
volksmisleiding waardoor een met-Joodse groep er toe
komt „de Jood" ook betrokken te zien bij
alles wat scheef zou kunnen gaan of inderdaad
gaat in deze wereld, bij alles wat decadent is of on-
gunstig" voor eigen collectiviteit. De Duitse anti-semie-
tische propaganda heeft als Leitmotiv de gedachte
verspreid, dat heel Israël in één groot complot tegen
de vrijheid van de volkeren betrokken is en oorzaak is
van alle ellende en rampen, waaronder de „nordische
Mensch" gebukt gaat. Op deze vernietiging zou het
Jodendom al eeuwen her uit zijn geweest. De
„eeuwige Jood" dwaalt als Ahasverus van het ene land
naar het andere, om overal als parasiet zich te hechten
aan de volkeren en deze leeg te zuigen met geen ander
doel dan hen van hun kracht te beroven en zelf op
hun kosten te groeien.
Het is natuurlijk niet moeilijk om de dwaasheid
aan te tonen van deze stellinSen;. waaraan men dan
nog wel eens een wetenschappelijk tintje wil geven
door zich te beroepen op de Talmud en door er de
protocollen van Sion, een duidelijk vals document, bij
te halen. Maar meen niet dat men met betogingen en
redeneringen de anti-semietische overtuigingen uit kan
roeien. Het anti-semitisme is niet allereerst een inzicht
maar een sentiment dat in de individuen schuilt, niet
in zoverre zij na een persoonlijk onderzoek reageren
op een objectieve waarheid, een sentiment dat leeft
in een massa op grond van een spontaan collectief ge
voel van tegenstelling en vijandigheid ten opzichte van
dit volk. Dit ressentiment in de massa is in gewone,
rustige tijden niet zo zichtbaar. Het is een geheel van
verborgen roerselen, dat slechts op bepaalde ogen
blikken aan de oppervlakte komt, ogenblikken,
die dan aanbreken wanneer genoemde senti
menten op demagogische wijze worden geprikkeld.
Daartoe is niet meer nodig dan dat volksmisleiders
ter gelegenheid van sociale, economische of politieke
moeilijkheden aan die massa het vastgelegde type voor
ogen stellen van de Jood als de vreemde indringer
die zijn intelligentie voor niets anders dan voor eigen
voordeel en ter ontwrichting van het volk, waaronder
hij leeft, gebruikt. Van de Jood, die kruipt en heerst
tegelijkertijd, die bij wezen profiteur is, die geen va
derland heeft en naar de leuze „ubi bene ibi patria"
leeft. Zij behoeven aan de massa het slechts te doen
voorkomen, dat in de grond van de zaak ook de con
crete moeilijkheden, waarin men verkeert aan de
trouweloosheid van mensen van dit slag te danken is,
om te bereiken dat alle instincten van angst, zelf
behoud en verweer zich keren tegen de Jood, d.w.z.
ook tegen allen, die, al vertonen zij geen van de ge
noemde bezwarende eigenschappen, door hun afkomst
Jood zijn.
Het zou interessant zijn om dit verschijnsel, dat
in de West-Europese geschiedenis bij herhaling tot
dramatische ontlading van agressieve reacties heeft
gevoerd, nog verder te ontleden. De lezer, die zich in
zulk een ontleding wil verdièpen, kan bij de literatuur
die daarover de laatste tijd in overvloedige mate is
verschenen, te rade gaan. Wij wijzen er slechts op
dat ieder anti-semitisme zijn levenssappen haalt uit
de diepe en geheimzinnige neiging van de massa om
angst, twijfels, benauwenissen, teleurstellingen af te
reageren op een groep, die krachtens een zekere
instinctmatig ervaren vijandigheid gemakkelijk tot
zondebok wordt gemaakt. Dit alles maakt verklaar-
haar, waarom in een tijd als de onze, waarin Juist da
mensen zozeer gekweld worden door de twijfel aan
en de teleurstelling over deze existentie, het anti
semitisme in zulk een hevigheid voor de dag is ge
treden. De wankelmoedigheid, waarin het Duitse volk,
dat aan deze psychische depressies op een bijzondere
wijze ten prooi was, verkeerde is de grondoorzaak
waarom bij hen het vérschijnsel van het anti-semitisme
met zulk een primitief geweld het eerste zich weer
openbaarde. Maar deze wankelmoedigheid is een alge
meen verspreide toestand, waaronder ook andere vol
keren lijden; bij al de andere volkeren is dus een
soortgelijk oplaaien van het anti-semietische sentiment
mogelijk.
PSYCHOLOGEN mogen in staat zijn de voor
waarden aan te geven van de uitbarstingen van
het anti-semietisch sentiment, waarvan de ge
schiedenis getuige is geweest, al htm beschou
wingen zijn toch niét in staat wat wij genoemd
hebben „de eeuwigheid" vah het anti-semitisme te ver
klaren. Dat dit volk, toen het uitging en zich over de
wereld verspreidde, door de andere volkeren als eén
vreemd geslacht werd aangevoeld is alleszins verklaar
baar. Als wij dan ook dezen, hoe Grieken en Romeinen
vijandig optraden tegén de Joden in de eerste tijden
dat zij zich onder deze volkeren der oudheid vestigden,
behoeft dit niet te verwonderen. De uitbarstingen van
vijandigheid in die 'tijden kunnen op zich zelf genomen
geheel en al worden verstaan als gewone conflicten
tussen een volk, dat een bepaalde levensstijl heeft en
een minderheidsgroep, die zich daarbij niet zo spoedig
weet aan te passen. Nu is echter de soepelheid en het
aanpassingsvermogen der Joden een van de meest in
het oog springende eigenschappen van hun psyche.
Als Paulus van zich zelf getuigt, dat hij Jood met de
Joden, Griek met'de Grieken is, dan wijst dit op een
lenigheid van geest en gemoed, die weliswaar in
mindere mate aan1 de Joden als groep eigen moge zijn,
maar die, gelijk de geschiedenis aantoont, toch aller
minst bfl deze laatste ontbreekt. Wij nemen dan ook
het feit in geheel de geschiedenis waar, dat de Joodse
groepen met de volkeren, waaronder zfl verblijven,
in psyche en gewoonten een waarlflk deel van hen
worden. Niettemin, en dit is een even vaststaand feit,
blijven zfl toch in deze volkeren een eigen groep
vormen, en dit niet door de gewone sociologische ver
schillen, waardoor ef in ieder volk regionale, beroeps-
of standsgroepen zijn, maar op een geheel andere wijze.
Wel verre van daardoor een onbehagen uit te willen
spreken over deze eigenschap van de Joodse groep
wij zouden ons dan schuldig maken aan het primitieve
anti-semitisme, waarover wfl boven spraken - willen
wfl meteen constateren, dat dit voor de maatschappij,
waarin zulk een Joodse groep leeft, juist als het een
christelijke maatschappij geldt, tot moeilijkheden en
spanningen aanleiding geven zal, ja móet geven.
Deze conflicten liggen op een veel hoger niveau dan
men geneigd is te vermoeden. Zij liggen op zulk een
hoog niveau, dat alleen christelijke helderziendheid ze
ten dele ontleden kan. Het Joodse volk is voor de ge
lovige het volk Góds, dat verworpen is, zoals de
apostel Paulus in zijn Romeinenbrief bfl herhaling ge
tuigt. Deze verworpenheid zal niet altijd duren. In een
profetisch visioen voorspelt Paulus in genoemde brief:
„een deel van Israël is verhard, totdat de massa dei
heidenen is binnengegaan en dan zal heel Israe
worden gered; zoals er geschreven staat:
„De Verlosser-zal komen uit Sion
De goddeloosheid verwijderen van Jacob
Intussen speelt zich het geweldige drama af,
waarin dit volk in al de eeuwen, die het sinas iet
tijdstip van zfln verraad doorlopen heeft, als een aer
hoofdpersonen betrokken is. De aard van derol, ie het
daarin speelt is deels bepaald door de misdadige Keus
der hoofden van dit volk die de wereld boven God
verkozen, deels door die elementen in ?®n.vv.e?ej*
God er in gelegd heeft, doordat Hij wilde, üat net een
tijd lang zijn uitverkoren volk was en kracntens welke
het toch niet van deze wereld is. „Israël is de gevan
gene van een wereld die het bemint maar waarvan het
toch niet is, nimmer zal zijn en nimmer kan zijn" zegt
Maritain in zijn studie: L'impossible antisemitisme.
In het drama, waarin het een rol van deze strek
king speelt, ontmoet het als zijn tegenspeler naast
de wereld ook de Christenheid, het nieuwe uitverkoren
volk Gods. Ten opzichte van deze beide heeft het een
taak, die het fataal vervullen moet. Krachtens een uit
de eeuwen van zfln vroegere uitverkiezing stammende
en daardoor als het ware aangeboren hoop verwacht
het nog steeds de heerschappij over, het bezit van deze
wereld en weinig kieskeurig in de middelen om daartoe
te geraken, heeft het toch tevens een haast natuurlijke
drang naar een omvorming van deze wereld in een
rijk van gerechtigheid. Nog altfld wordt het bezield
door diezelfde tweezijdige hoop, die de Farizeeën er op
na hielden. Het gevolg is dat Israël voor zijn beide
tegenspelers een steen des aanstoots wordt. De wereld
verzet zich tegen de tweevoudige aspiratie van be
heersing en gerechtigheid. Zfl wil eenvoudig bezeten
worden door hen, die geheel van haar zijn, door hen,
die totaal willen opgaan in de genots- en in de machts
bevrediging die zij zonder meer kan bieden. Zfl verzet
zich tegen de voortdurende onrust die Israël in haar
verwekt.
De Christenen op hun beurt worden door dit volk
voortdurend geprikkeld. Hun neiging is om God alleen
voor zichzelf individueel te ontmoeten in geloof en
vertrouwen en goede zeden en zich verder neer te
leggen bij sociaal onrecht en verkeerde maatschap
pelijke toestanden in plaats van God op aarde te
brengen en de wereld te kerstenen. Door Joden als
Marx, Lenin, Trotzky, Liebknecht, Rosa Luxemburg,
werden zij er voortdurend aan herinnerd dat zfl een
taak te vervullen hebben t.o.v. de wereld, die verlost
moet worden met de medewerking der gelovigen door
het herstel van de rechtvaardigheid en de omvorming
van haar sociale en politieke structuur.
In een en ander ligt de diepste grond waarom bij
beide groepen, heidenen en Christenen het anti
semitisme een voedingsbodem heeft, zodat er niet
zoveel meer nodig is om tot een latent groeiend anti
semitisme te komen vooral wanneer het christenen
betreft, die met hun geloof een wereldse zin en we
reldse aspiraties verenigen.
Aan ons Christenen zfln de Joden gegeven tot een
steen des aanstoots. In een zekere zin en voor een
gedeelte vervult het Jodendom de rol, die aan zfln
profeten was beschoren en die tenslotte maar dan op
de verhevenste wijze ook door Christus werd vervuld.
Ook Christus was een steen des aanstoots en de Joden
hebben Hem verworpen en het werd hun ondergang.
De Christenen mogen hen daarin niet navolgen door
op hun beurt Zfln volk te verwerpen. God wil niet dat
men aan het volk, dat eens Zfln volk was, raakt. God
heeft het volk der Joden verstoten gelflk een man zfln
ontrouwe echtgenote verstoot. Maar zoals een echt
genoot op zfln verstoten vrouw blijft wachten, wfll hij
niet opgehouden heeft haar te beminnen, zo wacht
God op Israël.
Symbolische vrouwenfiguur, voorstellende de syna
goge, in haar armen Mozes, in haar schoot aartsvaders
en profeten, uit een Scivias-handschrif t van de
H. Hildegard von Bingen; 2de helft 12: c eeuw.
(Landesbibliotiiie:- baden)