Nadelig saldo zal echter wel groter worden Gevaren voor de betalingsbalans Specificatie van staatsuitgaven Nauwgezette en critische uit- gavenpolitiek Tot nu toe hoge belasting ontvangsten Nog geen sluitende begroting m3?sèmSiomi ysssjs Geflatteerde cijfers S,e, ïan l,etRiik "r",rek,"7 6<,volsen »dke »°k °P Sterkte Burgerlijk Rijkspersoneel Waar het geld voor wordt besteed gunstige invloed VAN DEVALUATIE en LOONSVERHOGING Nationale Schuld m 4 DINSDAG 19 SEPTEMBER 1950 PAGINA de begroting 1951 van invloed zijn. De ontwerp-begroting voor het jaar 1951 wijst een tekort aan van 117 millioen tegen een tekort van 367 millioen op de aanhan gige begroting van 1950, hetgeen dus betekent een verbetering van 250 millioen, aldus de Minister van Financiën in de Millioenen nota, die hedenmiddag aan de Staten-Generaal is aangeboden. De minister herinnert er in zijn inleidende beschouwing aan, dat in September van het vorig jaar een sluitende begroting kon worden ingediend. Op datzelfde moment echter moest de Regering mede deling doen van het genomen besluit tot devaluatie van de gulden. mïtaicim5V„ L Dit besluit heeft uiteraard voor de ontwikkeling van de financiële Loonsverhoging nog niet ver disconteerd Voorbehoud Samenvattend overzicht Lagere raming der uitgaven Uitgaven voor de verschillende onderdelen van Staatszorg in 1951 wmm Defensie-uitgaven en prijs stijgingen vormen complicaties 3 BEROEP VAN HET RIJK OP DE NATIONALE MIDDELEN Analyse naar kostencategorieën Binnenlandse steeg met ruim f 400 millioen, de buiten landse met f 934 millioen Tekort van f 117 millioen tegen f 472 Indien men de na-oorlogse Millioenen- Hota's met ramingen van uitgaven en Inkomsten vergelijkt met de vermoede lijke resultaten, dan is men geneigd zien af te vragen, of men aan onze begrotingen nog wel veel waarde kan toekennen. JJai in de eerste jaren na de oorlog net resultaat tenslotte belangrijk a'week van de oorspronkelijke begrotingsramingen is te begrijpen. Maar zonderling is h el met de cijfers van Millioenennota van Septernber l949 gaf Voor 1950 voor de Gewone Dienst en de BuUengewone Dienst I (uitgaven en ont vangsten met aflopend karakter) en Landbouw-Egalisatiefonds een geraamd Voordelig saldo te zien van 20 millioen. Men kon toen aan de hand van deze nota vaststellen, dat dit cijfer sterk gefiatteerd was en dat het werkelijk tekort wel minstens 160 millioen zou bedragen- Blijkens de Millioenennota voor 1951 zou het nadelig saldo voor 1950 volgens de aanhangige begroting 1950 (exclusief de Buitengewone Dienst II) 367 millioen bedragen, maar ook dit cijfer is al weer te laag, want de herziene raming komt voor 1950 tot een tekort van 472 millioen. Er is dus tussen de oorspronke lijke raming voor 1950 en de herziene raming een nadelig verschil van liefst een kleine 500 millioen. Met de uitgaven van de Buitengewone Dienst II. de kapitaalsuitgaven voor investeringen en kapitaalverstrekkingen. millioen herziene raming Tl fTr> m>m<snnan **1 1950 nadelig saldo van ƒ390 millioen, een nadelig saldo dat men niet als een tekort mag beschouwen volgens de gang bare opvatting, omdat er voor geleend mag worden. In 4e Millioenennota 1951 wordt voor de a angige begroting 1950 voor B. D. II een nadelig saldo van ƒ414 millioen geraamd, maar er blijkt ook uit dat de herziene raming op een nadelig saldo van ƒ918 millioen uitkomt. Hier di ƒ528 millioen nadelig verschil tussen de herziene en oorspronkelijke raming! En nu de begroting voor 1951. Op het eerste gezicht maakt het nadelig saldo op de Gewone dienst en Buitengewone Dienst I en Landbouw-Egalisatiefonds een nadelig saldo dat wij als het tekort van de begroting moeten beschouwen met 117 millioen (v. j. herziene raming ƒ472 millioen) geen al te slecht figuur. Er valt immers vergeleken met de her ziene raming van 1950 een verbetering van het budget te constateren van 355 millioen. Maar het zal helaas wel niet bij dit tekort blijven, omdat het irreeel is. Door allerlei omstandigheden zal een belangrijke verhoging van het teKo niet kunnen uitblijven, omdat tal 1 uitgaven in 1951 hoger zullen blij d zijn dan in de begroting werd gn Defensieuitgaven zijn op 859 m geraamd, maar daar zal «110 a WP"- of 86 129 millioen >*k°inen. naast is in de raming geen reken:ing k houden met: de i°.n«stl.{°°"™efredTn en prijsstijgingen wrfke 3diverse wettelijke n°3 i <ï.«ln we"ke te 'verwachten zijn en regelmgen welke^ te salaris. N. O houdenSmet: de jongste loonrond^^met da gingen welke zijn inr illen intreden; divers 2en welke te verwact hogere uitgaven zullen eisen, als salaris Kleuteronderwijs,kinderbijslagregeling Heine zelfstandigen, verhoging van pensioenen met bijzondere toeslag etc. Daarnaast is het de vraag of de ƒ200 millioen tekort voor het Landbouw- Egalisatiefonds wel voldoende zullen zijn na de prijsstijgingen welke zijn inge treden Dp de wereldmarkt. Waaraan is „u'de scherpe stijging van de herziene raming 1950 t.o.v. de oorspronke lijke rammg Van de Millioenennota 195U te wijten. De voornaamste posten zijn op de Buitengewone Dienst I 110 millioen omzetting van herstelfinanciering in aan vullende kiJ oregen oorlogsschade, millien oorlogsschadevergoeding aan de Spoorwegen en ae nnanciëringseisen van de KLM. Tegenover deze en andere te genvallers staat eenextra bate van 131 millioen voor gerest'tp^ïd door Duitsland gestolen goud. In de Buitengewone Dienst II kapitaalsuitgaven en -ontvangsten, is de stifging van de herziene raming i950 pitaalsdeelneming in de Ned- P Gelukkig heeft laatstgenoemd oedra evenmin als de eerder genoemde Tiio hlillioen en 73 millioen enige betekenis, docli alleen budgets tekenis. Gaat men nu aan de hand van het zicht van geraamde inkomsten en u' B ven voor Gewone Dienst en B.D.I, al?a_, de Landbouw-Egalisatiefonds na, wat de oorzaak van de verbetering van h®' budget voor 1951 t.o.v, de herziene raming 1950 is, dan blijkt de vermindering van de uitgaven in hoofdzaak betrekking te hebben op Herstel Oorlogsschade, de mili taire uitgaven in engere zin en de uit keringen aan gemeenten wegens wegval len van de ondememingsbelasting. Ook voor 1951 moeten de gemeenten wel een vergoeding voor genoemd doel ontvangen, maar ditmaal geschiedt zulks door een gróter deel (11,7 tegen 8 pet in 1950) van de opbrengst van een bepaald aantal belas tingen aan de gemeenten via het Gemeen tefonds af te dragen. Maar hoe is de lage re raming van de militaire uitgaven te verklaren? De oorzaak hiervan is voora. het vermoedelijk aflopen in 1950 van de repatriëring van militairen uit Indonesië De begroting van de totale uitgaven 1951 voor Gewone Dienst en B.D. I ad 3807 millioen maakt ons wel duidelijk, dat wij van een hopg uitgavenniveau niet meer afkomen. Dat er weinig kans was op een verlaging van uitgaven was trouwens uit de behandeling van de vorige begroting jn de Kamers voldoende gebleken Van het totaal der begrote uitgaven van het gehe le budget ad 4442 millioen is voor mili taire uitgaven in engere zin, oorlogsherstel en dienst staatsschuld i992 millioen vereist. Minister Lieftinck heeft ons steeds voor gehouden dat reeds enkele jaren de uiter ste zuinigheid betracht werd. Zonderling doet het nu aan te lezen, dat het grote deficit in het lopende begrotingsjaar 1950 de regering met grote zorg heeft ver vuld en dat op de aanvankelijk opgestelde voorontwerper, aanzienlijke reducties wer den toegepast. Wij zijn geneigd hieruit de conclusie te trekken, dat talrijke amb telijke instanties blijkbaar nog steeds nie: gewend zijn de voorontwerpen der begro- ;e u"ga\en tot het strikt noodzakelijke te beperken. lmmerSj de toepassing van aanzienlijke reducties was mogelijk zon- deF n7be p?rimerie beginselen van het re- geringsbeieid aan te tasten. Opheldering wenst W dc Kaniers wel dringend Êet" d® X«chouwing van de Millioe nennota behandelt Lieftinek oa onZ(J fCiwSaTans en rind' de handels- en be- talmgsba de monetaire ontwikke- belanerHk, Van «Mer. worden neeftggi^aaVkf^ringen welke ze' - "he d t o v. het buitenhmd aam ft n" waarbij gewezen d 7 tekort Een twieedie omstandigheid1, waardoorde budgetaire ontwikkeling na het oatlver- pen der begroting 1950 in '®e ?in is beïnvloed, vormden de besluiten der Ronde Tafel-conferentie, waarvan de gevolgen zich o.m. manifesteerden op mZoals bekend werden tengevolg van de zo juist geschetste om^igteden v°or de hoofdstukken oorlog, Ume-aangele- genheden en Uniezaken en Overzeese Rijksdelen nieuwe ^otsontwerperi inge- diend, terwijl voor hoofdstuk Marine en voor de begroting van het Landbouw- Egalisatiefonds ingrijpende Nota's van Wijzingen werden ingezonden. Als gevolg hiervan veranderde het aanvankelijk geraamd begrotingsover schot voor 1950 ad 20 millioen in het eerder genoemd begvotingstekort van 367 millioen. Tot goed begrip van de bedragen van de ontwerp-begroting voor 1951 dient echter in aanmerking te worden geno men dat met de inmiddels genomen be slissing inzake de verhoging van de lonen nog geen rekening kon worden gehou den. Ook bij de ramingen van aanschaffin gen in het buitenland is uitgegaan van de veronderstelling, dat de op het mo ment van de opstelling der ontwerp-be groting geldende prijzen in de naaste toekomst geen grote wijzigingen zullen ondergaan. Of deze Veronderstelling zal worden bewaarheid is in het licht van de jongste ontwikkeling op internationaal gebied nauwelijks meer een vraag. Onder de uitgaven van de Buitenge wone Dienst I is begrepen een aanloop- post van 15 millioen voor eventuele werkloosheidbestriiding. Deze begro tingspost is evenwel aan te merken als linvs' alans Inde-daad beliep het in 1349 slechts 300 millioen op de lopen de rekening tegen f millioen in 1946 Maar verzuimd w°nR er aan toe te voegen dat het Centraal Plan Bureau voor 1950 een scherpe stijging van dit tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans tot 800 millioen verwacht, terwijl dan bij deze stijging nog met eens rekening is gehouden met de jongste prijsstijgingen.' Het tekort op de betalingsbalans is nog steeds het centrale economische naoorlog se probleem, waarvoor Nederland zich ge steld ziet. Toen nog niet tot liberalisatie van de handel in 't binnenland en t.o.v. het buitenland was overgegaan, was het steeds nog wel mogelijk in sterke mate in te grij pen door hetzij distributies in het binnen land hetzij importcontroles op de een of andere wijze. Nu kunnen deze middelen echter als regel niet meer baten. Ontstaat er onder de huidige omstandigheden' een teveel aan koopkracht, dan zal deze het tekort od de betalingsbalans doen toene men ïntó opzicht hebben wij ook be paalde tiideliik ongunstige factoren tegen ^FV°hze handdsbaians. door de P"Je ^n- g^terk, terwijl de stijging va" dlet" zichtbare ïnkomensposten van de lmgsbalans, als dividenden en interestop beleggingen en diensten lang zo sterk met toenemen. Nu constateert Lieftinck terecht dat on ze handelsbalans dringend verbetering be hoeft. Maar hoe moet en zal die verbete ring tot stand komen? Hij laat ons in hel onzekere. Lieftinck ziet duidelijk de gevaren van de huidige situatie en acht de mogelijkheid van het optreden van ongewenste tenden ties niet geheel uitgesloten. Volkomen juist is zijn standpunt, dat iedere verhoging van uitgaven, waar tegenover geen ver hoging van middelen staat, slechts verant woord is, indien zij door verlagingen van uitgaven elders wordt gecompenseerd. Hu staat het echter vast dat de uitgaven voor 1951 vergeleken met de ontwerpbe groting belangrijke verhoging zullen on dergaan (zie hierboven). De belastingen wïten niet verder opgeschroefd worden, we e uitgaven moeten dan omlaag? Daarnaast is er de vraag, welk reëel be roep op de beschikbare goederen en dien sten ten behoeve van het groter beroep 7°°7,leo 01001 worden verminderd. De twee mogelijkheden zijn slechts ver mindering van de consumptie eh/of ver mindering van de investeringen. Door de jongste, loonsverhoging heeft men de ver_ mindering van het verbruik uitgesloten Blijft dus slechts over een vermindering der investeringen. Maar de investeringen maken nog geen 20% van 't verbruik uit. De toekomstige werkgelegenheid zal door een vermindering der investeringen in de knel komen Hier blijkt weer eens hoe gevaar lijk de jongste loonsverhoging economisch gezien kan zijn. Indien ter voorkoming van hernieuwde verstoringen van het monetair evenwicht anti-inflationistische maatregelen noodza kelijk zijn, denkt Lieftinck bij voorkeur aan maatregelen van internationale aard Welke maatregelen heeft hij hierbij op het oog? Enige opheldering zou met overbo- Onze binnenlandse nationale schuld is zeer hoog en nam van ^4.834 millioen per 30 Juni 1949 tot 23.251 millioen per 30 Juni 1950 toe. De oorzaak hiervan moet men zoeken in de Wet Materiele Oorlogs schade, welke in de periode tussen boide data tot stand kwam en grotere verplich tingen met zich bracht. Ook de buitenland se schuld is gestegen met 934 millioen hoofdzakelijk als gevolg van de devaluatie Laten wij hopen, dat ook de volksver tegenwoordiging eindelijk zal inzien, dat wij tot dusver boven onze stand geleefd hebben, dat wij met ons hoge uitgaven- totaal bij de minste of geringste moeilijk heid voor schier onoplosbare problemen staan en dat het niet meer aangaat steeds bij de regering met allerlei wensen, wel ke ons budget en de nationale econcmie belasten aan te komen. Tot dusver is de monetaire ontwikkeling o.a. dank zij de Marshall hulp en de deflatoire werking van het passiefsaldo van de betalingsba lans niet ongunstig, maar er schuilen in de jongste ontwikkeling grote gevaren. een reservering, welke slechts zal wor den aangesproken indien en voorzover de noodzaak daartoe zich in de loop van net. jaar 1951 zal voordoen. Bij het opstellen van de ontwerp-be groting voor 1951 is voorts geen rekening gehouden met sommige uitgaven, omdat de desbetreffende wettelijke regelingen nog niet tot stand zijn gekomen. Onder deze posten zjjn o.m. begrepen de ontwerp Huurwet, de in uitzicht gestelde salaris- verbetering voor onderwijzend personeel, het ontwerp nopens het kleuteronderwijs (in voorbereiding), het wetsontwerp kin derbijslag kleine zelfstandigen, het wets ontwerp Overheidsaansprakelfjkheid be zettingshandelingen, het wetsontwerp tot verhoging van pensioenen met een bij zondere toeslag en het ontwerp kinder- toelagewet voor gepensionneerden (voor zover betreft het militair en spoorweg personeel). Sommige uitgaven zijn in de begroting opgenomen tot bedragen, die met een zeker voorbehoud moeten worden aan vaard. In verband met de ontwikkeling van de internationale toestand moet bijv. worden gevreesd, dat voor de be scherming van de burgerbevolking niet zal kunnen wirden volstaan met een be drag van 132.000. Van de ontwikkeling van de omstan digheden in Indonesië hangt het af, of het bedrag .van 1.000.000 voor uit gaven, voortvloeiende uit de door het Rijk verleende garanties aan bepaalde groepen burgerlijke overheidsdienaren en gewezen burgerlijke overheidsdienaren van Indonesië en hun nagelaten betrek kingen, voldoende zal zijn. Voorts moet een bedrag van 20 mil lioen wegens bijdrage aan de geldmidde len voor Nieuw Guinea nog als een zeer globale raming worden beschouwd, welke in verband met nader ter beschikking komende gegevens nog wijziging kan on dergaan. Sinds de opstelling van de begrotingen voor Oorlog en Marine, tezamen tot een bedrag van 859 millioen, is internatio naal de noodzaak gebleken de inspan ning voor de defensie nog te vergroten. Ook voor Nederland zal dit een belang rijke verhoging van de defensie-uitgaven medebrengen. Het is de Regering nog niet mogelijk zich reeds op dit moment een concrete voorstelling te maken van het bedrag dat met de verhoging der defensie-uitgaven zal zijn gemoeid, maar Je gedachten gaan vooralsnog in de rich ting van een verhoging met 10 a 15 pet. van het thans voor de beide militaire departementen uitgetrokken totaalbe drag. In verband hiermede kan thans ook nog niet worden aangegeven welke be perkingen deze verhoogde militaire _S,chts,insPanning op ander terrein met zlcn zal brengen. ting8 van de ontwerp-begro- hiernnrif- zi-5n samengevat in het liikinc ljLVP gende overzicht. Ter verge- de mnh™ daarin mede de bedragen van sfndsdten £g- hunting 1950 en van de de uitgaven c™eU%.herziene ramin§ van nomen. middelen over 1950 opge- (In millioenen guldens) GEWONE DIENST Uitgaven Middelen Voordelig saldo BUIT.GEW. DIENST I Uitg. en ontv. van aflopend karakter Uitgaven 778 Middelen 23 1 II III 2909 3201 2954 3533 3399 3678 624 698 724 Nadelig saldo GEW DIENST EN BUIT.GEW. DIENST I Uitgaven Middelen Nad.-voord, saldo Nadelig saldo Land bouw Egalisatiefonds Nadelig saldo BUIT.GEW. DIENST II Kapitaalsuitg. en -ontvangsten Uitgaven Middelen 755 3687 3556 1104 170 934 4305 4069 653 12 641 3607 3690 131 236 -f 83 236 367 599 185 236 "Ï72 1220 302 200 117 635 232 Saldo 414 918 403 I Aanhangige begroting 1950 II Herziene raming 1950 III Ontwerp begroting 1951 Met betrekking tot de bedragen, welke in bovenstaand begrotingsoverzicht Z)jn opgenomen voor de herziene raming 1 Joü wordt er in de Milioenennota op gewe zen, dat voor de becijfering daarvan re kening is gehouden met: a) te verwachten suppletoire verho gingen op grond van wet of besluit en op grond van te laag gebleken ramin- gen; b) onbeschikt blijvende bedragen; c) hogere raming der middelen. Vergeleken met de herziene raming voor 1950 wijst de ontwerpbegroting voor 1951, voor wv. de Gewone Dienst, de Bui tengewone Dienst I en het nadelig saldo van het Landbouw-Egalisatiefonds geza~ menlijk betreft, een verbetering van het budget aan van 335 millioen. Dit resultaat is het gevolg van een lagere raming van de uitgaven der Rijks begroting ad 698 millioen, een lagere middelenraming ad 379 millioen en een lagere raming van het nadelig saldo van het Landbouw-Egalisatiefonds ad 36 millioen. Evenals het vorige jaar is in de Mil lioenennota een opsomming gegeven van drie belangrijke categorieën van uitgaven, welke tezamen een zeer groot deel van het budget litmaken. Deze drie cate gorieën zijn: militaire uitgaven in eigenlijke zin 818 millioen: uitgaven voor oorlogsher stel 461 millioen; dienst Staatsschuld 713 millioen: toteal 1992 millioen. Hierbij zij aangetekend, dat van de drie categorieën alleen de uitgaven we gens oorlogsherstel geen tendentie tot stijging vertonen. Onder de militaire uit gaven voor 1951 zijn niet begrepen de verhoging met 10 a 15 pet. in verband met de reeds eerder ter sprake gebrach te verhoogde inspanning voor de defensie. Hoe uiterst bezwaarlijk het in verband met de ongunstige financiële toestand, waarin ons land verkeert, ook is, deze nieuwe last op het budget te nemen, de Regering vertrouwt, dat het overgrote deel van ons volk met haar de noodzaak daarvan zal inzien. (m millioenen guldens) Buitenlandse dienst Politie en justitie Onderwijs, kunsten en wetenschappen Herstel oorlogsschade Militaire uitgaven In eigenlijke zin Niet toegerekende categorieën van uitgaven Waterstaat Verkeer (incl luchtvaart) Handel en nijverheid Landbouw en visserij Distributiecontrdleen prijsbeheerstngsopparam Subsidiepolitiek (netto-kosten) Sociale voorzieningen Volkshuisvesting Unie-aangelegenheden en Overzeese Rijksdelen Algemeen bestuur Nationale schuld Afschrijvingen Pensioensuitgaven, wachtgelden. #4 700 600 500 400 Gewone Pienst 200 Een uitvoerige beschouwing is gewijd aan de sterkte van het burgerlijk Rijks- personeel. De sterkte (excl. de militaire departementen), geraamd in de begroting 1951, zal volgens de daarbij vermelde cij fers 78.300 bedragen. Uit het overzicht blijkt verder, dat de sterkte van het bur gerlijk Rijkspersoneel (excl. de militaire departementen) sedert 1 Januari 1946 met ongeveer 45.000 is verminderd. De millioenennota, welke door minister Lieftinck bij de Staten-Generaal is inge diend bevat ook een vrij uitvoerige specificatie van de totaalcijfers van de voor 1951 geraamde uitgaven voor de verschillende onderdelen van staatszorg met daar naast de corresponderende cijfers uit de herziene raming 1950. De betreffende staat laten wij hieronder volgen (in millioen): Gew. dienst ONDERDELEN VAN STAATSZORG Gewone Buitengew. dienst dienst 1 Herz. Ontw. Herz. Gntw. raming begr. raming begr. 1950 1951 1950 1951 Buitenl. dienst 46 95 30 27 68 13 Pol. en justitie 195 O., K. en W. 1) 387 Herstel oorlogssch33 Militaire uitg. in eigenlijke zin 2) 711 Waterstaat Verkeer (incl. luchtv.) Handel en nijv. 3) Landbouw en visserij 3) Distributie-, contr.- en prijs- beheersing Prijssubsidies, excl. landb. egal. fonds Sociale voorz Volkshuisvesting Unie-aangel. en overz. rijks delen Alg. Bestuur 136 Uitkering aan gemeenten weg. wegvallen ondern. belasting 128 Niet toegerekende catego rieën van uitg.: Nationale schuld Afschrijvingen Pensioenuitg. wachtgldn e.d 42 194 412 22 588 93 28 25 64 8 0 14 0 708 211 3 3 13 11 0 10 436 96 0 1 3 9 en Buiten gew. dienst 1 Herz. Ontw. raming 1950 46 209 387 741 Buitengew. dienst 2 Herz. Ontw. Buitengewone Dienst 1 (u/tg. van aflopend karakter) Buitengewone Dienst H (kapitaals uitgaven) Niet vallende onder de hiervoor vermelde endwdeten ran Suatszarft Teneinde de in de millioenennota ge geven beschouwingen over de toestand van 's Rijks financiën te plaatsen in het ruimer verband van de ontwikkeling der Nederlandse economie, besluit de minis ter van Financiën met enige opmerkingen over die ontwikkeling en brengt daarbij in het kort enkele vraagstukken en moei lijkheden ter sprake, welke momenteel in het beleid van de Regering de bijzon dere aandacht vragen. Hij gaat hierbij uit van een cijfermatig overzicht betreffende de ontwikkeling van het nationale inkomen en de beste ding hiervan: (in milliarden guldens! 1946 1947 1948 1949 Nationaal inko men t- marktpr. Tekort bet.bal. lop. rek Consumptie door gezinnen Overheidsbest.. Netto-invest. in bedrijven 9.93 12.6 14.7 1.15 1.65 1.14 0.30 £.05 2.20 10.09 2.19 10.88 2.42 0.83 1.55 1.90 2.45 Duidelijk komt in deze cijfers r.aar vo ren, dat Nederland reeds belangrijke vor deringen heeft jemaakt op de weg naar zelfstandigheid ten opzichte van het bui- noodzaak tot vergroting der militaire pa raatheid. Een vergroot beslag op goederen en diensten voor militaire doeleinden bete kent onvermijdelijk, dat het deel der re- ele nationale middelen, dat ter beschik king komt van de civiele sector, dien overeenkomstig vermindert, behoudens voor zover die additionele militaire goe deren en diensten in het kader der mi litaire samenwerking om niet verkregen worden. De nieuwe situatie bemoeilijkt onder meer het voorkomen van hernieuwd* verstoringen van het monetair evenwicht; zij vereist m. a. w. de aanpassing van d* in de civiele sector door verbruikers, be drijfsleven en everheid uitgeoefend* vraag aan het relatief verminderde aan bod van reële middelen. Het uitblijven van een zodanige aan- sr. i passing zou ook de betalingsbaianspositi* 10 .ernstig bedreigen; deze posiiie wordt reeds bemoeilijkt door de prijsstijgingen op de wereldgocderenmarkten, welke, gezien de samenstelling van hèt Nederlandse in- en uitvoerpakket, eiden tot een achter uitgang van de ruilvoet. Zetten deze ten- denzen zich voort dan zal het treffen van anti-inflationistische maatregelen nood- zakelijk zijn. Bij voorkeur zullen deze in internationaal verband dlhnen te worden genomen, doch daarnaast zal ook natio naal. voor zover autonoom optreden re- 11.15 2.50 begr! begr.tenland. Leidde de volstrekte ontoerei- j sultaat belooft, een doelbewust beleid 922 95 33 30 81 24 1951 42 204 412 458 684 93 29 28 73 11 1950 1951 0 4 3 10 10 154 134 83 104 441 111 91 79 8 9 22 22 453 480 75 38 528 518 2 3 45 56 32 43 77 104 24 10 27 26 8 8 35 34 280 1 136 146 3 1 139 147 6 6 128 Totaal Landbouw-Egal. fonds (net to-kosten subs, politiek) Totaal-generaal 3201 573 86 550 80 573 86 550 80 116 163 148 140 1 0 149 140 3201 2954 1104 653 4305 3607 1220 635 236 200 236 200 3201 2954 1340 853 4541 3307 1220 635 In een nadere beschouwing van d brengst van de middelen betoogt de mi- nister, dat de tolverre bekende gege vens omtrent d richfino eagsten over 1950 wU^n de nch.ing van een ruime overschrijding van aanvanke lijke ramingen. t t dit bij de niet-kohierbelastmg&n «iting waar. hierbelastmgen, o. 1{aty_~r v l~Jen de eerste helft van dit jaar op, of 58,4 pet van e 00 aanmerkin,g te raming. Daarbij dient i s worden genomen, aai j" ------- -- de afdracht per kwartaa in»shef loonbelasting en van de verevemn?snet fing in deze periode prïzeenin£m? van de omzetbelasting; deze bediroi;gper ultimo Juni j.l. reeds f 68 m.U.oen meer dan de helft van de jaarrnmng.zodatde gelegd. De opbrengst zal, evenals in vo rige jaren, gunstig worden beïnvloed door het inhalen van achterstand; met deze aohterstand was bij het opstellen der ra mingen geen rekening gehouden. Raming voor 1951 De voor 1951 verwachte belastingop brengst zal overeenkomstig het hieronder volgende schema over het Rijk en de la gere publiekrechtelijke lichamen worden verdeeld. De bruto-opbrengst der belasting middelen is op basis van de thans bestaahdo wetgeving geraamd op (in millioen) 4057 Indien rekening wordt gehouden met de thans bij de Staten-Gene raal aanhangige belastingontwer- pen, vermindert deze opbrengst met 174 Raming incl. wetswijziging 3883 Hiervan komt ten bate van: 1- het Gemeentefonds f 421 z. het Provinciefonds 25 f: "et Landbouw-Egalisa tiefonds (aandeel gedistil leerd accijns) 8 454 Blijft ten bate van het Rijk 3429 fn^d°r de "^kering aan het Gemeente- dan ,ie helft van de iaarii""--&. ls aangehouden een bedrag van overschrijding over liet gehele jaar zeker opbrengt^Ul°en' ziJnde Uï7 pct van de w.,nn „juinen zal bedragen. °P°rengst der daarvoor in aanmerkins 1) Hieronder mede begrepen de uitgaven voor het land- en tuinbouwonderwijs en het totale rijkssubsidie aan de Centrale Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek. 2) Uitgegaan is van de uitgaven van de departementen van Oorlog en van Marine. Hierop zijn in mindering ge bracht de op die hoofdstukken voor komende uitgaven voor demobilisatie voorzieningen (voorzover daaronder nog geraamd, zijn deze tot de sociale voorzieningen gerekend), die voor militaire pensioenen (ondergebracht in de rubriek pensioenen) en die voor loodswezen en voor hydrografie (op genomen in de rubriek verkeer). Daarentegen is wel rekening gehou den met de uitgaven v.h. departement voor Uniezaken en Overzeese Rijks delen voor de landmacht in Suriname, in de Nederlandse Antillen en in Nieuw-Guinea. 3) Voor zover deze uitgaven niet aan andere onderdelen zijn toegerekend (o.a. distributie-, controle- en prijs- beheersingsapparaat) Dit jaar bevat de millioenennota een geheel nieuw onderwerp, nl. een analyse van de begroting 1949, 1950 en 1951 naar kostencategorieën, aangepast aan de me thode van de nationale boekhouding. In afzonderlijke rekeningen worden kendheid van de binnenlandse productie in 1947 er nog toe, dat voor 1,65 milliard een beroep op het buitenland moest wor den gedaan, in de jaren 1948-1950 is, voor al onder de invloed van het herstel der Wat het herstel van de binnenlandse productie betreft, heeft het C. B. S. on- iangs het reële nationale inkomen over 1946 en '49 op resp. 91 en 125 pet van dat van 1938 geschat. Dit laatste cijfer mag zeker bevredigend worden genoemd, zelfs wan neer men de toeneming van de bevolking in deze elf jaren met 15 pet mede in aan merking neemt. Tot dit resultaat heeft in belangrijke mate de Marshallhulp bijge dragen. Uit een en ander trekt de minister de conclusie, dat zich tijdens de afgelopen jaren, in grote ljjnen gezien, een duide- ljjk economisch herstel heeft voltrokken. Dit feit mag er echter niet toe leiden, dat men de grote moeilijkheden, waar voor ons land in economisch opzicht nog steeds staat, uit het oog zou verliezen. In dit verband wijst hij op de zorg, die de betalingsbalans nog altijd vereist. Aangezien de buitenlandse hulp m het fiscale jaar 1950/51 aanzieiiilijk la ger zal zijn dan in het jaar 1949 50 is een verbetering van de betalings- en met name de handelsbalans ten opzichte van de toestand, zoals die zich de laatste maanden heeft ontwikkeld, dringend no dig. Onder de huidige omstandigheden valt daarbij de nadruk op het vermijden van een teveel aan binnenlandse koopkracht. Een zodanig teveel zai steeds een gevaar betekenen voor de betalingsbalans. Als gevolg van de tot stand gekomen interne en externe liberalisatie van het econo misch verkeer zou de nadelige invloed thans echter in versterkte mate tot uiting komen. De op dit moment bestaande toestand kan uit dit gezichtspunt als niet onbevre digend worden gekenschetst; wel blijft grote waakzaamheid geboden, zoals de vergroting van het invoersaldo onder in vloeden van tijdelijk karakter in de afge lopen maanden aantoont. Binnenlandse monetaire ont wikkeling Van de factoren, welke van invloed zijn op de binnenlandse monetaire ontwikke ling, meent de minister in het kader van deze beschouwing in het bijzonder dt begrotingspolitiek onder de aandacht te moeten brengen. Voor de ontwikkeling van 's Rijks kas in het kalenderjaar 1951 is mede het beeld van de begroting 1950 van belang, aan gezien een deel der daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven eerst in 1951 zul len worden geëffectueerd; anderzijds zal, wat de ontwerp-begroting 1951 betreft, overloop naar 1952 plaats vinden. Naast deze normale overloop dient de abnormale overloop in aanmerking te worden genomen. Deze is thans in hoofd zaak beperkt tot de invloed van het in halen van achterstand in de belasting heffing. Ook voor 1951 kan uit deze hoof de nog op een zekere versterking van de kaspositie worden gerekend. De minister meent, het geheel over-e ziende, als zjjn mening te moeten uit spreken, dat, waar de mogelijkheid van zijn geboden. jV/et teveel hooi op de vork Het tekort, dat de ontwerp-begroting voor 1951 vertoont ondanks alle in- si nning om haar sluitend te maken wijst er op, dat het financieel beleid aan een critische herziening dient te worden onderworpen vóórdat besloten wordt tot nieuwe uitgaven, die niet zelf tot een rijker vloeien der middelen bijdragen of op andere wijze, wat haar monetair ef fect betreft, b-v. i.oor het plaatsen van leningen, kunnen worden gecompenseerd. Het inhalen van de belastingachterstand levert nog een zekere reserve op, maar deze factor is van voorbijgaande aard en mag derhalve bij de bepaling van het toe. laatbare ivitgavenniveau niet in aanmer king worden genomen en dient bovendien bij voorkeur voor schuldaflossing te wor den gebruikt. Het gevaar dat 's lands financiën be dreigt, bestaat vooral hierin, dat het ver langen groot is om in de vele noden en behoeften, die ervaren worden, tegelijker- tijd en zo goed mogelijk te voorzien, ter wijl de financiële toestand selectie en be perking eist. Bij de samenstelling der on derhavige begroting is reeds veel beper king betracht. Ais verdere uitgaven on vermijdelijk blijken, zal er méér beperkt moeten worden. Daarbij dient volledige bereidheid te worden gewekt om elke uitgave binnen het strikt noodzakelijke te houden en haar te plaatsen in het algemeen kader van een verantwoord begrotingsbeleid. Slechts zo komt het hoogste belang van. het land tot zijn recht en kan rechtvaar digheid worden betracht jegens het gehele volk. "J7'ino"millïoen zal bedragen. ;"Poren«st der daarvoor in aanmerking daa^ '"Lf nfv gebtraeh!: het be- hct' optreden' vaii' ongewenst"" tendenties dan 100 komende belastingen Door de voorge- ,r0 P nationale midde-njet ?eheel is uitgesloten, de feitelijke »-.. ..-.n de invoer in de. stede w.-v»»-:.. ®e. -Tvoorge voor consumptieve doe enden- He - Het hoge niveau van de invoer in de .stelde verhoging van het percentage voui eerste helft van het jaar weerspiegelt zich ide jaren 1951 en 1952 van 8 tot 11,7 zal in de zeer bevredigendei ontvangsten aan luit de opbrengst der belastingen aan hel rechten op de invoer; de °Pbrengst van Gemeentefonds een zodanig bedrag toe- ',--A - I U u noion c 1 dit middel wordt sedert Mg) jl. boven dien gunstig beïnvloed door de verhoging van het bijzonder invoerrecht op benzine. Ten aanzien van het feitelijk beh de kohierbelastingen valt op dit moment nog weinig op te merken, aangezien, met uitzondering van de vennootschapsbelas ting, ten bate van het dienstjaar 1950 nog tlecht* zeer geringe bedragen zijn op- Vi°,eieu' £at fonds in staat wordt ge steld, behoudens de gebruikelijke uitke- ringen, aan de gemeenten wegens af schaffing van de ondernemersbelasting een zodanig bedrag uit te keien, dat wordt voorkomen, dat zij in de overgangsjaren 1951 en 1952 ten gevolge van de afschaf fing van die belasting in budgetaire moei lijkheden komen. ten voor ^cons^umptievedoeleinden^ de i ontwikkeling met nauwgezetheid dient t< j worden gevolgd en dat iedere eventuele verdere verhoging van uitgaven, waar geen verhoging van middelen tegenover staat, slechts verantwoord is te achten, indien deze do*r verlagingen elders kan worden gecompenseerd. Militaire paraatheid Hij wijst er tenslotte nogmaals op, dat de economische en financiële problemen door het Rijk te ontvangen en te betalen rente en winst; de inkomens-overdrach ten; de vermogensoverdrachten; de inves teringen en de vermogensmutaties. Het blijkt dat het netto beroep van het Rijk op de nationale middelen (de som dus van de consumptie en investerings rekening) voor 1949, 1950 en 1951 resp. bedraagt 1438 millioen, 1957 millioen waarvoor ons land zich ziet gesteld, thans en 1751 millioen. i worden gecompliceerd door de gebleken De millioenennota bevat, zoals gewoon lijk, eveneens een opgave van de natio nale schuld, thans per 30/6 1950, terwijl in een der bijlagen een overzicht is opgeno men van de ontwikkeling van de schuld sinds 1 December 1945. De cijfers tonen aan, dat tijdens het tijdvak 30 Juni 1949—30 Juni 1950 in sommige onderdelen van de staatsschuld aanmerkelijke mutaties zijn opgetreden. Dit geldt in het bijzonder voor de post „stortingen door rijksfondsen en institu tionele beleggers in anticipatie op een uit te geven vaste lening", welke gestorte bedragen een aanmerkelijke verminde ring ondergingen door een tweetal om zettingen in geconsolideerde staatsschuld. In de eerste plaats werd per 1 November 1949 met de rijksfondsen en -instellingen een ?rd?rhandse geldlening ten bedrage van 500 millioen afgesloten, waarvan de plaatsing als volgt verdeeld was: Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds ƒ113 millioen; Rijksverzekeringsbank ƒ80 millioen; Rijkspostspaarbank ƒ190 millioen; Postcheque- en Girodienst ƒ117 millioen. Een tweede dergelijke consolidatie vond plaats door de uitgifte per 1 Juni 1950 van de 3*, Nederlandse Staatslening 1950 tweede uitgifte ten bedrage van f430 millioen. waarop uitsluitend inge schreven kon worden met de gelden, uit staande op bovengenoemde voor-inschrijf, rekening. De totale binnenlandse schuld steeg sedert 30 Juni 1949 van f22 834 millioen tot f23 251 millioen, terwijl de buiten landse schuld in hoofdzaak ten gevolge van de koerswijziging van de gulden (f81 S milHoen) met f934 millioen lot f3.453 millioen toenam.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1950 | | pagina 5