f<Melman fóEman gewicht nog belangrijk beneden 1938 Geloofsonderricht voor JONGEREN Ik heb me vergist in de eeuw oncreet en aire uitgaven zijn veel te hoog GOD EN ZIJN WERELD ZATERDAG 14 JULI 1951 PAGINA 6 JU LI EN GREEN MOTORWAGEN YAN DE R.T.M. BRANDDE UIT Even nadat de hinderen uitgestapt waren BOUWVAKARBEIDERS ONT VANGEN BIJSLAG OP VACANTIEBONNEN RIJNSCHEEPVAART I van terecht, zolang: de orde en veilig- heid niet zijn hersteld. De regering is o.i. niet sterk genoeg en heeft de zaak niet in haar hand. Dit laatste blijkt o.a. duidelijk uit het feit, dat zJJ de begrotingsuitgaven kennelijk nleit meer in de hand beeft. Niettegen staande de ontvangsten in bijzonder sterke mate stegen, o.a. door de toene ming van de belastinginkomsten (voor al de indirecte) en de inkomsten uit hoofde van de deviezencertificaten, liep het totaal begrotingstekort op van 1305 millioen in 1949 tot 1736 millioen in 1950. Uit de taxatie van het overheidstekort, vermeld in het verslag van de Javasehe Bank, blijkt dat dit in 1950 circa 1800 millioen moet hebben bedragen tegen circa 1400 millioen in 1949. Het zijn vooral de waanzinnige bedra gen, welke voor de militaire uitgaven vereist zijn, nl. 34.9 pet van de zuivere gewone uitgaven der begroting 1951, welke dit grote overheidstekort veroor zaken. Inclusief de uitgaven voor politie en justitie is er dus voor de instandhou ding van het machtsapparaat 42,4 pet van de gewone begrotingsuitgaven ver eist tegen 38,2 pet in 1950 en 35,9 pet in 1949. Dit toont aan, dat de regering niet in staat is zich van allerlei personen, die zg. in militaire dienst zijn, te ont doen. Deze blijven maar teren op de staatskas. Hoe waanzinnig deze militaire uitgaven zijn in vergelijking met andere Aziatische landen, blijkt uit het bedrag dat hiervoor per hoofd van de bevolking nodig is. Voor Indonesië is dit (uitge drukt in U.S. dollars) 7,4 tegen bijv. 2,7 in Pakistan, 1,6 in Burma, 1,3 in Thai land, 1,0 in India en 0,2 in Ceylon. eren en exporteren in Indonesië Balzac on Sartre N.a.v. „De verzoeking" door Julien Green. Uitg De Koepel, Nijmegen, en Leviathandoor Julien Green. Uitg. „De Bezige Bij", Amsterdam. Een Diesel-motorwagen van de R.T.M., welke juist een trein met schoolkinderen naar het strand te Oostvoorne had ge bracht, vloog in brand even nadat de kin deren de tram hadden verlaten. De brand, welke waarschijnlijk door een storing in de motor was ontstaan, greep onmiddel lijk snel om zich heen. Door het zeer snelle ingrijpen van de Oostvoornse brandweer, kon worden voorkomen, dat de wagons ook in brand geraakten. Het vuur liet zijh nog even gevaarlijk aanzien, doordat ook het duin terrein waardoor de trambaan loopt, in brand geraakte. Na een uur had men het vuur geheel onder de knie en was alle gevaar voor uitbreiding geweken, De motorwagen brandde geheel uit. Per soonlijke ongelukken kwamen niet voor. iNewweo p.lol 50066 werd voorbereid, die als levend mens tot ons spreekt, die ter verlossing voor ons lijdt, sterft en verrijst om onbedreigd onder ons aanwezig te zijn in Zijn Kerk. De consequenties uit deze openbaring voor het dage lijkse menselijke bestaan liggen vervat in de christe lijke moraal. Het spreekt vanzelf, dat ook de onder richting in deze moraal aan dezelfde boven omschre ven voorwaarden moet voldoen, wil zij de jongeren, waarvan sprake is, een juiste en boeiende indruk van zichzelf schenken. De christelijke zedenleer moet een antwoord zijn op de talloze onzekerheden, waarin deze jeugd rondzwerft. Een moraal zonder duidelijke dog matische grondslag zal voor haar een onzekere moraal zijn, formalistisch en daarom afstotend In de moraalprediking van Christus valt het op, dat aansluiting gezocht wordt met hetgeen er concreet in de mensen leeft. De zaligsprekingen houden rekening met de algemene geluksdrang, welke de mens eigen is. Onmiddellijk na de zaligsprekingen laat Christus dui delijk uitkomen, hoe positief en dynamisch Zijn moraal is: „Gij zijt het zout der aardeZélf is Hij ook de zekerheid van Zijn zedenleer; alle andere „zekerheden" schuift Hij terzijde; „De ouden hebben dit geleerd Ik echter zeg Uvoor de stelligheid en zekerheid, die Hij aan geboden en richtlijnen verleent, wijkt een hele traditie. Kenmerkend is tenslotte de eenheid, waarin Christus heel de moraal samenvat als in een duidelijke, bevattelijke synthese: de liefde tot God en medemens, welke de samenvatting is van wet en pro feten. Wanneer men erin zou slagen aldus aan genoemde jongeren de christelijke geloofsbeleving te onderrich ten, realistisch, positief christocentrisch en in glan zende eenheid, dan zou een en ander dieper doordrin gen tot het bewustzijn en meer blijvend als vruchtbare kennis in het leven worden meegedragen. Er is bij velen der jongeren een begrijpelijk en alles zins gerechtvaardigd verlangen naar concreetheid in de leer en een zeker profetisme bij de leraar. Dit profetisme wordt in het onderricht gerealiseerd, door dat de leraar er getuigenis van maakt. Hij ontleedt dan niet enkel op wetenschappelijk-verantwoorde wij ze een object, maar hij is tegelijkertijd uitermate sub jectief werkzaam: hij legt niet >.het" geloof uit, maar „zijn" geloof. De lessen worden dan o.a. óók concreet in de ieraar. S. JKLSMA M.S.C. met het dichtbije en onmiddellijk weer verdwijnende, ongrijpbaar verschanst achter dode onverschilligheid en vermoeide wanhoop, zonder belangstelling voor blijvende waarden. De jeugd uit deze laatste twee groepen is vooral (01 bijna uitsluitend) nog gevoelig voor feiten en uiter mate concrete verschijnselen. In gesprek met deze jeugd bereikt men niets, zolang zij het idee heeft, dat hetgeen gezegd wordt slechts theorie is of levens beschouwing. Geschiedenis ook heilsgeschiedenis mits concreet en in levende personen zo aanschou welijk mogelijk voorgesteld, kan nog indruk en zelfs sterke indruk maken. Tegen een groot, sterk en mys tiek mens als Jesus Christus (de werkelijke en levende Christus!) kunnen deze jongeren opzien. In wat van zo Iemand komt kunnen zij beginnen te geloven. Daarbij moet men dan bedenken, dat het christendom ook uit zichzelf een dergelijke concrete verkondiging De minister van Sociale Zaken heeft aan de gemeentebesturen medegedeeld, dat hij er alsnog zijn goedkeuring aan heeft gehecht, dat aan bouwvakarbeiders over de a.s. verplichte vacantieweek een bijslag wordt verstrekt, gelijk aan het verschil tussen het bedrag, dat zij bij op neming in de overbrugging zouden heb ben ontvangen, en de waarde der vacantie- bonnen, waarover zij voor de vacantia» week geacht kunnen worden de beschik» king te hebben. Bij de betrokken gemeen telijke diensten moet door belanghebben de bouwvakarbeiders daartoe een schrif telijk verzoek worden gedaan onder op gave van het aantal en de waarde der ingeleverde vacantiebonnen. TERUGKOMEND op hetgeen hier twee weken ge leden geschreven werd over de methode van geloofsonderricht, waarbij voornamelijk werd aangedrongen op minder intellectualisme en meer christocentrisme, zouden wij nu hetzelfde vraagstuk speciaal willen toepassen op jonge mensen. Welke eisen worden aan het geloofsonderricht gesteld, wan neer het aan de jongeren van vandaag gegeven wordt? Óm op deze vraag enigszins bevredigend te kunnen antwoorden, moet men zichzelf eerst twee andere vra gen voorleggen. Ten eerste: wat is het doel van elk geloofsonderricht? Ten tweede: welke jongeren wor den hier hedoeld en hoe is hun situatie? Het doel van het onderwijs in geloofswaarheden, in welke uiterlijke vorm dit onderwijs ook plaats vinde mag zich o.i. nooit beperken tot de kennis der afzonderlijke geloofswaarheden zelf. Deze kennis moet wel bij het beoogde resultaat inbegrepen zijn, maar er niet de volledige inhoud van uitmaken. Aan het geloofsonderricht zullen altijd méér dan weten schappelijke eisen worden gesteld, omdat het altijd méér wil bereiken dan kennis. Niet alleen zal ook de mogelijkheid van beleving dier kennis ten volle be licht moeten worden (ook dit is uiteindelijk een ter kennis brengen!), maar bovendien zal het onderricht moeten bijdragen tot wat men een scherper geloofs bewustzijn zou kunnen noemen De bijgebrachte ken nis zal inspirerend moeten zijn, ontroerend desnoods en zij zal het bovennatuurlijke geloof kans moeten geven dieper en sterker te worden. Geloofsbewustzijn is het leven in de door God geopenbaarde werkelijk heid als in een eigen reële en vertrouwde wereld. Het omsluit tegelijkertijd kennis (hoe summier ook), over gave en liefdevolle hartstochtelijke toewijding. De jongeren zou men op dit moment kunnen ver delen in drie groepen. De „gelovige élite", nog niet aangetast door moderne twijfelzucht en onverschillig heid, met veel actieve belangstelling ook voor geeste lijke waarden en met nog voldoende vertrouwen in de toekomst, biedt bij het geloofsonderricht geen bijzon dere moeilijkheden. Er zijn echter nog twee andere groepen, die samen verreweg in de meerderheid zijn. Allereerst de vragende en gekwelde jonge menigte van de hartstochtelijk zoekenden, zo indringend laat stelijk nog aan ons voorgesteld door Thijs Booy in zijn De commissie voor de rijnseheepvaart die van 913 Juli te Straatsburg bijeen kwam, heeft zich in de eerAe plaats be zig gehouden met de economische moei lijkheden, waarvoor zich de internatio nale Rijnscheepvaart geplaatst ziet door het gebrek aan scheepsruimte. De com missie wil aan de aangesloten regeringen voorstellen, aan de maatschappijen voor de Rijnscheepvaart nog vóór het einde van dit jaar, door het bijeenroepen van een conferentie, de gelegenheid te geven de maatregelen te bespreken voor een verbetering van de tegenwoordige toe stand. De commissie juichte het toe, dat dooi de bouw van zenders met middelt aie golflengte in Duitsland en Nederland de radioverbinding met de rijnsohepen tot stand zal worden gebracht. „Kerk en Jeugd", speurend naar levensmogelijkheid, telkens weer teleurgesteld, bang voor alle propaganda, maar toch nog belangstellend en verwachtend. Daar tussendoor de ongelovige, niet meer vragende, onaan doenlijke jeugd, apathisch berustend in de chaos en de vermeende zinloosheid, niets meer hopend en tevreden vraagt, zoals twee weken geleden betoogd werd; een verkondiging aanvangend bij Christus en alles belich tend van Zijn historische persoonlijkheid en mystiek voortbestaan uit. Uit de wijze waarop Christus zelf én Zijn Apostelen het christendom hebben onderriccht wordt dit bevestigd. Apologetisch èn dogmatisch zal Christus in het middelpunt moeten staan. D.w.z. zowel in het opbouwen der geloofszekerheid als in de uiteen zetting der geloofsinhoud worde alles gegroepeerd rondom de Godmens, Die de wereld verlost heeft en Zijn verlossing tot op de laatste dag tot gelding brengt. De zekerheid, die wij in ons geloof bezitten, is niet ónze zekerheid of die van onze pastoor, maar Z ij n zekerheid. De openbaring, waarin wij geloven, is Jesus Christus, Wiens komst op deze aard* eeuwenlang

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1951 | | pagina 6