uize ABBE OM DIE BANG VA/AS TE RUSTEN ■Pr MAANDAG 24 DECEMBER 1951 PAGINA 7 vinnig scherpe „tramontane"de wind, die van over de Pyreneeën neer stuift langs de scherp gesneden, ijzige rots- vlakten van de hoge, besneeuwde Mont Canigou, draagt het geluid van klokken over de witte heuvels. ■Kerstklokken.de kerstklokken van de Ermitage de la Ste. nnite pimmm En één ogenblik worden al die stugge Pyreneeën-dorpen van l'Aspre nog onrustig: kleine bergdorpen, melaats van armoede en verval met vreemde namen als Calmeilles en Cms, Llauro, Montauriol en Case Fabre, Poule d'Amont en Taulis, St. Marsal, La Bastide en CaixasIn al die dorpen zwijgen de klokken, blijven de kerkramen donker. In sommige kerken is de sneeuw tot op het altaar gewaaid. Verlaten, donkere altaren. Zonder Godslamp. k V' „Dor, droog, onvruchtbaar.." „Ik ben de nieuwe pastoor...." Driehonderdvijftig kilo kaarsvet Tien kilo erwten. Normale Zondag. „Partez mon père. SS A m noma) arocnie ki de r mmem nel Sommen, chapelain de F Ermitage de la Ste Trinité. Het is middernacht, en terwijl de bergwind het laatste gonzen der kleine klokken wegrukt uit de galmgaten, hangt de pastoor van La Tri nité zijn feestelijke koorkap om, knikt naar de man, die in de sacristie de gramofoon bedient OB neemt het Christuskindje in zijn beide han den. Eensklaps, terwijl hij door de middengang van het kleine, tiende-eeuwse kerkje naar voren schrijdt, eensklaps klinken van achter het altaar de klokken, zet een orgel in en jubelt de slem van een der beroemdste Franse zangers, Geor ges Thill, de eeuwenoude melodie: „Minuit Crétien". Achter de priester komt Josetlc met het mandje fruit, appelen, peren en druiven en vijgen uit de streek; naast haar loopt de kleine, donkere Hubert met het vaatje wijn, en daar achter wordt de mand met „tourrons" aange dragen, kleine kerstkransjes van brood, die ge zegend zullen worden en uitgedeeld aan de gelovigen. De gelovigen? Wanneer hij zich omkeert het Kindje ligt nu in de kribbe en ervoor zijn de kerstgaven uit de streek neergezet, ziet hij allen, die er niét zijn, ziet daarna de gezich ten van degenen, die deze middernachtelijke tocht wél gemaakt hebben. Hij slaat de ogen neer. Terug in de sacristie het orgel ruist de slot- accoorden van het Minuit Crétien legt hij de feestelijke koorkap af, omhangt aich met het goudbrocaat van zijn feestkaxuifel, knikt ander maal en nog vóór hij weer de drempel van de sacristie over is, klinkt door de versterker van achter het altaar „zo mooi, je hoort hgt kras sen van de naald niet" het prachtige Grego riaans der Middernachtmis: „Dominus dixit ad Op weg naar Case Fabre. me,... De Heer zegde tot mij: Mijn Zoon zijt GijIk heb U heden verwekt Hij schrijdt naar het altaar tussen de mensen. „De Heer zegde tot mij Het had het begin van een film kunnen zijn: op een gloeiend hete Julidag van het jaar 1948 kroop een van die voorwereldlijke vrachtwagen tjes, waarvan alleen de eigenaar schijnt te weten, hoeveel duizenden kilometers het vehikel reeds aan gene zijde van het autokerkhof rijdt, uit de vlakte rondom Perpignan de dorre, ge blakerde uitlopers van de Pyreneeën in. Naast de chauffeur zat mager, klein, vijf-en-dertig jaar oud, de nieuwe pastoor van l'Aspre, op weg naar zijn standplaats. Het was een moeilijke weg en de slingerende bergroute, eindeloos stij gend. steeds weer door nieuwe dorre valleien naar een Volgende bergrug klimmend, bocht na bocht doorslingerend, kende geen genade met de vrachtwagen. Toen het vehikel eindelijk over kookte, haalde de man de schouders op, wiste zich met zijn harige linkeronderarm het zweet van het voorhoofd, stak de onafscheidelijke, halverwegen uitgedoofde Gauloise opnieuw aan, en zei: ..Geduld, Monsieur le Curé In de zinderende namiddaghltte keek de pas toor uit over zijn nieuwe gebied, l'Aspre. Toen hij zijn benoeming aanvaart! had, alle moei lijkheden waren hem door de bisschop breed uitgemeten, men had hem zelfs meegedeeld dat drie Franse priesters uit het eigen bisdom ge weigerd hadden, twee zich excuserend om hun zwakke hart,'— tóen hij met de benoeming op zak het bisschoppelijk paleis van Perpignan ver liet, wist hij niet eens wat het woord „l'Aspre" betekende, had het thuis eerst opgezocht. Hij las: „dor, droog, onvruchtbaar Tweeduizend zielen, verspreid over elf dorpen en gehuchten. Vierhonderd vierkante kilometer dorre berg streek. het laagste dorp 300 meter, het hoogste 900 meter boven de blauwe Middellandse Zee, welke men een dertig kilometer oostelijk kon zien blikkeren. Vijftig jaar geleden had elk dorp in die streek nog een eigen priester, maar in een halve eeuw was bet aantal, priesters in het bis dom Perpignan van 300 teruggelopen tot 180, van wie thans één vierde boven de zeventig jaar was. In 1949 werd er één toekomstige zielzorger priester gewijd en afgaande op het aantal semi naristen, zou het in de nabije toekomst zeker niet beter worden: De hogere standen achtten het grotendeels ver beneden hun waardigheid een van hun zoons priester te laten worden, de priester, uit de lagere standen gerecruteerd, werd bij zijn wijding onmiddellijk als „arrivist" bestempeld. Kreeg soms, helaas, die mëntaliteit ook. Voor de bergen was dit het ergste: wanneer een dorp in l'Aspre zijn herder verloor, werd hij niet meer vervangen; onder het „In Para- disum", luidden dan de klokken voor het laatst, de kerkdeur ging daarna op slot en men doofde de Godslamp. Voor doop of laatste H. Sacra menten, begrafenis of huwelijk, kwam de pastoor van een naburig dorp over, maar steeds vaker werd uit onwetendheid of onverschilligheid, 6oms ook omdat de naburige pastoor zelf alles behalve een voorbeeld was, niemand gewaar schuwd. Een zwijgzaam, duister bergvolk, Cata lanen, kruising van Spanjaarden en Fransen. Kleine wijnboeren, zwoegers op een «mal stuk grond in de valleien, waar men groenten ver bouwde, schaapsherders, kleine taaie boeren, hun schaduw zwart op de harde, gebarsten grond naast die van hun magere muilezel. In 1946 ging de laatste kerk in het gebied, de kerk van Boule d'Amont definitief dicht, zag l'Aspre nog slechts een paar keer per jaar, tijdens de bedevaart op Drievuldigheidszondag naar La Trinité, tijdens de jaarlijkse plechtig heden in het eenzame kloosterkerkje van de Notre Dame de Serrabonne of een enkele keer met een begrafenis nog een priester. Priesters. die zich daarna haastten om weer „beneden" te komen. Naar de vlakte. In 1948 waren er nog acht mensen, die hun Pasen hielden. Acht van de tweeduizend. De vrachtwagen stopt in de hete namiddag. Wat huizen onder tegen de bruin verbrande helling van een heuvel, een klein verwaarloosd arm dorp rondom een kerkje van grove, onregelmatige na tuursteen. De diepe na middagstilte zindert van duizenden schelle ctca- denstemmen en aanvan kelijk lijkt het of al deze okergele primitief gepla muurde woningen verla ten zijn. Hier en daar duikt een nieuwsgierig gezicht ach ter een klein raam weer weg, wanneer het ziet, wie er uit de vrachtwa gen klimt. „Ik ben de nieuwe pastoorzegt hij te gen een oude vrouw, die hem vanuit de scheefge zakte deur van haar donkere keukep naar. bo ven ziet klimmen, de zwarte schaduw in, die van het kerkje dwars over zijn weg valt. In zijn eigen land zou den er bruidjes en ere poorten zijn, vlaggen, een harmonie en een ver slag in de krant over de Intocht van de nieuwe parochieherder. De oude vrouw roept iets in onverstaanbaar Catalaans naar binnen, een tweede vrouw verschijnt, er gaan meer deuren open, en eindelijk ziet hij op een paar gezichten de eerste tekenen, dat hij welkom is. Omgeven door een aantal vrouwen loopt hij het smalle, steile weggetje op en staat voor de gesloten deur van het kerkje. Men brengt de sleutel en de eeuwenoude, knoestige deur, van onder tot boven versierd met smeedijzeren spiraalmotie ven, kraakt open. De donkere, koele ruimte, waarin de barokke overdaad van vele kleine altaren schemert, ruikt verlaten en verwaarloosd; een lege kerk ge tekend door de afwezigheid. Eindelijk staat abbé Jean Sommen dan in een van die kerkjes, wel ker afschuwelijke leegte hem vanaf 1940 onaf gebroken heeft achtervolgd. Hij staat er om er te blijven. Als één na de oudste van een groot gezin, hielp hij na zes klassen L. O. in de wagen makerij-smederij van zijn vader, tot hij via een functie in het jeugdwerk besefte hoeveel meer hij als priester zou kunnen doen; priester voor de jeugd. Bijna meerderjarig kwam hij met zeventién anderen als „late roeping" irt Kaats heuvel; na het eerste trimester waren er al zo veel afgevallen, dat hij tussen de seminaristen van twaalf, dertien jaar kwam té zlttèn; hij had van zijn twaalfde tot. zijn twintigste nóóit meer gestudeerd. Vgn de achttiep werden er uiteindelijk slechts twee gewijd, maar een der neomisten was Jan- Sommen. Toen zijn woonplaats, Breda, in '40 moest evacueren, fietste hij met vier broers naar het Zuiden, kwam als seminarist van 27 jaar uiteindelijk in de Pyreneeën terecht, zag daar de tientallen dode kerken, en verhuisde halver- wegen zijn hogere studies in October '45 naar Perplghan. 29 Juni 1947 -wérd hij daar priester gewijd, deed zijn eerste plechtige H. Mis ln Baarle Nassau, waarheen zijn ouders inmiddels ver huisd waren („niemand kende me daar, maar de ontvangst was fantastisch"), en werd na zes maanden kapelaan te zijn geweest in Thuir, be noemd voor l'AspreHij komt de kerk weer uit; de vrouwen zullen hem de pastorie wijzen. De laatste bewoners hielden er honden; in de keuken. De mest lag er een voet hoog en dwars door de plankenvloer van zijn „woonkamer" keek hij in de kelder, terwijl de gaten in het plafond zo groot waren, dat hij de pannen van het dak kon zien. Dat was de intocht van de nieuwe curé van Boule, maar een paar vrouwen zeiden bij het weggaan, dat ze blij waren dat hij gekomen was; ze hadden gehoord dat geen enkele priester meer naar hier wilde komen. Soms werd hij bijna bang voor die sombere, dorre bergen, waarvan alleen God weten kon, wat zich in die eenzame, kleine dorpen en ge huchten aan onverschilligheid en haat en ver- wrongenheid verborg: het volk was in zijn een zaamheid soms afschuwelijk ver van de natuur afgeraakt, huwelijken waren vergroeid, de man nen hadden weinig of geen respect voor de vrouw, de vrouwen misten vaak alle overgave. Hij ontdekte, dat 'n streek, waarin men 'n bloed arm geloof «overgeleverd had aan de woekering van het taaie doornige onkruid, meer dan een kwart eeuw lang, haast niet meer te ontginnen is. Zo'n streek wordt erger dan een gebied, waar nooit iets anders is geweest dan wildernis; deze brute ongelovigen waren harder dan de meest onbeschaafde negers, die nooit van het Evan gelie hadden gehoord. Elke dag bracht dan ook nieuwe afschuwelij ke ervaringen voor de nieuwe pastoor, maar bin nen enkele weken had men hem overal in l'Aspre in alle dorpen gezien, kende men overal die kleine haastige zwoeger, die dagelijks van dorp naar dorp fietste, zijn enorm parochiegebied van 400 km2 inventariseerde, kerken schoonmaakte, met de mensen praatte, zieken bezocht, naar ver halen luisterde en goed was voor iedereen. Hier en daar maakte de onverschilligheid plaats voor haat. Men kón hem niet negeren en de eerste aanvallen waren natuurlijk op zijn celibaat gericht: de stakker, le pauvrette wat wil hij nou weten.... Een vrouw wilde hem dringend spreken omdat ze vorig jaar nóóit ging ze naar de kerk 's Zondags haarTrinité niet gehouden had, sommigen roddelden, dat er nog nooit zo'n „hom- me si malhonnête" in de streek geweest was, vooral toen hij opruiming hield onder honderden beschimmelde, half verrotte exvoto's en uit het prachtige, bijna duizend jaar oude kerkje van La Trinité, waarheen eens per Jaar een „bedevaart" op Drievuldigheidszondag georganiseerd werd, meer dan 350 kilo oud kaarsvet van de vloer krabde. Over zijn eigen eenzaamheid sprak hij niet. Hij leefde vier maanden lang volkomen zonder enige huishoudelijke hulp ln zijn „pastorie", merkte soms bij de schaarse contacten, welke hij met de andere priesters van het bisdom had, iets van vijandigheid: „hij, de uitslover uit de bergen. Zijn grootste zorg was of hij genoeg deed. Hij hoorde soms verhalen over enkelen zijner voorgangers, die hem deden huiveren; die hem vooral bang maakten voor zichzelf. Ook zij had den op die dag van hun priesterwijding èlles willen geven, waren vol vuur en heilig enthou siasme geweest. In het isolement van hun paro chie waar niemand hen corrigeerde, waar men zich eerder ver baasde over een goed priester dan over een oude ontmoedigde ver moeide abbé die hot met zijn plichten zo nauw niet meer nam, waren sommigen van kwaad tot erger ver vallen. Het moest met kleine dingen begon nen zijnAbbé Sommen durfde nooit in een leunstoel gaan zitten avonds. Soms kwam hij na een lange dag thuis zonder nog uitkomst te zien: een koude, donkere pastorie, waar niemand hem ontving, waar niemand was om mee te praten; op tafel het harde Franse stokbrood, wat boter en een grote kom sla, die hij nooit aanmaak te, omdat de sla dan niet lang genoeg goed bleef. Slechts één keer had de vermoeidheid hem eronder gekre gen: na een Zondags mis-Th Boule was hij thuiskomend op de divan gaan liggen om even te rusten; daar na zou hij de kachel aanmaken en iets eten. In slaap geval len, werd hij eerst 'g avonds om 9 uur weer wakker, vond het toen de moeite niet meer waard om nog voor eten te gaan zorgen, was ln het koude huis weer on middellijk in alaap ge vallen. Het eersté jaar viel hij vijftien kilo af; daarna bleef zijn ge wicht tamelijk con stant, maar voor aaa man van 33 jaar was 57 kilo, ook al was hij slechts 1.57 meter lang, zeker niet veel Later ging hij 's middags bij de mensen in Boule eten, vertelde nooit dat hij toen zelfs te arm was om eten te kopen („als ik de kleine voorzienigheid speel voor mezelf, heb ik geen recht meer op de grote Voorzienigheid maar kreeg daarna gelukkig uit Nederland zijn zuster over voor de huishouding. De resultaten waren.... gering. Alleen Boule kreeg bijna onmerkbaar iets terug van een reli gieuze warmte; degenen die er 's Zondags naar de kerk gingen dat waren er nog niet veel leerde hij weer de vaste gezangen meezingen; hij bracht hen er toe om ook naar 't Lof te komen, maar overal elders mocht hij weinig andere resultaten boeken dan dat men achting voor hem kreeg, vooreerst als mens, en dat iedereen hem groette. „Wanneer je hier voile kerken zou willen, ging je doodwie hier niet met een „esprit contemplative", een comtemplatleve geest werkt en zichzelf sterkt in de overtuiging deel uit te maken van het Mystieke Lichaam van Christus, die gaat er onherroepelijk onderdoor Hij kreeg uit Nederland een motor, stalde zijn fiets. Men noemde hem „de Abbé, die zo hard rijdt". Elke Zondag deed hij drie H. Missen, probeerde het met de tijden zijn parochianen zo veel mogelijk naar de zin te maken: was de eerste H. Mis in een der dorpen te vroeg, dan kwam er niemand, begon hij te laat dan hadden de vrouwen (mannen kwamen meestal niet) het excuus, dat ze voor het eten moesten zorgen. Abbé Sommen ontmoette op zijn tochten won derlijke mensen: een dokter (de dichtst bijzijnde arts woonde 25 km. van Boule af en momenteel was Abbé Sommen bezig een soort diploma te halen om ook zelf spuitjes te mogen geven), nog een dokteren beiden vurig katholiek; 'n tijd later de notaris van een volgende vallei, even eens een goede katholiektoen kwam een katholieke architect van historische monumen ten en ook die betreurde het dat de streek in alle opzichten stervende was; daarna een indus- ti'ieel, een rechter.Hij noteerde hun namen en adressen, grotendeels omdat ze hem allemaal een keer uitnodigden. Toen, daar ln de dorre eenzaamheid van Boule, kreeg hij ineens een plan, durfde het echter niet lanceren; een Nederlander, een man uit de ber gen Negen weken lang klimt hij 's Maandags meer dan vijf kwartier in alle vroegte naar het een zame, bijna ontoegankelijke genadeoord van Serrabonne, draagt er helemaal alleen de H. Mis op. Dan schrijft hij op een avond al de adressen aan, nodigt ze uit, mét hun dames, voor een diner met bespreking van zijn plannen, in de pastorie van Boule. Het was in de tijd, dat hij nog geen huishoud ster had, maar hij zou tien kilo erwten gekocht hebben en wat spekgekookte erwten met spek, brood, boter, slaHij had niet eens een fatsoenlijke tafel voor zijn deftige gasten. „En dat is nu weer zo gek.... een van de dames schrijft me terug, dat ze eens gehoord heeft, dat ik alleen zatof dat diner mij niet al teveel moeite zou kosten, of zij b.v. niet voor het vlees mocht zorgen, en wanneer madame X eens wat groenten meebracht en madame Y, die ook op de invltatlelijst voorkomt, kon mis schien wel voor wat boter zorgen Men komt hem zelfs vragen of hij een nieuwe tafel gebruiken kan.. „Ik kon eigenlijk niet geloven dat ze zouden komenik ben die Zondag wel tien keer naar buiten gelopen, maar ze waren er allemaal. Eerst de H. Mis. toen dat dinerdiverse gangen en heerlijk klaar gemaaktik had zelfs nog óver.toen een Lof en na het Lof heb ik in een klein preekje mijn plannen uiteengezet.... dat was op 8 Mei 1949. Ik vroeg hun of er geen vereniging op te rich ten zou zijn, die ten doel had, het geloof in mijn parochies te herstellendit werk dan gezien zuiver en alleen in verband met het Mys tieke Lichaam van Christusen om dan paral lel aan dit zuiver geestelijke werk ook 'n poging te wagen om de materiële voorwaarden dus danig te veranderen, dat binnen tien jaar de zielzorg weer zou kunnen worden uitgeoefend: kerken herstellen, pastorieën opknappen etc. etc." Het plan heeft succes.... snèp je dat? Het heeft enorm succes en we hebben nu een stich ting onder de hoge goedkeuring van de Bisschop: „L'Association des Amis de l'Aspre" met als eerste doel om met alle geschikte middelen en vooral door het ononderbroken uitoefenen van de katholieke eredienst in dit gebied de spirituele en morele wedergeboorte te bevorderen, te ver zekeren en te onderhouden; om daarnaast sociaal werk, vooral onder de jeugd te verrichten, en om verder kerken en kapellen te herbouwen Om bovennatuurlijke en ook om zuiver practi- sche redenen was er maar één actiecentrum: de Ermitage de la Ste Trinité, en zo verhuisde de pastoor uit Boule naar het hoger geleden La Trinité, een gehucht langs de grote weg, be staande uit een bijna 1000-jarige kerk („monu ment historique" wijst een touristenbord), de pastorie die toen helemaal vervallen was, een uitgebrande school, en het gemeentehuis van Belpuig Prunet, welks inwoners ver verspreid lagen. Naast het gemeentehuis tenslotte het huis van de kantonnier, tevens post- en telefoon kantoorhouder. Hoeveel nachten hij had liggen piekeren of hij de mensen van Boule verlaten mocht en bij zijn zielzorg-werk ook déze activiteit mocht voegen, vertelde hij niet. Op de kleine grijze Simca-8 bestelwagen, ge kocht van de opbrengst van zijn jeep die teveel benzine verbruikte, stond nu „J. Sommen, chape lain de La Trinité". Officieel had hij thans der tien titels: Curé over elf dorpen, bovendien cha pelain („rector") van de Notre Dame de Serra bonne en van de kerk van Sainte Trinité. Een normale Zondag zag er voor chapelain Sommen ongeveer zo uit: Om acht uur het rose licht van de opgaande zon vlamrood op de besneeuwde hellingen van de Mont Canigou, startte hij de Simca, na eerst reeds het grootste deel van zijn brevier te hebben gebeden. Een kwartier later, hon derd scherpe hairpins verder, smeet hij het portier van zijn auto weer dicht, holde weg om de sleutel van de kerk in Calmeilles te halen. Het dorp, een kleine honderd mensen in ar moedige huizen nauw om het kerkje gedromd, sliep nog: voor hen was het zeven uur zonnetijd. Hij klom haastig het oksaal op, begon driftig de klok te luiden, liep daarna de donkere kille kerk door, stak de kaarsen aan, maakte het altaar in orde, liep daarna weer naar boven om te kleppen en ging zich klaar maken ln de sacristie. Die Zondag gebeurde er iets zeer abnormaals; pastoor Sommen ging hem persoonlijk terughalen van het station in Perpignan, beloofde elke avond voor de gezelligheid naar Oms te komen. „Partez mon père, personne ne vous regrei- tera...." schreef de regionale pers onder het plaatselijk nieuws van Oms: „Pater, niemand zal je vertrek betreurenga weg. Prins Carnaval zal hier beter ontvangen worden; laat het dorp in de rust van zijn arbeid!" De fanatieke secretaris van de communistische partij voor l'Aspre, die zelf in Oms woonde, liet voorde kerk.... posten, liet alle namen no teren van de mensen, die hun Missie hielden: drie oude vrouwen trotseerden deze terreur, drie andere paschanten durfden niet komen. „Bij mij doen ze dat niet meerzei d» pastoor, „ik ben van hen, zoals je dat ook bij negers hebtmij jouwen ze op straat ook niet na als „man in vrouwenkleren Bij de plechtige sluiting zorgde chapelain Sommen, dat er voortrekkers uit Perpignan en katholieke families uit de streek waren om het kerkje te vullen. Llauro (250 inwoners) gepavoiseerd voor het dansfeest, was een van de welgesteldste dorpen, het dichtste bij de vlakte: een paar houthande laren, een kurkenfabriek. Toen hij, na twee keer dwars door het hanegekraai te hebben geklept, andermaal opging „tot God die zijn jeugd ver blijd had", waren er drie mensen in de kerk, maar vóór de preek was iedereen binnen: vijf tien in totaal, onder wie het grootste deel van zijn paschanten Ja, ongeveer tien mensen hielden hun Pasen,neen, er zijn er vorig jaar twee dood gegaan...." Zijn preken waren nooit lang, want hij moest verder. Case Fabre wachtte hem om twaalf uur. De Simca jakkerde weer de bochten door, maar toen er ergens onderweg een man stond, die hem vroeg of hij eens naar zijn zieke vrouw kwam kijken (de man kwam in geen kerk of kluis), leek het ineens of hij uren de tijd had. Om zijn banden te sparen, zette hij daarna da auto ergens langs de weg, klom recht de hoge heuvelhelling op, waar men het kleine dorpje kon zien liggen. Het leek bedrieglijk dichtbij, maar ér kwam geen einde aan de klim. Nauwelijks boven, 'n half uur steil klimmen bij dit tempo! klonk alweer de klok. Tot '4t Boule d'Amont, waar de laatste kerk in dit gebied in 1946 dicht ging. op het punt zich met het kasuifel te bekleden, kwam er een meisje de sacristie in, vroeg om te biechten. Toen hij haar geholpen had, vergat hij in zijn haast het kasuifel (hij wilde altijd stipt op tijd beginnen). De haast was niet nodig: ei- was behalve dat meisje niémand uit Calmeilles in de kerk. Deze Zondag was nog om andere reden uit zonderlijk: Het was het feest van Sint Martinus en de twee andere dorpen „eerden" hun patroonheili ge met een soort kermis, waarbij het althans voor sommigen tot de bon ton behoorde om die dag ook de kerk te bezoeken, en de offerblok voor de vergulde buste van Saint Martin te ge denken.... De „Simca" jakkert weg. Hij zit te snakken naar een sigaret, rookt door de week minstens twee pakjes Gauloises op de drie dagen, maar 's Zondags rookt hij alleen als hij tussen zijn H. Missen heel erg in de put zit. Hij drinkt ook geen kop koffie, want „het begint met kleinigheden". Tussen Calmeilles en Llauro met zijn Marti- nuskerkje ligt Oms. De laatste pastoor uit Oms ging in '38 weg. Nooit heeft pastoor Sommen precies durven vragen wat er met zijn voorgan ger aan de hand was. In Oms is het moeilijk. Vorig jaar hielden de Redemptoristen er een Missie en de communis ten beloofden al van tevoren, dat de pater er binnen twee dagen weer zou zijn vertrokken. „Hij blijft, de volledige negen dagen", ant woordde de chapelain. De tweede avond.... vluchtte de pater, en Crspemk ma het lef h- Boule dAmant. had het dorp een priester gehad; hij was vooral beroemd geweest om de prachtige jachthonden, die hij hield, maar wanneer men dit dorpje zag, was het begrijpelijk, dat een eigen pastoor hier „luxe" zijn zou; twintig jaar geleden waren er nog 30 feus (haarden), thans woonden er in het centrum nog drie families, waren in totaal acht huizen bewoond. Numeriek was de „assistance" hier het best; er waren een 30 mensen in de kerk. Het eersle gedeelte van de H. Mis was stil, omdat de zanger pas bij de Credo binnenkwam. Samen met de pastoor zong hij vervolgens de vaste gezangen; ieder om de beurt één regel. De man, een mar tiale ouwe snorrebaas, wachtte nooit tot de priester zijn regel af had, viel halverwegen reeds ongeduldig in en slaagde erin om telkens min stens één octaaf te zakken. Om drie uur kwam de Simca luid toeterend in Boule aan. Hij bezocht zieken, deed daarna het Lof, hield het preekje nogmaals, bad de rozen krans voor. Het kerkje besloot met het lied „Nous voulons Dieu" (wij willen God) op de wijs van „Waai uit o vlag Daarna bezocht hij een andere zieke, holde van de een naar de ander, had nog tijd voor een ge vluchte Spanjaard, die niet helemaal normaal was en wiens zoon, een fel communist, een nieuw baantje moest krijgen. „Ik zal zien, wat ik eraan doen kan.zei hij tegen de man, die meermalen eerbiedig zijn hand kuste. De laatste avond van mijn bezoek excuseerde hij zich. Hij voelde zich niet goed. Hij vertelde niet, dat hij al een keer van het altaar gevallen was, en mensen die hem kenden, zeiden dat hij er steeds slechter uit ging zien. Een kleine magere man, die desondanks nog de hele avond praten wilde, omdat ik van zover gekomen was. Hij zei Ineens: „Soms denk je, dat je het niet zult volhouden.... dat het teveel is, dat het physiek niet meer kan.... daar ben ik bang voor. Als ik moet gaan liggen, zal ik het daarna nooit meer durven; ik zal er de moed niet meer toe hebben, nóg eens te beginnen". Hij vertelde de meest verbijsterende dingen: hoe hij over het H. Vormsel eenvoudig niet be ginnen durfde, hoe het vorig jaar van de acht gehuwde mannen er slechts één 'n kruis kon ma ken, hoe zeker 80 pet van zijn parochianen niet de flauwste notie had van de vier voornaamste waarheden van het geloof.... hoe hij in drie jaar slechts vier mensen van de Laatste H. Sa cramenten had voorzien, omdat ze hem nooit kwamen waarschuwen: 80 pet van de mannen had de overtuiging, dat het met de dood afge lopen zou zijnmaar wat wil je, jongen, velen hebben eigenlijk nooit een priester ge kénd.... Misschien is er nog wel een achtste Sacrament: het Sacrament der Onwetenden „Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat ze doen...." Een apart sacrament voor mijn parochianen „Als Ik het alleen maar voor deze mensen deed, waren ze het niet waardze zijn het natuurlijk altijd waard, maar neem nu alleen de benzine, die ik vandaag verreden hebik krijg maar een salaris voor één parochie, maar gelukkig is Nederland goed.... En je werkt in de Kerk, in het Mystieke Lichaam van Chris tus.... Misschien dat voor deze mensen eens de Ge nade komt.misschien dat ze deze niet eens via mijn priesterlijke bemiddeling zullen krij gen.... dat God andere middelen gebruiken zal. Bedenk ook, dat het de genade van staat is, die het doet. Daarom is dit soort zielzorg niet bewonderenswaardiger of heldhaftiger dan dat van zielzorgers, die het gemakkelijker hebben dan ik...." „En zij, die dit werk weigerden?" „Die.... maar er waren gezondheidsredenen aanwezig. en wanneer ze het om andere redenen deden, zijn ze veel ongelukkiger dan ik. Juist zij, die ogenschijnlijk minder te doen heb ben In de hoek van de kamer, de pastorie had lets van een klooster, stonden de afgetrapte gymnastiekschoenen. Zijn toog hing aan een haak, wat gerafeld, waar de taaie, harde dorens van de hardnekkig gemene struiken op de on vruchtbare hellingen van l'Aspre er naar ge grepen hadden.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1951 | | pagina 7