uize
ABBE
OM
DIE BANG VA/AS
TE RUSTEN
■Pr
MAANDAG 24 DECEMBER 1951
PAGINA 7
vinnig scherpe „tramontane"de wind, die van over de
Pyreneeën neer stuift langs de scherp gesneden, ijzige rots-
vlakten van de hoge, besneeuwde Mont Canigou, draagt het
geluid van klokken over de witte heuvels.
■Kerstklokken.de kerstklokken van de Ermitage de la Ste.
nnite
pimmm
En één ogenblik worden al die stugge Pyreneeën-dorpen van
l'Aspre nog onrustig: kleine bergdorpen, melaats van armoede
en verval met vreemde namen als Calmeilles en Cms, Llauro, Montauriol en Case Fabre, Poule
d'Amont en Taulis, St. Marsal, La Bastide en CaixasIn al die dorpen zwijgen de klokken,
blijven de kerkramen donker. In sommige kerken is de sneeuw tot op het altaar gewaaid. Verlaten,
donkere altaren. Zonder Godslamp.
k V'
„Dor, droog, onvruchtbaar.."
„Ik ben de nieuwe
pastoor...."
Driehonderdvijftig kilo kaarsvet
Tien kilo erwten.
Normale Zondag.
„Partez mon père.
SS
A m noma)
arocnie
ki
de
r
mmem
nel
Sommen, chapelain de F Ermitage de
la Ste Trinité.
Het is middernacht, en terwijl de bergwind
het laatste gonzen der kleine klokken wegrukt
uit de galmgaten, hangt de pastoor van La Tri
nité zijn feestelijke koorkap om, knikt naar de
man, die in de sacristie de gramofoon bedient
OB neemt het Christuskindje in zijn beide han
den. Eensklaps, terwijl hij door de middengang
van het kleine, tiende-eeuwse kerkje naar voren
schrijdt, eensklaps klinken van achter het altaar
de klokken, zet een orgel in en jubelt de slem
van een der beroemdste Franse zangers, Geor
ges Thill, de eeuwenoude melodie: „Minuit
Crétien".
Achter de priester komt Josetlc met het
mandje fruit, appelen, peren en druiven en
vijgen uit de streek; naast haar loopt de kleine,
donkere Hubert met het vaatje wijn, en daar
achter wordt de mand met „tourrons" aange
dragen, kleine kerstkransjes van brood, die ge
zegend zullen worden en uitgedeeld aan de
gelovigen.
De gelovigen? Wanneer hij zich omkeert
het Kindje ligt nu in de kribbe en ervoor zijn
de kerstgaven uit de streek neergezet, ziet
hij allen, die er niét zijn, ziet daarna de gezich
ten van degenen, die deze middernachtelijke
tocht wél gemaakt hebben.
Hij slaat de ogen neer.
Terug in de sacristie het orgel ruist de slot-
accoorden van het Minuit Crétien legt hij de
feestelijke koorkap af, omhangt aich met het
goudbrocaat van zijn feestkaxuifel, knikt ander
maal en nog vóór hij weer de drempel van de
sacristie over is, klinkt door de versterker van
achter het altaar „zo mooi, je hoort hgt kras
sen van de naald niet" het prachtige Grego
riaans der Middernachtmis: „Dominus dixit ad
Op weg naar Case Fabre.
me,... De Heer zegde tot mij: Mijn Zoon zijt
GijIk heb U heden verwekt
Hij schrijdt naar het altaar tussen de mensen.
„De Heer zegde tot mij
Het had het begin van een film kunnen zijn:
op een gloeiend hete Julidag van het jaar 1948
kroop een van die voorwereldlijke vrachtwagen
tjes, waarvan alleen de eigenaar schijnt te
weten, hoeveel duizenden kilometers het vehikel
reeds aan gene zijde van het autokerkhof rijdt,
uit de vlakte rondom Perpignan de dorre, ge
blakerde uitlopers van de Pyreneeën in. Naast
de chauffeur zat mager, klein, vijf-en-dertig
jaar oud, de nieuwe pastoor van l'Aspre, op
weg naar zijn standplaats. Het was een moeilijke
weg en de slingerende bergroute, eindeloos stij
gend. steeds weer door nieuwe dorre valleien
naar een Volgende bergrug klimmend, bocht na
bocht doorslingerend, kende geen genade met de
vrachtwagen. Toen het vehikel eindelijk over
kookte, haalde de man de schouders op, wiste
zich met zijn harige linkeronderarm het zweet
van het voorhoofd, stak de onafscheidelijke,
halverwegen uitgedoofde Gauloise opnieuw aan,
en zei: ..Geduld, Monsieur le Curé
In de zinderende namiddaghltte keek de pas
toor uit over zijn nieuwe gebied, l'Aspre. Toen
hij zijn benoeming aanvaart! had, alle moei
lijkheden waren hem door de bisschop breed
uitgemeten, men had hem zelfs meegedeeld dat
drie Franse priesters uit het eigen bisdom ge
weigerd hadden, twee zich excuserend om hun
zwakke hart,'— tóen hij met de benoeming op
zak het bisschoppelijk paleis van Perpignan ver
liet, wist hij niet eens wat het woord „l'Aspre"
betekende, had het thuis eerst opgezocht.
Hij las: „dor, droog, onvruchtbaar
Tweeduizend zielen, verspreid over elf dorpen
en gehuchten.
Vierhonderd vierkante kilometer dorre berg
streek. het laagste dorp 300 meter, het hoogste
900 meter boven de blauwe Middellandse Zee,
welke men een dertig kilometer oostelijk kon
zien blikkeren. Vijftig jaar geleden had elk dorp
in die streek nog een eigen priester, maar in een
halve eeuw was bet aantal, priesters in het bis
dom Perpignan van 300 teruggelopen tot 180,
van wie thans één vierde boven de zeventig jaar
was. In 1949 werd er één toekomstige zielzorger
priester gewijd en afgaande op het aantal semi
naristen, zou het in de nabije toekomst zeker
niet beter worden: De hogere standen achtten
het grotendeels ver beneden hun waardigheid
een van hun zoons priester te laten worden, de
priester, uit de lagere standen gerecruteerd,
werd bij zijn wijding onmiddellijk als „arrivist"
bestempeld. Kreeg soms, helaas, die mëntaliteit
ook.
Voor de bergen was dit het ergste: wanneer
een dorp in l'Aspre zijn herder verloor, werd
hij niet meer vervangen; onder het „In Para-
disum", luidden dan de klokken voor het laatst,
de kerkdeur ging daarna op slot en men doofde
de Godslamp. Voor doop of laatste H. Sacra
menten, begrafenis of huwelijk, kwam de pastoor
van een naburig dorp over, maar steeds vaker
werd uit onwetendheid of onverschilligheid,
6oms ook omdat de naburige pastoor zelf alles
behalve een voorbeeld was, niemand gewaar
schuwd. Een zwijgzaam, duister bergvolk, Cata
lanen, kruising van Spanjaarden en Fransen.
Kleine wijnboeren, zwoegers op een «mal stuk
grond in de valleien, waar men groenten ver
bouwde, schaapsherders, kleine taaie boeren,
hun schaduw zwart op de harde, gebarsten
grond naast die van hun magere muilezel.
In 1946 ging de laatste kerk in het gebied, de
kerk van Boule d'Amont definitief dicht, zag
l'Aspre nog slechts een paar keer per jaar,
tijdens de bedevaart op Drievuldigheidszondag
naar La Trinité, tijdens de jaarlijkse plechtig
heden in het eenzame kloosterkerkje van de
Notre Dame de Serrabonne of een enkele keer
met een begrafenis nog een priester. Priesters.
die zich daarna haastten
om weer „beneden" te
komen. Naar de vlakte.
In 1948 waren er nog
acht mensen, die hun
Pasen hielden. Acht van
de tweeduizend.
De vrachtwagen stopt
in de hete namiddag. Wat
huizen onder tegen de
bruin verbrande helling
van een heuvel, een klein
verwaarloosd arm dorp
rondom een kerkje van
grove, onregelmatige na
tuursteen. De diepe na
middagstilte zindert van
duizenden schelle ctca-
denstemmen en aanvan
kelijk lijkt het of al deze
okergele primitief gepla
muurde woningen verla
ten zijn.
Hier en daar duikt een
nieuwsgierig gezicht ach
ter een klein raam weer
weg, wanneer het ziet,
wie er uit de vrachtwa
gen klimt.
„Ik ben de nieuwe
pastoorzegt hij te
gen een oude vrouw, die
hem vanuit de scheefge
zakte deur van haar
donkere keukep naar. bo
ven ziet klimmen, de
zwarte schaduw in, die
van het kerkje dwars
over zijn weg valt.
In zijn eigen land zou
den er bruidjes en ere
poorten zijn, vlaggen, een harmonie en een ver
slag in de krant over de Intocht van de nieuwe
parochieherder. De oude vrouw roept iets in
onverstaanbaar Catalaans naar binnen, een
tweede vrouw verschijnt, er gaan meer deuren
open, en eindelijk ziet hij op een paar gezichten
de eerste tekenen, dat hij welkom is. Omgeven
door een aantal vrouwen loopt hij het smalle,
steile weggetje op en staat voor de gesloten
deur van het kerkje. Men brengt de sleutel en
de eeuwenoude, knoestige deur, van onder tot
boven versierd met smeedijzeren spiraalmotie
ven, kraakt open.
De donkere, koele ruimte, waarin de barokke
overdaad van vele kleine altaren schemert, ruikt
verlaten en verwaarloosd; een lege kerk ge
tekend door de afwezigheid. Eindelijk staat abbé
Jean Sommen dan in een van die kerkjes, wel
ker afschuwelijke leegte hem vanaf 1940 onaf
gebroken heeft achtervolgd. Hij staat er om er
te blijven.
Als één na de oudste van een groot gezin,
hielp hij na zes klassen L. O. in de wagen
makerij-smederij van zijn vader, tot hij via een
functie in het jeugdwerk besefte hoeveel meer
hij als priester zou kunnen doen; priester voor
de jeugd. Bijna meerderjarig kwam hij met
zeventién anderen als „late roeping" irt Kaats
heuvel; na het eerste trimester waren er al zo
veel afgevallen, dat hij tussen de seminaristen
van twaalf, dertien jaar kwam té zlttèn; hij had
van zijn twaalfde tot. zijn twintigste nóóit meer
gestudeerd.
Vgn de achttiep werden er uiteindelijk slechts
twee gewijd, maar een der neomisten was Jan-
Sommen. Toen zijn woonplaats, Breda, in '40
moest evacueren, fietste hij met vier broers naar
het Zuiden, kwam als seminarist van 27 jaar
uiteindelijk in de Pyreneeën terecht, zag daar
de tientallen dode kerken, en verhuisde halver-
wegen zijn hogere studies in October '45 naar
Perplghan.
29 Juni 1947 -wérd hij daar priester gewijd,
deed zijn eerste plechtige H. Mis ln Baarle
Nassau, waarheen zijn ouders inmiddels ver
huisd waren („niemand kende me daar, maar de
ontvangst was fantastisch"), en werd na zes
maanden kapelaan te zijn geweest in Thuir, be
noemd voor l'AspreHij komt de kerk weer
uit; de vrouwen zullen hem de pastorie wijzen.
De laatste bewoners hielden er honden; in de
keuken. De mest lag er een voet hoog en dwars
door de plankenvloer van zijn „woonkamer"
keek hij in de kelder, terwijl de gaten in het
plafond zo groot waren, dat hij de pannen van
het dak kon zien.
Dat was de intocht van de nieuwe curé van
Boule, maar een paar vrouwen zeiden bij het
weggaan, dat ze blij waren dat hij gekomen was;
ze hadden gehoord dat geen enkele priester meer
naar hier wilde komen.
Soms werd hij bijna bang voor die sombere,
dorre bergen, waarvan alleen God weten kon,
wat zich in die eenzame, kleine dorpen en ge
huchten aan onverschilligheid en haat en ver-
wrongenheid verborg: het volk was in zijn een
zaamheid soms afschuwelijk ver van de natuur
afgeraakt, huwelijken waren vergroeid, de man
nen hadden weinig of geen respect voor de
vrouw, de vrouwen misten vaak alle overgave.
Hij ontdekte, dat 'n streek, waarin men 'n bloed
arm geloof «overgeleverd had aan de woekering
van het taaie doornige onkruid, meer dan een
kwart eeuw lang, haast niet meer te ontginnen
is. Zo'n streek wordt erger dan een gebied, waar
nooit iets anders is geweest dan wildernis; deze
brute ongelovigen waren harder dan de meest
onbeschaafde negers, die nooit van het Evan
gelie hadden gehoord.
Elke dag bracht dan ook nieuwe afschuwelij
ke ervaringen voor de nieuwe pastoor, maar bin
nen enkele weken had men hem overal in l'Aspre
in alle dorpen gezien, kende men overal die
kleine haastige zwoeger, die dagelijks van dorp
naar dorp fietste, zijn enorm parochiegebied van
400 km2 inventariseerde, kerken schoonmaakte,
met de mensen praatte, zieken bezocht, naar ver
halen luisterde en goed was voor iedereen.
Hier en daar maakte de onverschilligheid
plaats voor haat. Men kón hem niet negeren en
de eerste aanvallen waren natuurlijk op zijn
celibaat gericht: de stakker, le pauvrette
wat wil hij nou weten....
Een vrouw wilde hem dringend spreken omdat
ze vorig jaar nóóit ging ze naar de kerk
's Zondags haarTrinité niet gehouden had,
sommigen roddelden, dat er nog nooit zo'n „hom-
me si malhonnête" in de streek geweest was,
vooral toen hij opruiming hield onder honderden
beschimmelde, half verrotte exvoto's en uit het
prachtige, bijna duizend jaar oude kerkje van La
Trinité, waarheen eens per Jaar een „bedevaart"
op Drievuldigheidszondag georganiseerd werd,
meer dan 350 kilo oud kaarsvet van de vloer
krabde.
Over zijn eigen eenzaamheid sprak hij niet.
Hij leefde vier maanden lang volkomen zonder
enige huishoudelijke hulp ln zijn „pastorie",
merkte soms bij de schaarse contacten, welke
hij met de andere priesters van het bisdom had,
iets van vijandigheid: „hij, de uitslover uit de
bergen.
Zijn grootste zorg was of hij genoeg deed.
Hij hoorde soms verhalen over enkelen zijner
voorgangers, die hem deden huiveren; die hem
vooral bang maakten voor zichzelf. Ook zij had
den op die dag van hun priesterwijding èlles
willen geven, waren vol vuur en heilig enthou
siasme geweest. In het isolement van hun paro
chie waar niemand
hen corrigeerde, waar
men zich eerder ver
baasde over een goed
priester dan over een
oude ontmoedigde ver
moeide abbé die hot
met zijn plichten zo
nauw niet meer nam,
waren sommigen van
kwaad tot erger ver
vallen. Het moest met
kleine dingen begon
nen zijnAbbé
Sommen durfde nooit
in een leunstoel gaan
zitten avonds.
Soms kwam hij na
een lange dag thuis
zonder nog uitkomst
te zien: een koude,
donkere pastorie, waar
niemand hem ontving,
waar niemand was om
mee te praten; op
tafel het harde Franse
stokbrood, wat boter
en een grote kom sla,
die hij nooit aanmaak
te, omdat de sla dan
niet lang genoeg goed
bleef.
Slechts één keer
had de vermoeidheid
hem eronder gekre
gen: na een Zondags
mis-Th Boule was hij
thuiskomend op de
divan gaan liggen om
even te rusten; daar
na zou hij de kachel
aanmaken en iets
eten. In slaap geval
len, werd hij eerst
'g avonds om 9 uur
weer wakker, vond
het toen de moeite
niet meer waard om
nog voor eten te gaan
zorgen, was ln het
koude huis weer on
middellijk in alaap ge
vallen.
Het eersté jaar viel
hij vijftien kilo af;
daarna bleef zijn ge
wicht tamelijk con
stant, maar voor aaa
man van 33 jaar was 57 kilo, ook al was hij
slechts 1.57 meter lang, zeker niet veel
Later ging hij 's middags bij de mensen in
Boule eten, vertelde nooit dat hij toen zelfs te
arm was om eten te kopen („als ik de kleine
voorzienigheid speel voor mezelf, heb ik geen
recht meer op de grote Voorzienigheid
maar kreeg daarna gelukkig uit Nederland zijn
zuster over voor de huishouding.
De resultaten waren.... gering. Alleen Boule
kreeg bijna onmerkbaar iets terug van een reli
gieuze warmte; degenen die er 's Zondags naar
de kerk gingen dat waren er nog niet veel
leerde hij weer de vaste gezangen meezingen;
hij bracht hen er toe om ook naar 't Lof te komen,
maar overal elders mocht hij weinig andere
resultaten boeken dan dat men achting voor
hem kreeg, vooreerst als mens, en dat iedereen
hem groette.
„Wanneer je hier voile kerken zou willen,
ging je doodwie hier niet met een „esprit
contemplative", een comtemplatleve geest werkt
en zichzelf sterkt in de overtuiging deel uit te
maken van het Mystieke Lichaam van Christus,
die gaat er onherroepelijk onderdoor
Hij kreeg uit Nederland een motor, stalde zijn
fiets. Men noemde hem „de Abbé, die zo hard
rijdt". Elke Zondag deed hij drie H. Missen,
probeerde het met de tijden zijn parochianen zo
veel mogelijk naar de zin te maken: was de eerste
H. Mis in een der dorpen te vroeg, dan kwam
er niemand, begon hij te laat dan hadden de
vrouwen (mannen kwamen meestal niet) het
excuus, dat ze voor het eten moesten zorgen.
Abbé Sommen ontmoette op zijn tochten won
derlijke mensen: een dokter (de dichtst bijzijnde
arts woonde 25 km. van Boule af en momenteel
was Abbé Sommen bezig een soort diploma te
halen om ook zelf spuitjes te mogen geven), nog
een dokteren beiden vurig katholiek; 'n tijd
later de notaris van een volgende vallei, even
eens een goede katholiektoen kwam een
katholieke architect van historische monumen
ten en ook die betreurde het dat de streek in
alle opzichten stervende was; daarna een indus-
ti'ieel, een rechter.Hij noteerde hun namen
en adressen, grotendeels omdat ze hem allemaal
een keer uitnodigden.
Toen, daar ln de dorre eenzaamheid van Boule,
kreeg hij ineens een plan, durfde het echter niet
lanceren; een Nederlander, een man uit de ber
gen
Negen weken lang klimt hij 's Maandags meer
dan vijf kwartier in alle vroegte naar het een
zame, bijna ontoegankelijke genadeoord van
Serrabonne, draagt er helemaal alleen de H. Mis
op. Dan schrijft hij op een avond al de adressen
aan, nodigt ze uit, mét hun dames, voor een
diner met bespreking van zijn plannen, in de
pastorie van Boule.
Het was in de tijd, dat hij nog geen huishoud
ster had, maar hij zou tien kilo erwten gekocht
hebben en wat spekgekookte erwten met
spek, brood, boter, slaHij had niet eens een
fatsoenlijke tafel voor zijn deftige gasten.
„En dat is nu weer zo gek.... een van de
dames schrijft me terug, dat ze eens gehoord
heeft, dat ik alleen zatof dat diner mij niet
al teveel moeite zou kosten, of zij b.v. niet voor
het vlees mocht zorgen, en wanneer madame X
eens wat groenten meebracht en madame Y,
die ook op de invltatlelijst voorkomt, kon mis
schien wel voor wat boter zorgen
Men komt hem zelfs vragen of hij een nieuwe
tafel gebruiken kan..
„Ik kon eigenlijk niet geloven dat ze zouden
komenik ben die Zondag wel tien keer naar
buiten gelopen, maar ze waren er allemaal. Eerst
de H. Mis. toen dat dinerdiverse gangen en
heerlijk klaar gemaaktik had zelfs nog
óver.toen een Lof en na het Lof heb ik in een
klein preekje mijn plannen uiteengezet.... dat
was op 8 Mei 1949.
Ik vroeg hun of er geen vereniging op te rich
ten zou zijn, die ten doel had, het geloof in mijn
parochies te herstellendit werk dan
gezien zuiver en alleen in verband met het Mys
tieke Lichaam van Christusen om dan paral
lel aan dit zuiver geestelijke werk ook 'n poging
te wagen om de materiële voorwaarden dus
danig te veranderen, dat binnen tien jaar de
zielzorg weer zou kunnen worden uitgeoefend:
kerken herstellen, pastorieën opknappen etc.
etc."
Het plan heeft succes.... snèp je dat? Het
heeft enorm succes en we hebben nu een stich
ting onder de hoge goedkeuring van de Bisschop:
„L'Association des Amis de l'Aspre" met als
eerste doel om met alle geschikte middelen en
vooral door het ononderbroken uitoefenen van
de katholieke eredienst in dit gebied de spirituele
en morele wedergeboorte te bevorderen, te ver
zekeren en te onderhouden; om daarnaast sociaal
werk, vooral onder de jeugd te verrichten, en
om verder kerken en kapellen te herbouwen
Om bovennatuurlijke en ook om zuiver practi-
sche redenen was er maar één actiecentrum: de
Ermitage de la Ste Trinité, en zo verhuisde de
pastoor uit Boule naar het hoger geleden La
Trinité, een gehucht langs de grote weg, be
staande uit een bijna 1000-jarige kerk („monu
ment historique" wijst een touristenbord), de
pastorie die toen helemaal vervallen was, een
uitgebrande school, en het gemeentehuis van
Belpuig Prunet, welks inwoners ver verspreid
lagen. Naast het gemeentehuis tenslotte het huis
van de kantonnier, tevens post- en telefoon
kantoorhouder.
Hoeveel nachten hij had liggen piekeren of hij
de mensen van Boule verlaten mocht en bij zijn
zielzorg-werk ook déze activiteit mocht voegen,
vertelde hij niet.
Op de kleine grijze Simca-8 bestelwagen, ge
kocht van de opbrengst van zijn jeep die teveel
benzine verbruikte, stond nu „J. Sommen, chape
lain de La Trinité". Officieel had hij thans der
tien titels: Curé over elf dorpen, bovendien cha
pelain („rector") van de Notre Dame de Serra
bonne en van de kerk van Sainte Trinité.
Een normale Zondag zag er voor chapelain
Sommen ongeveer zo uit:
Om acht uur het rose licht van de opgaande
zon vlamrood op de besneeuwde hellingen van
de Mont Canigou, startte hij de Simca, na
eerst reeds het grootste deel van zijn brevier
te hebben gebeden. Een kwartier later, hon
derd scherpe hairpins verder, smeet hij het
portier van zijn auto weer dicht, holde weg om
de sleutel van de kerk in Calmeilles te halen.
Het dorp, een kleine honderd mensen in ar
moedige huizen nauw om het kerkje gedromd,
sliep nog: voor hen was het zeven uur zonnetijd.
Hij klom haastig het oksaal op, begon driftig de
klok te luiden, liep daarna de donkere kille
kerk door, stak de kaarsen aan, maakte het
altaar in orde, liep daarna weer naar boven om
te kleppen en ging zich klaar maken ln de
sacristie.
Die Zondag gebeurde er iets zeer abnormaals;
pastoor Sommen ging hem persoonlijk terughalen
van het station in Perpignan, beloofde elke
avond voor de gezelligheid naar Oms te komen.
„Partez mon père, personne ne vous regrei-
tera...." schreef de regionale pers onder het
plaatselijk nieuws van Oms: „Pater, niemand zal
je vertrek betreurenga weg. Prins Carnaval
zal hier beter ontvangen worden; laat het dorp
in de rust van zijn arbeid!"
De fanatieke secretaris van de communistische
partij voor l'Aspre, die zelf in Oms woonde,
liet voorde kerk.... posten, liet alle namen no
teren van de mensen, die hun Missie hielden:
drie oude vrouwen trotseerden deze terreur, drie
andere paschanten durfden niet komen.
„Bij mij doen ze dat niet meerzei d»
pastoor, „ik ben van hen, zoals je dat ook bij
negers hebtmij jouwen ze op straat ook niet
na als „man in vrouwenkleren
Bij de plechtige sluiting zorgde chapelain
Sommen, dat er voortrekkers uit Perpignan en
katholieke families uit de streek waren om het
kerkje te vullen.
Llauro (250 inwoners) gepavoiseerd voor het
dansfeest, was een van de welgesteldste dorpen,
het dichtste bij de vlakte: een paar houthande
laren, een kurkenfabriek. Toen hij, na twee keer
dwars door het hanegekraai te hebben geklept,
andermaal opging „tot God die zijn jeugd ver
blijd had", waren er drie mensen in de kerk,
maar vóór de preek was iedereen binnen: vijf
tien in totaal, onder wie het grootste deel van
zijn paschanten
Ja, ongeveer tien mensen hielden hun
Pasen,neen, er zijn er vorig jaar twee dood
gegaan...."
Zijn preken waren nooit lang, want hij moest
verder.
Case Fabre wachtte hem om twaalf uur. De
Simca jakkerde weer de bochten door, maar
toen er ergens onderweg een man stond, die hem
vroeg of hij eens naar zijn zieke vrouw kwam
kijken (de man kwam in geen kerk of kluis),
leek het ineens of hij uren de tijd had.
Om zijn banden te sparen, zette hij daarna da
auto ergens langs de weg, klom recht de hoge
heuvelhelling op, waar men het kleine dorpje
kon zien liggen. Het leek bedrieglijk dichtbij,
maar ér kwam geen einde aan de klim.
Nauwelijks boven, 'n half uur steil klimmen
bij dit tempo! klonk alweer de klok. Tot '4t
Boule d'Amont, waar de laatste kerk in dit gebied in 1946 dicht ging.
op het punt zich met het kasuifel te bekleden,
kwam er een meisje de sacristie in, vroeg om te
biechten. Toen hij haar geholpen had, vergat
hij in zijn haast het kasuifel (hij wilde altijd stipt
op tijd beginnen). De haast was niet nodig: ei-
was behalve dat meisje niémand uit Calmeilles
in de kerk.
Deze Zondag was nog om andere reden uit
zonderlijk:
Het was het feest van Sint Martinus en de
twee andere dorpen „eerden" hun patroonheili
ge met een soort kermis, waarbij het althans voor
sommigen tot de bon ton behoorde om die dag
ook de kerk te bezoeken, en de offerblok voor
de vergulde buste van Saint Martin te ge
denken.... De „Simca" jakkert weg. Hij zit te
snakken naar een sigaret, rookt door de week
minstens twee pakjes Gauloises op de drie
dagen, maar 's Zondags rookt hij alleen als hij
tussen zijn H. Missen heel erg in de put zit.
Hij drinkt ook geen kop koffie, want „het begint
met kleinigheden".
Tussen Calmeilles en Llauro met zijn Marti-
nuskerkje ligt Oms. De laatste pastoor uit Oms
ging in '38 weg. Nooit heeft pastoor Sommen
precies durven vragen wat er met zijn voorgan
ger aan de hand was.
In Oms is het moeilijk. Vorig jaar hielden de
Redemptoristen er een Missie en de communis
ten beloofden al van tevoren, dat de pater er
binnen twee dagen weer zou zijn vertrokken.
„Hij blijft, de volledige negen dagen", ant
woordde de chapelain.
De tweede avond.... vluchtte de pater, en
Crspemk ma het lef h- Boule dAmant.
had het dorp een priester gehad; hij was vooral
beroemd geweest om de prachtige jachthonden,
die hij hield, maar wanneer men dit dorpje zag,
was het begrijpelijk, dat een eigen pastoor hier
„luxe" zijn zou; twintig jaar geleden waren er
nog 30 feus (haarden), thans woonden er in het
centrum nog drie families, waren in totaal acht
huizen bewoond.
Numeriek was de „assistance" hier het best;
er waren een 30 mensen in de kerk. Het eersle
gedeelte van de H. Mis was stil, omdat de zanger
pas bij de Credo binnenkwam. Samen met de
pastoor zong hij vervolgens de vaste gezangen;
ieder om de beurt één regel. De man, een mar
tiale ouwe snorrebaas, wachtte nooit tot de
priester zijn regel af had, viel halverwegen reeds
ongeduldig in en slaagde erin om telkens min
stens één octaaf te zakken.
Om drie uur kwam de Simca luid toeterend in
Boule aan. Hij bezocht zieken, deed daarna het
Lof, hield het preekje nogmaals, bad de rozen
krans voor. Het kerkje besloot met het lied
„Nous voulons Dieu" (wij willen God) op de
wijs van „Waai uit o vlag
Daarna bezocht hij een andere zieke, holde van
de een naar de ander, had nog tijd voor een ge
vluchte Spanjaard, die niet helemaal normaal
was en wiens zoon, een fel communist, een
nieuw baantje moest krijgen. „Ik zal zien, wat
ik eraan doen kan.zei hij tegen de man, die
meermalen eerbiedig zijn hand kuste.
De laatste avond van mijn bezoek excuseerde
hij zich. Hij voelde zich niet goed. Hij vertelde
niet, dat hij al een keer van het altaar gevallen
was, en mensen die hem kenden, zeiden dat hij
er steeds slechter uit ging zien.
Een kleine magere man, die desondanks nog
de hele avond praten wilde, omdat ik van zover
gekomen was. Hij zei Ineens: „Soms denk je,
dat je het niet zult volhouden.... dat het teveel
is, dat het physiek niet meer kan.... daar ben
ik bang voor. Als ik moet gaan liggen, zal ik het
daarna nooit meer durven; ik zal er de moed
niet meer toe hebben, nóg eens te beginnen".
Hij vertelde de meest verbijsterende dingen:
hoe hij over het H. Vormsel eenvoudig niet be
ginnen durfde, hoe het vorig jaar van de acht
gehuwde mannen er slechts één 'n kruis kon ma
ken, hoe zeker 80 pet van zijn parochianen niet
de flauwste notie had van de vier voornaamste
waarheden van het geloof.... hoe hij in drie
jaar slechts vier mensen van de Laatste H. Sa
cramenten had voorzien, omdat ze hem nooit
kwamen waarschuwen: 80 pet van de mannen
had de overtuiging, dat het met de dood afge
lopen zou zijnmaar wat wil je, jongen,
velen hebben eigenlijk nooit een priester ge
kénd.... Misschien is er nog wel een achtste
Sacrament: het Sacrament der Onwetenden
„Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat
ze doen...." Een apart sacrament voor mijn
parochianen
„Als Ik het alleen maar voor deze mensen
deed, waren ze het niet waardze zijn het
natuurlijk altijd waard, maar neem nu alleen
de benzine, die ik vandaag verreden hebik
krijg maar een salaris voor één parochie, maar
gelukkig is Nederland goed.... En je werkt in
de Kerk, in het Mystieke Lichaam van Chris
tus....
Misschien dat voor deze mensen eens de Ge
nade komt.misschien dat ze deze niet eens
via mijn priesterlijke bemiddeling zullen krij
gen.... dat God andere middelen gebruiken
zal. Bedenk ook, dat het de genade van staat
is, die het doet. Daarom is dit soort zielzorg niet
bewonderenswaardiger of heldhaftiger dan dat
van zielzorgers, die het gemakkelijker hebben
dan ik...."
„En zij, die dit werk weigerden?"
„Die.... maar er waren gezondheidsredenen
aanwezig. en wanneer ze het om andere
redenen deden, zijn ze veel ongelukkiger dan ik.
Juist zij, die ogenschijnlijk minder te doen heb
ben
In de hoek van de kamer, de pastorie had
lets van een klooster, stonden de afgetrapte
gymnastiekschoenen. Zijn toog hing aan een
haak, wat gerafeld, waar de taaie, harde dorens
van de hardnekkig gemene struiken op de on
vruchtbare hellingen van l'Aspre er naar ge
grepen hadden.