Symbolen van het laatste restje
geallieerde eensgezindheid
Bij de „KLEINE RATTEN" der
Pa ri j se opera
KWEEKPLAATS VAN DE DANS
Rood isolement in een
Opera-stad
PAGINA 7
ZATERDAG 3 JANUARI 1953
Allerlei slagbomen
Parade op de Heldenplatz
door Marius Monnikendam
ONDERAARDS EN
BOVENGRONDS SERAIL
De repetitie
Afhankelijke
onafhankelijkheid
Georganiseerde uitbuiting
FigVs Magere Jaren
Geen IJZEREN GORDIJN in WENEN
(Van onze redacteur)
WENEN, December 1952.
Buitenlanders, die per auto van de estelijke zones liet door de Russen
bezette gebied van Oostenrijk willen binnengaan hebben de keus uit slechts
twee doorlaatposten. Het is één van de vele zinloze hinderbepalingen, welke,
deze hardnekkige bezetter in bet leven geroepen beeft, en handhaaft.
Slechts twee doorlaatposten. 0111 te doen gevoelen, dat zij liever helemaal
geen verkeer niet de W estelijke wereld wensen.
Wie. hij voorbeeld, in Linz aan de DonaU, dat nog in de Amerikaanse
zone ligt, iemand op de Noordelijke oever zou willen bezoeken, ziet de
brede, uitnodigende Donaubrug voor zich gesloten, is gedwongen een
omweg van vele tientallen kilometers te maken 0111 het gestelde doel, op
vijl' minuten van zijn uitgangspunt, te bereiken.
Maar, tenslotte, hij komt er, en hij komt er weer vandaan! Dat is het
grote verschil met de zonegrens in Duitsland en met de rest van het IJzeren
Gordijn. De Russische zónegrens binnen Oostenrijk is géén ijzeren gordijn.
Aan heide kanten van deze streep regeert dezelfde Oostenrijkse regering,
welke, ondanks alle lasten, die deze Russische bezetter baar te. verduren
geeft, nog rustig beweren kan, dat het gehele Oostenrijkse territoir de
Russische zóne inbegrepen vrij toegankelijk en verlaatbaar is voor
iedereen. Tot dusver hebben de Russische zöneposten het geen „Westerling"
moeilijk gemaakt, mits deze voldeed aan do ge-telde voorwaarden: het
passeren van de aangewezen doorlaatpost en het beziuen valt het visum, dat
men hij het binnenkomen van Oostenrijk \un de Oostenrijkse douane moet
verlangen.
en in Wenen, geconcentreerd. In de overige
plaatsen bemerkt men hun aanwezigheid
nauwelijks. Hun militaire hoofdkwartier
is gevestigd in het vriendelijke „Kurort"
Baden, niet ver van Wenen, waar ook de
laatste Oostenrijkse keizer, de ongelukkige
Karei, tegen het einde van de eerste
wereldoorlog zijn hoofdkwartier gevestigd
had. In dit centrum van het Rode leger
wemelt het van lopende, fietsende en
autorijdende Russen, maar men zal er ner
gens een Oostenrijker en een bezetter
samen zien.
De taalbarrière komt uiteraard het niet-
verbroederingsgebod der Russische leiding
te hulp. Maar er zijn andere muren tussen
bezetter en bevolking, die nog doeltreffen
der werken dan ambtelijk bevel of taal
verschil: de omgangsvormen, de bescha
ving van de grote meerderheid der rode
troepen móéten de Oostenrijkers wel als
inferieur aandoen. Zoals een Weense taxi
chauffeur (met de traditionele ouderwetse
pet en hangsnor) het laatdunkend formu
leerde: Het zijn barbaren, mijnheer. En
waarom? Zij kennen Mozart niet eens! Zo
denkt iedereen er eigenlijk over. Alleen
de Russen kunnen het in het hoofd halen,
de hun toegewezen paleizen van de Weense
Hofburg, die trots van de op zijn stad ver
liefde Wener, te ontluisteren door een
schuldigd. Onder deze U.S.I.A.-bedrijven
bevinden zich ook de belangrijke oliebron
nen van Zistersdorf ten Noorden van
Wenen, waarvan de productie voor het
grootste deel de sovjet-machinerie ten
goede komt. Oostenrijk is daardoor ge
dwongen voor eigen gebruik olie in te
voeren! Onder de dekmantel van „Rus
sisch militair vervoer" brengen de sovjets
bovendien goederen en levensmiddelen het
land binnen, waarop natuurlijk geen in
voerrechten geheven worden, en die in
speciale U.S.I.A.-winkels beneden de nor
male prijs verkocht worden, om het
publiek te suggereren, dat het in de Sovjet-
Unie toch allemaal zo goedkoop is. Al deze
onrechtvaardige en met elke gedachte aan
goede trouw strijdige praktijken kostten
Oostenrijk in 1951 niet minder dan 3,5 mil
liard schilling (bij een nationaal inkomen
van 70 milliard). Daar komen de kosten
van de bezettingsmacht dan nog bij, waar
van Rusland het leeuwendeel krijgt. (De
V.S. willen voor hun troepen niets heb
ben).
Maar dit is nog slechts de materiële
kant. der zaak. Erger dan deze in de mil-
liarden lopende schade, erger dan de
hinderlijke vervoersbeperking, aan per
soneel en goederen bij interzonaal ver
keer opgelegd, erger dan de absoluut zin
loze „geallieerde" (lees: Russische) cen
suur op het internationale postverkeer, is
tenrjjk te dicht op het IJzeren Gordijn
om er de verschrikkingen niet van te
kennen bljjven zjj met een uiterst in
telligente hardnekkigheid en met lega
listische spitsvondigheid roeren en sto
ken. Onlangs lieten zij plotseling zeven
en twintig krijgsgevangenen teruggaan
naar hun Oostenrijkse vaderland, bij ge
legenheid van het „Vredescongres" te
Wenen. Het is een willekeurig voorbeeld
van hun willekeur. Waarom juist deze
zeven en twintig van de talrijken, die nog
in gevangenschap zuchten en wier bloed
verwanten in angst onwetendheid verke
ren?
Toen kanselier Figl eens vroeg, waar
om bepaalde gevangenen, die hun straf
tijd hadden uitgezeten, niet terugkwa
men, antwoordde Sviridov: „Ach, als ze
uit Siberië hadden moeten komen lopen,
waren ze toch óók nog niet thuis ge
weest!"
Men heeft van Westerse zijde tijdens
de onderhandelingen over het staats
verdrag zich in ingewikkelde specula
ties verdiept over de vraag, of de Rus
sen serieus van plan zouden kunnen
zijn hun woord gestand te doen en zich
uit Oostenrijk terug te trekken, m.a.w.
of het in het grote raam der wereld
politiek voor hen nuttig zou zijn, zulk
De Opéra is indrukwekkend als een spoorwegstation en luxueus als een
Turks bad zeide Debussy eens lichtelijk ironisch over het paleis dat Charles
Garnier een eeuw geleden in het hart van Parijs het construeren.
De vreemdeling kent dit nationaal theater aan de dramatische kunst
gewijd slechts van zijn avondschittering, zijn opera-opvoeringen a grand-
spectaele, en als hij de blinkend-marmeren „escalier d'honneur" bij zijn
binnenkomst bestijgt is hij reeds verblind door deze late luister van het
Frans imperium.
Maar hij vermoedt niet dat achter dit grandioos décor een wereld schuilt
van energie door meer dan duizend opera-functionarissen opgebracht, die
dag in dag uit daar werkzaam zijn. Iedere ochtend hoort men van achter
de coulissen het orkest en het koor (tezamen 200 man) repeteren. Dansers
en danseressen (175 man) glijden groepsgewijs of alleen over liet dans-
parket; electriciens, decorateurs, grimeurs, coiffeurs, modisten, toneel
knechten of werksters vervullen ieder hun eigen taak onder streng-
toeziende ogen.
Met een speciale permissie van de direc
tie der „Régie de danse" dringen we nu
door tot in het diepst van dit onderaards
en bovengronds serail. Want ofschoon bo
ven ons hoofd een oneindige toneeldiepte
zich uitstrekt, bevindt zich aan onze voe
ten een afgrond die evenredig is aan de
hoogte, zulks om décors te doen dalen
of rijzen
Wij stijgen nu in een toneellift, angS|
veelkleurige lichtsignalen, langs zwevende
tuinen, bosschages, bossen, velden, salons
en zalen tot aan de nok van het Opera
gebouw. Door een doolhof van smalle en
brede gangen en kruisgangen komen we ot
deze 8e étage tenslotte in het domein dei
„kleine ratten", een honderdtal jongens «_.i
meisjes van 8 tot 12 jaar, in wier ogen en
geest het ideaal straalt om eenmaal tus- i
sen hemel en aarde op het Opei a-parket
te mogen zweven. Want dit is het wat mij
altijd het ideaal van de dans heeft toe
geschenen: zijn lichaam te onttrekken aan
de magneet van dit ondermaanse
„mijnheer de markies van Cuevas lei
der van de Monte Carlo-balletten be
taalt het vijfvoudige".
De schaduwzijde van deze carrière is
op de eerste plaats haar korte duur. Het
Opera-protocol schrijft een onverbid
delijke limiet van 45 jaar voor wat be
treft de dansers en 40 jaar voor de ball '-
rina's. Ook zijn er die nimmer hoger dan
tot de lc Quadrille opklimmen en eerzaam
als „professeur" hun leven beëindigen.
Maar er gebeurde juist deze week iets
wonderbaarlijks in de Parijse ballet-
sers van Parijs: Serge Lifar, Alexandre
Kalioujny op te treden. Hij alleen pres
teert het om drie draaibewegingeft in de
lucht te maken, elf „pirouettes" en tien
„entrechats", kunststukjes die een maat
staf voor technische bekwaamheid vormen.
In ballettaal spreekt men dan van Serge
Lifar als „chat 10", Renault „chat 8". Des
tijds was de grote Nijinsky „chat 12". Tn
dit opzicht staat Jean Babilée dus gelijk
aan Lifar.
„Het wonderkind is teruggekeerd", zo
riep de vrouw van de concierge uit, toen
I ze de nu 29-jarige jongensachtige figuur
j zag binnenkomen. Geen vijf minuten later
j zag men hem als uitgelaten van vreug-
1 de boven op de torenhoge daklijst van het
j Opéragebouw springen als in vliegende cn
j dansende vaart, om als een vogel bezit
te nemen van de ruimte bovèn en onder
hem
Maar dalen we weer terug tot de repe
titie der „petits-rats".
„Un, deux, trois,
Un, deux, trois
Non, non André....
Un, deux, trois.
Un, deux, trois,
Un, deux, trois,
Mais, non, mais non, Marcel!C'est
ga!
Un, deux, trois,
Un, deux, trois,
Allons! allons! allons; Qu'est ce que j'ai
dit, Marcel?
Regardez done le mouvement de ton
voisin!".
De repetitie der „Petits rats" is in volle
gang.
gen, want de meeste Russische grenspos
ten behoren, naar men van Oostenrijkse
zijde verzekert, tot de Russische geheime
politie. En het is wel eens voorgekomen,
dat de sovjetautoriteiten zich In dergelijke
gevallen niet konden beheersen en de
betrokkene lieten „verdwijnen" in een
volgens het reeds bekende procédé plotse
ling bij het slachtolfer stilhoudende limou
sine. Maar normale, dat wil dus zeggen:
normaal-anti-communistische bezoekers,
gaan rustig in en uit.
In een autobus van Linz op weg naar
Wenen passeerden wij de zöne-grens bij
Enns. Op de Ennsbrücke werd halt ge
maakt voor de neergelaten slagboom. Uit
het raampje zagen we de controlepost.
Boven de deur hing in het schijnsel van
een lamp het was reeds donker het
portret van vadertje Stalin; op de muren
stonden de onveranderlijke propaganda-
cliché's, die ons van de vredelievende
paradijselijkheid der sovjetheerschappij
moeten overtuigen.
Wij troffen het niet met onze Russische
controleur. Het wag een kleine gedrongen
man, met een Mongools gelaat onder het
bontmutsje van zijn winteruniform. Er
viel in onze bus een gedwongen stilte van:
„Hij doet wel niets, maar je weet het toch
nooit". De man „deed" inderdaad niets
anders dan de passen met een kort gebaar
uit onze handen rukken en met een kwaad
gezicht naar de daarin vermelde visum-
data turen. Geen groet, geen vriendelijk
heid, geen beleefdheid. Het was 'n vleugje
van een ijskoude steppenwind, die hier
naar binnen woei. Maar het was vlug
voorbij. Met hetzelfde kwade en duistere
gezicht sprong onze Rus de wagen uit, de
slagboom ging omhoog en wij reden in
snelle vaart, zondeg. nog één Rus te ont
moeten, naar Wenen.
De houding van deze grenswacht is
typerend voor de bezetting. Niet, dat iedere
Rus persoonlijk zo'n uiterst onbehaaglijke
indruk maakt! Wij Ontmoetten later een
heel vriendelijke, Ietwat boerse jongen,
die met een innemende glimlach „Auf
Wiederseh'n" trachtte uit te brengen en
later lachend salueerde naar kinderen, die
hem uit een vertrekkende trein toewuif
den. Ze hebben bijna allemaal een ge
voelig zwak voor kinderen. Maar ander
zijds hebben ze de strengste bevelen zich
niet met de Oostenrijkse bevolking in te
laten. Contact met de burgerij bestaat dan
ook niet.
De Russische bezettingsmacht, die groter
is dan die van de drie Westerse bezetters
samen, ligt in enkele centra, aan de grens
smakeloze rode ster, versierd met rode
lampjes en begeleid door een reclame
achtige kop van Josef Stalin. Alleen de
manschappen van het rode leger zijn in
staat de voor hun onderdak gevorderde
woonruimte zó uit te wonen, dat de ge
troffen huiseigenaar wel het besluit kan
nemen zijn pand af te breken. (Met het
gevolg, dat in de Russische zóne van
Wenen de woningbouw beduidend bij de
rest der stad achterblijft, want nieuwbouw
trekt de aandacht der bezetters!).
Maar de allesbeheersende reden waar
om de Iwans en de Mitja's nog altijd
verlaten en enigszins onhandig bijeen
groepen is te vinden in het rode politieke
beleid, dat nu reeds zeven jaar Oosten
rijk van zijn onafhankelijkheid beroofd
houdt, het geteisterde land op grote
schaal schade berokkent, zijn burgers
kwelt met talrijke, vaak zinloze hinder
bepalingen, en op al deze wijzen voort
durend een drukkende acte de présence
geeft en 'n voorsmaak van wat men over
de Tsjechische en Hongaarse grens de
volheid van het rode paradijs noemt.
De Amerikaanse en Russische
militaire commandanten in We
nen, gevolgd door hun stafofficie
ren, verlaten het gebouw van de
geallieerde Kommandantura voor
de plechtige bevelswisseling in het
Weense stadscentrum. Naar de
gezichten te oordelen, zal de hand
druk, die hierop gaat volgen, niet
een voorbeeld van spontane harte
lijkheid zijn. Maar, men gééft
elkander in Wenen tenminste nog
een hand!
De petit.esvan de Parijse opera
bij haar oprichting.
moeder een Russin". „N'est-ce pas Ma-
rouchka?" vroeg de leidster.
„Pardon, Madame. Mon père était russe
et ma mère chinoise!" antwoordde lachend
Marouchka.
„En nu het Adage!"
Het Adage is een langzame dansbewe
ging, gelijk het Adagio in een sonate of
symphonie, waarin vooral het gracieuze
van romp- en armbewegingen tot uitdruk
king komt. En in een vloeiend rhythme
gleden nu armen, handen en vingers gol
vend voort, sierlijk en rustig als vissen
in een aquarium-
Deze kleine Frangaises en Fransen heb
ben overigens niet de minste moeite om
hun gebaar elegant te doen zijn. Gebaar
en accent waren te allen tijde de gaven
van moeder Natuur aan deze mensen
kinderen geschonken. Daarom kan hier
met weinig leiding een charme worden
opgebracht, een eurhythmie in het geheel
waarvoor het Germaans postuur veelal
een onoverkomelijk struikelblok blijkt te
zijn.
Maar daar klonk door alle gangen heen
een signaal: Het einde van de les.
En als muizen én ratten, door de fluit
speler van Hameln gewaarschuwd, stoven
de kleinen uiteen naar alle hoeken en
gaten van deze 8e étage die, gelijk de
korenzolders zijn van een immens land
bouwbedrijf, de voorraadschuren, de gees
telijke reserve, voor later jaren.
De Oostenrijkers zijn realist genoeg om
in te zien, dat hun onafhankelijkheid vol
komen afhankelijk is van de onderlinge
verhouding der grote mogendheden, die in
1944 Wenen als „bevrijders" zijn binnen
gerukt, maar door onderlinge rivaliteit
deze bevrijding nog steeds niet als voltooid
wensen te beschouwen. Er zijn genoeg
officiële overeenkomsten, waarbij de ge
allieerden Oostenrijk niet als hun vijand,
maar ais het eerste nazi-slachtoffer aan
merken (de verklaring van Moskou, 1943;
de 1ste Controle-overeenkomst, 1945, etc.).
Van -deze aanvankelijke welwillendheid
hebben de Oostenrijkers, eensgezind als
zelden tevoren, snel gebruik gemaakt door
nog vóór het einde van 1945 een parlement
en een regering te kiezen. Een bepaling
uit de geallieerde controle-overeenkomst
komt de Oostenrijkse bestuurszelfstandig-
heid te hulp: met uitzondering van enkele
zgn. Verfassungsgesetze, die de instemming
van alle bezetters moeten hebben, kunnen
wetten en andere rechtsvoorschriften vrij
door de Oostenrijkse overheid worden uit
gevaardigd, tenzij de geallieerde hoge
commissie er zich binnen 31 dagen eens
gezind tegen verzet. Protesten van de Rus
sen alléén, welke schering en inslag zijn,
baten dus niet.
De Russen zijn er meesters in, de letter
van internationale overeenkomsten te
ontzien, terwijl zij met de geest ervan
brutaal de spot drijven. De beloften van
een spoedig herstel der Oostenrijkse on
afhankelijkheid heeft men omgezet in de
verplichting om deze onafhankelijkheid
bij een speciaal „staatsverdrag" (geen
vredesverdrag, want het betrof geen
vijand!) te zullen verlenen. Maar over de
inhoud van dit staatsverdrag, een woord
dat iedere Oostenrijker kent als een begrip
uit een sprookje, hebben de grote vier
honderden vergaderingen lang over en
weer gepraat, terwijl het alleen maar dui
delijk werd, dat het Kremlin eenvoudig
niet bereid is Oostenrijk te verlaten.
Bij deze schemerige internationale status
van Oostenrijk zien de Russen kans het
land voor grote bedragen te benadelen. De
openlijke diefstallen van bontmantels,
sieraden en horloges, door de „bevrijders"
kort na de oorlog op grote schaal gepleegd,
behoren thans tot het verleden en zijn ver- I
vangen door een achter decreten en for
mulieren verborgen systeem van georga
niseerde uitbuiting. Hun ruime opvatting
van het begrip „Duitse eigendommen",
welke hun als oorlogsbuit in de schoot
vielen, hield geen rekening met de wijze
waarop de Duitsers aan hun bezit in Oos
tenrijk gekomen waren. Of de nazi's het
verworven hadden door beroving van
Joden of anti-nazi's, of door gedwongen
investeringen met Oostenrijkse middelen
tegen waardeloze schuldbekentenissen,
raakte de Russen met. Hun enige criterium
was, of Duitsers formeel eigenaar waren
aan het eind van de oorlog. Over deze be
zittingen moet bij het Staatsverdrag nog
een definitieve regeling getroffen worden.
Inmiddels hebben de Westerse geallieerden
de in hun zóne liggende „Duitse eigendom"
onder Oostenrijks beheer gesteld, de Rus
sen echter houden het in eigen hand onder
zgn. U.S.I.A.-beheer. Over wat in deze
U.S.I.A.-bedrijven vervaardigd wordt,
wordt geen belasting betaald, over wat er
van uitgevoerd wordt naar achter het
IJzeren Gordijn, zijn geen tolrechten ver-
het feit, dat nog steeds duizenden Oos
tenrijkse krijgsgevangenen in Rusland en
Siberië worden vastgehouden en is de
aanwezigheid van de bezetter tout court,
„de pest", zcals hij in Oostenrijk kortweg
wordt aangeduid.
Sinds zeven jaar worstelt de Oosten
rijkse regering met deze ongewenste
gast. De man, die alle zwaarte der el
kaar opvolgende Russische hoge com
missarissen op zich heeft voelen druk
ken is de bondskanselier, dr Leopold
Figl, die om zijn eenvoudige gemoede
lijkheid en stoutmoedige vasthoudend
heid de „meest geschikte" man is, zoals
men vaak in Oostenrijk kan horen zeg
gen, om. het tegen de Russische autori
teiten op te nemen. Figl heeft openlijk
voor het Westen partij gekozen en ver
klaard dat zijn land bij de Atlantische
gemeenschap wil behoren. Er doen anec-
doten de ronde in Wenen over wat Figl
de Russen in de loop der jaren gezegd
heeft en hoe hij dit deed. Als men weet,
dat hij vóór deze zeven jaren van het
bondskanselierschap eerst zeven jaar in
Duitse concentratiekampen heeft geze
ten, gelooft men graag, dat hij zich zijn
vanzelfsprekende vrolijkheid en ietwat
boerse directheid ook niet door de Rus
sen zal laten ontnemen.
Maar, nogmaals, de armslag der Oos
tenrijkse regering reikt niet ver. Men
moet zich beperken tot de afweer van
Russische aanrandingen op de eenmaal
verkregen rechten, tot het verkrijgen
van ondergeschikte concessies, tot het
bewaren van de lieve vrede. Fundamen
tele wijzigingen kunnen eerst bereikt
worden als het internationale krachtveld
verandert.
Maar deze piet spectaculaire en deli
cate taak vereist reeds een grote mate
van geestelijke lenigheid. De Russen zijn
ondoorgrondelijk; hun principes, hun
waardering der gebeurtenissen verschil
len diametraal van die van het Westen;
men weet niet in hoeverre generaal Svi
ridov, de Russische hoge com?nissaris,
zelf vrij is in zijn beslissingsmacht, men
weet alleen, dat de Russen allen onbe
rekenbaar zijn in hun reacties, vandaag
vriendelijk en vrijgevig met wodka en
morgen razend en tierend, zonder dat
iemand begrijpt waarom.
En hoewel zij een propagandistisch
verloren zaak dienen men zit in Oos-
•een stap te zetten. De theoretici, die
de Westelijke onderhandelaars in hun
steriele bezigheid met optimistische ar
gumenten en verwachtingen steunden,
zijn tot dusver steeds bedrogen uitge
komen. Nog steeds zitten de Russen in
het hart der vroegere Donaumonarchie,
in het centrum van Europa. In dezelfde
kanselarij, am Ballhausplatz, waar
Metternich na de ondergang van Napo
leon de Grote Vier dier dagen ontving
en waar een periode van rust en stabi
liteit werd ingeluid, zetelt thans dr Figl.
zonder de vorstelijke allure van zijn
hoogadellijke voorganger, maar met de
hoop, dat het misschien weer in Wenen
zal zijn dat de Grote Vier elkander na
der zuilen komen. De symbolen van
het laatste restje eensgezindheid der
vroegere bondgenoten ziet men immers
nog in Wenen, ja, ziet men alléén nog
in Wenen.
Nog steeds rijden de militaire politie
wagens, met de vertegenwoordigers der
vier bezetters niet meer in een jeep,
maar in een wit geschilderde limousine
door de stad, nog steeds wisselen de
vier bezetters om de maand van bevel in
het stadscentrum, nog steeds vergadert
de Hoge Commissie regelmatig. Al deze
intergeallieerde manifestaties zijn in har
telijkheid verschraald, de verhoudingen
zijn formeel zakelijk, maar ergens be
staat die samenwerking dan toch nog.
Dat is het boeiende voor de Westelijke
bezoeker. Hij kan er de Russen zien pa
raderen over de Heldenplatz tezamen
met de Fransen of met de Amerikanen.
Wij waren ditmaal getuige van het mo
ment waarop de Franse kwieke berg
troepen met hun vlugge marsmuziek en
geladen Marseillaise het commando over
droegen aan het breeduitmarcherende
Rode Leger. Er was een vormelijke hand
druk tussen de commanderende officie
ren. de vier militaire commandanten
luisterden ernstig naar het Franse volks
lied en naar de Stalin-hymne. En het
talrijke Weense publiek keek toe. Het is
een fascinerend moment. De oude luister
van het oude keizerrijk, de monumen
tale gebouwen van de Heldenplatz en
van de Ring veel te groot voor het
kleine land, dat „1918" als het „nieuwe
Oostenrijk" overleefde dienen als dé
cor voor deze haast onwezenlijke ceremo
nie. Men ziet in gedachten toe naar de
zelfbewuste soldaten, flink stappend
langs de waarschuwende tekens van
voorbije staatkundige grootheid. Men
denkt aan de catastrofale gevolgen, wel
ke de radicale verdeling van de oude
Donaumonarchie na de eerste wereldoor
log voor Europa heeft gehad en nog
steeds heeft, en aan de beperkte wijsheid
der staatslieden, die niet voorzagen, dat
Europa behoefte had aan iets, wat men
daar eeuwenlang, zij het dan ook gebrek
kig, trachtte te verwezenlijken: een su-
pra-nationale structuur van landen, die
hoe verschillende ook in nationaliteit, het
christelijk erfgoed gemeen hadden. En
ondertussen leidt de Russische kapitein
met getrokken sabel zijn manschappen
op de maat van het Russische muziek
korps de hoek om, terug naar de kazer
ne.
In December j.l. trok een zwijgzame, trieste stoet door Wenen. Vrouwen en kin
deren smeekten op deze wijze om de terugkeer van hun in de ovjet-Unie noa
steeds vastgehouden echtgenoten en vaders, van wie men slechts af en toe een
teken van leven ontvangt.
Hummeltjes van acht jaar springen
reeds lustig rond of oefenen zich in -le
„pointes", het klassieke spitsen-trippelen
eerst op twee voeten, later op één
aan de lange leuningen van het oefen
lokaal.
Nu Monsieur Quitard ons rondleidt in
de Classes A B, division I, II en III,
waaruit de petits rats" bestaan, neemt hij
zelf bij de jongens even de leiding, de
balletmeesterstok in zijn hand:
„Un, deux, trois,
Un, deux, trois
Onderwijl loopt hij tussen deze jonge
danseurs kinderen van 8 tot 12 jaar
door om zijn wenken te geven: soms zacht
moedig, maar meestal categorisch. En
terwijl hij z'n stok stampt en de piano een
paar gelegenheidsmelodietjes laat horen,
telt hij hardop:
„Un, deux, trois,
Un, deux, trois...."
De les die vijf kwartier auurt, gaat
systematisch verder. Telkens nieuwe be
wegingen komen aan de beurt en als
de dans-codex mogen geloven, dan zi^J£
in de hele opleiding 95.140 verschillende
figuren als technische achtergrond.
Jongens en meisjes hebben hun eige
klas. De jongens zijn gekleed in een wit
zijden blouse en strakke, zwarte tricot
broek die reikt tot hun balletschoentjes;
de meisjes dragen een truitje en kort
rokje.
Achtereenvolgens namen we nu een
kijkje bij ieder der „divisions". I, II en IJl
hebben betrekking op de drie leerjaren
van de vóóropleiding.
Ieder keer leggen zij jaarlijkse proeven
van bekwaamheid af voor een uitgebreide
jury van bekende ballerina's en ballet-
meesters en hebben dan drie kansen: zit
ten blijven, weggestuurd worden of op
klimmen naar de volgende division".
Steeds zijn er gemiddeld 600 aspiranten,
terwijl er pei jaar een 40-tal toegelaten
kunnen worden.
Zijn de drie jaren met succes doorlopen,
dan klimt men hoger op de ladder- De
danswereld van de Parijse Opéra heeft
n.l. als een\ sterrenhemel haar eigen rang
orde. Zes trappen kan men stijgen om als
„ster" van de eerste grootte geëerd te
worden.
Na de voorbereidende „petits rats"-
periode komen de jongelui bij de 2e Qua
drille en later bij de le Quadrille. Dit
betekent een optreden als figuiant in de
balletten, waarvoor reeds vergoedingen
worden gegeven, die in de le Quadrille tot
450 gulden per maand oplopen.
Achtereenvolgens komen nu: lo „cory-
pheeën" 15 „petits sujets" 19 „grands su-
jets"; 10 „premier danseurs" of danseuses
en tenslotte de „étoiles".
Zij, die dit zenith bereiken, toucheren
minstens 1000 gulden per maand, maar, zo
fluisterde ons een der institutrices in.
wereld Eén der dansers der Opéra. Jean
Babilée genaamd, behoorde op 22-jarige
leeftijd nog steeds tot de 2e Quadrille. Dit
was zijn eigen verkiezing. De iUIT had
hem reeds verscheidene malen tot de le
Quadrille willen promoveren- Maar deze
jongeman was de minst ambitieuze die
het Parijse ballet tot dusver misschien
gekend heeft. Hij nam zelfs in 1945 ont
slag, ging zijn eigen weg en trainde zien
met een onversaagde moed en wilsr
kracht. Hij sprong eens als een skiloper
vanaf een hoog terras, liep een kneuzing
cp, rustte acht dagen en ging weer verder.
In 1950 breekt hij z'n been bij de laatste
voorstelling van „Le jeune Homme et Ja
Mort" van Jean Cocteau. Dezelfde avond
verlooft hij zich met de ballerina Natha
lie. Na z'n herstel dansen ze samen in de
„Ballets des Champs-EIysées"; vervolgens
op een tournée door Engeland en de Ver
enigde Staten zien zij koningin Mary en
president Truman onder de toeschouwers.
Hun „huwelijksreis" levert alleen voor
vier minuten televisie-uitzending 1000 dol
lar op. Daarvcor kochten zij een beschei
den appartement in de schaduw van de
Opéra. En nu komt de directeur der Opéra
zelf naar hem toe om hem een contract
aan te bieden als „étoile".
Jean Babilée springt van de 2e Quadrille
over de le Quadrille, corypheeën, petits
en grands-sujets en eerste dansers heen,
om nu afwisselend met de grootste dan-
Op de achtste étage onder de reusachtige
kap, zijn een reeks van repetitie-ruimten,
soort gymnastieklokalen, waar o.l.v. voor
malige eerste danseuses wordt geoefend.
Onder oppertoezicht van Monsieur Quitard,
nazaat van de bekende musicoloog Henri
Quitard, en zelf destijds een in de gehele
operawereld gevierd balletmeester, wor
den hier ,,les petits rats" in dagelijkse
training opgeleid tot echte dansers en dan
seressen.
„Un, deux, trois,
Un, deux trois".
De kleintjes stonden gedeeltelijk aan de
„barre" (lange leuningen aan de muur be
vestigd), ten dele in het midden van het
lokaal. Op de maat van een wals (Cho
pin) of andere bekende melodie bewogen
zich een honderdtal voeten, benen, rom
pen, armen en hoofden in een regelmatige
en sierlijke cadans.
,,Comme un coup de fouet, Marouchka!"
riep de leidster. En meteen maakte een
der kleinen bliksemsnel als een zweep
slag, op haar tenen een cirkelbeweging,
maar een ander die het probeerde maakte
een duikeling
„Kijkt u eens naar deze kleine", zeide
ons de instilutrice. „Ze is zo juist tot de
eerste „division" toegelaten".
„Une Chinoise?" vroegen wij, haar
spleetogen en diep-zwarte haar opmer
kend.
,,Ja, haar vader is een Chinees en haar
Buitenlanders zien toe bij een Russische parade in het hart van Europa, Wenen,
de enige plaats, waar men het Rode Leger in actie kan zien
zonder vrees voor een arrestatie.
Als de Russen iemand terugsturen of
tijdelijk vasthouden, is het omdat aan deze
eisen niet werd voldaan. Uiteraard zullen
uitgesproken anti-sovjetfiguren, Westerse
geheime agenten en zulke voor de Russen
direct schadelijke lieden zich liever toch
maar niet aan deze zóne-overschrijding
wagen en er de voorkeur aan geven recht
streeks per vliegtuig naar Wenen te vlie-