Symbolen van het laatste restje geallieerde eensgezindheid Bij de „KLEINE RATTEN" der Pa ri j se opera KWEEKPLAATS VAN DE DANS Rood isolement in een Opera-stad PAGINA 7 ZATERDAG 3 JANUARI 1953 Allerlei slagbomen Parade op de Heldenplatz door Marius Monnikendam ONDERAARDS EN BOVENGRONDS SERAIL De repetitie Afhankelijke onafhankelijkheid Georganiseerde uitbuiting FigVs Magere Jaren Geen IJZEREN GORDIJN in WENEN (Van onze redacteur) WENEN, December 1952. Buitenlanders, die per auto van de estelijke zones liet door de Russen bezette gebied van Oostenrijk willen binnengaan hebben de keus uit slechts twee doorlaatposten. Het is één van de vele zinloze hinderbepalingen, welke, deze hardnekkige bezetter in bet leven geroepen beeft, en handhaaft. Slechts twee doorlaatposten. 0111 te doen gevoelen, dat zij liever helemaal geen verkeer niet de W estelijke wereld wensen. Wie. hij voorbeeld, in Linz aan de DonaU, dat nog in de Amerikaanse zone ligt, iemand op de Noordelijke oever zou willen bezoeken, ziet de brede, uitnodigende Donaubrug voor zich gesloten, is gedwongen een omweg van vele tientallen kilometers te maken 0111 het gestelde doel, op vijl' minuten van zijn uitgangspunt, te bereiken. Maar, tenslotte, hij komt er, en hij komt er weer vandaan! Dat is het grote verschil met de zonegrens in Duitsland en met de rest van het IJzeren Gordijn. De Russische zónegrens binnen Oostenrijk is géén ijzeren gordijn. Aan heide kanten van deze streep regeert dezelfde Oostenrijkse regering, welke, ondanks alle lasten, die deze Russische bezetter baar te. verduren geeft, nog rustig beweren kan, dat het gehele Oostenrijkse territoir de Russische zóne inbegrepen vrij toegankelijk en verlaatbaar is voor iedereen. Tot dusver hebben de Russische zöneposten het geen „Westerling" moeilijk gemaakt, mits deze voldeed aan do ge-telde voorwaarden: het passeren van de aangewezen doorlaatpost en het beziuen valt het visum, dat men hij het binnenkomen van Oostenrijk \un de Oostenrijkse douane moet verlangen. en in Wenen, geconcentreerd. In de overige plaatsen bemerkt men hun aanwezigheid nauwelijks. Hun militaire hoofdkwartier is gevestigd in het vriendelijke „Kurort" Baden, niet ver van Wenen, waar ook de laatste Oostenrijkse keizer, de ongelukkige Karei, tegen het einde van de eerste wereldoorlog zijn hoofdkwartier gevestigd had. In dit centrum van het Rode leger wemelt het van lopende, fietsende en autorijdende Russen, maar men zal er ner gens een Oostenrijker en een bezetter samen zien. De taalbarrière komt uiteraard het niet- verbroederingsgebod der Russische leiding te hulp. Maar er zijn andere muren tussen bezetter en bevolking, die nog doeltreffen der werken dan ambtelijk bevel of taal verschil: de omgangsvormen, de bescha ving van de grote meerderheid der rode troepen móéten de Oostenrijkers wel als inferieur aandoen. Zoals een Weense taxi chauffeur (met de traditionele ouderwetse pet en hangsnor) het laatdunkend formu leerde: Het zijn barbaren, mijnheer. En waarom? Zij kennen Mozart niet eens! Zo denkt iedereen er eigenlijk over. Alleen de Russen kunnen het in het hoofd halen, de hun toegewezen paleizen van de Weense Hofburg, die trots van de op zijn stad ver liefde Wener, te ontluisteren door een schuldigd. Onder deze U.S.I.A.-bedrijven bevinden zich ook de belangrijke oliebron nen van Zistersdorf ten Noorden van Wenen, waarvan de productie voor het grootste deel de sovjet-machinerie ten goede komt. Oostenrijk is daardoor ge dwongen voor eigen gebruik olie in te voeren! Onder de dekmantel van „Rus sisch militair vervoer" brengen de sovjets bovendien goederen en levensmiddelen het land binnen, waarop natuurlijk geen in voerrechten geheven worden, en die in speciale U.S.I.A.-winkels beneden de nor male prijs verkocht worden, om het publiek te suggereren, dat het in de Sovjet- Unie toch allemaal zo goedkoop is. Al deze onrechtvaardige en met elke gedachte aan goede trouw strijdige praktijken kostten Oostenrijk in 1951 niet minder dan 3,5 mil liard schilling (bij een nationaal inkomen van 70 milliard). Daar komen de kosten van de bezettingsmacht dan nog bij, waar van Rusland het leeuwendeel krijgt. (De V.S. willen voor hun troepen niets heb ben). Maar dit is nog slechts de materiële kant. der zaak. Erger dan deze in de mil- liarden lopende schade, erger dan de hinderlijke vervoersbeperking, aan per soneel en goederen bij interzonaal ver keer opgelegd, erger dan de absoluut zin loze „geallieerde" (lees: Russische) cen suur op het internationale postverkeer, is tenrjjk te dicht op het IJzeren Gordijn om er de verschrikkingen niet van te kennen bljjven zjj met een uiterst in telligente hardnekkigheid en met lega listische spitsvondigheid roeren en sto ken. Onlangs lieten zij plotseling zeven en twintig krijgsgevangenen teruggaan naar hun Oostenrijkse vaderland, bij ge legenheid van het „Vredescongres" te Wenen. Het is een willekeurig voorbeeld van hun willekeur. Waarom juist deze zeven en twintig van de talrijken, die nog in gevangenschap zuchten en wier bloed verwanten in angst onwetendheid verke ren? Toen kanselier Figl eens vroeg, waar om bepaalde gevangenen, die hun straf tijd hadden uitgezeten, niet terugkwa men, antwoordde Sviridov: „Ach, als ze uit Siberië hadden moeten komen lopen, waren ze toch óók nog niet thuis ge weest!" Men heeft van Westerse zijde tijdens de onderhandelingen over het staats verdrag zich in ingewikkelde specula ties verdiept over de vraag, of de Rus sen serieus van plan zouden kunnen zijn hun woord gestand te doen en zich uit Oostenrijk terug te trekken, m.a.w. of het in het grote raam der wereld politiek voor hen nuttig zou zijn, zulk De Opéra is indrukwekkend als een spoorwegstation en luxueus als een Turks bad zeide Debussy eens lichtelijk ironisch over het paleis dat Charles Garnier een eeuw geleden in het hart van Parijs het construeren. De vreemdeling kent dit nationaal theater aan de dramatische kunst gewijd slechts van zijn avondschittering, zijn opera-opvoeringen a grand- spectaele, en als hij de blinkend-marmeren „escalier d'honneur" bij zijn binnenkomst bestijgt is hij reeds verblind door deze late luister van het Frans imperium. Maar hij vermoedt niet dat achter dit grandioos décor een wereld schuilt van energie door meer dan duizend opera-functionarissen opgebracht, die dag in dag uit daar werkzaam zijn. Iedere ochtend hoort men van achter de coulissen het orkest en het koor (tezamen 200 man) repeteren. Dansers en danseressen (175 man) glijden groepsgewijs of alleen over liet dans- parket; electriciens, decorateurs, grimeurs, coiffeurs, modisten, toneel knechten of werksters vervullen ieder hun eigen taak onder streng- toeziende ogen. Met een speciale permissie van de direc tie der „Régie de danse" dringen we nu door tot in het diepst van dit onderaards en bovengronds serail. Want ofschoon bo ven ons hoofd een oneindige toneeldiepte zich uitstrekt, bevindt zich aan onze voe ten een afgrond die evenredig is aan de hoogte, zulks om décors te doen dalen of rijzen Wij stijgen nu in een toneellift, angS| veelkleurige lichtsignalen, langs zwevende tuinen, bosschages, bossen, velden, salons en zalen tot aan de nok van het Opera gebouw. Door een doolhof van smalle en brede gangen en kruisgangen komen we ot deze 8e étage tenslotte in het domein dei „kleine ratten", een honderdtal jongens «_.i meisjes van 8 tot 12 jaar, in wier ogen en geest het ideaal straalt om eenmaal tus- i sen hemel en aarde op het Opei a-parket te mogen zweven. Want dit is het wat mij altijd het ideaal van de dans heeft toe geschenen: zijn lichaam te onttrekken aan de magneet van dit ondermaanse „mijnheer de markies van Cuevas lei der van de Monte Carlo-balletten be taalt het vijfvoudige". De schaduwzijde van deze carrière is op de eerste plaats haar korte duur. Het Opera-protocol schrijft een onverbid delijke limiet van 45 jaar voor wat be treft de dansers en 40 jaar voor de ball '- rina's. Ook zijn er die nimmer hoger dan tot de lc Quadrille opklimmen en eerzaam als „professeur" hun leven beëindigen. Maar er gebeurde juist deze week iets wonderbaarlijks in de Parijse ballet- sers van Parijs: Serge Lifar, Alexandre Kalioujny op te treden. Hij alleen pres teert het om drie draaibewegingeft in de lucht te maken, elf „pirouettes" en tien „entrechats", kunststukjes die een maat staf voor technische bekwaamheid vormen. In ballettaal spreekt men dan van Serge Lifar als „chat 10", Renault „chat 8". Des tijds was de grote Nijinsky „chat 12". Tn dit opzicht staat Jean Babilée dus gelijk aan Lifar. „Het wonderkind is teruggekeerd", zo riep de vrouw van de concierge uit, toen I ze de nu 29-jarige jongensachtige figuur j zag binnenkomen. Geen vijf minuten later j zag men hem als uitgelaten van vreug- 1 de boven op de torenhoge daklijst van het j Opéragebouw springen als in vliegende cn j dansende vaart, om als een vogel bezit te nemen van de ruimte bovèn en onder hem Maar dalen we weer terug tot de repe titie der „petits-rats". „Un, deux, trois, Un, deux, trois Non, non André.... Un, deux, trois. Un, deux, trois, Un, deux, trois, Mais, non, mais non, Marcel!C'est ga! Un, deux, trois, Un, deux, trois, Allons! allons! allons; Qu'est ce que j'ai dit, Marcel? Regardez done le mouvement de ton voisin!". De repetitie der „Petits rats" is in volle gang. gen, want de meeste Russische grenspos ten behoren, naar men van Oostenrijkse zijde verzekert, tot de Russische geheime politie. En het is wel eens voorgekomen, dat de sovjetautoriteiten zich In dergelijke gevallen niet konden beheersen en de betrokkene lieten „verdwijnen" in een volgens het reeds bekende procédé plotse ling bij het slachtolfer stilhoudende limou sine. Maar normale, dat wil dus zeggen: normaal-anti-communistische bezoekers, gaan rustig in en uit. In een autobus van Linz op weg naar Wenen passeerden wij de zöne-grens bij Enns. Op de Ennsbrücke werd halt ge maakt voor de neergelaten slagboom. Uit het raampje zagen we de controlepost. Boven de deur hing in het schijnsel van een lamp het was reeds donker het portret van vadertje Stalin; op de muren stonden de onveranderlijke propaganda- cliché's, die ons van de vredelievende paradijselijkheid der sovjetheerschappij moeten overtuigen. Wij troffen het niet met onze Russische controleur. Het wag een kleine gedrongen man, met een Mongools gelaat onder het bontmutsje van zijn winteruniform. Er viel in onze bus een gedwongen stilte van: „Hij doet wel niets, maar je weet het toch nooit". De man „deed" inderdaad niets anders dan de passen met een kort gebaar uit onze handen rukken en met een kwaad gezicht naar de daarin vermelde visum- data turen. Geen groet, geen vriendelijk heid, geen beleefdheid. Het was 'n vleugje van een ijskoude steppenwind, die hier naar binnen woei. Maar het was vlug voorbij. Met hetzelfde kwade en duistere gezicht sprong onze Rus de wagen uit, de slagboom ging omhoog en wij reden in snelle vaart, zondeg. nog één Rus te ont moeten, naar Wenen. De houding van deze grenswacht is typerend voor de bezetting. Niet, dat iedere Rus persoonlijk zo'n uiterst onbehaaglijke indruk maakt! Wij Ontmoetten later een heel vriendelijke, Ietwat boerse jongen, die met een innemende glimlach „Auf Wiederseh'n" trachtte uit te brengen en later lachend salueerde naar kinderen, die hem uit een vertrekkende trein toewuif den. Ze hebben bijna allemaal een ge voelig zwak voor kinderen. Maar ander zijds hebben ze de strengste bevelen zich niet met de Oostenrijkse bevolking in te laten. Contact met de burgerij bestaat dan ook niet. De Russische bezettingsmacht, die groter is dan die van de drie Westerse bezetters samen, ligt in enkele centra, aan de grens smakeloze rode ster, versierd met rode lampjes en begeleid door een reclame achtige kop van Josef Stalin. Alleen de manschappen van het rode leger zijn in staat de voor hun onderdak gevorderde woonruimte zó uit te wonen, dat de ge troffen huiseigenaar wel het besluit kan nemen zijn pand af te breken. (Met het gevolg, dat in de Russische zóne van Wenen de woningbouw beduidend bij de rest der stad achterblijft, want nieuwbouw trekt de aandacht der bezetters!). Maar de allesbeheersende reden waar om de Iwans en de Mitja's nog altijd verlaten en enigszins onhandig bijeen groepen is te vinden in het rode politieke beleid, dat nu reeds zeven jaar Oosten rijk van zijn onafhankelijkheid beroofd houdt, het geteisterde land op grote schaal schade berokkent, zijn burgers kwelt met talrijke, vaak zinloze hinder bepalingen, en op al deze wijzen voort durend een drukkende acte de présence geeft en 'n voorsmaak van wat men over de Tsjechische en Hongaarse grens de volheid van het rode paradijs noemt. De Amerikaanse en Russische militaire commandanten in We nen, gevolgd door hun stafofficie ren, verlaten het gebouw van de geallieerde Kommandantura voor de plechtige bevelswisseling in het Weense stadscentrum. Naar de gezichten te oordelen, zal de hand druk, die hierop gaat volgen, niet een voorbeeld van spontane harte lijkheid zijn. Maar, men gééft elkander in Wenen tenminste nog een hand! De petit.esvan de Parijse opera bij haar oprichting. moeder een Russin". „N'est-ce pas Ma- rouchka?" vroeg de leidster. „Pardon, Madame. Mon père était russe et ma mère chinoise!" antwoordde lachend Marouchka. „En nu het Adage!" Het Adage is een langzame dansbewe ging, gelijk het Adagio in een sonate of symphonie, waarin vooral het gracieuze van romp- en armbewegingen tot uitdruk king komt. En in een vloeiend rhythme gleden nu armen, handen en vingers gol vend voort, sierlijk en rustig als vissen in een aquarium- Deze kleine Frangaises en Fransen heb ben overigens niet de minste moeite om hun gebaar elegant te doen zijn. Gebaar en accent waren te allen tijde de gaven van moeder Natuur aan deze mensen kinderen geschonken. Daarom kan hier met weinig leiding een charme worden opgebracht, een eurhythmie in het geheel waarvoor het Germaans postuur veelal een onoverkomelijk struikelblok blijkt te zijn. Maar daar klonk door alle gangen heen een signaal: Het einde van de les. En als muizen én ratten, door de fluit speler van Hameln gewaarschuwd, stoven de kleinen uiteen naar alle hoeken en gaten van deze 8e étage die, gelijk de korenzolders zijn van een immens land bouwbedrijf, de voorraadschuren, de gees telijke reserve, voor later jaren. De Oostenrijkers zijn realist genoeg om in te zien, dat hun onafhankelijkheid vol komen afhankelijk is van de onderlinge verhouding der grote mogendheden, die in 1944 Wenen als „bevrijders" zijn binnen gerukt, maar door onderlinge rivaliteit deze bevrijding nog steeds niet als voltooid wensen te beschouwen. Er zijn genoeg officiële overeenkomsten, waarbij de ge allieerden Oostenrijk niet als hun vijand, maar ais het eerste nazi-slachtoffer aan merken (de verklaring van Moskou, 1943; de 1ste Controle-overeenkomst, 1945, etc.). Van -deze aanvankelijke welwillendheid hebben de Oostenrijkers, eensgezind als zelden tevoren, snel gebruik gemaakt door nog vóór het einde van 1945 een parlement en een regering te kiezen. Een bepaling uit de geallieerde controle-overeenkomst komt de Oostenrijkse bestuurszelfstandig- heid te hulp: met uitzondering van enkele zgn. Verfassungsgesetze, die de instemming van alle bezetters moeten hebben, kunnen wetten en andere rechtsvoorschriften vrij door de Oostenrijkse overheid worden uit gevaardigd, tenzij de geallieerde hoge commissie er zich binnen 31 dagen eens gezind tegen verzet. Protesten van de Rus sen alléén, welke schering en inslag zijn, baten dus niet. De Russen zijn er meesters in, de letter van internationale overeenkomsten te ontzien, terwijl zij met de geest ervan brutaal de spot drijven. De beloften van een spoedig herstel der Oostenrijkse on afhankelijkheid heeft men omgezet in de verplichting om deze onafhankelijkheid bij een speciaal „staatsverdrag" (geen vredesverdrag, want het betrof geen vijand!) te zullen verlenen. Maar over de inhoud van dit staatsverdrag, een woord dat iedere Oostenrijker kent als een begrip uit een sprookje, hebben de grote vier honderden vergaderingen lang over en weer gepraat, terwijl het alleen maar dui delijk werd, dat het Kremlin eenvoudig niet bereid is Oostenrijk te verlaten. Bij deze schemerige internationale status van Oostenrijk zien de Russen kans het land voor grote bedragen te benadelen. De openlijke diefstallen van bontmantels, sieraden en horloges, door de „bevrijders" kort na de oorlog op grote schaal gepleegd, behoren thans tot het verleden en zijn ver- I vangen door een achter decreten en for mulieren verborgen systeem van georga niseerde uitbuiting. Hun ruime opvatting van het begrip „Duitse eigendommen", welke hun als oorlogsbuit in de schoot vielen, hield geen rekening met de wijze waarop de Duitsers aan hun bezit in Oos tenrijk gekomen waren. Of de nazi's het verworven hadden door beroving van Joden of anti-nazi's, of door gedwongen investeringen met Oostenrijkse middelen tegen waardeloze schuldbekentenissen, raakte de Russen met. Hun enige criterium was, of Duitsers formeel eigenaar waren aan het eind van de oorlog. Over deze be zittingen moet bij het Staatsverdrag nog een definitieve regeling getroffen worden. Inmiddels hebben de Westerse geallieerden de in hun zóne liggende „Duitse eigendom" onder Oostenrijks beheer gesteld, de Rus sen echter houden het in eigen hand onder zgn. U.S.I.A.-beheer. Over wat in deze U.S.I.A.-bedrijven vervaardigd wordt, wordt geen belasting betaald, over wat er van uitgevoerd wordt naar achter het IJzeren Gordijn, zijn geen tolrechten ver- het feit, dat nog steeds duizenden Oos tenrijkse krijgsgevangenen in Rusland en Siberië worden vastgehouden en is de aanwezigheid van de bezetter tout court, „de pest", zcals hij in Oostenrijk kortweg wordt aangeduid. Sinds zeven jaar worstelt de Oosten rijkse regering met deze ongewenste gast. De man, die alle zwaarte der el kaar opvolgende Russische hoge com missarissen op zich heeft voelen druk ken is de bondskanselier, dr Leopold Figl, die om zijn eenvoudige gemoede lijkheid en stoutmoedige vasthoudend heid de „meest geschikte" man is, zoals men vaak in Oostenrijk kan horen zeg gen, om. het tegen de Russische autori teiten op te nemen. Figl heeft openlijk voor het Westen partij gekozen en ver klaard dat zijn land bij de Atlantische gemeenschap wil behoren. Er doen anec- doten de ronde in Wenen over wat Figl de Russen in de loop der jaren gezegd heeft en hoe hij dit deed. Als men weet, dat hij vóór deze zeven jaren van het bondskanselierschap eerst zeven jaar in Duitse concentratiekampen heeft geze ten, gelooft men graag, dat hij zich zijn vanzelfsprekende vrolijkheid en ietwat boerse directheid ook niet door de Rus sen zal laten ontnemen. Maar, nogmaals, de armslag der Oos tenrijkse regering reikt niet ver. Men moet zich beperken tot de afweer van Russische aanrandingen op de eenmaal verkregen rechten, tot het verkrijgen van ondergeschikte concessies, tot het bewaren van de lieve vrede. Fundamen tele wijzigingen kunnen eerst bereikt worden als het internationale krachtveld verandert. Maar deze piet spectaculaire en deli cate taak vereist reeds een grote mate van geestelijke lenigheid. De Russen zijn ondoorgrondelijk; hun principes, hun waardering der gebeurtenissen verschil len diametraal van die van het Westen; men weet niet in hoeverre generaal Svi ridov, de Russische hoge com?nissaris, zelf vrij is in zijn beslissingsmacht, men weet alleen, dat de Russen allen onbe rekenbaar zijn in hun reacties, vandaag vriendelijk en vrijgevig met wodka en morgen razend en tierend, zonder dat iemand begrijpt waarom. En hoewel zij een propagandistisch verloren zaak dienen men zit in Oos- •een stap te zetten. De theoretici, die de Westelijke onderhandelaars in hun steriele bezigheid met optimistische ar gumenten en verwachtingen steunden, zijn tot dusver steeds bedrogen uitge komen. Nog steeds zitten de Russen in het hart der vroegere Donaumonarchie, in het centrum van Europa. In dezelfde kanselarij, am Ballhausplatz, waar Metternich na de ondergang van Napo leon de Grote Vier dier dagen ontving en waar een periode van rust en stabi liteit werd ingeluid, zetelt thans dr Figl. zonder de vorstelijke allure van zijn hoogadellijke voorganger, maar met de hoop, dat het misschien weer in Wenen zal zijn dat de Grote Vier elkander na der zuilen komen. De symbolen van het laatste restje eensgezindheid der vroegere bondgenoten ziet men immers nog in Wenen, ja, ziet men alléén nog in Wenen. Nog steeds rijden de militaire politie wagens, met de vertegenwoordigers der vier bezetters niet meer in een jeep, maar in een wit geschilderde limousine door de stad, nog steeds wisselen de vier bezetters om de maand van bevel in het stadscentrum, nog steeds vergadert de Hoge Commissie regelmatig. Al deze intergeallieerde manifestaties zijn in har telijkheid verschraald, de verhoudingen zijn formeel zakelijk, maar ergens be staat die samenwerking dan toch nog. Dat is het boeiende voor de Westelijke bezoeker. Hij kan er de Russen zien pa raderen over de Heldenplatz tezamen met de Fransen of met de Amerikanen. Wij waren ditmaal getuige van het mo ment waarop de Franse kwieke berg troepen met hun vlugge marsmuziek en geladen Marseillaise het commando over droegen aan het breeduitmarcherende Rode Leger. Er was een vormelijke hand druk tussen de commanderende officie ren. de vier militaire commandanten luisterden ernstig naar het Franse volks lied en naar de Stalin-hymne. En het talrijke Weense publiek keek toe. Het is een fascinerend moment. De oude luister van het oude keizerrijk, de monumen tale gebouwen van de Heldenplatz en van de Ring veel te groot voor het kleine land, dat „1918" als het „nieuwe Oostenrijk" overleefde dienen als dé cor voor deze haast onwezenlijke ceremo nie. Men ziet in gedachten toe naar de zelfbewuste soldaten, flink stappend langs de waarschuwende tekens van voorbije staatkundige grootheid. Men denkt aan de catastrofale gevolgen, wel ke de radicale verdeling van de oude Donaumonarchie na de eerste wereldoor log voor Europa heeft gehad en nog steeds heeft, en aan de beperkte wijsheid der staatslieden, die niet voorzagen, dat Europa behoefte had aan iets, wat men daar eeuwenlang, zij het dan ook gebrek kig, trachtte te verwezenlijken: een su- pra-nationale structuur van landen, die hoe verschillende ook in nationaliteit, het christelijk erfgoed gemeen hadden. En ondertussen leidt de Russische kapitein met getrokken sabel zijn manschappen op de maat van het Russische muziek korps de hoek om, terug naar de kazer ne. In December j.l. trok een zwijgzame, trieste stoet door Wenen. Vrouwen en kin deren smeekten op deze wijze om de terugkeer van hun in de ovjet-Unie noa steeds vastgehouden echtgenoten en vaders, van wie men slechts af en toe een teken van leven ontvangt. Hummeltjes van acht jaar springen reeds lustig rond of oefenen zich in -le „pointes", het klassieke spitsen-trippelen eerst op twee voeten, later op één aan de lange leuningen van het oefen lokaal. Nu Monsieur Quitard ons rondleidt in de Classes A B, division I, II en III, waaruit de petits rats" bestaan, neemt hij zelf bij de jongens even de leiding, de balletmeesterstok in zijn hand: „Un, deux, trois, Un, deux, trois Onderwijl loopt hij tussen deze jonge danseurs kinderen van 8 tot 12 jaar door om zijn wenken te geven: soms zacht moedig, maar meestal categorisch. En terwijl hij z'n stok stampt en de piano een paar gelegenheidsmelodietjes laat horen, telt hij hardop: „Un, deux, trois, Un, deux, trois...." De les die vijf kwartier auurt, gaat systematisch verder. Telkens nieuwe be wegingen komen aan de beurt en als de dans-codex mogen geloven, dan zi^J£ in de hele opleiding 95.140 verschillende figuren als technische achtergrond. Jongens en meisjes hebben hun eige klas. De jongens zijn gekleed in een wit zijden blouse en strakke, zwarte tricot broek die reikt tot hun balletschoentjes; de meisjes dragen een truitje en kort rokje. Achtereenvolgens namen we nu een kijkje bij ieder der „divisions". I, II en IJl hebben betrekking op de drie leerjaren van de vóóropleiding. Ieder keer leggen zij jaarlijkse proeven van bekwaamheid af voor een uitgebreide jury van bekende ballerina's en ballet- meesters en hebben dan drie kansen: zit ten blijven, weggestuurd worden of op klimmen naar de volgende division". Steeds zijn er gemiddeld 600 aspiranten, terwijl er pei jaar een 40-tal toegelaten kunnen worden. Zijn de drie jaren met succes doorlopen, dan klimt men hoger op de ladder- De danswereld van de Parijse Opéra heeft n.l. als een\ sterrenhemel haar eigen rang orde. Zes trappen kan men stijgen om als „ster" van de eerste grootte geëerd te worden. Na de voorbereidende „petits rats"- periode komen de jongelui bij de 2e Qua drille en later bij de le Quadrille. Dit betekent een optreden als figuiant in de balletten, waarvoor reeds vergoedingen worden gegeven, die in de le Quadrille tot 450 gulden per maand oplopen. Achtereenvolgens komen nu: lo „cory- pheeën" 15 „petits sujets" 19 „grands su- jets"; 10 „premier danseurs" of danseuses en tenslotte de „étoiles". Zij, die dit zenith bereiken, toucheren minstens 1000 gulden per maand, maar, zo fluisterde ons een der institutrices in. wereld Eén der dansers der Opéra. Jean Babilée genaamd, behoorde op 22-jarige leeftijd nog steeds tot de 2e Quadrille. Dit was zijn eigen verkiezing. De iUIT had hem reeds verscheidene malen tot de le Quadrille willen promoveren- Maar deze jongeman was de minst ambitieuze die het Parijse ballet tot dusver misschien gekend heeft. Hij nam zelfs in 1945 ont slag, ging zijn eigen weg en trainde zien met een onversaagde moed en wilsr kracht. Hij sprong eens als een skiloper vanaf een hoog terras, liep een kneuzing cp, rustte acht dagen en ging weer verder. In 1950 breekt hij z'n been bij de laatste voorstelling van „Le jeune Homme et Ja Mort" van Jean Cocteau. Dezelfde avond verlooft hij zich met de ballerina Natha lie. Na z'n herstel dansen ze samen in de „Ballets des Champs-EIysées"; vervolgens op een tournée door Engeland en de Ver enigde Staten zien zij koningin Mary en president Truman onder de toeschouwers. Hun „huwelijksreis" levert alleen voor vier minuten televisie-uitzending 1000 dol lar op. Daarvcor kochten zij een beschei den appartement in de schaduw van de Opéra. En nu komt de directeur der Opéra zelf naar hem toe om hem een contract aan te bieden als „étoile". Jean Babilée springt van de 2e Quadrille over de le Quadrille, corypheeën, petits en grands-sujets en eerste dansers heen, om nu afwisselend met de grootste dan- Op de achtste étage onder de reusachtige kap, zijn een reeks van repetitie-ruimten, soort gymnastieklokalen, waar o.l.v. voor malige eerste danseuses wordt geoefend. Onder oppertoezicht van Monsieur Quitard, nazaat van de bekende musicoloog Henri Quitard, en zelf destijds een in de gehele operawereld gevierd balletmeester, wor den hier ,,les petits rats" in dagelijkse training opgeleid tot echte dansers en dan seressen. „Un, deux, trois, Un, deux trois". De kleintjes stonden gedeeltelijk aan de „barre" (lange leuningen aan de muur be vestigd), ten dele in het midden van het lokaal. Op de maat van een wals (Cho pin) of andere bekende melodie bewogen zich een honderdtal voeten, benen, rom pen, armen en hoofden in een regelmatige en sierlijke cadans. ,,Comme un coup de fouet, Marouchka!" riep de leidster. En meteen maakte een der kleinen bliksemsnel als een zweep slag, op haar tenen een cirkelbeweging, maar een ander die het probeerde maakte een duikeling „Kijkt u eens naar deze kleine", zeide ons de instilutrice. „Ze is zo juist tot de eerste „division" toegelaten". „Une Chinoise?" vroegen wij, haar spleetogen en diep-zwarte haar opmer kend. ,,Ja, haar vader is een Chinees en haar Buitenlanders zien toe bij een Russische parade in het hart van Europa, Wenen, de enige plaats, waar men het Rode Leger in actie kan zien zonder vrees voor een arrestatie. Als de Russen iemand terugsturen of tijdelijk vasthouden, is het omdat aan deze eisen niet werd voldaan. Uiteraard zullen uitgesproken anti-sovjetfiguren, Westerse geheime agenten en zulke voor de Russen direct schadelijke lieden zich liever toch maar niet aan deze zóne-overschrijding wagen en er de voorkeur aan geven recht streeks per vliegtuig naar Wenen te vlie-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1953 | | pagina 7