„OLD VIC" herstelde zich
i
Jozef van Egypte als dictator
Toneelspelen met het hart"
De grens van een gesloten Humanisme
n
Zwak seizoen gerevancheerd
door prachtige vertoningen
Hubert Lampo's willekeurige
bijbelinterpretatie
-ü)
Koopman van Venetië in pruikenstijl
De belofte aan Rachel
GUUS HERMUS:
Het heilige experiment
Navolging van Marnix
Gijsen?
w
Grootheid en ongenoeg
zaamheid der humane
liefde
Gjcd en ^ü#t wereld
ZATERDAG 7 FEBRUARI 1953
PAGINA
Nieuwe bloei met Claire Bloom
Pruiken in Venetië
Julius Caesar
r WÊF 1 i'
jPr rnmmm
Onrechtvaardig
Ik bridde te veel
De kunst van de
acteur
HUBERT LAMPO
Willekeur
Geforceerde symboliek
Boeiende Benjaminfiguur
iÉip
«Bi
-w*-"
-r -
Scène uk „Romeo and Juliet' onder regie van Hugh Hunt door de Old
Vic opgevoerd. Links Claire Bloom (Juliet), rechts Alan Badel (Romeo)
VERLEDEN Jaar begonnen de pessimis
ten onder de dramatische critici in
Londen hun hoofd te schudden over
de gang van zaken bij de OLD VIC. Deze
was het gevolg van allerlei interne moei
lijkheden, o.a. het conflict met een van de
beste speiers van 't gezelschap, de toneel-
en filmacteur Donald Wolfitt; de opheffing
van de YoungVic, die zich in Nederland
zo populair had weten te maken, etc. Dit
alles moest ook wel zijn invloed hebben
op de artistieke prestaties van het gezel
schap, en de onbarmhartige Londense to
neel-recensenten stellen nu eenmaal de
hoogste eisen voor de opvoeringen van
gezelschappen als de Old Vic, die 'n oude
en roemrijke traditie van Shakespeare-
vertolkingen dienen te handhaven.
De rijk-gemonteerde opvoering van
King Lear, die in het buitenland over het
algemeen een zeer goede pers had, kon
ook in de ogen van deze toneel-critici geen
genade vinden. Men kan soms echter niet
de gedachte van zich afzetten, dat bij som
mige toneel-recensenten een zekere per
soonlijke vooringenomenheid met bepaal
de acteurs een rol speelt, en dat men niet
altijd volledig openstaat voor het drama
tisch talent van jonge acteurs, die spelers
met eclatante namen, als een Donald Wol
fitt en Redgrave moeten opvolgen.
Het getij is echter gekeerd voor de
Old Vic met het succes van Romeo
en Juliet in de laatste helft van het vorig
jaar. Met het verschijnen van Claire
Bloom nomen est omen ls de Old Vic
weer tot bloei gekomen.
„Zou de naam, die deze actrice nu een
maal gemaakt had als tegenspeelster van
Chaplin in Limelight, misschien goed moe
ten maken wat er aan werkelijk drama
tisch talent ontbrak?" vroegen de sceptici
zich af voordat het doek openging. Maar
zelfs de meest verwende criticus moest
zich al vóór de balcon-scène gewonnen
geven.
Dit was een Juliet die adembenemend
was van schoonheid. De sublieme poëti
sche verzen, die in dit drama van jonge
liefde uit Shakespeare's leertijd de enigs
zins artificiële dichtregels ongetwijfeld
overtreffen, werden door Claire Bloom ge
sproken met een fijne modulatie, gepaard
aan een groot gevoel voor het rhythme
van het vers, Claire Bloom's meesterschap
in de dictie van Shakespeare's verzen
kwam vooral uit in de onsterfelijke regels
van de balcon-scène
„Night's candles are burnt out,
and jocund day
Stands tiptoe on the misty
mountain tops".
In Alan Badel vond Claire Bloom een
Romeo tegenover zich. die door de vaart
en frisheid van zijn vertolking in grote
mate bijdroeg tot dit eerste grote succes
van de Old Vic na de inzinking van het
afgelopen jaar.
Zoals bij alle Shakespeare-stukken stelt
deze opvoering hoge eisen aan de regie,
die in handen van Hugh Hunt tot hoge
perfectie is opgevoerd.
Deze jonge regisseur en directeur van de
Old Vic is er in geslaagd de rehabilitatie
van de Old Vic te bestendigen in een nieu
we opvoering van „De Koopman van Ve
netië": Het heeft hem daarbij niet aan
durf en oorspronkelijkheid ontbroken, zo
wel bij de toneelbouw als costumering
Soms ging zijn originaliteit iets te ver. De
aankleding van dit bij uitstek romantische
stuk in de stijl van de rationele 18de eeuw
is op zijn minst bevreemdend. Weliswaar is
daardoor de „gepruikte" Portia een meer
acceptabele travestie dan gewoonlijk. Maar
al is het waar dat Shakespeare's meester
werken niet gebonden zijn aan tijd en
plaats of dracht, het fleurige costuum van
de eeuw van Elisabeth laat zich moeilijk
vervangen door een colbert, en zelfs niet
door de pruiken van de 18de eeuw. Claire
Bloom die in deze opvoering de kleinere
rol van Jessica vertolkt, heeft de vrouwe
lijke hoofdrol aan Irene Worth moeten
laten, die twee jaar geleden in de „Cock
tail Party" als Celia maandenlang iedere
avond de schouwburg in het West-End tot
in de nok vol deed lopen.
Met Shylock heeft Paul Rogers, een be
trekkelijk jonge acteur, die de laatste tijd
naar voren was gekomen, zich een plaats
veroverd onder de leidende Shakespeare-
acteurs. Hij doet in zijn opvatting heel
sterk denken aan de recente vertolking
van John Gobau in Nederland. Met getem
perde hartstocht gespeeld is deze Joodse
woekeraar een mens, ondanks zijn onmen
selijkheid, een aannemelijk figuur trots
op zijn ras, en fel in zijn liefde voor zijn
dochter, Jessica, nooit té kruiperig, en
groots vooral in zijn laatste wankelende
gang van het toneel, waar hij zich wacht
voor de overdrijving.
Maar wat deze opvoering onderscheidt
van de Nederlandse is het perfecte samen
spel, en de scherpe contouren waarmede
ook de bijfiguren getekend zijn. De regis
seur, Hunt, weet steeds een nieuw tableau
te ontwerpen, met een totaal andere op
stelling van de opeenvolgende minnaars
bij hun keuze van de kistjes. De Koopman
van Venetië is, afgaande op de uitverkoch
te zaal voor de komende weken, het groot
ste succes van de Old Vic sind de oorlog.
Intussen repeteren iedere morgen Paul
Rogers, Douglas Campbell en William
Devlin voor de komende opvoering van
Julius Caesar, waarin zij respectievelijk
de rol van Cassius, Caesar en Brutus zul
len vertolken. De première zal op 24 Febr.
plaats hebben, en velen zullen om de
Koopman van Venetië te zien, moeten
wachten op een reprise later in het sei
zoen. Voorlopig is daar echter geen tijd
voor, want Julius Caesar wordt gevolgd
op 31 Maart door T. S. Eliot's „Moord in
de kathedraal", met Robert Donat in de
rol van Thomas Becket.
Bij gelegenheid van het Kronings-sei-
zoen vindt op 6 Mei de première plaats
van „Hendrik VIII", in tegenwoordigheid
Jp1
5»
Het toneelvak kan wreed
ztjn. Op de avond van
de le Februari, toen
heel Nederland slechts aan
dacht had voor het drama der
doorgebroken dijken, werd
de Koninklijke Schouwburg
een blijspel opgevoerd. Ac
teurs, die ditmaal doof ble
ven voor de influistering der
speelse Muze, kregen tot taak
een groep mensen te amuse
ren wier geest zich geen
ogenblik los kon maken van
de recente ramp. „Je voelde
je volkomen overbodig", zegt
Guus Hermus, een mens met
te veel hart om op te gaan
in de flonkerende humor van
Christopher Fry op het mo
ment dat honderden land
genoten hun vertwijfeld ge
vecht leverden tegen de ver
drinkingsdood.
Het toneelvak kan wreed
zijn. Juist enige dagen tevo
ren kreeg de toneelgroep
„Comedia" opnieuw ernstige
verliezen te incasseren, die
deze maal wel eens de ge
nadeslag voor het roemrijke
gezelschap der Hermussen
zouden kunnen betekenen.
Ik weet nog niet wat er
met „Comedia" gebeuren zal.
mi Enny Meunier en ik het
volgend seizoen geen deel
meer van het gezelschap zul
len uitmaken. „Comedia"
schijnt steeds het kind van
de rekening te moeten zijn.
En waarom?
Wij hebben, nadat wij net
vorig jaar uit de rij der gro
gesubsidieerde groepen zijn
verdwenen niettemin een
goed seizoen gehad. Zowel
financieel als artistiek. Maar
op den duur kun je het een
voudig niet opbrengen. De
beperkte omvang van de
groep dwingt de voornaamste
spelers, avond aan avond in
een hoofdrol op de planken
te staan. Dat is niet te doen.
Dat wordt onherroepelijk
routinewerk. Daarenboven
maakt de voortdurende strijd
om het batig saldo, die elke
première de extra spanning
geeft van een beslissende gok,
het werk nog slopender".
„Het zal allemaal wel zo
nv> i". Hermus haalt de
schouders op. Maar hjj acht
het onrechtvaardig, dat een
hieuw gezelschap, dat n°S
zijn eerste prestatie moet le
veren, subsidie krijgt, terwyl
een artistiek nog steeds hoog
staande groep, als „Comedia
•het haar grote traditie, wordt
gepasseerd. Zonder aanwijs
bare reden.
Het behoeft dan ook niet
te verbazen dat Hermus niet
in jubelende toon over de
Toneelcoördinatie spreekt.
„Uiteraard ben ik er niet
Eek mee", zegt hij. „Ach, die
overheidsbemoeiing heeft na-
•lUrlijk haar voor en tegen".
„Het voordeel moeten we
dan zien in een grotere so
ciale zekerheid voor de ac
teurs".
„In zekere zin ja. Misschien
is dat ook juist het nadeel.
Want sociale zekerheid en
kunstenaarschap zijn voor
mijn gevoel ergens in tegen
spraak. Het moet de kunste
naar niet te makkelijk ge
maakt worden".
Is het waar, dat U bij
Uw nieuwe gezelschap,
de „Ned. Comedie",
„Hamlet gaat spelen?, vra
gen wij.
Een telefoongesprek onder
breekt even zijn betoog, maar
hij neemt aanstonds de draad
weer op. „ik heb het gevoel,
dat men tegenwoordig ang
stig is voor sterk spel. Men
wil een intellectualistisch tot
het uiterste versoberd toneel.
En toch, toneelspelen moet
niet alleen met de hersens
maar vooral met het hart ge
beuren. Je moet alles geven
wat je In je hebt aan gevoel,
emotie en kracht. Anders
wordt het een kil gedoe.
Maar wanneer je dat doet,
dan heet het tegenwoordig
„je bouwmeestert".
„Toen Bouwmeester speel-
-w..
„Dat heb ik tot mijn ver
bazing in de kranten gele
zen", glimlacht Hermus.
„Zou U het graag doen?"
„Van de ene kant wel. Maar
Hamlet is de rol van de ver
schillende opvattingen en dan
doe je het volgens de critici
meestal juist verkeerd. Ja, die
opvattingen! Toen ik „Cali
gula" van Camus speelde,
verweten sommige critici mij
dat ik te romantisch, te emo
tioneel acteerde. Ik brulde te
veel, vond men. Goed, ik héb
gebruld. Maar precies op die
momenten, waar Camus zelf
uitdrukkelijk aangaf dat er
gebruld moest worden".
de was Ik nog maar een
jongkie", vervolgt Hermus.
„Ik heb hem nooit op de
'planken gezien. Maar mijn
vader heeft mij zo herhaalde
lijk en zo suggestief over
hem gesproken, dat ik hem
„bijna gezien" heb. Zo ver
telde mijn vader dat Bouw
meesters Weense medespe
lers bij de vertoning van „De
Koopman van Venetië in
het Wiener Burgtheater zo
perplex stonden over diens
spel, dat zij hun rol eenvou
dig vergaten. Zo iets hadden
zij nog nooit gezien. Nu, het
Wiener Burgtheater is toch
heus niet een derderangs
gelegenheid in een achteraf
straatje, geloof ik.
Dit verhaal is maar een
onbeduidend symptoom van
een feit, dat hedendaagse
toneelmensen wel eens ver
geten: dat Bouwmeester één
der allergrootste toneelge
nieën ter wereld is geweest.
Maar voor moderne critici
schijnt „bouwmeesteren" zo
iets als Schmiere van de
goedkoopste soort te zijn".
„Dat vind ik een misvat
ting, weet U. Comedie naar
de romantische, emotionele
kant ligt in de aard van het
vak. En ik ben er zeker van,
dat ook bij het publiek het
verlangen bestaat naar sap
pig, hartelijk, eerlijk toneel.
Men moet niet vergeten dat
toneel toch op de eerste
plaats de kunst is van de ac
teur. De toneelschrijver dient
de toneelspeler. Kijk maar
naar Shakespeare, die schreef
omdat hij stukken nodig had
voor zijn gezelschap".
Wij noemen de naam
Christopher Fry, in dit op
zicht wel het tegendeel van
Shakespeare.
,Jk vind Fry een fantas
tische knappe kerel" zegt
Bermus. Maar met de
toneelspeler houdt hij wei
nig rekening. Soms denk je,
wanneer je Fry's brillante
zinnen staat te zeggen: ik
wou dat ik al die woorden
nu eens even opzij kon
schuiven en kon spelen
zoals ik het voel".
Acteren uit het hart, dat is
hèt motief waarop Hermus
steeds weer terugkeert. Wie
zich zijn grote rollen van
Oblomov, van Aljosja in „de
gebroeders Karamazov", of
zijn spel in meer recente
voorstellingen als „De dood
van een handelsreiziger" en
„Bobbeltje" herinnert, zal
z:ch hierover niet verbazen.
En hij zal met meer dan ge
wone belangstelling uitzien
naar de prestaties, die Guus
Hermus in zijn nieuwe gezel
schap zal leveren.
De Ned. Comedie is Her
mus' vierde gezelschap. Vóór
de oorlog debuteerde hij, vers
van de Toneelschool, bij Cor
v. d. Lugt's „Nederlands To
neel", daarna was hij van '46
tot heden, met onderbreking
van één seizoen (toen hij deel
uitmaakte van het Residentie
toneel) bij „Comedia", de
groep die de nssra Hermus
vereeuwigen zal ir: de vader
landse toneelgeschiedenis.
van Koningin Elisabeth en de Hertog van
Edinburgh.
De koningin is een trouwe dikwijls
onofficiële bezoekster van de Old Vic,
het theater dat genoemd is naar de vorstin
die evenals zij op jeugdige, leeftijd geroe
pen werd tot het koningschap. The Royal
Victoria Theatre is de volle naam van de
schouwburg die nu altijd met een zekere
affectie de Old Vic genaamd wordt. Oor
spronkelijk heette het theater The Royal
Coburgh naar de prins van Saxe-Coburgh
die in 1831 koning der Belgen werd. 120
Jaar geleden echter, in' 1833, kondigde de
directie van het theater aan dat Hare Ko
ninklijke Hoogheid de Hertogin van
Kent, de latere Koningin Victoria be-
schermvrouwe van het theater was gewor-
den en dat de bezoekers van de schouw
burg geen tol hoefden te betalen op de
Waterloo-brug.
Er is nu meer dan een eeuw verlopen
sinds de schouwburgbezoekers per paar
dentram om 6 uur van Gracechurch Street
„voor half geld naar de Old Vic vertrok
ken, maar de naam is nog steeds even ver
trouwd bij iedere liefhebber van het to
neel. Het is niet altijd het heiligdom van
Shakespeare geweest in haar lange ge
schiedenis heeft deze schouwburg ook de
operette en het cabaret binnen haar mu-
ren gezien. Maar vooral sinds het beheer
van Lilian Bayles is de Old Vic de plaats
gaan innemen die zij nu deelt met het Na
tionale Shakespeare Theater in Stratford-
on-Avon het centrum van de klassieke
toneelkunst ia Engeland.
DRS. TH. ZWARTKRUIS, pr.
Op Zaterdag 14 Februarj as. zaj De
Haagsche Comedie in de Koninklijke
Schouwburg te Den Haag een speciale
voorstelling geven ten bate van het Na
tionaal Rampenfonds. Hiervoor is gekozen
de eerste opvoering door een Nederlands
beroepsgezelschap van „Het heilige expe
riment", een spel in vijf bedrijven van de
Oostenrijkse auteur Fritz Hochwalder. Dit
stuk dat de Jezuietenkolonie te Paraguay
tot onderwerp heeft, werd in 1950 door
leerlingen van het Nijmeegse St Canisius-
college opgevoerd bij gelegenheid van het
50-jarig bestaan van dit college.
De voorstelling van de Haagse Comedie
wordt geregisseerd door Erwin Piscator,
die ook „Androcles en de leeuw" regis
seerde.
Victor E. van Vriesland heeft de Neder
landse vertaling verzorgd.
In Parijs maakte hetzelfde werk onder
de titel „Sur la terre comme au ciel" in
het Athénée (Théatre Louis Jouvet) een
zeer diepe indruk.
De rol, in Parijs vertolkt door Victor
Francen, zal hier worden gespeeld door
Paul Steenbergen. Verdere medewerken
den: Bob de Lange, Jan Retèl, Henri
Eerens, Johan Valk, Frans van der Lin-
gen, Luc Lutz, Henk van Buuren, Gerard
Hartkamp, Pim Dikkers, Walter van der
Kamp, Bernhard Droog, Luc van Gept,
Gerard de Groot, Carl van der Plas.
Het décor is van Willem Deering: de
costumes zijn van de firma A. Serné Zn.
HUBERT LAMPO'S jongste roman De Belofte aan Rachel biedt
ons het gefantaseerd levensverhaal van Jacob's jongste zonen, kinderen
van Rachel, Jozef en Benjamin. Het wordt ons voorgesteld als een gedenk
schrift van Benjamin, die zich tot het optekenen van Jozefs leven gedreven
voelt, omdat hij het boek dat Nephtali, een der oudere halfbroers, over
Jozef geschreven heeft, een „zoeterig en leugenachtig verhaal vindt. Tegen
over het verbloemde relaas van Nephtali stelt Benjamin zijn werk „zonder
haat of wrok, alleen gedreven door de waarheid in het hart, sterker dan
ijdelheid, zelfbedrog en leugen".
Benjamin beschrijft dan de tijd hunner kinderspelen, in Kanaan, waarin
we kennis maken met Jacob en Rachel, de broers, het dorpsleven, zoals
hij het zich herinnert uit zijn knapentijd. Hij vervolgt met de geschiedenis
van Dothan, de tocht naar Egypte, de gebeurtenissen rond Potifar'g vrouw.
Vanuit de gevangenis waar Jozef is terecht gekomen begint dan diens
opgang, die hem zal voeren tot de macht van een dictator in Egypte. Dat
nu is de kern van het boek: Jozef als symbool van de dictatuur. Hij wordt
een Hitier, getekend door de godloochenende scepticus Benjamin.
IN stellige zin is de schrijver gedwon
gen geweest de zwakheid van zijn uit
gangspunt zelf rijkelijk te deftionstre-
ren. In de episode van Jozef in Dothan,
van Jozef en Potifar's vrouw om slechts
enkele voorbeelden te noemen moest de
schrijver niet alleen van het bijbelse ge
geven afwijken, maar dat zelfs in zijn te
gendeel laten omslaan, wilde hij althans
zijn doel bereiken en van Jozef de gesle
pen en onmenselijke schurk maken, die hij
nodig had.
De vondst om de figuur van Jozef te ge
bruiken om een tyran uit te beelden, moet
zwak genoemd worden. Weliswaar kon de
Schrijver in Jozef een figuur vinden, die
van alle tijden is, en daarmee zijn thema
boven het strikt historische uitbeuren.
Ook kon hij van Benjamin als het ware
zijn uitkijkpost maken om zodoende van
veraf en toch dichtbij het tyranniek be
wind gade te slaan en te critiseren. De ge
stalte van Benjamin is in de Bijbel boven
dien vaag genoeg om een heel vrije inter
pretatie mogelijk te maken. De schrijver
wordt er door in staat gesteld zichzelf als
het ware met deze Benjamin te vereenzel
vigen, hetgeen voor een auteur die altijd
zo door de sfeer van de jeugd geboeid is
geweest, een bijzondere mogelijkheid heeft
geschapen om zijn voorkeur trouw te blij
ven.
Maar deze voordelen wegen in de verte
niet op tegen de nadelen. Ten eerste ver
schaft het bijbels verhaal over Jozef en
Benjamin de auteur geen enkel werkelijk
aanknopingspunt. De wijze waarop Lampo
zijn gestalten vorm geeft, hangt in dit op
zicht volkomen in de lucht. Vervolgens
zijn de karakters, zoals hij die tot ontwik
keling brengt, volkomen in strijd met de
géést van de bron waaruit hij put. Deze
twee feiten doen aan de overtuigings-
kracht van de roman heel veel afbreuk, heugen roept. Ook daar een nauw verbon
Maar men kan niet zonder elke doel
treffendheid te verliezen hetzelfde
ogenblik steunen op de bijbel en hem
wegstoten. Dat raakt behalve het strikt
litteraire, waarover tot nu toe slechts
sprake is geweest, ook een andere kwes
tie die van belang is. Een vrije interpre
tatie van bijbelse motieven moge onbe
twistbaar het recht van een kunstenaar
zijn, een zo volkomen willekeur als waar
van dit boek getuigt, lijkt niet aanvaard
baar. Het komt er toch op neer, dat aan
een bijbelse gestalte, die door de traditie
beschouwd wordt als een voorafbeelding
van de vredevorst, het mom van een dic
tator wordt voorgebonden. Dat de „inner
lijke waarheid" van de auteur niet tot deze
structuur noopte, daarvan zijn we boven
dien overtuigd in dezelfde mate, waarin
dit boek de overbekende gedenkschriften
van ene Joachim van Babyion in het ge-
den en toch tegengesteld tweetal Joa
chim en Suzanna. Ook daar de vorm van
een gedenkschrift. Ook die geschiedenis is
aan de bijbel ontleend en ook daar de
zelfde willekeur ten opzichte van het
historische gegeven.
Dat de zwakte van het fundament zich
ergens in de bouw wreekt, kan niemand
verwonderen. Daar hangt bijvoorbeeld
stellig mee samen de geforceerde symbo
liek. In het Egyptisch décor, waarin het
drama van de tyran wordt opgevoerd, een
complete rijksdagbrand en een Van der
Lubbe aan de lezer voor te stellen en de
dictator te omgeven met de bekende lijf-
scharen van misdadigers, heeft mogelijk
zin in een eventuele Duitse vertaling er
van voor degenen die het niet geweten
hebben. De werkelijkheid van het boek
is zwakker dan de „echte" werkelijkheid
en de symboolkracht ér van is bij alle na
druk gering. De sfeer van bedrog en im
moraliteit, de psychologische verklaring
van de machtswellust zijn te nadrukkelijk
geïnspireerd op het Duitse voorbeeld om
te overtuigen van de altijd en overal en
in alle mogelijke vormen dreigende tyran-
nie.
Wat het boek (om nu wel duidelijke
redenen alleen voor gevormde volwasse
nen geschikt) boeiend en belangrijk
maakt is dan ook vrijwel uitsluitend de
Benjaminfiguur. Hij is de jongste telg van
een machtig patriarchaal geslacht en er
door zijn ongeloof tevens zeer van ver
vreemd. Hij is de broer van Jozef en te
vens diens meest beginselvaste tegenstan
der; hij is de geweldloze in een wereld
van geweld, een zuivere in een bedorven
milieu. In deze tegenstrijdigheden van het
leven leiden hem slechts de liefde voor en
de belofte aan zijn moeder Rachel
Als hij ondanks deze zekerheden uit
zijn jeugd dreigt ten onder te gaan in de
schaduw van Jozef, wordt hij gered door
Tetjuna. En als zij vermoord is, blijft er
het kind, voor wie het leven opnieuw be
gint: een natuurlijk en dus betrekkelijk
geluk, maar dat tenslotte toch tot levens
aanvaarding overreedt.
Onthulling en versluiering tegelijk van
's schrijvers diepste wezen is deze litterai
re gestalte geworden tot een beeldenaar
van de hedendaagse scepticus. Als zo
danig behoort hij tot het gezelschap van
Walschap's Jozef van Arimathea (uit:
Bejegening van Christus) en Gij sen's
Joachim.
Dit te constateren houdt, bij alle critjek,
ook een erkenning in van Lampo's litterair
meesterschap.
HARRIE KAPTEIJNS.
N.a.v. „De belofte aan Rachel" door
Hubert Lampo Uitg. Stols, den Haag.
„Overstroming" noemde de Franse
impressionist Bisley dit schilderij,
dat tot het kunstbezit behoort van
het museum te Rouen. Juist een
werk als dit toont het kara,kter
der impressionistische kunst,
wélke zelfs bij een ramp meer oog
heeft voor het spel van licht en
kleur dan voor de dramatiek die
achter de schoonheid van het
tafreel schuil gaat. Men behoeft
zich slechts te denken wat expres
sionisten als Permeke, Chabot of
Charley Toorop van dit gegeven
gemaakt zouden hebben om de be
perkingen te beseffen die aan het
impressionistisch schilderen eigen
zijn.
ti
-T-'"
xN-
HET moderne humanisme zoekt voor alle mense
lijke problematiek slechts oplosingen op mense
lijk vlak. Aan deze exclusieve Instelling op het
puur-menselijke ontleent dit humanisme zelfs zijn
naam en zijn karakteristiek tegenover andere levens
beschouwingen.
Een week geleden zijn we in deze kolommen van
dit uitsluitend menselijke standpunt uit met de
moderne humanist °P Weg gegaan om te zien, wat
we op het einde van de route hebben bereikt en om
na te gaan of dit bereikte beantwoordt aan de huilke-
ring en het verlangen, dat in de mens leeft.
We zetten deze tocht voort, na eerst nog even een
vluchtige blik geworpen te hebben op de afgelegde
weg.
Er is in elk mensenleven een onvoldaanheid. Ik
bedoel hier niet een ontevredenheid, die de mens
koestert t.o.v. sommige dingen of voorvallen in zijn
omgeving, buiten hemzelf; ook bedoel ik niet een op
en neer gaande, wisselende ontevredenheid met eigen
tekorten en gebreken, met karakterfouten, ziekte
verschijnselen of inwendige problemen. Neen, er is
hier sprake van een wezenlijke onvoldaanheid van de
mens met zichzelf hélemaal, een onvoldaanheid die
berust op het onontkoombare feit, dat elk mens maar
deze éne mens is, terwijl alle andere mogelijkheden
hem ontgaan.
DOOR geen enkele mens worden alle moeilijkheden
van het volledige mens-zijn uitgeput. Een mens
is een individu, een enkeling, één uit de velen.
Wat hij als deze enkeling is en bezit, stelt zich nood
zakelijk op tegenover datgene wat hem ontbreekt en
wat hij in andere enkelingen ontdekt. De mens is
eenzijdig. Hij bemerkt voortdurend dat hij in het
leven staat als een die anders is dan talloze anderen,
als een die maar een heel klein stukje verwerkelijkt
van alles wat in het menselijke mogelijk is. Daarom
kan een mens nooit echt met zichzelf tevreden zjjn.
De zelfgenoegzame maakt een valse indruk: hij spéélt
een tevredenheid, die in de diepte van zijn hart niet
kan bestaan. Ieder mens kan weten, dat alles wat
hij heeft gedaan en nog doen zal, alles wat hij is en
nog zal zijn, voorhij is gegaan aan millioenen andere
mogelijkheden. Op hoeveel verschillende manieren
zou men theoretisch mens kunnen zjjn? En praktisch
kan men het slechts op één manier, nl op zijn eigen
manier. Daarin zit men opgesloten als'in een kleine
kerker en men ziet, door de tralies turend, de andere
mensen passeren; van elke voorbijganger kan men
zeggen: zó ben ik niet; dit is een ander; ook zó kan
men mens zijn.
HIER openbaart zich het menselijke eenzaamheids
besef, waarvan we in ons vorige artikel ge
waagden. Dit eenzaamheidsbesef is onderstroom,
onder de onvoldaanheid. Ais mens tracht men er op
allerlei wijzen aan te ontkomen, omdat men met
eenzaam wil zijn. Men zoekt gemeenschap. Men wil
uit de gevangenschap in zichzelf losbreken en zoals
we constateerden in de liefde van mens tot ruims
vindt men een althans voorlopige oplossing. De liefde
biedt ruime mogelijkheden.
Maar biedt deze (menselijke) liefde ook vol
doende mogelijkheden Wat is deze liefde voor
een werkelijkheid en wat doet zij, wat geeft zij f
Menselijke liefde is in elk geval, om te beginneneen
zich losmakeneen loskomen van zichzelf en een zich
heenwenden naar de ander. In zover is liefde be
vrijdingeen verlost worden uit de eigen zelfbesloten-
heid en uit de beperkte ruimte van het eigen bestaan;
een zich ontrukken geleidelijk of plotseling aan
de eigen eenzaamheid. Dat is het, wat de liefde begint
te doen t.o.v. mijzelf. Er is echter bij de liefde nood
zakelijk ook altijd een ander in het spel en ook t.o.v.
die ander (of anderen) doet de liefde iets. Zij doet nl.
iets van mijzelf naar die andere uitgaan: mijn ge
voelens en mijn verbeelding, mijn gedachten en 'ge
moedsbewegingen, mijn verlangens en hunkeringen,
mijn strevingen en mijn vreugde. Deze liefde drijft
mijzelf geheel en al naar de ander toe en met heel
mijn wil wil ik het goede voor de geliefde. T.a.v.
beiden, hem die bemint en hem die bemind wördt, wil
de liefde het samenzijn, het er zijn voor elkaar,
eenheid, intimiteit, gemeenschap.
OP dat punt erkent de liefde geen grenzen. „Ik
laat je nooit meer los!" zegt de minnaar tot zijn
beminde; „je bent eeuwig de mijne, voor altijd
wil ik je toebehoren!" Zo drukt de liefde zich uit, als
zij in een roes en voorbij alle menselijke berekening
en vastgelegde wijsheid en voorzichtigheid de totale
mens heeft overrompeld. Dan kan de liefde dwaas
worden en dwaze dingen zeggen.
MAAR zo begint de liefde niet. Haar begin is
een uittreden uit de eigen persoonlijkheid
en een binnentreden in de persoonlijkheid
van de ander. Daarna we moeten het
allemaal zo gebrekkig en in beelden zeggen
daarna is er het verrassende van de ontmoeting.
Hoe deze ontmoeting in feite ook plaats vindt;
simpel als de ontmoeting tussen een jongen en
een meisje, zo maar op een avond, zo maar ergens
tussen tientallen andere mensen in, óf als de
ontmoeting tussen een mens en enige of vele mede
mensen in nood: altijd kan er een moment komen,
dat de ander begint te boeien. Dan komt er be
weging.
Uit onze inwendigheid maken zich allerlei krachten
los: verwondering, bewondering, nieuwsgierigheid,
verlangen, de vreugde om de ontdekking en de wil
om nog meer van en in de ander te ontdekken. Door
ons eigen leven heen gaan we de ander met ons méé
voeren: hij woont in ons en vult ons bestaan: we zijn
hem dienstbaar en willen weten waarmee hij gediend
kan worden: we gunnen hem alleen maar het goede,
maar dat dan ook voluit en zonder begrenzing, en
willen hem graag gelukkig zien. Meer en meer ver
laten we onszelf, als de liefde bezit van ons neemt;
doch onszelf verloochenend en verliezend, vinden we
toch onszelf telkens rijker en meer levend terug.
röCH is deze humane liefde geen afdoende ant
woord op de levende vraag, die de eenzame mens
i s. Bet merkioaardige feit doet zich immers voor,
dat het zoeken naar opheffing der menselijke een
zijdigheid en naar bevrijding uit de menselijke een
zaamheid in de menselijke liefde blijft voort
bestaan. Dit zoeken naar verlossing en gemeen
schap bepaalt juist mede de zin van de menselijke
liefde. Het is een menselijke ervaring, dat het over
het algemeen niet goed is, dat de mens alléén blijft.
Maar tot in de liefde %èlf ervaart men dit alleen-zijn,
omdat men uiteindelijk deze éne kleine en beperkte
mens blijft en géén andere. De liefde van mens tot
mens is niet het laatste antwoord op onze eenzaam
heid en eenzijdigheid, zelfs niet het wezenlijke en
volkomen afdoende antwoord. Immers ook hij, die
liefheeft en bemind wordtblijft zoeken naaf meer
gemeenzaamheid, intimiteit en liefde, en uiteindelijk
naar een verbondenheid en een liefde-gemeenschap
die aan de. menselijke mogelijkheden ontstijgt en
die een einde maakt aan alle ontgoochelingen, die
men met mensen kan hebben.
Neen, menselijke liefde js niet het la&tste, het is
een begin; het is een natuurlijke en voor de hand
liggende manier om de voltooiing der eigen persoon
lijkheid een reële kans te geven; het is een eerste
belangrijke poging om het menselijk bestaan te vullen
met het enige, waarom het vraagt: op welke vraag
binnen menselijke grenzen geen verlossend antwoord
is. Hier sluit het moderne humanisme zijn grenzen
rond de menselijke nood.
S. JELSMA, M.S.C.