DE WEDLOOP OM BESTSELLERS SCHRIJVERS ZIEN [T AAN De bron.is niet verdroogd, moor... svsjgorft suns sr. i e „vs. «sr Christendom als gemeenschap van Mensen Tot schade van Nederlandse schrijvers en vertalers Portrettengalerij voor de Boekenweek Schilderachtige excursie naar de H wereld der letteren A] O M D Goddelijk humanisme BERTUS AAFJES: yn were ZATERDAG 28 FEBRUARI 1953 PAGINA 5 Eigen stijl Pan-poëticon Schrijversportretten van Kees Verwey Bedenkelijke meesters Het feilloze is onbereikbaar Vertalon in ijltempo Levensverhaal Van Erasmus tot Vondel j Levende portretten Vlamingen r Dat kost tijd „Natuurlijk levert <1® poëzie niet voldoende °P. verre van dat! Ik beschik over een bepaald geaard dichterschap, dat zeker vruchtbaar genoemd moet worden, maar dat als je..'t gaat analyseren veel tijd vereist aan voorbereiding. Het is niet zo, dat ik maar eens over m'n haar heb te strijken en dan vlotweg ver zen kan schrijven. Ik heb „DE KERSENTUIN" IN BELGIE EEN DER MEEST voorkomende en tevens minst profijtelijke werkzaam heden in het bedrijf der letteren is: liet vertalen. Een zeer omvangrijk deel van de aan. de markt komende literatuur is afkomstig van over de grenzen en moet, terwille van een ruimere verspreiding, eerst worden vertaald. Over het geheel genomen kunnen we zelfs zeggen, dat er in ons land veel te veel vertaalde lectuur op de markt verschijnt. Het verschijnen van een vertaald werk moest het waarmerk inhouden van een onderschei ding. De koper, die een vertaald boek in handen neemt, behoorde bij voorbaat de zekerheid te hebben, dat bet werk om een of andere reden anders is dan wat er gemiddeld op de markt wordt gebracht. Spijtig oenoeg moet gezegd worden, dat de koper deze zekerheid beslist niet heeft. Dit is buitengewoon jammer. Op de woorde en domme kiezen door de politiek ivofe nlente nn/4nnwiii*>4 J -»t vroeger goed te maken. Hoe vlugger dat verlies wordt hersteld des te beter. Bo vendien is er veelal reed9 door kranten recensies belangstelling gewekt (we ver onderstellen nu, dat het boek op behoor lijk dus uitgeverswaardig niveau staat), en van die belangstelling moet geprofi teerd worden. Er wordt trouwens in het algemeen contractueel een termijn vast gesteld binnen hetwelk een vertaling moet zijn voltooid en bij boeken, waarop een soort „run" is ontstaan, wordt die termijn wel eens krap genomen. Dus wederom wordt de vertaler tot zo groot mogelijke spoed aangezet. eerste plaats ondermijnt men zo de gave j des onderscheids bij het kopende publiek, j Maar wat erger is: het afzetgebied van het oorspronkelijke Nederlandse boek krimpt meer en meer in. Dit is vooral funest bin- nen de buitengewoon ruim liggende I kring van het gemiddelde. Bij een inkrim ping van de buitenlandse afzet, verruimt der Nederlandse uitgeverijen in de hand wordt gewerkt. Ook deze politiek is niet geheel onbe grijpelijk. Boekhandelaren en uitgevers wensen ook te leven, z(j moeten dus ver kopen en het zou dwaasheid zijn om te willen beweren, dat de Nederlandse Hlu& vein uc UUi ICi I lclliu&e VCIIUUUI jj I de binnenlandse afzet hetgeen tot ge- j schrflverswercia voldoende zou kunnen produceren op nuttig en verantwoord niveau om «e uitgevers en boekhande laren aar. een boterham te helpen. De Nederlandse boekverkopers moeten zich wel tot het buitenland wenden, ter aan vulling van hun behoeften. De enige eis, 'Olg moet hebben, dat groter kansen voor Nederlandse auteurs, bijzonder -- oer aan komende, zullen open liggen. En dat is van niet geringe betekenis. Tegelijkertijd immers wordt de stimulans tot verbete ring groter eenvoudig omdat de^werk- llllK HXULCI CC11VVIUU16 ...i-u mogelijkheid groter is geworden. Binnen velke nun gesteld wordt is. dat zij zich i j maar dipI ll!'vl3nk 4-. iJ de grenzen van het gemiddelde immers heeft het Nederlandse werk per se onge rechtvaardigd nadeel van het gelijkwaar dige, en zelfs het minderwaardige boek uit den vreemde. Veel lezers zijn niet in staat om door het oppervlakkig-ongewone van het boek uit den vreemde heen te zien en er de zwakheid van te bespeuren. Zij laten zich door het oppervlakkig-on gewone verleiden en kiezen het tegen over het Nederlandse, dat niet de charme van het ongewone bezit. Het is natuurlijk een onverantwoorde en domme keuze, die j zeer ten nadele der Nederlandse letter- maar niet lukraak wenden. tot het buitenland Portret van Emile Eren», de schrijver van verschillende prachtige heiligen- levens, door Kees Verwey. Een der mooiste portretten die Verivey schilderde j slechts te betreuren, dat dit onverant- ET WORDT DEZE WEEK al boek wat de klok slaat. En daar zowaar het Rijksmuseum een lettertje meedoet het mag zelfs wel Aïn hoofd lettertje heten, zij ditmaal de boekenweek-sfeer ook in uw beeldende kunst rubriek geoorloofd. Met medewerking van de IN.V. de Arbeiderspers opende het Amsterdamse Rijksmuseum voor een maandlang onder de titel: „de Nederlandse Letter kunde in honderd schrijvers", een uitgebreide letterkundige tentoonstelling, samengesteld door het Haags Cultureel Centrum. Acht eeuwen letterkunde zijn er in gerepresenteerd met haar belangrijkste figuren uit Nederland en Vlaanderen, door een uitgebreide verzameling Middeleeuwe handschriften en wiegedrukken, manuscripten, geschilderde en fotographische portretten van auteurs, brieven en andere curiosa. De expositie, die reeds in Den Haag gehouden werd, is in Amsterdam aangevuld Wet werken uit de eigen verzameling van het Rijksmuseum. Vandaag zullen wij niet spreken over de vele indrukwekkende handschriften 6n merkwaardige drukken. Ons gaat het ditmaal om het verkeer der schilders m de Ohrüverswereld en vooral om wat de mi niaturen en de geschilderde, getekende <?f gebeeldhouwde portretten aan schoonheid laten zien. Want is het geen ogenlust bijv. die uit talloze reproducties wel overbe kende miniatuur waarop Dominus Joan nes Ruysbrochius schrijvende staat afge beeld ouder den boom, hier in werkelijk heid en zo gaaf te zien, ook al zal zij ons de méns Ruusbroec niet. vertrouwder maken? De zwaar met goud beladen mi niaturen uit de Spiegel Historiael van Jacob van Maerlant, en al die zo geesti ge prenten in zijn „der Nature Blomme boekverluchtingen uit dut pril begin onzer eigen literatuur, zijn even zeer een i Prille schilderkunst. Natuurlijker en j argelozer dan in die prille tijden zpn let- i ter en verluchting overigens nooit samen geweest en eens te meer worden wij door i deze schone bladen geconfronteerd met j de betrekkelijkheid onzer huidige typo- j er drie maal, telkens door Philips Kor- ning, die hem overigens nog heel wat vaker heeft geschilderd en getekend; het zijn mooie, sprekende portretten, met een grote aandacht voor het menselijke op rechte en eenvoudige in de grote dich ter die hem zeer geboeid moet hebben. het. éven-opblikken der doorstraalde ogen, een zweem van het narcissisme in de grote dichter. Er is nog veel meer. Werkelijk noe menswaard na dit alles bleef nog de, met wit gehoogde, tekening van Willink, voorstudie voor het geschilderde portret van Adr. Roland Holst en het gave por tret van prof. v. Moerkerken door prof. Willem van den Berg. WIE in de boekenweek nog meer ge schilderde portretten van literato ren wil zien, moet zeker niet ver zuimen naar Delft te gaan. Wij hopen later nog uitvoerig terug te komen op de tentoonstelling die de Haarlemmer Kees Verwey, oomzegger van Albert Ver wey, aldaar in het Prinsenhof hcudt, maar hier willen wij alvast iets zeggen over die boeiende reeks schrijvers-por tretten die op die expositie te vinden is. Een tekening uit '23 tekent de oom-poëet reeds met scherpte en directheid, en met die soort van stil-de-mens-bezien die de toen nog jonge neef al eigen was. Smakelijk in de verf staan er de por tretten van Dirk Coster, Victor van Vriesland en Godfried Bomans; zij lij ken door de joyeuse en bijna badineren de manier van schilderen minder psyeno- i logische diepgang te hebben dan ze toch bezitten. Dat iaatste geldt vooral voor i die bijna nonchalant gedane kop van Dirk Coster die op een onverklaarbare manier „beklijft"; die magere, smalle schedel „klauwt" nog als gij reeds lang gemeend hebt dat hij toch niet veel uit- WIE de boekenlijsten der diverse uit geverijen doorneemt en nagaat met hoeveel respect en bewondering het buitenlandse product door hen wordt be handeld zou het idee krijgen, dat de let terkunde buiten onze grenzen een onge woon rijke bloei te zien geeft. Het ene „meesterwerk volgt op het andere. Welk een bedenkelijk karakter die meestertitel dikwijls heeft, blijkt wanneer men bij na dere precisering leest, dat het werk in dit of dat land (meestal Amerika) in zovee] weken of maanden zoveel tien- of hon- derdduizend kopers heeft gewonnen. De aap, die hier uit de mouw komt, heeft een bar bekende snuit! Nu mag niemand het een boekverko per kwalijk nemen, dat deze probeert een cent te verdienen met een product, dat het elders goed heeft gedaan. Het zelfde probeert een kruidenier, een kle- renverkoper, een autohandelaar, kort om iedere zakenman. Een boekverko per mag gerust een handeltje zien te maken, maar la-t hy dan ook rond. weg voor het handeltje uitkomen. Een boek als handelszaak moet gewoon concourreren als handelszaak en niet als cultureel object. Dat wil niet zeg gen, da. een cultureel object niet tevens winst kan opleveren het gaat er alleen maar om, dat men op de ci- troenenmark. niet met als citroenen opgemaakte knollen gaat concurreren om argeloze kopers te vangen, die dan menen een knaap van een citroen ge kocht te ^nebben, waarvoor ze andere, minachtelijk kleine citroenen kunnen laten liggen. Eerlijkheid in d;t opzicht zal meteen veel ontnemen aan de aantrekkelijk heid der bestselierjacht. Een kalmer uitgave-politiek zaj er het gevolg van zijn, met betere kansen voor de Neder- landse schrijvers met betere kansen voor een verantwoorde keuze ten op zichte van het boek uit den vreemde (dat heus niet per sé een litterair ex- Nu is vertalen typisch een arbeid, welke geen sipoed verdraagt. Tenminste wanneer het een werk van formaat be treft. Een werk van formaat laten de uitgevers (hetgeen in hen te prijzen valt) het liefst in het Nederlands overzetten door vertalers, die ook als zelfstandige auteurs hun sporen hebben verdiend. Het vreemde werk wordt zodoende in handen gegeven van mensen, die er eveneens stijl aan kunnen geven, wat door z.g. des kundigen in een taal messtal niet kan worden gedaan. Het boek wordt wederom bewerkt tot een boek, dus niet als een soort dode fotografische weergave in een andere taal. Maar wil dat gebeuren, dan moet de vertaler tijd gegund worden voor een zekere assimilatie. Iedere schrijver heeft nu eenmaal een eigen stijl en hij moet het werk van een ander, die even eens een eigen stijl heeft, zonder het wezenlijk te schaden in de sfeer van zijn stijl opn'emen. Dat is niet zo moeilijk wanneer het ge- lijkgeaarde auteurs betreft. De moeilijk heden ontstaan bij verschillend geaarden. Dan is er tijd nodig voor begrips- en ge- voelsassimilatie en tijd voor het weer geven in woorden dezer assimilatie Deze tijd wordt zelden of nooit vergund, het geen wederom noodzakelijk schadelijke gevolgen voor de aard der vertalingen met zich brengt. Hier komt nog bij, dat door de dwaze jacht op uitheems materiaal, veel geld wegvloeit aan vertaalrechten; en omdat dit geld drukt op de uitgaven, wordt er gezocht naar een middel om die druk minder zwaar te maken en een der meest voor de hand liggende middelen, misschien zelfs wel het enige middel, is: omlaag schroeven van 't honorarium der vertalers. De sommen, welke betaald wor den. zijn dikwijls te bespottelijk om te noemen. Ook deze betaalpolitiek, die nauw samenhangt met de dwaze jacht op het uitheemse, heeft tot gevolg: verhoogde werksnelheid. Omdat de véélheid het hier soms moet doen. L DEZE ZAKEN maken het vertalen voor de meeste betrokkenen tot een weinig genietelijke aangelegenheid. De boekverkopers zitten in zorg om de afzet, die, door de overvoering der pro ducten, steeds moeilijker wordt. De ver talers voelen zich slecht betaald, moeten overhaast werken en moeten zich reeds tevreden stellen met de verzorging van de stijl in het geheel. Aan de nauwgezette verzorging der details komen zij eenvou dig niet toe. Op zichzelf is dat natuurlijk niet zo verschrikkelijk. Bij alle werk gaat het om de totaliteit; want ieder we-k, bij gedeel ten onder de loupe genomen, vertoont on volkomenheden, onzuiverheden en gebre ken. Het feilloze is onbereikbaar. Het hin derlijke in het geval der vertalingen is evenwel dat veel onverzorgd detailwerk bij een normaal toemeten van tijd ver zorgder voor de dag had kunnen komen Voor de vertalers is dat des te hinder lijker, omdat zij altijd moeten ervaren, dal de waarde van de totaliteit van hun werk vergeten wordt of op z'n minst veronacht zaamd tegenover de betrekkelijke onwaar de van het onverzorgde detail. Het kan voorkomen, dat een recensent alle lof toemeet aan een vertaald werk vanwege de stijl van de auteur, diens kracht var, uitdrukken enz., terwijl hij t oorspronke lijke werk niet heeft gelezen. Toch kan men dan van dezelfde recensent horen, dat hij de vertaling weinig geslaagd achv Het is een contradictie, welke zelfs niet zelden voorkomt. En zij ontstaat, werke lijk uit te geringe aandacht voor da totali teit en te grote aandacht voor het detail. Ook dat is een gevolg vajt de wedloop om bestsellers: wie vaak met iets te ma ken krjjgt, verliest de belangrijke aan dacht voor het geheel en verengt zijn blik op het onderdeel. Het gebeurt natuurlijk wel, dat de verwaarlozing van het onder deel zo erg js, dat de totaliteit er onder lijdt. Maar dan heeft het detail het geheel vervangen en is b.v. een goed boek een prul geworden; daar zijn genoeg voor beelden van te vinden. Doch dat is iets, wat geheel buiten het kader van het hier besprokene ligt. Waar wjj hoofdzakelijk op willen wijzen is: dat de cultuur en d» zakelijke gezondheid der Nederlandse let teren eisen, dat zo snel mogelijk een einde wordt gemaakt aan de dwaze jacht op het uitheemse. Boekverkopers, letter kundigen, recensenten, lezerspubliek en buitenlandse acteurs zullen er wel bij varen. P het plein in Dord recht, waar Ary Schef- fer in brons zijn roem staat te overleven, blijft Bertus Aafjes stilstaan. „Daar moet het geweest zijn", wijst hij naar het pand van V. D.: „Daar was de boekhandel Blussé en van Braam, waar Vincent van Gogh in 1877 drie maanden werkzaam is geweest En dan moet hier ook er gens de Tolbrugstraat-w&~ terzijde zijn, waar hij in de kost was bij de kruidenier Piet Rijken". We gaan het smalle straatje ter zijde van het plein in en vinden nummer 24: een oud en laag huis, dat echter in de dagen van Vincent, toen Dordrecht nog maar een kleine en op el kaar gedrongen stad was, zeker niet onaanzienlijk is geweest. Het is geen winkel meer, maar volgens de hui dige bewoners is binnen niets veranderd. „Ik slaap in de kamer van Van Gogh", zegt 'n jongen, die naar bui ten komt en onze belang stelling begrijpt. Bertus Aafjes kijkt 'n paar minuten lang, zonder te zeg gen wat er in hem omgaat. Pas als we verder lopen, be gint hij te spreken. „De Dordtse tijd van Vin cent is van belang geweest geen inkomsten heb omdat ik bezig ben met het voorbe reiden en schrijven van een boek? Ik moet me wel be palen tot de dingen, die direct geld opleveren". En dan legt hij ons de toe stand uit, waarin de moder ne dichter verkeert als hij alleen van zijn werk moet leven. een rustige voorbereiding nodig en concentratie, voor 'n deel onbewust. Afgekeerd van zakelijkheid en actuali teit moet ik zijn, wil het werk i n m ij ontstaan voor dat ik het kan neerschrij ven". Als voorbeeld haalt Aafjes zijn „Een voetreis naar Rome" aan. Hij schreef dit was, schreef ik dit gedicht in drie maanden. De royalty moet dus als we de acht tussengelegen jaren, waarin ik alles innerlijk verwerkt heb, buiten beschouwing ia- ten gerekend worden over twee jaar en drie maanden en dan ziet het er heel wat minder gunstig uit". i vUHt IP V CA AA WC1C* A A g C VC C ij C cellerend werk oehoeft te zijn) en met i omdat hierin zich het ziele- beter profijt voor de vertalers. Want i ook aan het vertalen door de dwaze l bestselierjacht van het ogenblik, een bedenkelijke kant. proces afspeelde, dat hem de vaste overtuiging gaf te zijn geroepen als „Evangeliedie naar", zoals hii aan zijn broer Theo schreef. Acht Mei verliet hij Dordt om in Amsterdam voor het Staats examen te gaan studeren, hetgeen 'n lijdensweg werd". Er is ook een keuze uit het bekende pan-poëticon van Arnold van Halen 1700) die allerlei schilders het por tret van dichters en schrijvers liet con- terfeiten op kleine ovale schildjes, j drukking heeft," r^ater hebben anderen de collectie ver- 1 T der doen aanvullen. In 1803 was zij te i Indringend en hartelux is het portret koop en sedertdien is het grootste deel van JPevr- Hoogendoorn. tekenend dat in het bezit van het Rijks Museum De van Cornells Veth. Het portret van Lod. portretjes zijn erg ongelijk van waarde-ya"D,e,yssp' 's een meesterwerk; hoe n AÖTT ..rtlMl'ov .t: 1 AAM»»rint OOR de overvoering van de markt met alle mogelijke vertaalde pro ducten (van voortreffelijk via goed, nuttig, dragelijk, overbodig tot prullaria I om het bedrijf rendabel te houden. In- en begrip> Hjj blijkt het leven en werk van Vincent grafische ideeën. j Wat de portrettenreeks betreft, zij kan moeilijk in gelijke mate indrukwekkend worden genoemd als de verzameling I boekwerken en manuscripten. Oninte ressant is zij evenmin, en zeker is zij uit- j gebreid genoeg om ons van volledigheid in de opsomming te ontslaan. Erasmus, verzonken in schrifturen, is er gecopiëerd naar Quinten Matsijs. Jan Stalpert van der Wielen, gekleed in liturgische ge waden en met de hand op de gedekte kelk, vertoont een vroom, maar weinig levend gelaat; Coornhert, kijkt wat over spannen uit zijn rijk-omsierd ovaal op de grote gravure van Meester Goltzius: „ad vivum depictus et aeri incisus"; een schilderij in olieverf ernaast, iaat ons zien dat hij er dan ook op lijkt, al was het. alleen maar om zijn haar- en baard- snit en de merkwaardige fronsbobbels op zijn glabella. Spinoza vertoont weke, sensuele kin- en kaakrondingen. maar er speelt een zacht lachende scepsis rond zpn linker mondhoek en zijn donkere kop kpkt met grote, blinkende ogen uit het doek also hij u iets vraagt. Prachtig i? t gro'te z bekende schilderij waarop m rotondes ais medaillons Constantijn Huyghens sta!" geportretteerd te midden zijner Knapp zonen. Vader Cats door M. v. Miereveld is niet zonder zelfbewustzijn. Vondel is Ton Deyssel zoals Kees Verwey hem schilderde. een ervan is een nauwelijks herkenbare copie van Jan Six zoals Rembrandt hem etste, staande met de rug naar het open venster gekeerd en naar het licht dat naar binnen stroomt over het geschrift in zijn hand. Tot zover is dit ongeveer alles waar door de grootste bloeitijd onzer schil derkunst op deze expositie gerepresen teerd is. Een aparte plaats nomen werken in als het plezierige schilderu van P. Balten uit Bruegels school en waarop het voornaamste lafereel de npeniuchtopvoering van een klucht uit beeldt en een mooi stilleven van Jan Davidzoon de Heem (1606- -1684) waarin een schoon licht een hoopje geschriften en een luit tot zeer bijzon dere vergeestelijkte dingen maakt. j Verderop ontmoeten wij dan in uiterst vervelende vertolking de waardige gela ten en gebaren van Bilderdijk, Potgieter en de „dominees". Multatuli's kop is er in brons. Jacques Perk is er tweemaal, in schilderijen die niet elkander wed ijveren in meisjesachtige z.yïgheid van uitdrukking en haar-en-huid-verzorging. ER komt pas iets levends, en ook voor het geheim en de ziel van het kun stenaarschap in de litteratoren die zü schilderen, als '80 geschreven is. Het portret van de jonge Albert Ver wey door Jan Veth vertoont al de hoof dige weerbarstigheid van die harde kop en schijnt, door het als het ware aan de zichtbaarheid vast te kluisteren, het ge heim van dit stroeve, kernachtige dich terschap te willen ontraadselen. Hoe heeft Jan Toorop de schedel van Arthur van Schendel „vleugels" gegeven; en toch blijft dat hoofd ingekeerd door de binnenwaartse blik. Ook is er die merkwaardige ets waarop Toorop Stephan George en Albert A er- wey bijeen bracht, wonderlijke vrienden, tezamen een vreemde, menselijke rijk- d°Een van diep begrijpen getuigend por tret is de tekening die A. Roland Holst- de Meester van Henriette Roland Holst heeft gemaakt, overwaard te hangen naast het bekende portretje dat de echt genoot der dichteres in vroeger, dagen van haar tekende. Een nauwkeurig gelij kend en prettig „gedaan portret is dat van Lod. v. Deyssel door Isaac Israels. Uit Vlaanderen zijn er de van Lagae, uitstekende portretten \an Buysse en Vermeylen door Deon de Smet en een realistisch gebeeldhouwde kop van Buysse; er is de Pra.Shtl^e1p kop die Joseph Cantré van Karei van de Woestijne vormde: de trots, de veracn- ting, de tot het uiterste gespannen zin nendracht de klacht, de belijdenis, de be rusting, alles is er wat in zun gedich ten is. Daarnaast is die oververfijnd gesty- leerde tekening door Kareis broeder Gustaf een weerspiegeling van zowel de florentijnse aristocratische geest als de decadentie en, juist zich verradend in heeft Verwey die oude, slimme eenzaat eens is er gerucht, over een werk, dat in den vreemde nogai opgang ..moet hebben gemaakt"; aantrekkelijke cijfers worden gepubliceerd. De uitgever ziet een kans voor zijn zaak. Er Uln nu twee mogelijk heden. Is het boek een erkende „bestsel ler". dan moet de vertaling (wil zij het meest profijt opleveren) gepubliceerd worden, terwijl het origineei om zo te zeggen nog heet is. Zijn de vertaalrech ten verworven, dan wordt een vertaler in ijltempo aan het werk gezet, opdat de bestseller met de meeste spoed baten kan gaan afwerpen. Pe gevolgen zijn ge makkelijk te begrijpep: het is al mooi. wanneer een vertaler geen al te beroerd werk levert. Maar ook in het geval, dat het niet direct om een „hete bestseller gaat is er voor de uitgever spoed geboden. Meestal ziet hij, in overmatig en wat dom vertrouwen jegens het uitheemse, een kans om eventueel geleden verlies van door en door te kennen en geboeid luisteren we naar het levensverhaal van de vreemdeling op deze aarde, die Van Gogh was. En intus sen slenteren we langs de havens, in de schaduw van de Grote Kerk, waar ook de jonge schilder gegaan is, worstelend met zijn proble men. „Waarom schrijft u niet over Van Gogh?", vragen we als Aafjes zijn verhaal on derbreekt. De dichter haalt de schouders op. „Ik zou het wel willen, maar onder de huidige om standigheden gaat het nu eenmaal niet. Waar zou ik met mijn gezin van moeten leven, als ik maandenlang 1 heerlijke gedicht in drie maanden tijds en menigeen berekende, dat zijn voor poëzie in dit geval inder daad ruime royalty „gauw verdiend" was. „Maar men vergeet, dat ik om te beginnen een jaar liep; dat was in 1936, Toen ik het laatste jaar van de oorlog was ondergedoken in Friesland, heb ik me gecon centreerd op het gegeven en pas toen het helemaal rpp ET „Het koningsgraf" is het ongeveer eender gegaan. „Ik schreef deze cyclus in en kele weken; dag en nacht werkte ik er aan en toen hij klaar was. moest ik volko men uitgeput naar een zie kenhuis worden gebracht. In twee weken meer dan hon derd sonnettenkan het overvloediger? Maar men vergeet de tijd van voorbe reiding en concentratie, die me geheel in beslag namen, er bij te tellen; en ook het half jaar, dat ik in het zie kenhuis moest blijven om weer 'n beetje mens te wor den". Aafjes werkt nu aan aller lei zakelijke opdrachten en sinds 1949 ook op journalis tiek terrein. Aan dat laatste danken wij de dichterlijke reisverhalen, verzameld in „Arenlezer achter de maai ers" en „Koningin onder de landschappen". Over zijn er varingen in Egypte en het Heilige Land houdt hij 's winters lezingen door ge heel Nederland en België. „Maar gedichten heb ik in de laatste jaren niet meer geschreven of kunnen schrij ven. „In den beginne" was het laatste; het ontstond in 1948. toen ik nog in Egypte was". „En zou u Bertus Aafjes knikt hef tig. „Ja, ik zou graag mijn le ven aan de poëzie wijden de bron is niet verdroogd, maar de omstandigheden laten het me eenvoudig niet toe. Zonder enige overdrij ving: ik kan me de weelde van het dichten niet veroor loven. En ik zie geen uitweg. De particuliere Maecenas bestaat niet meer. Soms denk ik wel eens, dat de grote bedrijven die rol mis schien zouden kunnen over nemen en hun naam zouden verbinden aan het ontstaan van kunstwerken. Maar ja „Maar ja Met een zekere gelatenheid klinken de woorden uit de mond van de dichter, die zijn kostbaar instrument onbespeeld moet laten Gravure met portret van de schilder dichter Jan Luyken. begrepen en doorzien, en niettemin liet hij hem blijven het phenomeen dat hij was, een vreemdsoortig, hevig boeiend verschijnsel. Als ge er enige tijd wat ver maakt naar gekeken hebt is er plotse ling iets in die blik waardoor ge U be trapt voelt en als ge U tenslotte afwendt weet ge zeer apert het stil vermaak daar waar die kop bleef kijken en oprijst met ongenaakbare grandezza. Dit portret heeft behalve die ps-chische diepte ook de klare, klassieke allure die het als het ware voorbestemt om inge lijfd te worden in onze officiële nationale portrettengalerij. Tot schoon besluit van deze onze klei ne excursie naar de wereld der schrij vers moge dan dat allerschoonst portret worden genoemd dat Verwey van Emile Erens heeft geschilderd o schamel hoofd van de heilige armoede van geest, wijsheid, zichtbaar gebed, o schoon hoofd van een schone mens! K. S. Een van de functies die het christendom In deze wereld te vervullen heeft Is het kweken, In stand houden en doen groeien van gemeenschap onder de mensen. Het gaat hier niet over een gemeenschap, die de mensen wil opslorpen met vernietiging van hun eigen persoonlijkheid en persoonlijke verantwoordelijk heid. Het christendom wil de gemeenschap van hel Rijk Gods in de wereld brengen. Dit Rijk Gods is een gemeenschap van levende mensen van vlees en bloed; mensen die men op straat en in zijn werk tegenkomt; mensen die naast je zitten, vriendelijk tegen je zijn of tegen je uitvaren. He is, dunkt me, heel belangrijk dit menselijke aspect zo scherp mogelijk te zien; zo scherp mogelijk te zien, dat het Rijk Gods. de Kerk van Christus en dergelijke werkelijkheden, onmiddellijke nabijheid zijn en geen verre droom. Dveral, waar mensen van goede wil, die God en hun medemensen van harte liefhebben, bijeen De Haagsche Comedie zal evenals in andere jaren ook dit seizoen enige voor stellingen in België geven. Hiervoor is gekozen Anton Tsjechow's „de kersentuin" onder regie van Peter Scharoff. Opvoeringen van dit werk zul len gegeven worden in de maand Maart en wel in Antwerpen, Brugge en Gent. zjjn, daar is Jesus Christus in hun midden, d.w.z. daar is het Koninkrijk Gods, concreet en levend in hen, aanwezig; daar is christendom. EN kan zich afvragen, hoe het tot stand komt en in stand gehouden wordt. Men kan zich de vraag stellen, waar mensen de kracht vandaan halen, om elkander in hun onderlinge samenwerking, ondanks menselijke tekorten en gebrekkigheden, te verdragen en te waarderen. Dat is wezenlijk geen andere vraag dan deze: waar begint het christendom? Hoe kan zich in een mens het wondervoltrekken van een offer, dat voortdurend gebracht moet worden? Hoe voltrekt zich in een mens het wonder van een groeiende persoonlijkheid, die zich in dienstbaarheid aan anderen ten volle gaat ontplooien, in koninklijke vrijheid? Het christendom heg int met een offer. Het offer van de Zoon van God, Die alles wat Hij aan menselijkheid bezit in handen legt van de Vader. In dit offer is de kracht gelegen die van God alle ener gie, alle genade en alle vitaliteit verkrijgt om men sen om te vormen tot nieuwe mensen, die samen een nieuwe gemeenschap zijn: een gemeenschap waarin het kindschap Gods levend is en waarin men dus met God in een nieuw verbond leeft. Dit groeiende resultaat vindt in het Offer van de mensgeworden Zoon dus zijn enige oorzaak. Echter: niet alleen het Rijk 'Gods is nog steeds onder ons; ook het Offer, waaruit dit Rijk geboren werd is nog steeds op geheimvolle wijze in ons midden aanwezig. Dit is wat de Katholieke Kerk het Sacrament des Altaars of de Eucharistie noemt. In deze Eucharistie kunnen wij daarom een bron van gemeenschap en gemeenschaps geest zien. Rond het eucharistisch Offer kunnen men sen elkaar voor God ontmoeten; zij kunnen er samen zo innig mogelijk aan deelnemen door zich er met lichaam en ziel mee te verenigen in de z.g. H. Com munie. MAAR is is méér. Wat men in een katholiek kerk gebouw te zien krijgt, wanneer daar een H. Mis wordt opgedragen, is nog slechts een u i t e r 1 ij k teken van gemeenschap. Wat er in feite echter inwen dig gebeurt met hen, die er gelovig en eerlijk aan deel nemen, is de vervulling van het teken, de ver- werkelijking van alles wat symbolisch wordt aan geduid. Het Offer is mét zijn vruchtbaarheid in dit kerkgebouw aanwezig en werkt op de gelovigen in. Het brengt goddelijk leven in mensen en doet het kind schap Gods groeien. Het bevordert de komst van het koninkrijk Gods. Het doet aldus de heilige gemeenschap toenemen van hen, die verlost zijn door Jesus' kruis dood. Het trekt de mensen nog sterker binnen in de gemeenschap van Christus' Kerk, waartoe zij behoren. En dan het wonderbare: deze mensen behoren uit kracht van dit Offer, hier in de Eucharistie aanwezig, niet gedeeltelijk, maar geheel en al aan deze ge meenschap van Christus, d.w.z. aan Christus zelf, toe. Zij houden niets meer voor zichzelf over. Zij worden het slachtoffer van Jesus' goddelijk radicalisme, waar tegen geen overleg of compromis helpt. Zij mogen niet langer zeggen: „Heer, ik ben genegen iets af te staan: ik offer U dit of dat; maar U begrijpt, dat er bepaalde dingen zijn, die ik liever zelf in handen houd!" Neen, zij zullen zichzelf moeten ver loochenen en hun leven, helemaal, moeten verliezen. Alles hebben zij te offeren in een priesterschap, zo ruim en onverbiddellijk en totaal als het priesterschap van Christus zelf. Hun priesterschap zal in beginsel geen aarzeling mogen kennen, want het is geen eigengemaakt doch een goddelijk priesterschap, dat niets reserveert of achter de hand houdt: de mens wordt volkomen in de gemeenschap van het Rijk Gods opgenomen. TOCH is er in het christendom geen sprake van totalitaire slavernij en gevangenschap in de dictatuur van een dwingend en onmenselijk systeem. Het Offer van Christus betekent voor hen, die erin geloven en zich erbij aansluiten, wél een kracht, die in staat stelt tot volstrekte overgave. Maar de persoonlijke vrijheid, der christenen zal er niet door worden aangetast. Integendeel, de gemeen, schap die hen tot. zich trekt, wacht op hun eigen initiatief en zal alleen beslag leggen op degenen, die zich zélf beschikbaar willen stellen. Wanneer men eenmaal met, het Offer en Zijn verlossende kracht in contact komt en gevoed wordt met goddelijk leven, blijft men nog wezenlijk vrij. om er rekening mee te houden of niet. Maar vooral: de goddelijke vitaliteit, waarin men gaat delen, werkt uit zichzelf bevrijdend, óók en juist als men zich er totaal aan overgeeft. Christendom is b e v r ij d i n g. Het Offer van Jesus is Verlossin g. Het priesterschap dat men als christen belijdt en samen met de priester die aan het altaar staat uitoefent, is een priester schap, waarin de mens zichzelf verloochent en zijn leven verliest om het te vinden. Het is een priesterschap, dat wel alles wegschenkt, maar toch mateloos vruchtbaar en winstgevend is. Zoals het natuurlijke priesterschap der ouders, die zichzelf in roekeloze overgave in de verrukkingen der liefde aan elkander wegschenken, ondat zij zouden voort leven. scheppend en koninklijk. HET priesterschap, waarin christenen geloven en dat in het mysterie der Eucharistie werkzaam is, is 'n koninklijk priesterschap. Het brengt ons in gemeenschap met elkander, niet om onze persoon lijkheid te breken, maar om onze verantwoordelijk heid te bevrijden uit haar eigen beperktheden en om iets in ons te herstellen van die koninklijke luister, die ons als beeld Gods bij onze oorsprong omstraalde. Uiteindelijk om het ons mogelijk te maken, in vrijheid onze broers en zusters, onze collega's en vrienden, onze vijanden en heulen met onstuimige, sterke en bovenmenselijke liefde te eerbiedigen en lief te heb ben. Om ons te bevrijden uit de beslotenheid van een humanisme van aan zichzelf overgelaten mensen. S. JELSMA M.S.C.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1953 | | pagina 5