IK en mijn SPIEGEL WAT JAMMER DAT. ZIJN MENSHEID Eisenhower, Geertje Wielema en John Christie De mens in het licht of in 't donker m/EY- Vandaag. De Krantenlezer is wereldburger Voorwerp van Christelijke aandacht Mensen zoals ze zijn en moeten worden ONS PROGRAM. ZATERDAG 25 APRIL 1953 PAGINA Dagblad moet een geloof hebben Wat kun je doen zonder licht? Het eigenlijke Licht Waar te beginnen? LUNDIA VARSSEVELD (GLD.) TELEFOON 256 Er zijn ochtendblad-lezers, avondblad-lezers en krantenlezers. Ik ben een krantenlezer, d.w.z. ik lees 's ochtends en 's avonds de krant. Dat doe ik niet bij wijze van tijdpassering of alleen maar uit nieuwsgierigheid. Ik lees kranten zoals ik m'n neus snuit en sigaretten rook en kopjes thee drink bij de boterham en een kuiltje in het kussen maak vóór ik ga slapen. De krant is een onderdeel van m'n leven. Ik ben zogezegd een krantenlezend wezen. De krant behoort tot mijn dage lijkse ingrediënten, tot de vitaminen die ik absoluut nodig heb. Ik ben eens drie dagen op retraite geweest, en in die drie dagen was er géén krant. Ik moest me vergenoegen met „De navolging van Christus" en twee exemplaren van .,De nieuwe mens". De drie dagen waren voorbij we komen op het station en het eerste wat ik koop is een krant. Toen voelde ik het. Twaall bladzijden slecht papier, van alle kanten met letters en lettertjes bedrukt, moei lijk hanteerbaar dikwijls en slordig van stijl en opmaak, vullen een deel van mijn dagelijks bestaan. Ik lééf niet van brood alléén, maar ook van gemengde bericht jes, sportnieuws, suggestieve koppen, slecht overgebrachte teleloto's, kersverse réportages, bondige commentaren, politie ke voorspellingen en veelbelovende ad vertenties. Ik wil wéten wat er in de we reld te koop is. Ik wil m'n eigen kleine wereldje groter maken. Daarom wil ik zoveel mogelijk van Eisenhower aan de weet komen, en van Doris Day en Soe- karno en Geertje Wielema en de Mau-Mau en Castella scheerzeep en Generaal de Gaulle en John Cristie en Tim Tyler. Al3 ik de krant lees, krijg ik de ruimte die ik nodig heb. De wereld wordt van mij. Ik wandel van het Capitool in Washington via het sportveld van Heerenveen en de Afrikaanse oerwouden naar het Kremlin. Ik hoor wat Ike zegt en wat zegslieden te Cairo fluisteren. Mijn vriend Reuter ver trouwt mij toe, wat gisteren in Wenen ge schiedde. Mijn speciale verslaggever praat luchtig over de 92e Zuid-Koreaanse heu vel. Ik zie ernstige en bezorgde gezich ten ten Vaticane en luister naar brutale opmerkingen van Mossadeq aan het adres van de Sjah. Ik ben een krantenlezend wezen, en zo doende een cosmopoliet, een rasechte we reldburger. Ontneem mfl m'n krant en ik word weer de eenzame inboorling van Leidschendam. De kranten schenken mij de wereld. Nu droom ik nog over de mogelijkheid een mooie, samenhangende, zinvolle wereld te ontdekken achter de wereld van mijn krant. Ik begin te vermoeden, dat ik, om die droom te verwezenlijken, naar kran ten moet grijpen, die zélf in eeh dergelijke wereld geloven. Hun geloof in die mooie wereld zal zich zeker hier en daar in hun visie op dit schamele wereldje openbaren. Misschien word ik nog eens een serieuze krantenlezer. De aarde wordt bevolkt door mensen. De mensen z\jn de hoofdbewoners van deze planeet; de rest woont „erbij", ten dienste en ten nutte van de mensen. Van deze heersende positie zijn de mensen zich over het algemeen terdege bewust. Z(j hebben te allen tijde vooral over zich zélf nagedacht, als zü probeerden de zin van deze wereld te achterhalen. Meestal kwamen zij, al denkende over zichzelf, tot de ontdekking van een geheimzinnige Oorsprong en een bovenmenselijk eind. doel. Dan werd voor deze mensen God het middelpunt, de eigenlijke Hoofdbe woner der wereld. Aldus vergaat het ook de christen mens. Alléén: voor de christen blijven óók de mensen hun centrale positie be houden en verdwijnen zij niet naar het tweede plan. Het christendom gelóóft in de samenleving tussen God en mens. Sterker: het christendom gelooft, dat God en mens één zijn in Christus, die alle mensen vertegenwoordigt. Christendom is: God die belangstelt in de mens en de mens die belangstelt in God. Christen dom is: groei van die twee, God en mens, naar elkaar toe in en door Christus. Het christendom moet dus wel een we reldbeschouwing zijn, die zich nadrukke lijk en intensief niet alleen met God maar óók met mensen bezighoudt. Uiter aard met de mensen zoals ze zijn: in al hun grootheid en kleinheid. Eveneens uiteraard met de mensen zoals ze moe ten worden: met alle geluk en vrijheid die voor hen zijn bestemd. De mensen-zoals-ze-zijn beschouwt men altijd met gemengde gevoelens. Soms is het een vrij triest gezicht, soms hoopvol, soms alleen maar een beetje gezellig. Hoe zie je de mensen van vandaag? Wel een interessante vraag voor hen die iets willen doen voor de mensen van morgen. Op deze pagina gaan we zomaar wat mensen bekijken. Zonder onmiddellijke pretenties of uitgesproken scherpe bedoe lingen. Zomaar quasi-oppervlakkig in het spionnetje gluren, uit het raam hangen en naar de mensen kijken. Maar met belangstelling kijken, ook al houden we die belangstelling een beetje achter de hand: om de vrije uitkijk niet te belemmeren. Wij staan niet alléén naar de mensen te kijken. Het behoort tot de opvallende kenmerken van onze tijdaandacht voor de mens en het menselijke. Denk aan het moderne humanisme. Denk ook aan het charter voor de rechten van de mens, waarmee men im de UNO bezig is, aan de grote interesse en heftigheid soms, waar mee men alom over menselijke vrijheid, menselijke persoonlijkheid, menselijke waardigheid en menselijke verdraag zaamheid spreekt. In de rubriek ,,God en Zijn wereld", elders in dit blad, heeft pater Jelsma reeds uitvoerig op dit ver schijnsel gewezen, alsook op het feit dat de christenen in dit opzicht klaarblijke lijk met hun tijd meegaan, zoals valt af te leiden uit hun moderne leuzen: „De Nieuwe Mens", „Mensen van morgen", „De Vragende Mens", „Christelijk Hu manisme". Misschien is het goed, dat de christe nen van vandaag door de tijdgeest wor den gedwongen méér aandacht te schen ken aan de mens. Zonder liefde tot de mens bestaat er in feite geen liefde tot God. En zonder liefde tot God bestaan wij tevergeefs. De meeste mensen stappen elke mor gen uit hun bed en wankelen dan on middellijk naar de dichstbijzijnde spiegel. Ik ben ervan overtuigd, dat dit méér is dan alleen maar 'n halsstarrige gewoonte. Het is een soort diepere levensdrang: wie ontwaakt, wil zeker weten of hij nog leeft en of hij zichzelf nog is; hij gaat 'ns even kijken, oppervlakkig nog en met een knipperend oog, of hij nog precies dezelfde is als gisteravond. Het is nodig dit even' te verifiëren, alvorens het le ven te kunnen voortzetten. Vandaar die eerste ochtend-tuimeling naar de spie gel. Nu is dat eerste contact met de spiegel meestal niet erg hoopgevend. Laten we eerlijk zijn: een wazig gezicht in de on frisse omlijsting van elkander weder strevende haarslierten is niet de aan moediging, waaraan we op dat vrij tries te ogenblik uitgerekend de meeste be hoefte hebben. Daarom, na de eerste zuchtende herkenning wendt men de blik weer van de spiegel af, om z'n kleren te zoeken of andere, op dat moment nut tige, bezigheden te gaan verrichten. Het contact met de spiegel echter keert in de loop van de dag, in gunstiger om standigheden. nog herhaalde malen te rug. En altijd, let maar eens op, is er: de herkenning, de ontmoeting met „ik". Zit dat kleine puistje er nog, link9 beneden het rechteroog? Tot uw ergernis behoort n 1 ook dat puistje voorlopig tot dat eigenaardige „ik" van u. Wat zullen de anderen van dat gezicht denken? Wat denkt „ik" er zélf van? Dit zijn reële vragen vóór de spiegel. Nu nog even een kam door het haar; door het haar van die „ik". De mannelijke „ik" kijkt en voelt te gelijk een kort moment, hoe het met de baard staat. Het gewas dreigt helaas weer al te zichtbaar te worden. De vrouwelijke „ik" kijkt nog naar een hoop andere gezichtspunten. Het zou niet van veel tact en discretie getuigen, wan neer we hier gingen detailleren. Het zij voldoende erop te wijzen, dat de vrouw gelukkig een handiger en veelzijdiger ge bruik van de spiegel weet te maken dan de man. De mens wordt meestal actief vóór dé spiegel. Na een moment van beschou wing gaat hij zo goed als altijd over tot de daad. Er valt altijd wel iets bij te schikken, glad te strijken, weg te mof felen of op te fleuren, Het „ik moet op zijn voordeligst verschijnen. Na de eer ste sombere of blijde herkenning wordt de spiegel dus een trouwe en onbarmhar tige raadsman. Er zijn mensen, die alvorens in bed te stappen nog heel even in de spiegel kij ken. Wat jammer, dat men in de spiegel z'n ziel niet kan zien. Maar: waar hadden jullie 't over, zo juist? Ging het over het „weer", daar kun je altijd opnieuw over beginnen of ging het over een of ander bericht in de krant? Of over 'n film, die je pas gezien hebt, b.v. „Les Belles de Nuit", die terecht zo'n opgang maakt, of over de unieke Nederlandse documentaire over Vincent van Gogh? Of had je 't over de nieuwe Russisch# politiek? Of heb je zo maar wat zitten praten over alles en nog wat, dingen die je toevallig vandaag hebt meegemaakt? En, wat denk je, zou het Geloof, nu wel iets met deze dingen te maken hebben? HET HEEI T ER ALLES MEE IE MAKEN. We moesten dat eindelijk wat duidelijker gaan beseffen. Heb je wel eens nagedacht over de enorme functie van het licht in je leven? Wat kun je doen zonder licht? Je staat machteloos. Pas wanneer het licht aan breekt, begint de dag. Dan komt de mens tot ontwaken. En nu heeft hij verder het licht nodig bij alles wat hij zal doen. Onze stemming hangt dikwijls af van de sterkte van het licht, dat we kunnen indrinken. Hoe anders is het humeur van de mensen als de zon open en onbelemmerd om ons heen kan stralen dan wanneer het dag licht omfloerst is door een waas van grijze, grauwe mist en laaghangende wol ken. 't Licht vergezelt je de hele dag. Je leeft bij de gratie van het licht. Je kunt zien met wie je spreekt, je ziet 't werk, dat je wordt opgedragen, je kunt stude ren in de boeken, altijd: omdat het licht er is. En als de avond aanbreekt steken we de lampen aan. We willen licht om ons heen. Leven is: je bewegen in de ruimte van het licht. Nu zegt Christus een ontzaglijk Hebt U wel eens gemerkt, dat bij na alle sprekers op openbare vergaderingen ongeveer mid den in hun be toog een klein grapje maken Sommigen beginnen met een klein grapje, maar dat zijn niet de beste. Sommigen maken helemaal geen grapjes; men doet er verstandig aan, één van hen tot penningmeester te be noemen. Sommigen maken alléén maar grapjes; zij komen in aanmerking voor een functie tot ledenwer ving- Maar goed, wat ik zeggen wilde is dit: spreken op openbare vergaderingen stelt bij zondere eisen. Over het algemeen kan men zich aan het volgende sche ma houden: 1. Dankbe tuiging aan het bestuur voor de uitnodiging. 2. Wijzen op het zeer in gewikkelde karakter van dit onderwerp, waarvan u „uiteraard" slechts enkele „aspec- ten" kunt behandelen. 3- Wijzen op de actuali teit van het onder werp „in het huidige tijdsbestek" of „op dit' keerpunt der geschiede nis". 4. Terloops mede delen, dat u „uiteraard" hebt gelezen wat de heer A. onlangs terzake heeft gepubliceerd, doch dat u het, met alle waardering voor de stijl van de heer A- en voor de verzorgde uit gave van zijn boek werkje niet eens kunt zijn met de stel lingen, die de heer A. „ontwikkelt". 5. Een grapje over het verle den of de toekomst van de heer A. 6. Opsom ming van enige punten, die voor een „weten schappelijk verantwoor de benadering van het onderwerp" van het al lergrootste be lang zijn. 7. Eén van deze pun ten even uitwer ken waaróm van belang, hoe- zó, sinds wan neer, met het oog waarop, in het kader waarvan, in verband waarmee, tot op welke hoogte etc. 8. Betuigen van spijt voor de „uiteraard" beperkte tijd, die u is toegeme ten- 9. Uitspreken van de hoop, dat in de „ge- dachtenwisseling na de pauze" nog resterende vragen „op bevredigen de wijze" kunnen wor den behandeld- 10. Dan ken voor de aandacht. Dit schema heeft in de praktijk zijn bruikbaar heid voldoende bewe zen. Wie ervan afwijkt, begeeft zich op glad ijs- En dat dóet men niet. Denk er aan. Blijf, óók op openbare vergade ringen, een mens van vandaag. KARAKTEROLOOG woord. Hij zegt: „Ik ben het Licht der wereld!". Alle eigenschappen van het licht vind ik in Hem terug, verheven, gesublimeerd: maar toch in de meest werkelijke zin van het woord. Hij is het eigenlijke licht en alles wat ons leven verlicht is maar een zwakke afstraling, 'n symbool van Hem. Hij is het licht. Wie in Hem gelooft, zich aan Hem overgeeft, wie Hem aanvaardt wandelt niet meer in het duister. Hij doet ons leven, Hij maakt me bewust dat ik leef. Hij vergezelt mij overal, Hij doet me al de dingen zien. Hij leert me de dingen onderscheiden wat mooi is en lelijk, recht en onrecht, een heid en verdeeldheid; wat zin heeft en zinloos is, wat goed is en kwaad. Hij leert me wat liefde is en haat, zwakheid en sterkte, heiligheid en zonde. Zijn licht bestraalt alle dingen. Volstrekt niets valt er buiten. Als ik de krant in m'n handen neem als gelovige, dan lees ik anders. Dan zie ik alles in een ander licht. God heeft er mee te maken. Hij heeft de lei ding van de geschiedenis. Hij heeft alles in Zijn Hand en via al de dwaasheden van ons, mensen, via oorlogen, revoluties en 'n veelheid van systemen en wereld beschouwingen, die elke eeuw van kleur en inhoud veranderen, leidt Hij alles naar het ene einddoel, de komst van Zijn Ko ninkrijk. Ik zie een film en beleef 'n moment van diep menselijk ervaren de vlucht in de droom zoals in de film van René Clair de kostelijke, dwaze droom met als oplossing, de vlucht van de droom in de werkelijkheid. En ik denk: hoe mooi is dit in God, dat Hij ons de eeuwige on rust meegaf naar het geluk en dat Hij ons tegelijk voortdurend wil herinneren aan de broosheid en de onbestendigheid van het alléén maar menselijke geluk. n Ramp als de watersnood waarbij de natuur sinds de erfzonde weerbarstig de mens geselt en ranselt, heeft nog lang, ook als alle sensatie voorbij is, ver schrikkelijke gevolgen voor vele duizen den. Maar de gelovige weet, dat God al deze bittere ellende zal weten te beste den tot zijn heil en z'n eeuwig geluk. Zo is het met alle feiten en gebeurte nissen van het leven. Alle dingen, die vandaag onze aandacht gevangen hielden, ze hebben bezien in 't licht dat Chris tus is zin en betekenis: ze zijn de tre den waarlangs ik tot God opklim, Hem verheerlijk en mezelf dienstbaar maak aan de gemeenschap. Als ik dit geloof niet heb of er niet naar leef, dan ga ik in 't duister. Ik zie niet waar ik loop, ik onderscheid niets om me heen; loop ik op 't trottoir of op de rijweg? Waar ga ik heen? Ik weet het niet; 't is donker. Hoe makkelijk zal hij, die niet in God gelooft, z'n evenwicht verliezen, wanneer hij de wereldgebeur tenissen waarneemt. 'n Ramp als die watersnood is voor hem alleen een wreed, Voor Hem was het mens-zijn een apostolaat. Hij was geen mens uit zuiver natuurlijke noodzaak. Hij was mens uit liefde en aanvaardde Zijn mensheid in sou- vereine Vrijheid. Maar Hij aanvaardde dit menszijn dan toch totaal, afdalend tot op de bodem van de menselijke nood, een zaamheid en angst. Hij is helemaal mens als Hij spreekt over bloemen en vogels, over het licht van de zon en het duister van de nacht; als Hij moe wordt na een zware wandeling, als Hij dorst voelt branden en als pijn zich meester maakt van Zijn lichaam. Hij is mens, als Hij om Zijn Vader roept, om gemeenschap, om eenheid met de mensen, om liefde. Hij is vooral mens het ogenblik waarop Hij Zijn ledematen op de slachtbank legt en Zijn geest in handen van de Vader, Dan is Hij de mens, die voor en namens alle mensen, om verlossing en leven schreeuwt En die gelukkig! zeker is van de glanzende onsterfelijkheid, die zich op de eerste dag der week zal openbaren. gaan we zomaar wat mensen bekij ken. Hij (lie 't plan maakte dit deze keer te doen, omschreef het aldus: „De mensen-zoals-ze-zijn be schouwt men altijd met gemengde gevoelens. Soms is het een vrij triest gezicht, soms hoopvol, soms alleen maar een beetje gezellig. Hoe zie je de mensen van vandaag Wel een interessante vraag voor hen die iets willen doen voor de mensen van morgen. Op deze pa gina gaan we zo maar wat mensen bekijken. Zonder onmiddellijk pre tenties of uitgesproken scherpe be doelingen. Zo maar quasi-opper vlakkig in het spionnetje gluren, uit het raam hangen en naar de men sen kijken. Maar met belangstelling kijken, ook al houden we die be langstelling een beetje achter de hand om de vrije uitkijk niet te be lemmeren". Verder staat op deze pagina afge drukt een fragment van de radio- uitzending van Dinsdag 14 April (6.30-6.45) in de maandelijkse ru briek van „DIT is leven". Allen die medewerken aan deze pagina, von den, dat aan het verzoek van een aantal mensen moest worden vol daan. (Ter verklaring van het ver zoek van vele luisteraars: de inder tijd wekelijkse uitzendingen werden altijd in „Karakter" afgedrukt). Tenslotte nog een zakelijke op merking. Alle correspondentie om trent deze pagina moet worden op gezonden aan De Maasbode-pers, Kortenaerstraat 1, Rotterdam. Op dit adres wordt de correspondentie verdeeld: nl. in datgene wat bij de Administratie en dat wat bij de redactie thuis hoort. P. WESSELING CssR. 2. 4. De jonge christen ervaart, dat hij leeft in twee werelden: nl. in deze stoffelijk- geestelijke wereld en door de genade in de wereld van God. Het Is zijn levens opdracht de schijnbare tegenstelling tussen deze twee werelden op te heffen en wel zó. dat het geloof dit leven doordringt. Om deze taak te kunnen volbrengen moet hij zich een concrete kennis van het katholieke geloof eigen maken. Maar daarenboven moet een sterke geloofs overtuiging hem bezielen, hem drijvend tot een diepere, dagelijkse beleving van zijn geloof. Deze geloofsbeweging vraagt van hem, dat hij heel de samenleving vanuit Christus heiligt; het beroep, de cultuur in al haar uitingen, de politiek, de sport en de ontspanning. Waar hij zich ook bevindt: hij zal daar zijn als christen. Wil hij dit met vrucht doen, dan is het nodig, dat hq de waarde van het gezin herontdekt en tegelijk de christelijke gemeenschap, waartoe hij behoort: de parochie. Steeds zal in hem groeien het bewustzijn dat hij, levend in deze wereld, uitziet naar de voltooiing van het Rijk Gods, die aanvangt bij de tweede komst van Christus. Deze verwachting zal hem vervullen met vrees en verlangen en hem ervoor behoeden in deze wereld zijn hoogste geluk te zoeken. 1. Neem ik bewust vrede met mijn middelmatigheid? Doe ik wel enige moeite mij eraan te ontworstelen? 2. \Yeet ik wel iets af van de grote gedachten waardoor deze tijd wordt beheerst? Of praat ik over alles mee zonder me ooit de tijd te gunnen tot bestudering van een ernstig boek of een belangrijk artikel? 3. Is er wel iets van een vaste lijn of van een program in m'n leven te bespeuren? Of laat ik mij maar leiden door het toeval, door m'n humeur, door m'n eigen grillen of door wat de anderen doen? IK GELOOF GOD NIET VERDER DAN IK HEM ZIE Ik neemt het bestaan van een God aan. Anders kan ik de wereld niet verklaren. En alles zou zinloos zijn. Goed. Maar nu ben ik nog geen stap verder. Als ik zo zie, wat ik geloven moet volgens de Ka tholieke Kerk, dan wordt me alles wel een beetje te machtig. De Kerk geeft zelf toe, dat haar Mysteries niet natuur lijk zijn, dat ze bovennatuurlijke werke- kelijkheden zijn. Maar moet ik dat zo maar aannemen? Ik behoef God toch niet verder te geloven dein ik Hem ken. Wel nu: ik kom tot het bestaan van God door de schepping: ik ken Hem dus als schep per van de wereld. Maar als ik in Hem geloof, zoals de Katholieken dat willen, dan moet ik geloven in een wereld vol mysteries, welke volstrekt boven het menselijk verstand uitgaan; welke het verstand dus niet kan bewijzen; welke de mens misscjhien wel kan aannemen, maar ook dan nog niet kan inzien, zelfs niet kan inzien, dat ze mogelijkzijn. Ik geef toe, dat niemand kan bewijzen, dat ze in zich onmogelijk zijn. Maar dan ben ik er nog niet. Er is hier geen proportie tussen mijn natuurlijke Godskennis en wat de Katholiek moet aannemen. Ik begrijp de moeilijkheid, en kan ze waarderen. Inderdaad, als u het zo voor stelt, hapert er ergens iets. Maar nu moet u niet vergeten, dat feitelijk zo de zaak niet ligt. Vergeet niet, dat de Ka tholieken houden, dat het geloof een gave is van God. Dat wil dus zeggen, dat de Katholiek als het ware een eigenschap erbij krijgt, waardoor deze disproportie opgelost wordt. Ik zal een voorbeeld ge ven. Er zijn sterren, welke met het menselijke oog niet zichtbaar zijn. Toch kan de mens deze zien. Er zijn sterre- kijkers die het vergezicht van de mens zo verruimen, dat wij daardoor heen werelden kunnen zien, die anders voor ons gesloten zouden blijven. Het blote oog wordt versterkt. Zo gaat het ook hier. De mens krijgt van God de gave van het geloof, waardoor het ons moge lijk wordt God te benaderen veel verder dan het mogelijk zou zjjn met het nor male menselijke verstand. Daarom noe men wij het geloof ook een licht, dat het verstand verlicht. De mens kan daar om uit zichzelf niet tot het geloof ko men, maar zoals de Schrift het uitdrukt. De Vader moet Hem trekken. In de ruimte zinloos noodlot, 'n Ziekte of 'n mislukking is niet te verdragen. En tenslotte als hij nadenkt over 't einde dan is er alleen nog maar de worgende angst, 't wilde schrei en van 'n kind in het donker. Ik wil aannemen dat jullie, die nu luis tert, gelooft. Maar mag ik dan vragen of je ook inderdaad in dit bewustzijn leeft? Als dit nu niet zo is als je nu alweer wrevelig begint te worden omdat 't weer 7.0 „vroom" is als je dat wat ik zei over: 't licht dat Christus is, alleen maar opvat als een aardige gedachte zonder contact met de werkelijkheid, dan staat je geloof buiten je leven. Dan leef je in 't duister, van dag tot dag, afhankelijk van stemming en toeval, dan hebben de dingen waar je je vandaag weer zo druk voor gemaakt hebt, geen zin. Wat is er aan te doent Waar ergens te beginnen f Geloof en leven kunnen elkaar ner gens makkelijker raken dan in 't gebed. van het licht Niet dat dit ook altijd het geval is als we bidden. We zien zo tegen 't gebed op, omdat 10e niet door hebben hoezeer het leven er in moet worden opgenomen. Mag ik 'n voorstel doent 't Is heel een voudig. Bid )6 regelmatig een gebed 's avonds voor 't naar bed gaant Wat denk je, zou je de enorme krachtsin spanning kunnen opbrengen om het te doent Vanavond, als je alleen bent op je kamer, 'n Ogenblik. Vat dan deze dag samen. Alles wat er aan je geest voor bij is getrokken al die gesprekken, ontmoetingen, berichten die je waar ook hebt opgevangen, wat je hebt gezien, wat je heeft ontroerd of teleurgesteld: vat t samen en vraag Christus, dat Hij ]e t licht mag geven om dit alles te zien als gelovige, als kind van God: ademend Zjjn Goddelijk leven. Vraag Hem dit eer biedig en eenvoudig met je eigen woor den. Het is vragen om 'n genezing. Mr. O. V. der Wets: Ik moet nodig nieuwe stellingen in mijn magazijn hebben, maar ik zie er tegenop van wege de herrie die ik er gedurende een paar weken van heb. Mr. F. I. Sjent: Man, neem toch LUNDIA-stellingen, die worden in een paar uur opgesteld zonder enige bedrijfsstoring. Volmaakt eenvoudig, eenvoudig volmaakt. Vraag onze grote catalogus. Advertentie

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1953 | | pagina 8