IK en mijn SPIEGEL
WAT JAMMER DAT.
ZIJN MENSHEID
Eisenhower, Geertje Wielema
en John Christie
De mens in het licht of in 't donker
m/EY-
Vandaag.
De Krantenlezer
is wereldburger
Voorwerp van Christelijke aandacht
Mensen zoals ze zijn en moeten worden
ONS PROGRAM.
ZATERDAG 25 APRIL 1953
PAGINA
Dagblad moet een geloof
hebben
Wat kun je doen zonder licht?
Het eigenlijke Licht
Waar te beginnen?
LUNDIA VARSSEVELD
(GLD.) TELEFOON 256
Er zijn ochtendblad-lezers, avondblad-lezers en krantenlezers. Ik ben een
krantenlezer, d.w.z. ik lees 's ochtends en 's avonds de krant. Dat doe ik niet
bij wijze van tijdpassering of alleen maar uit nieuwsgierigheid. Ik lees
kranten zoals ik m'n neus snuit en sigaretten rook en kopjes thee drink bij
de boterham en een kuiltje in het kussen maak vóór ik ga slapen. De krant
is een onderdeel van m'n leven. Ik ben zogezegd een krantenlezend wezen.
De krant behoort tot mijn dage
lijkse ingrediënten, tot de vitaminen
die ik absoluut nodig heb. Ik ben
eens drie dagen op retraite geweest,
en in die drie dagen was er géén
krant. Ik moest me vergenoegen met
„De navolging van Christus" en
twee exemplaren van .,De nieuwe
mens".
De drie dagen waren voorbij we komen
op het station en het eerste wat ik koop
is een krant. Toen voelde ik het. Twaall
bladzijden slecht papier, van alle kanten
met letters en lettertjes bedrukt, moei
lijk hanteerbaar dikwijls en slordig van
stijl en opmaak, vullen een deel van mijn
dagelijks bestaan. Ik lééf niet van brood
alléén, maar ook van gemengde bericht
jes, sportnieuws, suggestieve koppen,
slecht overgebrachte teleloto's, kersverse
réportages, bondige commentaren, politie
ke voorspellingen en veelbelovende ad
vertenties. Ik wil wéten wat er in de we
reld te koop is. Ik wil m'n eigen kleine
wereldje groter maken. Daarom wil ik
zoveel mogelijk van Eisenhower aan de
weet komen, en van Doris Day en Soe-
karno en Geertje Wielema en de Mau-Mau
en Castella scheerzeep en Generaal de
Gaulle en John Cristie en Tim Tyler. Al3
ik de krant lees, krijg ik de ruimte die ik
nodig heb. De wereld wordt van mij. Ik
wandel van het Capitool in Washington
via het sportveld van Heerenveen en de
Afrikaanse oerwouden naar het Kremlin.
Ik hoor wat Ike zegt en wat zegslieden te
Cairo fluisteren. Mijn vriend Reuter ver
trouwt mij toe, wat gisteren in Wenen ge
schiedde. Mijn speciale verslaggever praat
luchtig over de 92e Zuid-Koreaanse heu
vel. Ik zie ernstige en bezorgde gezich
ten ten Vaticane en luister naar brutale
opmerkingen van Mossadeq aan het adres
van de Sjah.
Ik ben een krantenlezend wezen, en zo
doende een cosmopoliet, een rasechte we
reldburger. Ontneem mfl m'n krant en ik
word weer de eenzame inboorling van
Leidschendam.
De kranten schenken mij de wereld. Nu
droom ik nog over de mogelijkheid een
mooie, samenhangende, zinvolle wereld te
ontdekken achter de wereld van mijn
krant. Ik begin te vermoeden, dat ik, om
die droom te verwezenlijken, naar kran
ten moet grijpen, die zélf in eeh dergelijke
wereld geloven. Hun geloof in die mooie
wereld zal zich zeker hier en daar in hun
visie op dit schamele wereldje openbaren.
Misschien word ik nog eens een serieuze
krantenlezer.
De aarde wordt bevolkt door mensen.
De mensen z\jn de hoofdbewoners van
deze planeet; de rest woont „erbij", ten
dienste en ten nutte van de mensen. Van
deze heersende positie zijn de mensen
zich over het algemeen terdege bewust.
Z(j hebben te allen tijde vooral over zich
zélf nagedacht, als zü probeerden de zin
van deze wereld te achterhalen. Meestal
kwamen zij, al denkende over zichzelf, tot
de ontdekking van een geheimzinnige
Oorsprong en een bovenmenselijk eind.
doel. Dan werd voor deze mensen God
het middelpunt, de eigenlijke Hoofdbe
woner der wereld.
Aldus vergaat het ook de christen
mens. Alléén: voor de christen blijven
óók de mensen hun centrale positie be
houden en verdwijnen zij niet naar het
tweede plan. Het christendom gelóóft
in de samenleving tussen God en mens.
Sterker: het christendom gelooft, dat God
en mens één zijn in Christus, die alle
mensen vertegenwoordigt. Christendom
is: God die belangstelt in de mens en de
mens die belangstelt in God. Christen
dom is: groei van die twee, God en mens,
naar elkaar toe in en door Christus.
Het christendom moet dus wel een we
reldbeschouwing zijn, die zich nadrukke
lijk en intensief niet alleen met God
maar óók met mensen bezighoudt. Uiter
aard met de mensen zoals ze zijn: in al
hun grootheid en kleinheid. Eveneens
uiteraard met de mensen zoals ze moe
ten worden: met alle geluk en vrijheid
die voor hen zijn bestemd.
De mensen-zoals-ze-zijn beschouwt men
altijd met gemengde gevoelens. Soms is
het een vrij triest gezicht, soms hoopvol,
soms alleen maar een beetje gezellig.
Hoe zie je de mensen van vandaag? Wel
een interessante vraag voor hen die iets
willen doen voor de mensen van morgen.
Op deze pagina gaan we zomaar wat
mensen bekijken. Zonder onmiddellijke
pretenties of uitgesproken scherpe bedoe
lingen. Zomaar quasi-oppervlakkig in
het spionnetje gluren, uit het raam
hangen en naar de mensen kijken. Maar
met belangstelling kijken, ook al houden
we die belangstelling een beetje achter
de hand: om de vrije uitkijk niet te
belemmeren.
Wij staan niet alléén naar de mensen
te kijken. Het behoort tot de opvallende
kenmerken van onze tijdaandacht voor
de mens en het menselijke. Denk aan het
moderne humanisme. Denk ook aan het
charter voor de rechten van de mens,
waarmee men im de UNO bezig is, aan de
grote interesse en heftigheid soms, waar
mee men alom over menselijke vrijheid,
menselijke persoonlijkheid, menselijke
waardigheid en menselijke verdraag
zaamheid spreekt. In de rubriek ,,God en
Zijn wereld", elders in dit blad, heeft
pater Jelsma reeds uitvoerig op dit ver
schijnsel gewezen, alsook op het feit dat
de christenen in dit opzicht klaarblijke
lijk met hun tijd meegaan, zoals valt af
te leiden uit hun moderne leuzen: „De
Nieuwe Mens", „Mensen van morgen",
„De Vragende Mens", „Christelijk Hu
manisme".
Misschien is het goed, dat de christe
nen van vandaag door de tijdgeest wor
den gedwongen méér aandacht te schen
ken aan de mens. Zonder liefde tot de
mens bestaat er in feite geen liefde tot
God. En zonder liefde tot God bestaan
wij tevergeefs.
De meeste mensen stappen elke mor
gen uit hun bed en wankelen dan on
middellijk naar de dichstbijzijnde spiegel.
Ik ben ervan overtuigd, dat dit méér is
dan alleen maar 'n halsstarrige gewoonte.
Het is een soort diepere levensdrang: wie
ontwaakt, wil zeker weten of hij nog
leeft en of hij zichzelf nog is; hij gaat
'ns even kijken, oppervlakkig nog en met
een knipperend oog, of hij nog precies
dezelfde is als gisteravond. Het is nodig
dit even' te verifiëren, alvorens het le
ven te kunnen voortzetten. Vandaar die
eerste ochtend-tuimeling naar de spie
gel.
Nu is dat eerste contact met de spiegel
meestal niet erg hoopgevend. Laten we
eerlijk zijn: een wazig gezicht in de on
frisse omlijsting van elkander weder
strevende haarslierten is niet de aan
moediging, waaraan we op dat vrij tries
te ogenblik uitgerekend de meeste be
hoefte hebben. Daarom, na de eerste
zuchtende herkenning wendt men de blik
weer van de spiegel af, om z'n kleren te
zoeken of andere, op dat moment nut
tige, bezigheden te gaan verrichten.
Het contact met de spiegel echter keert
in de loop van de dag, in gunstiger om
standigheden. nog herhaalde malen te
rug. En altijd, let maar eens op, is er: de
herkenning, de ontmoeting met „ik". Zit
dat kleine puistje er nog, link9 beneden
het rechteroog? Tot uw ergernis behoort
n 1 ook dat puistje voorlopig tot dat
eigenaardige „ik" van u. Wat zullen de
anderen van dat gezicht denken? Wat
denkt „ik" er zélf van? Dit zijn reële
vragen vóór de spiegel. Nu nog even een
kam door het haar; door het haar van
die „ik".
De mannelijke „ik" kijkt en voelt te
gelijk een kort moment, hoe het met de
baard staat. Het gewas dreigt helaas
weer al te zichtbaar te worden.
De vrouwelijke „ik" kijkt nog naar een
hoop andere gezichtspunten. Het zou niet
van veel tact en discretie getuigen, wan
neer we hier gingen detailleren. Het zij
voldoende erop te wijzen, dat de vrouw
gelukkig een handiger en veelzijdiger ge
bruik van de spiegel weet te maken dan
de man.
De mens wordt meestal actief vóór dé
spiegel. Na een moment van beschou
wing gaat hij zo goed als altijd over tot
de daad. Er valt altijd wel iets bij te
schikken, glad te strijken, weg te mof
felen of op te fleuren, Het „ik moet op
zijn voordeligst verschijnen. Na de eer
ste sombere of blijde herkenning wordt
de spiegel dus een trouwe en onbarmhar
tige raadsman.
Er zijn mensen, die alvorens in bed te
stappen nog heel even in de spiegel kij
ken.
Wat jammer, dat men in de spiegel z'n
ziel niet kan zien.
Maar: waar hadden jullie 't over, zo juist? Ging het over het „weer",
daar kun je altijd opnieuw over beginnen of ging het over een of ander
bericht in de krant? Of over 'n film, die je pas gezien hebt, b.v. „Les Belles
de Nuit", die terecht zo'n opgang maakt, of over de unieke Nederlandse
documentaire over Vincent van Gogh? Of had je 't over de nieuwe Russisch#
politiek? Of heb je zo maar wat zitten praten over alles en nog wat, dingen
die je toevallig vandaag hebt meegemaakt? En, wat denk je, zou het Geloof,
nu wel iets met deze dingen te maken hebben?
HET HEEI T ER ALLES MEE IE MAKEN. We moesten dat eindelijk
wat duidelijker gaan beseffen.
Heb je wel eens nagedacht over de
enorme functie van het licht in je leven?
Wat kun je doen zonder licht? Je staat
machteloos. Pas wanneer het licht aan
breekt, begint de dag. Dan komt de mens
tot ontwaken. En nu heeft hij verder het
licht nodig bij alles wat hij zal doen. Onze
stemming hangt dikwijls af van de sterkte
van het licht, dat we kunnen indrinken.
Hoe anders is het humeur van de mensen
als de zon open en onbelemmerd om ons
heen kan stralen dan wanneer het dag
licht omfloerst is door een waas van
grijze, grauwe mist en laaghangende wol
ken. 't Licht vergezelt je de hele dag. Je
leeft bij de gratie van het licht. Je kunt
zien met wie je spreekt, je ziet 't werk,
dat je wordt opgedragen, je kunt stude
ren in de boeken, altijd: omdat het licht
er is. En als de avond aanbreekt steken
we de lampen aan. We willen licht om
ons heen. Leven is: je bewegen in de
ruimte van het licht.
Nu zegt Christus een ontzaglijk
Hebt U wel eens
gemerkt, dat bij
na alle sprekers
op openbare
vergaderingen
ongeveer mid
den in hun be
toog een klein
grapje maken
Sommigen beginnen
met een klein grapje,
maar dat zijn niet de
beste. Sommigen maken
helemaal geen grapjes;
men doet er verstandig
aan, één van hen tot
penningmeester te be
noemen. Sommigen
maken alléén maar
grapjes; zij komen in
aanmerking voor een
functie tot ledenwer
ving- Maar goed, wat ik
zeggen wilde is dit:
spreken op openbare
vergaderingen stelt bij
zondere eisen. Over het
algemeen kan men zich
aan het volgende sche
ma houden: 1. Dankbe
tuiging aan het bestuur
voor de uitnodiging. 2.
Wijzen op het zeer in
gewikkelde karakter
van dit onderwerp,
waarvan u „uiteraard"
slechts enkele „aspec-
ten" kunt behandelen. 3-
Wijzen op de actuali
teit van het onder
werp „in het huidige
tijdsbestek" of „op dit'
keerpunt der geschiede
nis". 4. Terloops mede
delen, dat u „uiteraard"
hebt gelezen wat de
heer A. onlangs terzake
heeft gepubliceerd, doch
dat u het, met alle
waardering voor de
stijl van de heer A- en
voor de verzorgde uit
gave van zijn boek
werkje niet eens
kunt zijn met de stel
lingen, die de heer A.
„ontwikkelt". 5. Een
grapje over het verle
den of de toekomst van
de heer A. 6. Opsom
ming van enige punten,
die voor een „weten
schappelijk verantwoor
de benadering van het
onderwerp" van het al
lergrootste be
lang zijn. 7. Eén
van deze pun
ten even uitwer
ken waaróm
van belang, hoe-
zó, sinds wan
neer, met het
oog waarop, in
het kader waarvan, in
verband waarmee, tot
op welke hoogte etc. 8.
Betuigen van spijt voor
de „uiteraard" beperkte
tijd, die u is toegeme
ten- 9. Uitspreken van
de hoop, dat in de „ge-
dachtenwisseling na de
pauze" nog resterende
vragen „op bevredigen
de wijze" kunnen wor
den behandeld- 10. Dan
ken voor de aandacht.
Dit schema heeft in de
praktijk zijn bruikbaar
heid voldoende bewe
zen. Wie ervan afwijkt,
begeeft zich op glad ijs-
En dat dóet men niet.
Denk er aan. Blijf, óók
op openbare vergade
ringen, een mens van
vandaag.
KARAKTEROLOOG
woord. Hij zegt: „Ik ben het Licht der
wereld!". Alle eigenschappen van het
licht vind ik in Hem terug, verheven,
gesublimeerd: maar toch in de meest
werkelijke zin van het woord. Hij is het
eigenlijke licht en alles wat ons leven
verlicht is maar een zwakke afstraling,
'n symbool van Hem. Hij is het licht. Wie
in Hem gelooft, zich aan Hem overgeeft,
wie Hem aanvaardt wandelt niet meer in
het duister. Hij doet ons leven, Hij maakt
me bewust dat ik leef. Hij vergezelt mij
overal, Hij doet me al de dingen zien. Hij
leert me de dingen onderscheiden wat
mooi is en lelijk, recht en onrecht, een
heid en verdeeldheid; wat zin heeft en
zinloos is, wat goed is en kwaad. Hij leert
me wat liefde is en haat, zwakheid en
sterkte, heiligheid en zonde. Zijn licht
bestraalt alle dingen. Volstrekt niets valt
er buiten. Als ik de krant in m'n handen
neem als gelovige, dan lees ik anders.
Dan zie ik alles in een ander licht. God
heeft er mee te maken. Hij heeft de lei
ding van de geschiedenis. Hij heeft alles
in Zijn Hand en via al de dwaasheden
van ons, mensen, via oorlogen, revoluties
en 'n veelheid van systemen en wereld
beschouwingen, die elke eeuw van kleur
en inhoud veranderen, leidt Hij alles naar
het ene einddoel, de komst van Zijn Ko
ninkrijk.
Ik zie een film en beleef 'n moment
van diep menselijk ervaren de vlucht
in de droom zoals in de film van René
Clair de kostelijke, dwaze droom met
als oplossing, de vlucht van de droom in
de werkelijkheid. En ik denk: hoe mooi
is dit in God, dat Hij ons de eeuwige on
rust meegaf naar het geluk en dat Hij
ons tegelijk voortdurend wil herinneren
aan de broosheid en de onbestendigheid
van het alléén maar menselijke geluk.
n Ramp als de watersnood waarbij de
natuur sinds de erfzonde weerbarstig
de mens geselt en ranselt, heeft nog
lang, ook als alle sensatie voorbij is, ver
schrikkelijke gevolgen voor vele duizen
den. Maar de gelovige weet, dat God al
deze bittere ellende zal weten te beste
den tot zijn heil en z'n eeuwig geluk.
Zo is het met alle feiten en gebeurte
nissen van het leven. Alle dingen, die
vandaag onze aandacht gevangen hielden,
ze hebben bezien in 't licht dat Chris
tus is zin en betekenis: ze zijn de tre
den waarlangs ik tot God opklim, Hem
verheerlijk en mezelf dienstbaar maak
aan de gemeenschap.
Als ik dit geloof niet heb of er niet
naar leef, dan ga ik in 't duister. Ik zie
niet waar ik loop, ik onderscheid niets
om me heen; loop ik op 't trottoir of op
de rijweg? Waar ga ik heen? Ik weet het
niet; 't is donker. Hoe makkelijk zal hij,
die niet in God gelooft, z'n evenwicht
verliezen, wanneer hij de wereldgebeur
tenissen waarneemt. 'n Ramp als die
watersnood is voor hem alleen een wreed,
Voor Hem was het mens-zijn een
apostolaat. Hij was geen mens uit zuiver
natuurlijke noodzaak. Hij was mens uit
liefde en aanvaardde Zijn mensheid in sou-
vereine Vrijheid. Maar Hij aanvaardde dit
menszijn dan toch totaal, afdalend tot
op de bodem van de menselijke nood, een
zaamheid en angst. Hij is helemaal mens
als Hij spreekt over bloemen en vogels,
over het licht van de zon en het duister
van de nacht; als Hij moe wordt na een
zware wandeling, als Hij dorst voelt
branden en als pijn zich meester maakt
van Zijn lichaam. Hij is mens, als Hij om
Zijn Vader roept, om gemeenschap, om
eenheid met de mensen, om liefde. Hij is
vooral mens het ogenblik waarop Hij
Zijn ledematen op de slachtbank legt en
Zijn geest in handen van de Vader, Dan
is Hij de mens, die voor en namens alle
mensen, om verlossing en leven schreeuwt
En die gelukkig! zeker is van de
glanzende onsterfelijkheid, die zich op de
eerste dag der week zal openbaren.
gaan we zomaar wat mensen bekij
ken. Hij (lie 't plan maakte dit deze
keer te doen, omschreef het aldus:
„De mensen-zoals-ze-zijn be
schouwt men altijd met gemengde
gevoelens. Soms is het een vrij triest
gezicht, soms hoopvol, soms alleen
maar een beetje gezellig. Hoe zie je
de mensen van vandaag
Wel een interessante vraag voor
hen die iets willen doen voor de
mensen van morgen. Op deze pa
gina gaan we zo maar wat mensen
bekijken. Zonder onmiddellijk pre
tenties of uitgesproken scherpe be
doelingen. Zo maar quasi-opper
vlakkig in het spionnetje gluren, uit
het raam hangen en naar de men
sen kijken. Maar met belangstelling
kijken, ook al houden we die be
langstelling een beetje achter de
hand om de vrije uitkijk niet te be
lemmeren".
Verder staat op deze pagina afge
drukt een fragment van de radio-
uitzending van Dinsdag 14 April
(6.30-6.45) in de maandelijkse ru
briek van „DIT is leven". Allen die
medewerken aan deze pagina, von
den, dat aan het verzoek van een
aantal mensen moest worden vol
daan. (Ter verklaring van het ver
zoek van vele luisteraars: de inder
tijd wekelijkse uitzendingen werden
altijd in „Karakter" afgedrukt).
Tenslotte nog een zakelijke op
merking. Alle correspondentie om
trent deze pagina moet worden op
gezonden aan De Maasbode-pers,
Kortenaerstraat 1, Rotterdam. Op
dit adres wordt de correspondentie
verdeeld: nl. in datgene wat bij de
Administratie en dat wat bij de
redactie thuis hoort.
P. WESSELING CssR.
2.
4.
De jonge christen ervaart, dat hij leeft in twee werelden: nl. in deze stoffelijk-
geestelijke wereld en door de genade in de wereld van God. Het Is zijn levens
opdracht de schijnbare tegenstelling tussen deze twee werelden op te heffen
en wel zó. dat het geloof dit leven doordringt.
Om deze taak te kunnen volbrengen moet hij zich een concrete kennis van het
katholieke geloof eigen maken. Maar daarenboven moet een sterke geloofs
overtuiging hem bezielen, hem drijvend tot een diepere, dagelijkse beleving
van zijn geloof.
Deze geloofsbeweging vraagt van hem, dat hij heel de samenleving vanuit
Christus heiligt; het beroep, de cultuur in al haar uitingen, de politiek, de
sport en de ontspanning. Waar hij zich ook bevindt: hij zal daar zijn als
christen.
Wil hij dit met vrucht doen, dan is het nodig, dat hq de waarde van het gezin
herontdekt en tegelijk de christelijke gemeenschap, waartoe hij behoort: de
parochie.
Steeds zal in hem groeien het bewustzijn dat hij, levend in deze wereld, uitziet
naar de voltooiing van het Rijk Gods, die aanvangt bij de tweede komst van
Christus. Deze verwachting zal hem vervullen met vrees en verlangen en hem
ervoor behoeden in deze wereld zijn hoogste geluk te zoeken.
1. Neem ik bewust vrede met mijn middelmatigheid? Doe ik wel enige
moeite mij eraan te ontworstelen?
2. \Yeet ik wel iets af van de grote gedachten waardoor deze tijd wordt
beheerst? Of praat ik over alles mee zonder me ooit de tijd te gunnen tot
bestudering van een ernstig boek of een belangrijk artikel?
3. Is er wel iets van een vaste lijn of van een program in m'n leven te
bespeuren? Of laat ik mij maar leiden door het toeval, door m'n humeur,
door m'n eigen grillen of door wat de anderen doen?
IK GELOOF GOD NIET VERDER DAN
IK HEM ZIE
Ik neemt het bestaan van een God aan.
Anders kan ik de wereld niet verklaren.
En alles zou zinloos zijn. Goed. Maar nu
ben ik nog geen stap verder. Als ik zo
zie, wat ik geloven moet volgens de Ka
tholieke Kerk, dan wordt me alles wel
een beetje te machtig. De Kerk geeft
zelf toe, dat haar Mysteries niet natuur
lijk zijn, dat ze bovennatuurlijke werke-
kelijkheden zijn. Maar moet ik dat zo
maar aannemen? Ik behoef God toch niet
verder te geloven dein ik Hem ken. Wel
nu: ik kom tot het bestaan van God door
de schepping: ik ken Hem dus als schep
per van de wereld. Maar als ik in Hem
geloof, zoals de Katholieken dat willen,
dan moet ik geloven in een wereld vol
mysteries, welke volstrekt boven het
menselijk verstand uitgaan; welke het
verstand dus niet kan bewijzen; welke
de mens misscjhien wel kan aannemen,
maar ook dan nog niet kan inzien, zelfs
niet kan inzien, dat ze mogelijkzijn. Ik
geef toe, dat niemand kan bewijzen, dat
ze in zich onmogelijk zijn. Maar dan ben
ik er nog niet. Er is hier geen proportie
tussen mijn natuurlijke Godskennis en
wat de Katholiek moet aannemen.
Ik begrijp de moeilijkheid, en kan ze
waarderen. Inderdaad, als u het zo voor
stelt, hapert er ergens iets. Maar nu
moet u niet vergeten, dat feitelijk zo de
zaak niet ligt. Vergeet niet, dat de Ka
tholieken houden, dat het geloof een gave
is van God. Dat wil dus zeggen, dat de
Katholiek als het ware een eigenschap
erbij krijgt, waardoor deze disproportie
opgelost wordt. Ik zal een voorbeeld ge
ven. Er zijn sterren, welke met het
menselijke oog niet zichtbaar zijn. Toch
kan de mens deze zien. Er zijn sterre-
kijkers die het vergezicht van de mens
zo verruimen, dat wij daardoor heen
werelden kunnen zien, die anders voor
ons gesloten zouden blijven. Het blote
oog wordt versterkt. Zo gaat het ook
hier. De mens krijgt van God de gave
van het geloof, waardoor het ons moge
lijk wordt God te benaderen veel verder
dan het mogelijk zou zjjn met het nor
male menselijke verstand. Daarom noe
men wij het geloof ook een licht, dat het
verstand verlicht. De mens kan daar
om uit zichzelf niet tot het geloof ko
men, maar zoals de Schrift het uitdrukt.
De Vader moet Hem trekken.
In de ruimte
zinloos noodlot, 'n Ziekte of 'n mislukking
is niet te verdragen. En tenslotte als hij
nadenkt over 't einde dan is er alleen nog
maar de worgende angst, 't wilde schrei
en van 'n kind in het donker.
Ik wil aannemen dat jullie, die nu luis
tert, gelooft. Maar mag ik dan vragen of
je ook inderdaad in dit bewustzijn leeft?
Als dit nu niet zo is als je nu alweer
wrevelig begint te worden omdat 't weer
7.0 „vroom" is als je dat wat ik zei
over: 't licht dat Christus is, alleen maar
opvat als een aardige gedachte zonder
contact met de werkelijkheid, dan staat
je geloof buiten je leven. Dan leef je in
't duister, van dag tot dag, afhankelijk
van stemming en toeval, dan hebben de
dingen waar je je vandaag weer zo druk
voor gemaakt hebt, geen zin.
Wat is er aan te doent Waar ergens
te beginnen f
Geloof en leven kunnen elkaar ner
gens makkelijker raken dan in 't gebed.
van het licht
Niet dat dit ook altijd het geval is als
we bidden. We zien zo tegen 't gebed op,
omdat 10e niet door hebben hoezeer het
leven er in moet worden opgenomen.
Mag ik 'n voorstel doent 't Is heel een
voudig. Bid )6 regelmatig een gebed
's avonds voor 't naar bed gaant Wat
denk je, zou je de enorme krachtsin
spanning kunnen opbrengen om het te
doent Vanavond, als je alleen bent op
je kamer, 'n Ogenblik. Vat dan deze dag
samen. Alles wat er aan je geest voor
bij is getrokken al die gesprekken,
ontmoetingen, berichten die je waar ook
hebt opgevangen, wat je hebt gezien,
wat je heeft ontroerd of teleurgesteld:
vat t samen en vraag Christus, dat Hij
]e t licht mag geven om dit alles te zien
als gelovige, als kind van God: ademend
Zjjn Goddelijk leven. Vraag Hem dit eer
biedig en eenvoudig met je eigen woor
den. Het is vragen om 'n genezing.
Mr. O. V. der Wets: Ik moet nodig
nieuwe stellingen in mijn magazijn
hebben, maar ik zie er tegenop van
wege de herrie die ik er gedurende
een paar weken van heb.
Mr. F. I. Sjent: Man, neem toch
LUNDIA-stellingen, die worden in
een paar uur opgesteld zonder enige
bedrijfsstoring. Volmaakt eenvoudig,
eenvoudig volmaakt.
Vraag onze grote catalogus.
Advertentie