Toe maar!
DE PRIESTER EN DE WERELD
IN WORDING
Priesters zijn mensen
EEN MYSTERIEUZE ROEPING
PINKSTEREN
iStiuL-
HOOGAIS
WEK DE GAL
IN UW LEVER OP
MA D6
De verwezenlijking van goddelijke
gelie
imen
Zijn Priestergebed
Genade en eigen keuze
Priester dank zij en ondanks zichzelf
ZATERDAG 23 MEI 1953
PAGINA
vv,
>ord
eer
de
ver.
DE GROEI NAAR HET
INNERLIJK
Twee mogelijkheden
Sombere wolken hoven het
onderhandelingsgebouw te
Pan Moen Djon, waarin
voortdurend de menselijke
onmacht om de wereld van
angst en onzekerheid te ver
lossen wordt gedemonstreerd
- r gy ■rffefiBRSjBfe
„Indien iemand Mij liefheeft".
Voel je het om je heen? Het Pinksterwonder van Gods Geest?
De Geest van de Heer vervult het aardrijk!
Alles is er vol van!
Bloemen bloeien er van, vogels zingen er van.
Zweefde Gods geest niet over de chaos alvorens de koninkrijken
van licht, water en aarde openvielen met hun krioelende legerscharen?
Gods Geest vervult ook de vreesachtige mens.
Als vuur valt Hij uit de hemel.
Hij danst over de dartele tongen der apostelen.
Volkeren verbazen zich dat zij allen hun eigen taal horen spreken.
Uit water en Geest worden zij herboren tot broeders van elkander.
Een nieuwe volkerengemeenschap staat op.
Gods Geest zal het aanschijn der aarde vernieuwen.
Het is een oud profetenwoord.
Toch wordt het ieder jaar herhaalden aanvaard?
Oude mensen met de ervaring van vervlogen idealen zeggen, dat het
beeldspraak is.
Jongeren willen het wel eens geloven.
Zal het nü of nooit waarheid zijn?
Dat hangt af van
Nauwelijks heeft de Kerk het vandaag gezongen, of zij schrijft:
hier knielt men.
Dan komt de bede om het vuur van de liefde.
De vernieuwing van het aanschijn der aarde is begonnen in een Mens,
die liefhad tot het uiterste.
Zij zal zich voortzetten in u, met een intensiteit, alsof het
weer op één mens alleen aankomt. Die éne mens zijt gij.
Het oud-testamentische woord: „zal het aanschijn der aarde vernieuwen
wordt vertaald door de Blijde Boodschap van het Nieuwe Testament:
„indien iemand Mii liefheeft".
Een persoonlijke liefde tot Christus Jezus, daar komt het op aan.
Voor ieder zal er ergens iets of iemand los gemaakt moeten worden.
Dit is de persoonlijke verlossing in u.
Dan ben je vrij Dit is de vrijheid die vele idealisten missen. De
vrijheid der kinderen Gods, maar dan is er ruimte voor de liefde.
Maak je los, maak je vrij en heb Jezus Christus lief.
Dan komt er een nieuwe jongerengemeenschap, als een getuigenis.
Dan zullen alle volkeren je taal verstaal^ en worden allen één.
Dan wordt het aanschijn der aarde vernieuwd.
„Als je Mij liefhad, zou je blij zijn". r BECKERS.
en
den
jier
en.
als
iten
ze-
:he-
rij
den
ijax
iin-
JUW
:k
eens
gen.
este.
zul-
izers
late-
t de
5—d5
we-
relgt
Tg4,
el 1.
;elost
;tein,
ir R.
Den
g; J.
Vos,
plui-
oven,
lam.
<t nu
voor
7006
•d ge-
sr, de
ronde
mevri
glijsb
vast'
r de
h die
driv«>
I vol'
Ted
Dal'
Davi?
1-.6
zakelijke wereld van vandaag weer de
priester ontdekt heeft. In boek en film
zien we, hoe de mensheid gefascineerd
wordt door zijn geheim, door zijn plaats in
de menselijke samenleving. Hij is in deze
betrekkelijke en vlottende wereld de ver
tegenwoordiger van het Absolute. De
Geest van Christus werkt door hem op de
wereld in. Op Pinksteren is het begonnen:
Onder storm en vuur is de nieuwe wereld,
de wereld van het Christendom begonnen.
De Geest van Christus vernieuwde het
aanschijn van deze wereld. Het effect op
de internationale groeperingen, die toen
tertijd in Jerusalem bijeen waren, was
verbluffend. Het was opeens, of alle
muren tussen de verschillende mensen en
volkeren muren van achterdocht en
nationalisme onder deze storm van de
H. Geest omver werden geworpen. Welke
taal de getuigen van het Pinksterwonder
ook spraken, allen hoorden zij de grote
dingen van God verkondigen en konden
het verstaan.
De H. Geest blijft in en door de Kerk
inwerken op de wereld, blijft haar heili
gen. De H. Geest werkt in de Kerk door
de bisschoppen en priesters, om siteeds
opnieuw de wereld uit haar zonden te ver
lossen en haar het heil te brengen.
En het is juist in de Pinkster week, dat
op vele plaatsen over geheel de wereld de
stem van de bisschop weerklinkt over het
hoofd van de wijdelingen: ontvangt de
H Géést. Voor die jongeren, voor wie de
toekomst zoveel betekent, die zich weten
te leven in wordende wereld, die het aan
schijn der aarde willen veranderen en ver
nieuwen. geeft het Pinksterfeest d'e ge
legenheid om zich te bezinnen op de taak
en de plaats van de priester in deze ver
nieuwing. Voor hen is het Pinksterfeest de
aanleiding, om juist in deze dagen te bid
den voor de priesters, niet alleen voor
hen, die nu gewijd worden, maar voor alle
priesters en bijzonder voor hen, met wie
zij nader in contact komen.
H. B.
De priester, die de diepste menselijke
ontgoocheling doormaakt i« het toneel-
I stuk „De Kamer, waarin wij leven"
Nadrukkelijk moeten we constateren, wisselvallige, vallende, stervende, ver
dat ook in het katholieke Priesterschap
de telkens terugkerende wet van het
christendom weer van kracht blijkt te
zijn: de goddelijke geheimen worden aan
mensen geopenbaard en worden wer
kelijkheid in m e n s e n.
Zo komt onze belangstelling uiteraard
ook terecht bij de mens die priester ts,
de onvolkomen mens, de zwakke, de zon
dige, die ondanks alle gebrekkigheid als
schepsel in Gods handen is en daardoor
in volstrekte onderdanigheid voor Gods
inwerking en genade ontvankelijk.
Voor wie dit heeft vastgesteld dit
rijzende, zwakke en onvolmaakte men-
s e 1 ij k e liefde.
Advertentie
U zult morgen» „kiplekker"
uit bed springen.
Elke dag moet uw lever t*n liter gal In uw
i ingewanden doen stromen, anders verleert uw
voedsel niet. het bederft. U raakt verstopt,
wordt humeurig en loom. Neem de plantaardige
CARTER'S LEVERPILLETJES om die liter
ontvangen worden van het goddelijke in gaj op te wekken en uw spijsvertering en stoel-
het concreet-menselijke wekt de soms gang op natuurlijke te re^Un. Ken
a ai w plantaardig zacht middel, onovertroffen om de
teleurstellende uitbeelding van het pries- j doen stromen. Eist Carters LoverpiUetjea.
terlijk ideaal door de priesters geen ver-j
wondering meer. Hij kan zich hoogstens
ergeren, niet verbazen. Hij kan mede
lijden hebben, geen verbittering. Hij kan
er aanleiding in vinden om te bidden voor
hen die de rijkdom van het Priesterschap
bezitten in broze vaten; hij zal in de
zwakheid en onvolkomenheid der pries
ters nooit aanleiding vinden om te vloe
ken of te vervloeken; want juist fn de
zwakheid zoals Paulus getuigt open
baart zich de goddelijke kracht.
Uiteindelijk is datgene wat zich af
speelt tussen een priester en zijn God een
mysterie van liefde. Een mysterie van
smetteloze, zuivere, onstuimige, scheppen
de en volmaakte goddelijke liefde. En
een mysterie van wordende, groeiende,
Welk mysterieus gesprek werd er op
deze laatste avond gevoerd tussen hemel
en aarde. Toen Zijn uur gekomen was,
richtte Hij Zijn ogen ten hemel. Zijn hart
was echter nog hier, bij de Zijnen, voor
wie Hij zichzelf heiligde en die door het
geloof in Hem tenvolle Zijn vreugde
zouden bezitten.
Dit vroeg Hij voor hen; dat ze allen
één zouden zijn, gelijk de Vader in Hem
en Hij in den Vader. Dat ze zó één zouden
zijn in Vader en Zoon, opdat de were'd
geloven zou, dat Hij door den Vader ge
zonden werd en dat de Vader ons heeft
bemind zoals Hij Zijn enigen Zoon heeft
liefgehad, vóór de grondlegging der
wereld. Dat ze volmaakte eenheid zouden
bezitten.
Daarvoor is Hij in de wereld gekomen,
die Hem niet kende, en daarom heeft Hij
de naam van de Vader bekend gemaakt.
En wij weten, dat Hij dit zal blijven
doen, zonder ophouden, opdat de liefde,
waarmee de Vader Hem bemint, in ons
allen moge zijn, en Hij in ons.
Op beslissende ogenblikken van ons leven ervaren wij soms, dat er
invloeden zijn, waaraan we ons in zekere zin niet kunnen onttrekken.
Achteraf zijn we dikwijls geneigd te zeggen: boe is bet toch allemaal zo
gelopen? We slagen er niet in de lijnen te ontdekken, waarlangs onze
geschiedenis zich voltrokken heeft.
Misschien nog méér dan vele andere
mensen zal een priester deze ervaring ken
nen. Hoe is hij eigenlijk priester gewor
den? Was dat zijn eigen keuze? Was er
een invloed, waartegen hij niet was op
gewassen?
Hij is als jongen van een jaar of twaalf,
dertien, naar het seminarie gegaan, om
zich op het Priesterschap voor te berei
den. Wat dat precies betekende, wist hij
toen zélf nog niet. Wat de consequenties
voor zijn leven zouden zijn, was nog niet
tót hem doorgedrongen, omdat hij het
leven nog niet kende. Zijn keuze steunde
niet op de inwendige motieven van het
Priesterschap zélf, maar op bepaalde
uiterlijke kenmerken er van: op de waar
digheid en het aanzien van het ambt, de
superioriteit en het gezag waarmee de
priesterlijke bediening omstraald is, de
heiligheid van de functie, de invloed die
men op anderen kan uitoefenen, de uitzon
deringspositie welke men inneemt, geac
centueerd nog door de priesterlijke kledij
en de dikwijls fraaie liturgische gewaden,
de mystiek van de heilige handelingen van
de eredienst, die weliswaar geenszins op
deze prille leeftijd wordt doorgrond maar
waarvan de innerlijke rijkdom en zinrijk
heid toch reeds uit de verte worden aan
gevoeld. Het is zelfs mogelijk, dat een
jongen door nog veel profaner en bijkom-
stiger factoren naar het seminarie getrok
ken wordt.
Slechts geleidelijk kunnen de motieven
worden omgeschakeld zodat de eigenlijke
definitieve keuze op latere leeftijd beter
gefundeerd kan zijn. Er is een groei naar
het innerlijke toe; een langzaam met
inzicht en geloof doordingen tot het
wezenlijke van het katholieke Priester
schap; een zorgvuldig leren kennen, wik
ken en wegen van de practische conse
quenties; een herhaaldelijk overwegen
van de gevolgen der priesterlijke een
zaamheid, de gehoorzaamheid aan het Rijk
Gods, waarvan men als priester zonder
meer de dienaar moet zijn; een voorzichtig
aarzelen rondom de zware verantwoorde
lijkheid, die men op z'ch neemt met de
functie welke steeds meer gezien wordt
als een drukkende last, niet gedeeld met
een ander, maar alleen, alléén te dragen.
Het verlangen kan gi'oeien, omdat ver
antwoordelijkheid en dienstbaarheid ook
in zekere zin aantrekkelijk kunnen zijn en
omdat het Priesterschap, voor degene die
er in gelooft, een zeer intiem contact met
en een huiveringwekkende nabijheid van
het heilige en goddelijke in zich besloten
houdt. Uiterlijkheden vallen weg en het
wezen openbaart zich.
Twee mogelijkheden liggen open voor
hem, die zijn menselijke keuze op het
Priesterschap liet vallen en die geleide
lijk dit Priesterschap voor zijn ogen be
vrijd ziet worden van de uiterlijke om
lijsting, totdat alleen het éne, onvergan
kelijke, heilige en overweldigende Pries
terschap van Jezus Christus overblijft.
Vanzelfsprekend is er altijd de vrijheid,
om op de eens gemaakte keuze terug te
komen. Men kan inzien, dat men zich ver
gist heeft, dat men niet kan voldoen aan
de eisen der voorbereiding of dat men
physiek of psychologisch niet in staat is
alle consequenties, die aan het Priester
schap verbonden zijn, blijvend te verwer
ken Met name wordt de nodige zelfken
nis en een ruime mate van overleg en
voorzichtigheid met zichzelf gevraagd ten
aanzien van de harde en veeleisende wet
van het priesterlijk celibaat.
Het kan echter óók zijn, dat geen enkele
van al deze overwegingen doorslaggevend
is en dat de eigenlijke keuze wordt be
paald door de innerlijke waarde zélf van
het Priesterschap. Het is inderdaad niet
ondenkbaar, dat iemand, die aanvankelijk
voor dit Priesterschap gekozen heeft, op
zijn keuze terugkomt, omdat hij zich er te
klein en machteloos voor voelt. Daér
blijkt dan de ongenoegzaamheid en het
zéér betrekkelijke karakter der menselijke
keuze. Dit Priesterschap is schifnbaar
niet iets, dat men volkomen vrij en onbe
lemmerd kan kiezen. Men kan het niet
aan, en weet vaak niet of men het wel
mag kiezen. De menselijke keuze faalt en
er is een andere invloed nodig, die de
doorslag geeft en die langzamerhand alle
aarzelingen doet overwinnen.
Zo dringt een goddelijke roeping als
opbegrepen genade binnen in de men
selijke keuze. Zélf durft of kan men niet
beslissen. Ook degenen die leiding geven
en namens het kerkelijk gezag verant
woordelijkheid dragen, wéten het niet
met definitieve en alles overheersende
zekerheid. Er moet worden gebeden en
afgewacht. Er moet veel ontvankelijkheid
zijn voor de uiteindelijke keuze en de
mysterieuze invloeden van God zélf.
Men wordt dus priester in de katholieke
Kerk in zekere zin dank zij zichzelf,
inzover men n.l. zichzelf beschikbaar
stelt; doch ook dikwijls ondanks zichzelf
in zover men zélf n.l. niets heeft om zich
dit Priesterschap eigen te maken en in
zover men zelfs persoonlijk zonder godde
lijke hulp niet in staat is voldoende zeker
heid te verwerven, om de eigen keuze te
ontdoen van alle menselijke twijfel.
Natuurlijk, man. ik zou het ook
niet doen, als ik jou was. We leven
toch in een vrije democratische staat.
Je kunt daarom kiezen op de partij welke
je wilt. Je hoeft toch precies niet op de
K.V.P. te stemmen. Nergens voor nodig.
Niemand kan je in geweten daartoe dwin
gen. Dat zou je reinste politiek-Katholi-
cisme zijn. Er zijn toch wel andere moge
lijkheden voor Katholieken, wat jij! Het
is toch onmogelijk, dat alle Katholieken,
er een zelfde politieke en sociale opinie
op na houden als de heer Romme.
Waarom hebben we anders voor de demo
cratie gevochten, als het niet is om vrij je
politieke partij te kunnen uitkiezen.
Er zijn natuurlijk wel enkele nadelen
verbonden aan een niet-Katholieke poli
tieke partij, maar die kun je veilig ver
waarlozen. Zo'n Partij van de Arbeid heeft
natuurlijk een geheel andere opvatting
over de mens als de christen, die vanuil
God anders en groter over hem denkt.
Maar dat mag geen naam hebben. Ze
hebben natuurlijk een geheel andere op
vatting over het huwelijk, huwelijksbeie-
vening en echtscheiding. Maar dat is maar
een wissewasje.
En wat die eenheid onder de Katholie
ken zelf betreft. Kletskoek, wat! Ze
verschillen onder elkaar op alle gebieden
Dan kan men toch niet verlangen, dat ze
het eens zouden worden op politiek ge
bied. Nee, kom me daar niet mee aan
boord. Meerdere Katholieke partijen, zeg
ik maar. Dat is je ware vrijheid.
We vieren nu honderd jaar Kromstaf.
En het is duidelijk, dat er in die honderd
jaar heel wat gebeurd is in het Katholieke
leven. We zijn geëmancipeerd, zegt men
van alle kanten. Dat geloof ik ook wel,
als ik zo rond zie. We hebben tenminste
nu iets in de melk te brokkelen. Er wordt
rekening gehouden met onze Katholieke
opvattingen, omdat we ze als één man
verdedigd hebben. Maar is dat zo belang
rijk? We hebben eensgezind gevochten
voor het Katholieke onderwijs tot in al
zijn geledingen. Maar ja, dat betekent niet
zo geweidig veel. Goed, dan maar geen
Katholieke scholen. De vrijheid gaat voor
En onze Katholieke pers, onze dag- en
weekbladen hebben ook alle geprofiteerd
van deze eensgezinde Katholieke hou
ding op politiek gebied. Dat is natuur
lijk belangrijk. Maar, je moet toch kie
zen. Is het niet veel belangrijker dat de
middenstand een of twee zetels in de
Kamer krijgt? Dan moet de Katholieke
pers maar weg. Het stoffelijke gaat toch
altijd boven het geestelijke. Op de centen,
daar komt het altijd op aan, zeg ik maar.
We hebben verschillende sociale wetten,
welke niet het minst er door gekomen
zijn, omdat recht en liefde allebei hun
plaats gekregen hebben, en rekening ge
houden is met de mens, zoals hij werke
lijk is, zoals wij hem kennen ook uit de
Openbaring. Van de andere kant veran
dering nu en dan is ook wel eens goed.
Ook al moeten we het risico lopen grote
verworvenheden van het verleden prijs te
geven. Belangrijke tijdelijke voordelen
zijn toch nog altijd belangrijker dan prin
cipiële houding. Of vindt u niet? Waarom
zouden we op ondergeschikt gebied ook
offers brengen voor een hoger Katholiek
goed? Dat is nergenp voor nodig en slaat
ook niet in het Evangelie.
En zo erg moet je het ook weer niet
nemen. Want het anti-papisme is volledig
verdwenen. Er is na de oorlog een eens
gezindheid onder het Nederlandse volk
gegroeid, welke werkelijk hartroerend is.
De Katholieken hebben practiscn goen
vijanden meer. Wat wil je nog meer? De
Kerk heeft zich volledig geïncarneerd in
ons volk. Het is af.
Toe maar, laaf al, wat we in jaren,
moeizaam hebben opgebouwd, maar in
enkele jaren verlopen. We vieren nu im
mers toch het eeuwfeest van de hiërar
chie, dan moet je wat door de vingers
kunnen zien.
Toe maar. h. B.
De Kerk is een historisch gegeven.
VIII.
Het is allemaal mooi en wel. Maar ik
heb zo'n idee, dat u wel een beetje apriori
redeneert. U zeide immers de vorige keer:
al het goede, dat iedere godsdienst, wijs
begeerte enz. heeft, heeft de Kerk ook;
alleen het eenzijdige ervan heelf de Kerk
niet. Dit is wel leuk gezegd. Maar, me
dunkt, als God een gemeenschap heeft
gesticht, welke u de Kerk noemt, dan
hangt dit van zijn vrije wil af. Hij heeft
haar zo gesticht, maar kon haar even
goed ook anders stichten, zodat zij er ge
heel anders uitziet. Het lijkt mij toe dat
we hier op de eerste plaats naar historische
gegevens moeten zien. Dat wil zeggen:
we moeien ons zelf afvragen: welke Kerk
heeft Christus nu in feite gewild en be
antwoordt daar de Katholieke Kerk aan?
Daar heb ik alleen mee te maken. We
moeten dit alles niet te menselijk willen
zien.
Als antwoord zou ik zeggen; we moeten
geen van beide uit het oog verliezen.
Zeker op de eerste plaats is de Kerk een in
stelling van God. We moeten daarom his
torisch kunnen nagaan, hoe zij ontstaan is.
We weten, dat Christus een Kerk heeft
gesticht en we hebben dus na te gaan, of
de Katholieke Kerk deze Kerk van Chris
tus is. We kennen verschillende karakte
ristieken van deze Kerk. Zij is er b.v. voor
alle mensen en voor alle tijden. Ik zie
niet in, hoe er een andere christelijke ge
meenschap gevonden kan worden, welke
de Kerk van Christus zou zijn, als het
de Katholieke Kerk niet is. Tenzij u
zou houden, dat er eeuwen en eeuwen
verlopen zonder de ware Kerk. Het is
natuurlijk gemakkelijk te beweren, wat
de grote Protestantse theoloog K. Barth
zegt, dat de Kerk reeds in de eerste
eeuwen tot modernisme dus tot ketterij
vervallen is, maar dat wil feitelijk zeggen
dat er een lacune is tussen de eerste
apostolische Kerk en herontdekking van
de Kerk in de vijftiende eeuw.. Een beetle
onwaarschijnlijk, niet? J
die
sigaren
en die
„Nee,
Niemand zal
het geloven,
maar ik heb een
Pastoor gekend,
een zekere H. J,
Luideman
geen
rookte
gewoonlijk zéér
hort preekte
dank je, liever geen
sigaar!". Ik hoor het
hem nóg zeggen, met
vriendelijke doch vast
beraden glimlach. Nü
zegt hij dit niet meer,
voor zover wij het al
thans eens mogen zijn
jhet de sombere theo
logen, die aannemen
dat er in de hemel
geen sigaren worden
gepresenteerd. Zoals
wt zei, de preken van
Pastoor H. J. Luide-
man waren kort. Hij
gebruikte nooit het
bekende trucje, waar
mee sommige kansel
redenaars hun preek
onrustbarend weten te
rekken; „tot besluit
ban, beminde gelovi
gen. en tenslotte
en ik moge dan eindi
gen meten als laat
ste conclusieenz".
Neen, pastoor H. J.
Luideman eindigde al-
tqd abrupt, vaak met
be woorden: „de rest
eminde gelovigen,
laat ik graag aan u
zélf over". Regelmatig
kwam hij bij al zijn
parochianen op nuis-
bezoek en hij besteed
de de uiterste zorg aan
al zijn plichten en ver
antwoordelijkheden als
pastoor.
Tóch mag ik niet
zeggen, dat de ci t-
tiek der gelovigen pas
toor H. J. Luideman
spaarde. Ik ga voorbij
aan wat de r.k. siga
renhandelaar D. Uyt-
de.nbocht over hem
dacht. Doch dikwijls
hoorde men de ene pa
rochiaan tot de ander
zeggen„Een uitste
kend priester, die pas
toor van ons, een echte
goeie manMaar je
kunt verdorie nou
nooit 'ns 'n sigaar aan
'm kwjjt
Ook is er eens een
deputatie van het
Vrouwengilde bij hem
geweest met het be
leefd verzoek voortaan
„iets langer" te pre
ken. „Uw preken zijn
echt goed, mijn
heer pastoor
aldus Mevrouw
Hoedje—Tessel-
roo, „maar het
bezwaar van
heel de pa
rochie is, dat
ze zo ontstel
lend kort zijn! Je
zit net goed en wel,
en 't is alweer afgelo-
pen
Desondanks bleef
pastoor H. J. Luide
man, zoals de meeste
pastoors en de meeste
mensen, aan zijn ge
woonten vasthouden.
„Nee, dank je, liever
geen sigaar", én: „de
rest, beminde gelovi
gen. laat ik graag aan
u zélf over".
De merkwaardigste
annecdote van pastoor
H J. Luideman is wel,
dat hij in zijn testa
ment meedeelde als
grafschrift in duidelij
ke letters de volgende
woorden te wensen:
„De rest, beminde ge
lovigen, laat ik graag
aan u zélf over". Men
fluisterde, dat de siga
renhandelaar D. Uyt-
denbocht er nog aan
toe had willen voegen:
„Nu is hij tóch de
sigaar".
KARAKTEROLOOG
Onrust. Laos wordt bedreigd. In Korea vlotten de onderhandelingen
niet. Werkloosheid dreigt. Stakingen in Frankrijk. Overbevolking in
Nederland. Neem iedere krant, welke u wilt, Overal moeilijkheden; overal
zorg; overal uitzichtloosheid.
De jonge mens, welke de toekomst in moet, heeft zijn zorgen. Moeilijk
heden met de ouders thuis; moeilijkheden om een haan te krijgen; moei
lijkheden met zijn verloofde; moeilijkheden met zijn omgeving: ruzie op
het kantoor, op de fabriek. Hij komt er niet uit. Financiële moeilijkheden,
en noem maar verder op.
En non zeggen
ze dat die nieuwe
twee jaar jonger
is als de vorige,
die nou is over
geplaatst naar de
Martha, je weet
wel, u-aar die
pastoor Klompen
zit, van die tof-
feefabrieken van
Klompen en Col
lis in Amster
dam; die ouwe Klompen, die al zestig
jaar in de toffee's zit, moet elk jaar
n aardig centje aan z'n heerneef, pas
toor Klompen dan, overmaken, zodat je
Herust kan zeggen dat heel die parochie
'"ijft op de toffee's; maar goed, dat ts
h°g tot dddr an toe, maar nou moet je
garen, nou zal ik je zo onder vier ogen
es even wat vertellen waar je van zult
*iaau kijken: die nieuwe, van Voorn
heet-ie geloof ik, heb gezegd, dat-ie d'r
'liet aan denkt het Qezellenwerk over
te nemen, vanwege dat kwebbelende
"iens van Doller natuurlijk, want die d'r
au-dste zoon is hoofdleider of hoe ze dat
d-'iar noemen, en in die parochie waar
d pan Voorn eerst heb gestaan zitten
"o'a bene twee volle zusters van haar
van Doller; dus hij weet d'r alles van;
®eH van die twee, Lena, moet nog altijd
Ongetrouwd wezen; en Truda Doller, de
\nngste, werkt daar op de pastorie, 't
kan niet doller, zei de pastoor altijd; en
hou. gaat 't verhaal, dat 't volledige be-
■1'Uur van de Gezellen bij onze pastoor
t-*röge eergisteravond heb geprotesteerd:
htaa-r Droge wist daar natuurlijk wel
rd'ul mee, moet je net bij Droge met n
Protest aankomen, en nog wel direct na
l Lof. als 't in heel de pastorie zo lekker
haar koffie ruikt; dus die jongens ston-
<>en ifvijf minuten weer op straat met
"Protest én al; zij van Tientjes heb ze door
raam zien staan smoezen; en dan te
aenken dat kapelaan van Tuitmolen
Waarschijnlijk 't volgend jaar ergens
anders pastoor wordt; dan krijgen we
hatuurlijk weer 'n nieuwe; en let op m n
h:oordenzij van Tientjes mag wel vast
'"éér «oor 't raam gaan staan; want
h'er in de parochie is d'r altijd wat
anders, 't is gelogen as 't niet waar is,
en zo blijf je natuurlijk aan de gang
Wat in hert klein zich afspeelt in ieder
mensenleven, zien we vergroot in de
menselijke samenleving: in de stad, de
provincie, het land. Als er ergens een
communistisch relletje is, gaat het niet
aan, zich hier met een handomdraai van
af te maken. Dan ligt er ergens een pro
bleem, wat niet opgelost is.
Nog sterker gaat dit op in de verhoudin
gen van de landen onderling. We weten
het: de „Benelux" vlot niet; evenmin als
de stichting van klein-Europa of federa
tief Europa. De verhouding Europa-
Amerika is niet honderd procent. Er zijn
te veel historische en nationale tegen
stellingen. Om maar niet te spreken van
de verhouding tot de Aziatische landen.
We spreken over de dreiging van een
derde wereldoorlog. Ook al kunnen we
misschien optimistisch zijn, het feit, dat
er over gesproken wordt, is al veelbeteke
nend.
Toch wordt er genoeg voor gedaan, om
uit deze zorgen te komen. De knapste
'toppen op elk gebied zijn aan het werk.
Dokters en psychologen trachten oplos
sing te geven in de persoonlijke mense
lijke problemen. Lichamelijke en geeste
lijke volksgezondheid staan in het middel
punt van de aandacht. Wijsgeren, econo
men, en juristen trachten op breder plan
de middelen te bespreken voor een betere
en gelukkiger samenleving. Congressen
Worden overal gehouden: kranten, perio
dieken en boeken worden volgeschreven.
Nieuwe verenigingen, welke nu eens
definitief de oplossing willen geven,
schieten elke dag als paddestoelen uut ae
^En^och' het lukt niet. Hoe meer pogin
gen er gedaan worden, hoe meer alles in
rfq knoop schijnit te ann
DRaXs is goed en kan inderdaad mee
helpen tot opbouw van een betere^ en on
bezorgder samenleving, maar dit alles
veronderstelt ook tegelijkertijd een dieper
ingrijpen.
Als christen geloven we immers, dat er
feitelijk aan de grond van alle noden een
diepere nood ligt: de nood naar God. En
al is bij zeer velen deze nood ook funda
menteel opgelost, doordat zij door het H.
Doopsel van de erfzonde verlost zijn, de
erfzonde blijft we ervaren hat elke dag
aan den lijve iin zijn gevolgen door
werken. We ervaren dat in de oneven
wichtigheid van het gevoelsleven; in de
verduistering van het verstand; in de
menselijke hoogmoed, in de opstand tegen
God, in de zonde.
Wanneer we de mens en de menselijke
samenleving eerst ook niet hieruit ver
lossen, zal geen enkel ander middel hel
pen. Hier komt die priester naar voren;
zijn taak is juist de verlossing uit de zon
den, het heil van de mens te verkondigen
én te verwerkelijken. Hij heeft het woord
gehoord: „Ontvangt de H. Geest; wier
zanden gij zult houden, hun zijn zij ge
houden; wier zonden gij zult vergeven,
ihun zijn zij vergeven".
Zo beschouwd zien we de plaats van de
priester in de menselijke samenleving.
Meer dan welke wetenschapsmens, welke
persoonlijkheid, heeft de wereld de pries
ter nodig, en zijn macht. Hij is Christus
tegenwoordiggesteld juist als verlosser.
Het priesterschap is geen vak, geen
beroep naast de andere vakken, naast
de andere beroepen. Het priesterschap
werkt veel dieper en grondiger. Het is
niet zonder diepe zin, dat de nuchtere en