Overheid en steun aan export
Het Nederlandse standpunt t.a.v.
de gelaakte transitohandel
Die Jahreszeiten" onder leiding
van Paul van Egmond
Drents provinciaal bestuur
bestaat 350 jaar
Waarom in Bonn de ij verigste
Europeanen wonen
Westduitse voortvarendheid
vergroot aarzeling der partners
moeilijk regeerbaar
Geen communisme maar chaos
w
Autonomie voor
bedrijfslichamen
De camera op 't
buitenland
Wij zijn thans sterk afhankelijk van de
internationale conjunctuur
Koninklijk bezoek in de
Stadsschouwburg
„DE BRONK"
J DONDERDAG 11 JUNI 1953
PAGINA 7
PRAE-ADVIEZEN NED. MIJ
VAN NIJVERHEID EN
HANDEL
Uitvoerfaciliteiten
Hoe Nederland de transito
handel-kwestie ziet
Nederland heeft belang bij
integratie
Gebrekkige voorlichting over dit
zich sterk ontwikkelend gewest
„LAND VAN MELK"
Kleurenfilm over de Nederl.
zuivelproducten
Meer statenleden
Nyhoff-herdenking in Amsterdam
Maar geen caricaturen
Nieuw Limburgs maandblad
NABOOTSING VAN DESSIN:
ONRECHTMATIGE DAAD
Mgr P. MASTERSON f
Weinig geestdrift
te Straatsburg
Adenauer blijft vasthouden
KOMT ER OPNIEUW EEN
ZUÏVELBUREAU
Nog geen productschap in het
vooruitzicht
HEERLEN'S CENTRUM
WORDT VERRIJKT MET
GROOT FLATGEBOUW
Sim ach?'hnet tic? op"haar "weg"lig- supra-nationale organen die straks zullen
sen zich te verbinden om de vrijheid van Wijten zwakker te zijn dan de nationale
In de jaarlijkse algemene vergadering
Van de Nederlandse Mü. voor Nijverheid
en Handel kwamen na een inleiding van
Z.K.H. Prins Bemhard over „Handel een
bestaansvoorwaarde voor Nederland de
prae-adviezen, uitgebracht door de heren
dr H. M. Hirschfeld, drs C. A. Kiaasse
en prof. S. Posthuma in behandeling.
In het prae-advies van prof. Posthuma
„Overheid en internationale handel
wordt er op gewezen, dat de mate, waar
in het Nederlandse economische leven
met het buitenland is verweven, met al
leen groter is dan die van enig ander
land, maar ook aanzienlek groter dan
voor de oorlog. De verhouding tussen
in- en uitvoer en het nationale product,
welk eind 1938 47 pet. bedroeg, was in
1952 gestegen tot meer dan 82 pet.
De overheid heeft zich als marktpartij
meer en meer teruggetrokken en beperkt
zich thans met enige uitzonderingen op
het gebied van de landbouw tot het toe
kennen van vergunningen en het stellen
van algemene regels. De liberalisatie
heeft in Nederland een percentage be
reikt van 92 pet. Door deze ontwikkeling
is allengs het zwaartepunt van overheids
bemoeiing met de buitenlandse handel
verschoven naar de uitvoer.
Het structurele tekort aan dollars
heeft tot de faciliteit van de bekende
exportbonusreebten geleid. Deze werden
aanvankelijk op meer dan 100 pet ge
waardeerd en hebben lange tijd
50 en 75 pet. geschommeld. Thans is dfc
betekenis die de exporteurs er aan toe
kennen niet meer dan 1-0—15 p
geen wil zeggen dat de specifieke
premie voor verkopen naar het dollar-
gebied die in deze regeling schuilt nog
I slechts ruim 1 pet. bedraagt en daarmede
feitelijk haar betekenis als zodanig heeft
verloren.
De Nederlandse regering heeft ook
lange tijd een meer algemene steun van
de uitvoer overwogen door het instellen
van belastingfaciliteiten e.d. Nu als ge
volg van de interne sanering, het even
wicht op de betalingsbalans in het alge
meen is hersteld, gaan de bezwaren
tegen een speciale steun aan de uitvoer,
die via haar invloed op de begroting ten
laste komt van het bedrijfsleven en in
het algemeen zwaarder wegen.
Diverse overwegingen leiden er toe bii
het verlenen van uitvoerfaciliteiten niet
in de eerste plaats te denken aan het
verlenen van algemene faciliteiten (zoals
op het gebied van de belastingen), maar
op meer specifieke maatregelen, gericht
op hef geheel of gedeeltelijk ondervan
gen van de zoeven genoemde bezwaren.
Dat de regering dit zelf ook zo beeft
aangevoeld, moge worden geconcludeeia
Uit. 'het feit dat zij inmiddels is terugge
komen op haar oorspronkelijke plannen
tot een verlichting van de fiscale .lasten
van de exporterende industrieën in het
algemeen. Een differentiële behandeling
bij de voorwaarden van exportcredietver-
zekering is onmisbaar.
Wat de credietverlening door de over
heid aan derde landen betreft is prof.
Posthuma van mening, dat voor zover
een „swing" de omvang te boven gaat
van een zuiver monetaire faciliteit, zij
het karakter heeft van een lening. Dan
dient zij ten laste te worden gebracht
van de reële binnenlandse besparingen
en niet te worden gefinancierd ten laste
van de gtldmarkt.Wmeel betekent dit
dat zulke credieten via de begroting die
tien te lopen en niet door de Ned. Ba
behoren te worden gefinancierd.
Gezien de grote betekenis van de Ne
derlandse export voor het Nederlandse
bedrijfsleven in het algemeen, zal bij het
zoeken naar vormen en wegen om de in
beginsel beschikbare middelen ook daar
te brengen waar zij voor de instandhou
ding en uitbreiding van dit bedrijfsleven
doelmatig kunnen worden aangewend,
de overheid zich niet kunnen onttrekken
aan de taak ook op het gebied van de
export-financiering, voorzover deze nor
tnale termijnen van het bankcrediet over.
schrijdt, een oplossing te zoeken.
Wegen zullen dienen te worden ge-
Zocht om voor export credieten, die meer
dere jaren omvatten, de middelen ter be
schikking te stellen aan de exporteurs.
In beginsel ziet men in overheidskringen
zeer wel in dat op dit punt haar bemid
deling onmisbaar is. De vorm waarin
deze zou kunnen worden gegoten, is in
tussen nog een punt van studie.
Betreffende de transitohandel, die steunt
op de bestaande inconvertibiliteit in de
wereld zijn er in beginsel drie stand
punten.
Het ene uiterste is dat de regering van
het land waar de transitohandel geves
tigd is, deze volstrekt dient te verhinde
ren goederen uit derde landen met ver-
lies naar het dollargebied te verkopen.
Het is duidelijk dat de overheid van het
transiterende land hiertegen in ieder ge
val bezwaar zal maken, zolang zulke
mogelijkheden elders in de wereld on
veranderd zouden blijven voortbestaan.
Het andere uiterste is dat bet transite
j rende land door specifieke maatregelen
tracht zijn transitohanden in te schake
len als een transformateur van zwakke
deviezen in dollars. De tussenliggende
situatie is, dat het transiterende land de
transitohandelaar in beginsel heen- en
terugtransacties vrij in elkaar laat slui
ten en er alleen voor blijft waken, dat
daarbij deze transitohandel de bestaande
structurele valuta-moeilijkheden van het
'and nog niet verder vergroot
Het eerste van de drie standpunten
Wordt ingenomen door de meerderheid
i Vin de TT r TT leden De Nederlandse re-
i Sering heeft'dit meerderheidsstandpunt
T.a.v. de integratie merkt dr Hirschfeld
o.a. op, dat hij het probleem van de
economische en politieke integratie een
probleem op lange termijn acht, waarbij
Nederland groot belang heeft en waaraan
Nederland dus op weloverwogen en actieve
wijze moet medewerken. Ben West-Euro-
pese douane-unie vereist diepgaande stu
die. Of zij bereikbaar is, hangt primair
van de vraag af, of men het probleem van
het protectionisme doelmatig kan aanpak
ken. Internationale 'economische samen
werking die volharding en geduld vereist,
kan betere vruchten afwerpen dan het
overhaast doen tot stand komen van
de Nederlandse transitohandel, die tot een
van de oudste bronnen van onze welvaart
behoort, aan banden te leggen, uitsluitend
met het doel om de tegen de dollar
discriminerende deviczcnmaatregelen en
handelsbeperkingen van andere landen te
helpen uitvoeren. In het algemeen ge
sproken zal de oplossing veeleer dienen te
worden gezocht in een toenemende be
vrijding van het internationale handels- en
betalingsverkeer in het algemeen, dan in
het aanbrengen van internationale ver
lengstukken op de bestaande nationale be
perkingen.
In het prae-advies van dr H. M. Hirsch
feld: „De algemene internationale struc
tuur van de Nederlandse economie" wordt
er o.a. op gewezen, dat het staatsdnigrijpen
op economisch gebied sinds 1931 voor de
tweede wereldoorlog in hoofdzaak gericht
was op handhaving der bestaande econo
mische structuur van Nederland. De
cijfers van in- en uitvoer van na de twee
de wereldoorlog wijzen er op, dat de
Nederlandse economie sterker afhankelijk
is van de internationale conjunctuur dan
voor de oorlog het geval was. Een ernstige
t&ru&S'l'cL'S in <ü'6 economische ectivireit ggt
V S zou tot een nieuwe grote catastrophe
kunnen leiden, welke zou betekenen, dat
vele markten zich zouden kunnen sluiten.
Nederland zou dan voor het exportverlies
praktisch ge'en compensatie van betekenis
op de binnenlandse markt künnen vinden,
Nederland heeft belang bij een zich vrij
ontwikkelend internationaal economisch
leven. Bovendien heeft Nederland belang
bij een internationale conjunctuur, die niet
aan excessieve schommelingen onderhevig
is. Het beeft er een bijzonder groot belang
bij een concurrerende positie op de inter
nationale markt in te nemen, waarbij
discriminerende concurrentie-methoden als
internationaal verschijnsel in strijd met
het Nederlandse belang zijn.
regeringen.
Nederland zal behalve aan het probleem
van de Europese integratie speciale aan
dacht moeten schenken aan zijn handels
verkeer met de Europese landen, die zich
afzijdig houden van de integratie en aan
zijn handelsverkeer met de landen over
zee. Onze industrialisatie is voor een groot
deel gericht op de afzet in die gebieden.
De vraag worden gesteld of het rege
ringsbeleid, dat zoveel tot het herstel
heeft bijgedragen, op bepaalde punten niet
moet worden herzien, teneinde 't particu
liere bedrijfsleven de nodige armslag te
geven bij scherpere internationale concur
rentie.
In het prae-advies van drs C. A. Kiaasse
„De internationale handel in enkele van
zijn financiële aspecten" wordt er op ge
wezen, dat bij de exportcrédietverzekering
de vraag aandacht verdient onder welke
omstandigheden redelijkerwijze de dek
king mag worden geweigerd. Rekening
moet ook worden gehouden met het risico
dat op een gegeven moment aanwezig
wordt geacht bij een bepaald debiteuren
land. Voor beide is er in ons land een
aanvaardbare basis. Met betrekking tot de
hoogte van de premies zou verschil van
opvatting kunnen bestafin, hoewel voors
hands geenszins is gebleken van een te
hoog niveau. Voor het verlenen van lang
durig crediet is de creatie van een speciaal
exportfinancieriogsdnstituut de voor de
hand liggende oplossing. De meeste landen
die kapitaalgoederen exporteren zijn daar
toe dan ook in een of andere vorm over
gegaan. Onder bepaalde omstandigheden
kan de situatie op de geldmarkt van be
tekenis zijn voor de keuze van een
transitohandelscentrum. Amsterdam is een
van de goedkoopste geldmarkten geworden
en hoewel de omvang der rembours-
acceptzaken nog beperkt is, kan toch in
bepaalde gevallen de geldmarktpositie als
een ondersteuning van de positie van de
Nederlandse transitohandelaar worden be
schouwd.
Kundig begeleid door de Haarlemse Or
kestvereniging heeft het Amsterdamse
Oratoriumkoor gisteravond in de grote
zaal van het Concertgebouw een goed ge
vulde zaal en een enthousiast publiek
aan de hand van Haydn's Oratorium
meegevoerd door de vier seizoenen, zoals
deze blijkbaar in vroeger tijden het jaar
plachtten te vullen. Het moet de bewoners
van onze lage landen echter heden ten
dage wel droef om het harte worden,
wanneer van de zomer gezongen wordt:
„die Mittagsonne brennt jetzt in voller
Glut", terwijl de regenjassen en para-
pluies in de vestiaires hangen te wachten.
Maar wat de natuur ons zo angstvallig
blijft onthouden was daarentegen wel te
bespeuren binnen de vier muren van de
grote zaal, waar het vurige enthousiasme
van koor, solisten en orkest de zo brood
nodige gloed en warmte wist aan te bren
gen, zozeer zelfs, dat wij ons somwijlen
hebben afgevraagd, of Van Egmond zijn
goed réagerende zangers en zangeressen
niet teveel vuur heeft laten onsteken,
waardoor de gevoeligheid in klankkleur
(Van onze correspondent)
Drente stond gisteren in het teken van
de 350-jarige herdenking van de instelling
van het gewestelijke bestuur. De minister
van Binnenlandse Zaken, dr L. Beel, was
ervoor naar Assen gekomen en het Drents
Genootschap wijdde er zijn landdag aan,
waar als sprekers zijn opgetreden de
voorzitter van de Eerste Kamer, mr J. A.
Jonkman en de oud-commissaris der Ko
ningin in Drente, mr dr R H. baron de
Vos van Steenwijk.
De herdenkingsdag begon gisterenmor
gen in de statenzaal met een bijzondere
zitting van de Provinciale Staten. Hier
werd het woord gevoerd door de commis
saris der Koningin in Drente, mr J. Cra
mer, die o.a. opmerkte, dat Drente, of
schoon het thans in het Nederlandse be
stel volwaardig meespeelt, toch nog niet
ten voile uit de discriminatie is. Mr Cra
mer noemde als voorbeeld hiervan het
feit, dat in de deconcentratie van de rijks
diensten de gelijkgerechtigheid blijkbaar
nog niet geheel doorgewerkt is, De hui
dige structuur en de sterke ontwikkeling
In het Scheveningse Seinposttheater
heeft gisteren onder zeer grote belangstel
ling de eerste vertoning plaats gehad van
de nationale zuivelfilm „Land van M
door Profilti gemaakt ter getógenheid van
het Internationale Zuivelcongres e
de daaraan verbonden Zuiveltentoonstel-
ling „De Melkweg" op Houtrust. Dit is ae
derde kleurenfilm, die in Nederland la
vervaardigd. Zoals men weet was de Van
Gogh-film de eerste, daarna volgde de
kroningsreportage uit Londen en nu deze
zuivelfilm, die een succes blijkt, zó zelfs,
dat de directie van het Seinposttheater
onmiddellijk heeft verzocht om de film
van 19 Juni af in het voorprogramma te
mogen opnemen.
„Land van melk" geeft een beeld van
de zuivelwinning en -bereiding in ons land
en toont de betekenis van de veehouderij
en zuivelindustrie voor de nationhle eco
nomie in ons land.
Een tweede filfn, die werd vertoond, be-
behandelde de uitvoercontröle op zuivel
producten, waardoor men een beeld krijgt,
met welk een zorg de Nederlandse zuivel
producten worden beproefd, alvorens men
ze het buitenland aanbiedt.
De zuivelfilm zal op de tentoonstelling
„De Melkweg" op Houtrust doorlopend
worden vertoond.
brengen z.i. mede, dat deze provincie voor
de door de verschillende rijksdiensten
verzorgde taken in Drente gedomicilieer
de rijksambtenaren mag verlangen.
Spreker betreurde het verder, dat de
genen, die aangewezen zijn om ons volk
voor te lichten, zo dikwijls in gebreke
blijven van. deze dynamische ontwikke
ling kennis te nemen. Nog altijd worden
schoolkaarten in de handel gebracht,
waarop 2/3 van het Drentse grondgebied
als heide staat aangegeven, terwijl in
werkelijkheid geen 10000 ha voor ont
ginning in aanmerking komen.
De commissaris was van mening, dat de
problemen, waarmede Drente heeft te
worstelen, niet enkel op provinciaal
niveau zijn op te lossen, doch dat daarbij
de steun van de regering en volksverte
genwoordiging nodig zijn, een steun, die
de provincie overigens niet onthouden is
en hopelijk in de toekomst ook niet ont
houden zal worden.
Op dit punt stelde minister Beel de
commissaris gerust, want Zijne Excellen
tie beloofde namens de regering gaarne de
voile steun en belangstelling ter bevorde
ring van de grote ontwikkeling, waarin
het Drente van de 20ste eeuw zich be
vindt. Deze provincie is thans een vol
waardig partner in de economische ont
moeting met de rest van Nederland, maar
ook de maatschappelijke, sociale en gees
telijke verheffing van het Drentse volk
eisen nu een groot deel van de aandacht
aldus prof. Beel. Hij ging nog in op een
suggestie van mr Cramer en wekte de
verwachting, dat bij de aanstaande her
ziening van de provinciale wet ook het
aantal statenleden, dat in Drente het
laagst is van alle provincies, zal worden
vermeerderd.
In een middagbijeenkomst, die het
Drentse Genootschap had georganiseerd,
werd het woord gevoerd door mr Jonk
man en door de oud-commissaris van
Drente, mr dr R. h. baron de Vos van
Steenwijk.
dreigde weggezongen te worden achter
een te zware en pompeuze nadrukkelijk
heid.
De dirigent jaagt zjjn koor soms door
de noten heen en maakt dan plotsklaps
abrupte retenuto's, die te doorzichtig zijn
om het evenwicht te kunnen herstellen.
Aan de klank van het gehele koor, in
het bijzonder van de sopranen, zal tijdens
de volgende repetities nog aandacht be
steed moeten worden, terwijl de nei
ging tot te grote ongebreideldheid
waarmee ruwheid nauw verwant is
ingetoomd dient te worden. Dat de di
rigent, die niet zelden de maat met zijn
voet meetrapt, hierbij tevens aan zich
zelf heeft te denken, is vazelfsprekend.
Hetgeen niet zeggen wil, dat het Am
sterdamse Oratoriumkoor op het verkeer
de muzikale pad zou zijn. Integendeel,
er is aanmerkelijke vooruitgang gemaakt
en de belofte en ook de prestaties zijn
vele en schone.
Dp solisten Corrie Bijster, sopraan,
Herman Schey, bas en de Weense tenor,
Walter Ludwig, zongen gedrieën en ieder
voor zich op charmante en toegewijde
wijze hun partijen, waarbij de open
doekjes niet, uitbleven.
(Van onze Amsterdamse redactie)
Gisteravond heeft H. M. Koningin Ju
liana in de Stadsschouwburg te Amster
dam een van de programma's bijgewoond,
die door de Stichting Kunstmaand Am
sterdam aan de kunstminnaars met de
kleine beurs worden geboden.
Begeleid door Pierre Verdonck droeg
Georgette Hagedoorn uit de nagelaten
werken van Martinus Nijhoff een drietal
gedichten voor, die speciaal voor haar
geschreven en vertaald werden. De reis
van de drie Koningen, van T. S. Eliot, het
Zweedse wiegelied „Slaap mijn kind" en
de twaalf grafschriften uit de Spoon River
Anthology van Edgar Lee Masters wer
den door Georgette Hagedoorn rustig en
beheerst voorgedragen. Juist waren haar
gebaren daarbij en bewonderenswaardig
de wijze waarop zij haar kleed in dit
gebarenspel wist te betrekken zonder dat
enige overdaad de voordracht schaadde.
Pierre Verdonck heeft vooral waarde
ring genoten voor de wijze waarop hij
bij de Reis van de drie Koningen muziek
gecomponeerd heeft. Hij is niet bezweken
voor een mogelijke drang om de muziek
meer op de voorgrond te plaatsen, doch
hij heeft werkelijk een begeleiding ge
maakt voor dit gedicht, zonder het ook
maar op enige wijze geweld aan te doen.
Na de pauze bracht de Nederlandse Co-
medie Ed. Hoorniks toneelstuk „De Be
zoeker" voor het voetlicht, dat in dit blad
reeds eerder besproken werd.
Koningin Juliana, die gekleed was in
een parelgrijze japon, woonde de gehele
voorstelling met grote belangstelling bij
en onderhield zich tijdens de pauze met
de acteurs, actrices en Ed. Hoornik. Zij
werd vergezeld door haar opperstalmees
ter en de burgemeester van Amsterdam,
len zij daar de wijze van regie bestuderen,
mr Arn. j. d' Ailiy en zijn echtgenote
II (Slot)
WANNEER de centrale overheid
voor zich zelf bevoegdheden vraagt
en krijgt, die eveneens aan de be
drijfslichamen, de product- en bedrijf
schappen worden toegekend, dan kan
niet meer gezegd worden, dat de regeling
van die onderwerpen wordt „overgela
ten" aan deze schappen. Van autonomie
is onder dergelijke omstandigheden eigen
lijk geen sprake. Zelfstandig kunnen de
schappen dan slechts optreden voorzover
de centrale overheid dit niet doet en hun
regelingen zouden moeten wijken, zodra
een ministeriële beschikking het zelfde
terrein gaat bestrijken.
Er zou op deze wijze dus geen apart
gebied voor de bedrijfsorganisatie wor
den afgebakend, maar deze zou een soort
complementaire functie krijgen te ver
vullen, voorzover nl. de centrale overheid
niet op een van de genoemde wijzen bij
de producten rechtstreeks is geïnteres
seerd. Deze belangstelling kan groeien
en afnemen, is derhalve aan wisselingen
onderhevig en de bedrijfslichamen heb
ben geen enkele zekerheid omtrent de
omvang van hun z.g. „autonome" ge
bied, dat toch al van minuscule afmetin
gen zal blijken te zijn.
Dit laatste volgt wel uit de „belang
stelling", die de centrale overheid voor
de landbouw en de voedselvoorziening
aan de dag legt. „Ook in de relatief meer
normale jaren, die op de eerste periode
van schaarste na de bevrijding volgden",
zo heet het in de M.v.T., „is immers ge
bleken, dat in de uiterst conjuctuur-
gevoelige bedrijfstak, die de landbouw is,
een vrij intensieve overheidsbemoeiing
niet kan worden gemist, wanneer men
althans wil bevorderen, dat zij haar func
tie in de Nederlandse samenleving onder
zo gunstig mogelijke omstandigheden
vervult. Die gunstige omstandigheden
kunnen slechts ontstaan wanneer de
werkers in het agrarische bedrijf in ze
kere mate bevrijd kunnen worden van
de sterke schommelingen in de conjunc
tuur, die zij zonder overheidsbemoeiing
ln hun volle zwaarte zouden ondervinden
en die voor een rationele bedrijfsvoe
ring een onoverkomelijke hinderpaal
zouden zijn".
DE voornaamste instrumenten, die
voor het voeren van een dergelijke
stabiliteitspoiitiek beschikbaar zijn,
zijn prijsregelingen, heffings- of toeslag
regelingen en regelingen betreffende de
in- en uitvoer. Deze instrumenten wil de
centrale overheid vrijwel uitsluitend zelf
hanteren. Tevens wil zjj echter in geval
deze instrumenten gehanteerd worden de
vrijheid hebben, regelen te stellen ten
aanzien van voortbrenging, verwerking,
afzet e.d, en gezien haar voornemen, deze
instrumenten intensief te gebruiken, ver
wachten wjj, dat er voor de bedrijf- en
productschappen weinig zelfstandig te
doen meer overblijft op het gebied van
de voortbrenging, verwerking en afzet,
onderwerpen, die juist tot bun autonome
terrein zouden behoren.
Een dergelijke regeling achten wij
hoogst onbevredigend. Zjj zou er toe
leiden, dat de komende productschappen
voor de voedselvoorziening nog nauwe
lijks te onderscheiden zouden zijn van de
huidige bedrijfschappen, terwijl de wer
kingssfeer van het Landbouwschap en
Bosschap aanmerkelijk zou worden aan
getast.
Hoewel over het algemeen zal worden
aanvaard, dat de centrale overheid zekere
bevoegdheden moet hebben, om rege
lend te kunnen optreden in de sector van
landbouw en voedselvoorziening, verschil
len wij toch met haar van mening over
de intensiteit van dit optreden. Er zal
voorts een juiste afbakening moeten
worden gevonden tussen de directe taak
van de centrale overheid en die van de
bedrijfslichamen en mocht uiteindelijk
de centrale overheid niet bereid zijn tot
„overlaten", dan zouden wij met drs
Derksen van mening zijn, dat het beter
is geen caricatuur-bedrjjfslichamen in het
leven te roepen.
DE bevoegdheden, die volgens het
voorontwerp Landbouwwet aan de
minister van Landbouw, Visserij en
Voedselvoorziening gegeven worden, zijn
zo verstrekkend, dat zij ook alle verdere
stadia van het productie- en distributie
proces raken, tot zelfs al of niet tot
voedsel bestemde derivaten en afvallen
toe. Bovendien is de formulering zo ge
kozen, dat naar behoefte bij algemene
maatregel van bestuur producten, waar
van niet bij voorbaat een limitatieve op
somming kan worden gegeven, onder de
werking van deze wet kunnen worden
gebracht, met alle consequenties van dien
voor de betrokken bedrijfstakken en de
eventueel daarvoor op te richten be
drijfslichamen.
De werkingssfeer van deze wet ajïlien
wij daarom veel te ruim en de volmach
ten, die de minister van Landbouw, Vis
serij en Voedselvoorziening zou krijgen
veel te groot. En deze bezwaren worden
niet weggenomen door de bepaling, dat
de minister alvorens regelen te stellen,
de S.E.R. moet „horen". Dit betekent
immers helemaal niet, dat de minister
ook naar de S.E.R. zal „luisteren". Het
is reeds meermalen voorgekomen, dat de
regering de adviezen van de S.E.R. niet
opvolgde en minister Mansholt heeft vol
doende stijfhoofdigheid getoond, dat wij
kunnen verwachten, dat hij ook later
zijn eigen'gang zal gaan.
Betekent overigens dit „horen" van de
S.E.R., dat ook de adviezen van de be
trokken product- en bedrijfschappen zul
len worden ingewonnen? Dit lijkt aller
minst zeker en wij kunnen dan ook het
bezwaar, hierover in het Vakblad voor
de Groothandel in Aardappelen, Groen
ten en Fruit geuit, geheel onderschrij
ven.
Ook de beperking, dat de minister van
Landbouw etc., bepaalde beschikkingen
niet kan vaststellen dan in overeenstem
ming met de minister van Economische
Zaken wordt geen voldoende zekerheid
geacht en doet niets af aan het feit, dat
aan de centrale overheid te ruime arm
slag wordt gelaten voor een dirigistisch
beleid ten detrimente van de bedrijfs
organisatie. Aangezien wij moeten aan
nemen, dat het gehele kabinet zich met
de voorgestelde politiek op het gebied
van landbouw en voedselvoorziening kan
verenigen, doet het er voor ons weinig
toe, of de maatregelen door één of meer
ministers worden uitgevoerd.
Uiterste waakzaamheid schijnt thans
geboden. Van een juiste vormgeving aan
de Landbouwwet kan de toekomst van
de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie
afhangen, want een mislukking reeds
in het begin kan bij voorbaat de dood
steek betekenen van elk verder initia
tief.
(Van onze correspondent)
Sinds Foster Dulles het Europese orkest dirigeert, overdreunt de Duitse
contrabas het gehele concert. De Franse fluitisten zijn een paar maten
achter geraakt. De Italiaanse violisten zijn opgehouden om ter ere van
hun verkiezing hun instrumenten opnieuw te stemmen. De fagotspelers der
Benelux zorgen zo af en toe nog voor een opmonterend geluidje, maar de
zware tonen uit de achtergrond overheersen alles.
Er is reden genoeg om zich af te vragen, waarom de koude oorlog in
Bonn voor een weldadig klimaat zorgt, waarin zowel nationale als Europese
ambities heerlijk gedijen, terwijl hij in Straatsburg een permanente föhn
over de Europese vergaderingen laat vallen. Het antwoord behoeft men
niet ver te zoeken: de Duitse voorstanders van de geldende conceptie voor
het Verenigde Europa zien deze als een middel om de plooien glad te
strijken, die de „unconditional surrender" van 1945 in de nationale rok
heeft achtergelaten.
Dat verklaart niet alleen de animo aan
de ene, doch ook de aarzeling aan de an
dere zijde. Want de plooien vallen niet
binnen het huidige machtsbereik der Wes
telijke mogendheden. Men kan aan de
Duitse aspiraties niet voldoen zonder de
Russen goedschiks of kwaadschiks terug
te dringen en zonder de Duitsers zelf tol
de onbestreden sterkste potentiële macht
in een één Europa te maken.
In Straatsburg hebben de Engelse
stuurlui aan de wal uit deze situatie het
hunne gehaald om de vrees voor een
Klein-Europa nog wat aan te wakkeren
De verwijzing naar.de mogelijkheid van
een Duitse hegemonie in de kring van de
zes der K. S. G. heeft bij de Britse steken
onder het federatieve water niet ontbro
ken. Het thema der Duitse hegemonie
binnen de gemeenschap zwemt nu een
maal als een haai door de federatieve
wateren. Het is het schrikbeeld van vijf
der zes roeiers in het nog wat wiakke
Klein-Europese vaartuigje.
(Van onze Limburgse redacteur).
Onder de titel „De Bronk" de ge
westelijke benaming van de jaarlijkse H.
Sacramentsprocessie verschijnt binnen
?fzienbare tijd 'n nieuw Limburgs maand
blad, dat voorlopig 34 pagina's zal otn-
vatten, die met foto's en tekeningen rijk
berden geïllustreerd. Het richt zich tot
flen, drie op de hoogte willen blijven
j"an de rijke verscheidenheid van het
Limburgse leven.
Redactie en administratie hebben haar
Zetel
op de Limburgse Volkshogeschool
"Geerlingshof" te Valkenburg. Het eer-
j e nummer verschijnt 1 September a.s.
n de artikelen worden godsdienstige,
W>ciaal-economiische en culturele onder-
TerPen behandeld. Volgens de redactie,
X 6 bestaat uit Jan Braun, Martin van den
yarnp, pons Erens, Piet Heggen, Jules
U°cRelkoren en Loe Maas, wil de inhoud
het nieuwe tijdschrift zijn: bevatte-
en attractief; strijdbaar in verdraag-
»amheid; Limburgs zonder chauvinisme;
-noipieej zonder zelfgenoegzaamheid,
'■ook actueel en openhartig.
De president van de Almelose recht
bank heeft vandaag uitspraak gedaan m
een kort geding, dat de commanditaire
vennootschap „Stoffel en Co" te Sankt-
Gallen in Zwitserland aanhangig heeft ge
maakt tegen de N.V. Stoomweverij „De
Nijverheid" te Enschedé. Deze vordering
werd gedaan op grond van het feit, dat
deze N.V. een door eerstgenoemde ven
nootschap vervaardigd dessin zou hebben
nagebootst als gevolg waarvan Stoffel en
Co schade zou hebben ondervonden.
De president van de Almelose rechtbank,
mr I. Dufour, heeft de eis van de Zwitserse
onderneming toegewezen. Dit geschiedde
echter niet op grond van schending van
de Auteurswet, doch op grond van art
1401 van het Burgerlijk Wetboek (onrecht
matige daad).
In het vonnis wordt uitdrukkelijk ge
zegd, dat in dit geval van een oorspronke
lijke schepping, zoals bedoeld in de
Auteurswet, niet kan worden gesproken.
De N.V. Stoomweverij „De Nijverheid mag
op grond van een dwangsom van 10.000
voorlopig piet overgaan tot de vervaardi
ging en aflevering van het betrokken
cieSgin
Waarschijnlijk zal de N.V. Stoomweverij
„Nijverheid" in hoger beroep gaan.
Naar Reuter uit New York meldt, is al
daar op 43-jarige leeftijd overleden m8r
Patrick Masterson, sinds 1948 secretaris
van de nationale liga voor de eerbaarheid.
Hij was ook vice-president van het inter
nationale Katholieke bureau voor de film
vertoningen en lid van het college van
deskundigen van de pauselijke commissie
voor cinematografie.
DE SPANNING over de uitslag van de
verkiezingen voor kamer en senaat
in Italië is gebroken, (n beide verte
genwoordigende lichamen hebben de coa
litie-partijen, d.w.z. de partijen welke een
stembusverbond (ten minste voor de ka
mer) hadden aangegaan de christen-de
mocraten, de liberalen, de socialisten en
de republikeinen, een zetelmeerderheid
verworven. Terwijl zij voor de senaat een
overigens schamele stemmen-meerderheid
hebben verkregen, verwierven zij die niet
voor de kamer; zij bleven daar beneden
de vijftig procent plus een stem, met het
gevolg, dat de premie tot twee derden
van de zetels van de kamer hun ontging
Een verbitterde strijd van drie maanden
over een herziening van de kieswet, heeft
dus geen practisch nut opgeleverd.
Zó liggen de nuchtere feiten. En, of
schoon men er zich over kan verheugen,
dat de coalitie-partijen in elk geval een
zetelmeerderheid in de twee kamers heb
ben behouden, voelt men toch, dat Italië
zeer moeilijk regeerbaar is geworden. Met
een meerderheid van twee derden der ze
tels zou het toch reeds heel wat staats
manswijsheid hebben gevergd om vogels
van zo diverse pluimage te bevredigen en
bijeen te houden; het is meer voorgeko
men. dat aanvankelijke eendracht, welke
overwegend op een „tegen" was geba
seerd, nu in Italië tegen links commu
nisten en Nenni-socialisten en tegen
rechts monarchisten en neo-fascisten,
er practische en constructieve ar-
n» worden verricht, ging verlo-
z.iïL gevaar is nu ongetwijfeld, bij
vppI ,aP!°e zetelmeerderheden, veel en
tieke nn,daarom ziet men de poli-
bez?rg?hte^e?e?oet.Ita,ië <0Ch W" met
AT TE VREZEN VALT, is niet
een communistische overweldi
ging, ofschoon het een zeer
verontrustend verschijnsel is, dat in
sommige grote steden de communisten
zo'n geweldige aanhang hebben verwor
ven. Er is ook geen monarchistische of
neo-fascistische staatsgreep te duchten.
Een zeer juiste karakterisering van het
geen over Italië zou kunnen komen, von-
den wij in de titel van een voorbeschou
wing van een Frans blad: „Geen commu
nisme, maar chaos".
Indien de coalitiepartijen tegenover de
gevaren van links en rechts, welke Italië
bedreigen, samen blijven en er in slagen de
aanzienlijke verbeteringen, welke in het
lot van een groot deel der bevolking
reeds zijn verwezenlijkt, in nog bredere
kring door te voeren, dan is het natuur
lijk mogelijk de vier parlementaire jaren
door te komen. Maar de minste defectie
in deze groep, welke, we moeten het her
halen, allerminst een eenheid vormt, zou
tot het fatale gevolg leiden, dat, wie nu
ook minister-president wordt, zijn meer
derheid elders moet gaan zoeken. En dat
zou practisch alleen rechts van de coali
tiepartijen, dus bij de monarchisten of
neo-fascisten moeten zijn.
Een poging om naar links op te schui
ven, zou betekenen, dat men bij de com
munisten terecht zou komen; en we ge
loven, dat de Italianen, na alle voorbeel-
den elders, te verstandig zijn om derge
lijke risico's te nemen. Enig lichtpunt
zien we in de mogelijkheid, dat de Nen
ni-socialisten, die bij de parlementaire
verkiezingen van 1948 een gemeenschap
pelijke lijst met de communisten hadden,
doch thans met eigen lijsten zijn uitge
komen, de consequentie hiervan ten volle
zullen doorzetten en nauwer contact met
de coalitie-socialisten van Saragat zullen
zoeken. Nenni heeft ons persoonlijk eens
verklaard, dat hij minstens ever. sterk
tegen Moskou als tegen Washington is en
dat hij alleen een eigen partij heeft ge
vormd om het marxisme z'uiver te bewa
ren, dat naar zijn mening door de Sara-
gat-socialisten al te zeer werd verwaar
loosd. Wellicht komt hü nog tot een juis
ter inzicht, wat in elk geval de positie van
de communisten zou verzwakken.
Op het ogenblik, dat wij dit schrijven,
is nog geen getalleamateriaal, wat de
kamer betreft, bekend. Maar wel staat
vast, dat de christen-democraten verre
weg de sterkste partij in de kamer zijn
gebleven, evenals trouwens ook in de
senaat. Dat zij in stemmen- en zeteltal
zouden dalen, stond bij voorbaat vast. In
1948 waren de rechtse partijen nog nauwe
lijks georganiseerd. Nu beschikten zowel
monarchisten als neo-fascisten over krach
tige organisaties en men wist, dat hun
aanhang vooral te zoeken was onder hen,
die de vorige maal christen-democratisch
hadden gestemd. Bovendien had men voor
de kamer, waar de stemgerechtigde leef
tijd op 21 jaar is vastgesteld (voor de
senaat 25 jaar) een toevloed van een drie
millioen jongeren, die vooral de neo-
fascistische gelederen zijn komen verster
ken. Een vergelijking met 1948 is dan ook
moeilijk te trekken; maar de verzwakking
van de christen-democratische partij, hoe
diep betreurenswaardig ook, is allerminst
een onverwacht feit. En er zal heel wat
moeten gebeuren, wil zij zelfs een deel
van haar verlies heroveren.
Ook uit de internationaal-politieke ge
zichtshoek gezien vertoont de uitslag dezer
verkiezingen weinig opwekkends. Of
schoon de vooruitgang, welke Italië sinds
het einde van de oorlog heeft gemaakt
en deze is inderdaad verbazingwekkend
voor een aanmerkelijk deel aan de
vrijgevige hulpverlening van de Verenig
de Staten is te danken, is de stemming
in zedt brede Italiaanse kringen tamelijk
anti-Amerikaans. Natuurlijk bij links,
maar ook heel sterk bij rechts; daar is
men uitgesproken isolationistisch en in
dit opzicht gaan rechts en links, die ten
slotte een stemmenmeerderheid hebben,
broederlijk samen. Gelijk zij ook vaak
samen zullen gaan tegen de regerings
coalitie.
In Frankrijk is door de voortdurend
uiteenvallende meerderheden een chaoti
sche situatie ontstaan; zal nu ook Italië
deze weg opgaan? Het zou zijn internatio
nale positie, welke tot dusverre sterk was,
slechts verzwakken; het zou ook een ver
zwakking zijn van Nato, Klein-Europa en
Kolen- en Staalgemeenschap. Welke veel
eer een versterking nodig zouden hebben,
juist in een tijd, waarin beslissingen van
wereldomvattende betekenis moeten wor
den genomen.
De Duitse woordvoerders in Straatsburg
moeten telkens weer opnieuw trachten
deze vrees de kop in te drukken. Zij kun
nen dan echter niet anders doen dan
Adenauer's plechtige belofte herhalen, dat
zij nooit naar een overheersende positie
zullen streven, en er bij verklaren, dat in
feite alle gedachten aan Europese heer
sersstrevingen hopeloos ouderwets zijn
Tegelijk moeten zij noodgedwongen echter
ook blijven staan op de plechtige erken
ning dat zeventig millioen Duitsers een
plaatsje onder de federatieve zon zullen
moeten vinden. Dat zijn er twintig_ mil
lioen meer dan in de conceptie van de
kolen- en staalgemeenschap en men be
hoeft niet veel fantasie te hebben om zich
voor te stellen, dat alleen de verwachting,
dat dit probleem in de naaste toekomst
niet werkelijk actueel zal worden, vele
Europese voormannen voor slapeloze
nachten behoedt.
Overigens zijn er natuurlijk ook wel
realisten, die inzien dat de dynamische
kracht van een zich nationaal geknakt
voelend romp-Duitsland van vijftig mil-
loen, niet minder problemen schept dat de
potentiële macht van zeventig millioen. In
het Europese bootje bemerkt men dit nu
al: de Duitse roeier weert er zich met de
krachtigste slagen en hij zet misschien
wel zoveel energie achter zijn riemen, dal
de stuurman de koers niet meer zal kun
nen beheersen.
„zonder het geringste positieve resultaat"
verlopen.
Toch blijft dr Adenauer zijn getrou
wen verzekeren, dat er in het voorjaar
van 1954 Europese stembussen zullen
staan in Den Helder en in Palermo Dat
hij het zelf zou geloven kan men moei
lijk aannemen. Daarvoor heeft hij te
duidelijk laten doorschemeren hoezeer
zijn laatste reizen, die naar Parijs en
naar Londen, hem hebben teleurgesteld.
Vergeleken met de triomfantelijke
thuiskomst uit Washington heerste er
een zekere neerslachtigheid. „Sous les
toits de Paris" voelde Adenauer zich
grovelijk beledigd, doordat Bidault
meer belangstelling had voor Hofmann's
handtekening onder de Saarconventies
dan voor de Duitse Europa-geestdrift. In
Londen voelde hij de bodem onder zijn
Europese plan trillen als gevolg van de
iocarno-slag van Churchill.
De officiële reacties van Bonn op het
plan om met de Russen te gaan spreken,
hebben de kern van de Europese concep
tie van de regering van Bonn bloot ge
legd. Het plan van de Britse staatsman
is hier uiterst koel opgenomen. Adenauer
heeft nauwelijks kunnen verbergen, dat
het hem in Londen slapeloze nachten
heeft bezorgd. De Duitse kanselier staat
met zijn overtuiging veeleer aan de kant
van Dulles dan aan die van Churchill.
De gedachte om „de grote drie" weer
eens aan één tafel te brengen, doet de
huidige leiders in Duitsland al te zeer
herinneren aan de onvoorwaardelijke
overgave, waarvan de laatste samenkomst
der drie in Potsdam het symbool is ge
bleven. Het kan in elk geval geen enthou
siasme verwekken bij diegenen, die zich
Duitsiands eenheid als vrucht van een
Verenigd Europa hebben voorgesteld.
De drie zouden het namelijk over de
status van Duitsland eens kunnen worden
„op Duitse kosten", zoals het hier heet.
Die kosten zouden dan bestaan in een
vervliegen van de illusies om de in Pots
dam uitgestippelde, zij het niet definitief
vastgelegde grenzen, naar het Oosten te
verschuiven, en in het opgeven van de
uitzonderlijk voordelige positie, waarin de
bondsrepubliek dank zij de koude oorlog
verkeert.
Van een werkelijke geestdrift voor de
Europese grondwet was in Straatsburg
dan ook niet veel te bespeuren. Hier leefl
naar het ons wil voorkomen de trouw
aan de Klein-Europese verdragen in hoofd
zaak uit de negatieve overweging, dat men
niet zonder eindeloze verwarring te schep
pen de eenmaal ondernomen reis kan
stop zetten. In deze wat lusteloze stem
ming vluchtte men oudergewoonte weei
in de roerende eensgezindheid-op-papier.
In Straatsburg heeft men zich jaren be
ijverd om de kwadratuur van de cirkel te
vinden en zulke besluiten in elkaar te
goochelen, die de stem van allen zouden
kunnen verwerven, onverschillig hoe uit
eenlopend de inzichten van Britten en
Continentalen ook mogen zijn. Zij hebben
steeds kool en geit gespaard en zij hebben
de loop der dingen nooit bepaald.
Vanaf het ogenblik, waarop de Straats-
burgse wijzen zich, nu al een paar jaren
geleden, plechtig tegen de vorming van
en Klein-Europa hebben uitgesproken, is
alles met een dringende noodwendigheid
in deze richting gegaan. Achter alle vrezen
voor een van Engeland gescheiden Euro
pa, waarin Duitsers het sterkste element
zouden uitmaken, blaast toch weer de
stuwende storm van de „grote politiek",
die angstige roeiers niet de keuze van
een vluchthaven laat. Tientallen besluiten
hebben de vaste wil om vast te houden
aan de brede gemeenschap van vijftien
naties in allerlei toonaarden verkondigd.
Maar alle papierwerk is weg gefladderd
in de politieke stormen, die somwijlen
ook Straatsburgs eenzame toren hebben
gegeseld.
Naarmate elders de animo verzwakt om
de „onontbindbare" gemeenschap der zes
op grondslag der Straatsburgse grondwet
aan te gaan, neemt in Bonn de Europese
eetlust toe. Het plan voor een Europees
huwelijksfeest is in Parijs al terstond
onder de stapel der Saarconventies ge
legd en in Brussel heeft Van Zeeland het
al in het hart getroffen. Het eerste -eraad
der zes ministers over de grondwet is
volgens journalistieke Duitse waarnemers
Met de organisaties in de zuivelbranehe
Is er nog steeds geen overeenstemming
bereikt met betrekking tot de instelling
van een productschap. De grote zuivel-
organisaties nemen geen genoegen met
een vertegenwoordiging werkgevers-,
werknemers op gelijke basis.
Zoals bekend is vervalt 1 Februari
1954 de organisatie Woltersom. De vraag
doet zich voor wat er dan zal dienen te
gebeuren. Er is gesuggereerd, dat de mi
nister dan zelf een productschap zal
moeten vormen. Vermoedelijk zal men
voor het bedrijfschap Zuivel een rijks
bureau moeten creëren, zo vernamen
wij van deskundige zijde. Zulks om te
doen uitkomen, dat het niet een orgaan
is van het betrokken bedrijfsleven, maar
van de overheid. Dat zou betekenen, dat
men in de zuivelbranehe tot de oude
toestand terugkeert. Men zal moeten af
wachten hoe de zaak zich tegen die tijd
heeft ontwikk'eld.
In Heerlen zal zeer binnenkort door het
Beambtenfonds van de Oranje-Nassau-
mijnen een groot flatgebouw worden ge
bouwd, dat opzij van het raadhuis komt
te liggen aan de Raadhuisstraat, het
Raadhuisplein en de Geleenstraat. Dit ge
bouw wordt 66 meter lang en 17 meter
diep. In de parterre-verdieping zullen
acht winkels worden ondergebracht. De
(drie) bovenverdiepingen zullen 27 won n-
gen bevatten. Het gebouw wordt centraal
verwarmd en wordt voorzien van huis
telefoon en van een centrale antenne. De
gevel wordt in beton uitgevoerd.
Architect is ir F. P. J. Peutz, die ook
het Heerlense raadhuis bouwde en die
samen met ir B. Bijvoet uit Haarlem de
nieuwe Heerlense schouwburg heeft ont
worpen. Deze laatste komt tegenover de
flat aan het Raadhuisplein te liggen. Het
uitzicht van dit plein zal dus ingrijpend
veranderen. Het zal een gesloten geheel
vormen, als de flat en de schouwburg ge
reed zijn.
Op de plaats van de flat bevindt zich
thans een boekenzaak (hoek Raadhuis
straatGeleenstraat), waarachter 'n turn,
welke tot aan het Raadhuisplein reikt.
Bedoelde zaak zal uiteraard moeten ver
dwijnen. Zij wordt later echter onder
gebracht in een der flatwinkels.