Overheid en steun aan export Het Nederlandse standpunt t.a.v. de gelaakte transitohandel Die Jahreszeiten" onder leiding van Paul van Egmond Drents provinciaal bestuur bestaat 350 jaar Waarom in Bonn de ij verigste Europeanen wonen Westduitse voortvarendheid vergroot aarzeling der partners moeilijk regeerbaar Geen communisme maar chaos w Autonomie voor bedrijfslichamen De camera op 't buitenland Wij zijn thans sterk afhankelijk van de internationale conjunctuur Koninklijk bezoek in de Stadsschouwburg „DE BRONK" J DONDERDAG 11 JUNI 1953 PAGINA 7 PRAE-ADVIEZEN NED. MIJ VAN NIJVERHEID EN HANDEL Uitvoerfaciliteiten Hoe Nederland de transito handel-kwestie ziet Nederland heeft belang bij integratie Gebrekkige voorlichting over dit zich sterk ontwikkelend gewest „LAND VAN MELK" Kleurenfilm over de Nederl. zuivelproducten Meer statenleden Nyhoff-herdenking in Amsterdam Maar geen caricaturen Nieuw Limburgs maandblad NABOOTSING VAN DESSIN: ONRECHTMATIGE DAAD Mgr P. MASTERSON f Weinig geestdrift te Straatsburg Adenauer blijft vasthouden KOMT ER OPNIEUW EEN ZUÏVELBUREAU Nog geen productschap in het vooruitzicht HEERLEN'S CENTRUM WORDT VERRIJKT MET GROOT FLATGEBOUW Sim ach?'hnet tic? op"haar "weg"lig- supra-nationale organen die straks zullen sen zich te verbinden om de vrijheid van Wijten zwakker te zijn dan de nationale In de jaarlijkse algemene vergadering Van de Nederlandse Mü. voor Nijverheid en Handel kwamen na een inleiding van Z.K.H. Prins Bemhard over „Handel een bestaansvoorwaarde voor Nederland de prae-adviezen, uitgebracht door de heren dr H. M. Hirschfeld, drs C. A. Kiaasse en prof. S. Posthuma in behandeling. In het prae-advies van prof. Posthuma „Overheid en internationale handel wordt er op gewezen, dat de mate, waar in het Nederlandse economische leven met het buitenland is verweven, met al leen groter is dan die van enig ander land, maar ook aanzienlek groter dan voor de oorlog. De verhouding tussen in- en uitvoer en het nationale product, welk eind 1938 47 pet. bedroeg, was in 1952 gestegen tot meer dan 82 pet. De overheid heeft zich als marktpartij meer en meer teruggetrokken en beperkt zich thans met enige uitzonderingen op het gebied van de landbouw tot het toe kennen van vergunningen en het stellen van algemene regels. De liberalisatie heeft in Nederland een percentage be reikt van 92 pet. Door deze ontwikkeling is allengs het zwaartepunt van overheids bemoeiing met de buitenlandse handel verschoven naar de uitvoer. Het structurele tekort aan dollars heeft tot de faciliteit van de bekende exportbonusreebten geleid. Deze werden aanvankelijk op meer dan 100 pet ge waardeerd en hebben lange tijd 50 en 75 pet. geschommeld. Thans is dfc betekenis die de exporteurs er aan toe kennen niet meer dan 1-0—15 p geen wil zeggen dat de specifieke premie voor verkopen naar het dollar- gebied die in deze regeling schuilt nog I slechts ruim 1 pet. bedraagt en daarmede feitelijk haar betekenis als zodanig heeft verloren. De Nederlandse regering heeft ook lange tijd een meer algemene steun van de uitvoer overwogen door het instellen van belastingfaciliteiten e.d. Nu als ge volg van de interne sanering, het even wicht op de betalingsbalans in het alge meen is hersteld, gaan de bezwaren tegen een speciale steun aan de uitvoer, die via haar invloed op de begroting ten laste komt van het bedrijfsleven en in het algemeen zwaarder wegen. Diverse overwegingen leiden er toe bii het verlenen van uitvoerfaciliteiten niet in de eerste plaats te denken aan het verlenen van algemene faciliteiten (zoals op het gebied van de belastingen), maar op meer specifieke maatregelen, gericht op hef geheel of gedeeltelijk ondervan gen van de zoeven genoemde bezwaren. Dat de regering dit zelf ook zo beeft aangevoeld, moge worden geconcludeeia Uit. 'het feit dat zij inmiddels is terugge komen op haar oorspronkelijke plannen tot een verlichting van de fiscale .lasten van de exporterende industrieën in het algemeen. Een differentiële behandeling bij de voorwaarden van exportcredietver- zekering is onmisbaar. Wat de credietverlening door de over heid aan derde landen betreft is prof. Posthuma van mening, dat voor zover een „swing" de omvang te boven gaat van een zuiver monetaire faciliteit, zij het karakter heeft van een lening. Dan dient zij ten laste te worden gebracht van de reële binnenlandse besparingen en niet te worden gefinancierd ten laste van de gtldmarkt.Wmeel betekent dit dat zulke credieten via de begroting die tien te lopen en niet door de Ned. Ba behoren te worden gefinancierd. Gezien de grote betekenis van de Ne derlandse export voor het Nederlandse bedrijfsleven in het algemeen, zal bij het zoeken naar vormen en wegen om de in beginsel beschikbare middelen ook daar te brengen waar zij voor de instandhou ding en uitbreiding van dit bedrijfsleven doelmatig kunnen worden aangewend, de overheid zich niet kunnen onttrekken aan de taak ook op het gebied van de export-financiering, voorzover deze nor tnale termijnen van het bankcrediet over. schrijdt, een oplossing te zoeken. Wegen zullen dienen te worden ge- Zocht om voor export credieten, die meer dere jaren omvatten, de middelen ter be schikking te stellen aan de exporteurs. In beginsel ziet men in overheidskringen zeer wel in dat op dit punt haar bemid deling onmisbaar is. De vorm waarin deze zou kunnen worden gegoten, is in tussen nog een punt van studie. Betreffende de transitohandel, die steunt op de bestaande inconvertibiliteit in de wereld zijn er in beginsel drie stand punten. Het ene uiterste is dat de regering van het land waar de transitohandel geves tigd is, deze volstrekt dient te verhinde ren goederen uit derde landen met ver- lies naar het dollargebied te verkopen. Het is duidelijk dat de overheid van het transiterende land hiertegen in ieder ge val bezwaar zal maken, zolang zulke mogelijkheden elders in de wereld on veranderd zouden blijven voortbestaan. Het andere uiterste is dat bet transite j rende land door specifieke maatregelen tracht zijn transitohanden in te schake len als een transformateur van zwakke deviezen in dollars. De tussenliggende situatie is, dat het transiterende land de transitohandelaar in beginsel heen- en terugtransacties vrij in elkaar laat slui ten en er alleen voor blijft waken, dat daarbij deze transitohandel de bestaande structurele valuta-moeilijkheden van het 'and nog niet verder vergroot Het eerste van de drie standpunten Wordt ingenomen door de meerderheid i Vin de TT r TT leden De Nederlandse re- i Sering heeft'dit meerderheidsstandpunt T.a.v. de integratie merkt dr Hirschfeld o.a. op, dat hij het probleem van de economische en politieke integratie een probleem op lange termijn acht, waarbij Nederland groot belang heeft en waaraan Nederland dus op weloverwogen en actieve wijze moet medewerken. Ben West-Euro- pese douane-unie vereist diepgaande stu die. Of zij bereikbaar is, hangt primair van de vraag af, of men het probleem van het protectionisme doelmatig kan aanpak ken. Internationale 'economische samen werking die volharding en geduld vereist, kan betere vruchten afwerpen dan het overhaast doen tot stand komen van de Nederlandse transitohandel, die tot een van de oudste bronnen van onze welvaart behoort, aan banden te leggen, uitsluitend met het doel om de tegen de dollar discriminerende deviczcnmaatregelen en handelsbeperkingen van andere landen te helpen uitvoeren. In het algemeen ge sproken zal de oplossing veeleer dienen te worden gezocht in een toenemende be vrijding van het internationale handels- en betalingsverkeer in het algemeen, dan in het aanbrengen van internationale ver lengstukken op de bestaande nationale be perkingen. In het prae-advies van dr H. M. Hirsch feld: „De algemene internationale struc tuur van de Nederlandse economie" wordt er o.a. op gewezen, dat het staatsdnigrijpen op economisch gebied sinds 1931 voor de tweede wereldoorlog in hoofdzaak gericht was op handhaving der bestaande econo mische structuur van Nederland. De cijfers van in- en uitvoer van na de twee de wereldoorlog wijzen er op, dat de Nederlandse economie sterker afhankelijk is van de internationale conjunctuur dan voor de oorlog het geval was. Een ernstige t&ru&S'l'cL'S in <ü'6 economische ectivireit ggt V S zou tot een nieuwe grote catastrophe kunnen leiden, welke zou betekenen, dat vele markten zich zouden kunnen sluiten. Nederland zou dan voor het exportverlies praktisch ge'en compensatie van betekenis op de binnenlandse markt künnen vinden, Nederland heeft belang bij een zich vrij ontwikkelend internationaal economisch leven. Bovendien heeft Nederland belang bij een internationale conjunctuur, die niet aan excessieve schommelingen onderhevig is. Het beeft er een bijzonder groot belang bij een concurrerende positie op de inter nationale markt in te nemen, waarbij discriminerende concurrentie-methoden als internationaal verschijnsel in strijd met het Nederlandse belang zijn. regeringen. Nederland zal behalve aan het probleem van de Europese integratie speciale aan dacht moeten schenken aan zijn handels verkeer met de Europese landen, die zich afzijdig houden van de integratie en aan zijn handelsverkeer met de landen over zee. Onze industrialisatie is voor een groot deel gericht op de afzet in die gebieden. De vraag worden gesteld of het rege ringsbeleid, dat zoveel tot het herstel heeft bijgedragen, op bepaalde punten niet moet worden herzien, teneinde 't particu liere bedrijfsleven de nodige armslag te geven bij scherpere internationale concur rentie. In het prae-advies van drs C. A. Kiaasse „De internationale handel in enkele van zijn financiële aspecten" wordt er op ge wezen, dat bij de exportcrédietverzekering de vraag aandacht verdient onder welke omstandigheden redelijkerwijze de dek king mag worden geweigerd. Rekening moet ook worden gehouden met het risico dat op een gegeven moment aanwezig wordt geacht bij een bepaald debiteuren land. Voor beide is er in ons land een aanvaardbare basis. Met betrekking tot de hoogte van de premies zou verschil van opvatting kunnen bestafin, hoewel voors hands geenszins is gebleken van een te hoog niveau. Voor het verlenen van lang durig crediet is de creatie van een speciaal exportfinancieriogsdnstituut de voor de hand liggende oplossing. De meeste landen die kapitaalgoederen exporteren zijn daar toe dan ook in een of andere vorm over gegaan. Onder bepaalde omstandigheden kan de situatie op de geldmarkt van be tekenis zijn voor de keuze van een transitohandelscentrum. Amsterdam is een van de goedkoopste geldmarkten geworden en hoewel de omvang der rembours- acceptzaken nog beperkt is, kan toch in bepaalde gevallen de geldmarktpositie als een ondersteuning van de positie van de Nederlandse transitohandelaar worden be schouwd. Kundig begeleid door de Haarlemse Or kestvereniging heeft het Amsterdamse Oratoriumkoor gisteravond in de grote zaal van het Concertgebouw een goed ge vulde zaal en een enthousiast publiek aan de hand van Haydn's Oratorium meegevoerd door de vier seizoenen, zoals deze blijkbaar in vroeger tijden het jaar plachtten te vullen. Het moet de bewoners van onze lage landen echter heden ten dage wel droef om het harte worden, wanneer van de zomer gezongen wordt: „die Mittagsonne brennt jetzt in voller Glut", terwijl de regenjassen en para- pluies in de vestiaires hangen te wachten. Maar wat de natuur ons zo angstvallig blijft onthouden was daarentegen wel te bespeuren binnen de vier muren van de grote zaal, waar het vurige enthousiasme van koor, solisten en orkest de zo brood nodige gloed en warmte wist aan te bren gen, zozeer zelfs, dat wij ons somwijlen hebben afgevraagd, of Van Egmond zijn goed réagerende zangers en zangeressen niet teveel vuur heeft laten onsteken, waardoor de gevoeligheid in klankkleur (Van onze correspondent) Drente stond gisteren in het teken van de 350-jarige herdenking van de instelling van het gewestelijke bestuur. De minister van Binnenlandse Zaken, dr L. Beel, was ervoor naar Assen gekomen en het Drents Genootschap wijdde er zijn landdag aan, waar als sprekers zijn opgetreden de voorzitter van de Eerste Kamer, mr J. A. Jonkman en de oud-commissaris der Ko ningin in Drente, mr dr R H. baron de Vos van Steenwijk. De herdenkingsdag begon gisterenmor gen in de statenzaal met een bijzondere zitting van de Provinciale Staten. Hier werd het woord gevoerd door de commis saris der Koningin in Drente, mr J. Cra mer, die o.a. opmerkte, dat Drente, of schoon het thans in het Nederlandse be stel volwaardig meespeelt, toch nog niet ten voile uit de discriminatie is. Mr Cra mer noemde als voorbeeld hiervan het feit, dat in de deconcentratie van de rijks diensten de gelijkgerechtigheid blijkbaar nog niet geheel doorgewerkt is, De hui dige structuur en de sterke ontwikkeling In het Scheveningse Seinposttheater heeft gisteren onder zeer grote belangstel ling de eerste vertoning plaats gehad van de nationale zuivelfilm „Land van M door Profilti gemaakt ter getógenheid van het Internationale Zuivelcongres e de daaraan verbonden Zuiveltentoonstel- ling „De Melkweg" op Houtrust. Dit is ae derde kleurenfilm, die in Nederland la vervaardigd. Zoals men weet was de Van Gogh-film de eerste, daarna volgde de kroningsreportage uit Londen en nu deze zuivelfilm, die een succes blijkt, zó zelfs, dat de directie van het Seinposttheater onmiddellijk heeft verzocht om de film van 19 Juni af in het voorprogramma te mogen opnemen. „Land van melk" geeft een beeld van de zuivelwinning en -bereiding in ons land en toont de betekenis van de veehouderij en zuivelindustrie voor de nationhle eco nomie in ons land. Een tweede filfn, die werd vertoond, be- behandelde de uitvoercontröle op zuivel producten, waardoor men een beeld krijgt, met welk een zorg de Nederlandse zuivel producten worden beproefd, alvorens men ze het buitenland aanbiedt. De zuivelfilm zal op de tentoonstelling „De Melkweg" op Houtrust doorlopend worden vertoond. brengen z.i. mede, dat deze provincie voor de door de verschillende rijksdiensten verzorgde taken in Drente gedomicilieer de rijksambtenaren mag verlangen. Spreker betreurde het verder, dat de genen, die aangewezen zijn om ons volk voor te lichten, zo dikwijls in gebreke blijven van. deze dynamische ontwikke ling kennis te nemen. Nog altijd worden schoolkaarten in de handel gebracht, waarop 2/3 van het Drentse grondgebied als heide staat aangegeven, terwijl in werkelijkheid geen 10000 ha voor ont ginning in aanmerking komen. De commissaris was van mening, dat de problemen, waarmede Drente heeft te worstelen, niet enkel op provinciaal niveau zijn op te lossen, doch dat daarbij de steun van de regering en volksverte genwoordiging nodig zijn, een steun, die de provincie overigens niet onthouden is en hopelijk in de toekomst ook niet ont houden zal worden. Op dit punt stelde minister Beel de commissaris gerust, want Zijne Excellen tie beloofde namens de regering gaarne de voile steun en belangstelling ter bevorde ring van de grote ontwikkeling, waarin het Drente van de 20ste eeuw zich be vindt. Deze provincie is thans een vol waardig partner in de economische ont moeting met de rest van Nederland, maar ook de maatschappelijke, sociale en gees telijke verheffing van het Drentse volk eisen nu een groot deel van de aandacht aldus prof. Beel. Hij ging nog in op een suggestie van mr Cramer en wekte de verwachting, dat bij de aanstaande her ziening van de provinciale wet ook het aantal statenleden, dat in Drente het laagst is van alle provincies, zal worden vermeerderd. In een middagbijeenkomst, die het Drentse Genootschap had georganiseerd, werd het woord gevoerd door mr Jonk man en door de oud-commissaris van Drente, mr dr R. h. baron de Vos van Steenwijk. dreigde weggezongen te worden achter een te zware en pompeuze nadrukkelijk heid. De dirigent jaagt zjjn koor soms door de noten heen en maakt dan plotsklaps abrupte retenuto's, die te doorzichtig zijn om het evenwicht te kunnen herstellen. Aan de klank van het gehele koor, in het bijzonder van de sopranen, zal tijdens de volgende repetities nog aandacht be steed moeten worden, terwijl de nei ging tot te grote ongebreideldheid waarmee ruwheid nauw verwant is ingetoomd dient te worden. Dat de di rigent, die niet zelden de maat met zijn voet meetrapt, hierbij tevens aan zich zelf heeft te denken, is vazelfsprekend. Hetgeen niet zeggen wil, dat het Am sterdamse Oratoriumkoor op het verkeer de muzikale pad zou zijn. Integendeel, er is aanmerkelijke vooruitgang gemaakt en de belofte en ook de prestaties zijn vele en schone. Dp solisten Corrie Bijster, sopraan, Herman Schey, bas en de Weense tenor, Walter Ludwig, zongen gedrieën en ieder voor zich op charmante en toegewijde wijze hun partijen, waarbij de open doekjes niet, uitbleven. (Van onze Amsterdamse redactie) Gisteravond heeft H. M. Koningin Ju liana in de Stadsschouwburg te Amster dam een van de programma's bijgewoond, die door de Stichting Kunstmaand Am sterdam aan de kunstminnaars met de kleine beurs worden geboden. Begeleid door Pierre Verdonck droeg Georgette Hagedoorn uit de nagelaten werken van Martinus Nijhoff een drietal gedichten voor, die speciaal voor haar geschreven en vertaald werden. De reis van de drie Koningen, van T. S. Eliot, het Zweedse wiegelied „Slaap mijn kind" en de twaalf grafschriften uit de Spoon River Anthology van Edgar Lee Masters wer den door Georgette Hagedoorn rustig en beheerst voorgedragen. Juist waren haar gebaren daarbij en bewonderenswaardig de wijze waarop zij haar kleed in dit gebarenspel wist te betrekken zonder dat enige overdaad de voordracht schaadde. Pierre Verdonck heeft vooral waarde ring genoten voor de wijze waarop hij bij de Reis van de drie Koningen muziek gecomponeerd heeft. Hij is niet bezweken voor een mogelijke drang om de muziek meer op de voorgrond te plaatsen, doch hij heeft werkelijk een begeleiding ge maakt voor dit gedicht, zonder het ook maar op enige wijze geweld aan te doen. Na de pauze bracht de Nederlandse Co- medie Ed. Hoorniks toneelstuk „De Be zoeker" voor het voetlicht, dat in dit blad reeds eerder besproken werd. Koningin Juliana, die gekleed was in een parelgrijze japon, woonde de gehele voorstelling met grote belangstelling bij en onderhield zich tijdens de pauze met de acteurs, actrices en Ed. Hoornik. Zij werd vergezeld door haar opperstalmees ter en de burgemeester van Amsterdam, len zij daar de wijze van regie bestuderen, mr Arn. j. d' Ailiy en zijn echtgenote II (Slot) WANNEER de centrale overheid voor zich zelf bevoegdheden vraagt en krijgt, die eveneens aan de be drijfslichamen, de product- en bedrijf schappen worden toegekend, dan kan niet meer gezegd worden, dat de regeling van die onderwerpen wordt „overgela ten" aan deze schappen. Van autonomie is onder dergelijke omstandigheden eigen lijk geen sprake. Zelfstandig kunnen de schappen dan slechts optreden voorzover de centrale overheid dit niet doet en hun regelingen zouden moeten wijken, zodra een ministeriële beschikking het zelfde terrein gaat bestrijken. Er zou op deze wijze dus geen apart gebied voor de bedrijfsorganisatie wor den afgebakend, maar deze zou een soort complementaire functie krijgen te ver vullen, voorzover nl. de centrale overheid niet op een van de genoemde wijzen bij de producten rechtstreeks is geïnteres seerd. Deze belangstelling kan groeien en afnemen, is derhalve aan wisselingen onderhevig en de bedrijfslichamen heb ben geen enkele zekerheid omtrent de omvang van hun z.g. „autonome" ge bied, dat toch al van minuscule afmetin gen zal blijken te zijn. Dit laatste volgt wel uit de „belang stelling", die de centrale overheid voor de landbouw en de voedselvoorziening aan de dag legt. „Ook in de relatief meer normale jaren, die op de eerste periode van schaarste na de bevrijding volgden", zo heet het in de M.v.T., „is immers ge bleken, dat in de uiterst conjuctuur- gevoelige bedrijfstak, die de landbouw is, een vrij intensieve overheidsbemoeiing niet kan worden gemist, wanneer men althans wil bevorderen, dat zij haar func tie in de Nederlandse samenleving onder zo gunstig mogelijke omstandigheden vervult. Die gunstige omstandigheden kunnen slechts ontstaan wanneer de werkers in het agrarische bedrijf in ze kere mate bevrijd kunnen worden van de sterke schommelingen in de conjunc tuur, die zij zonder overheidsbemoeiing ln hun volle zwaarte zouden ondervinden en die voor een rationele bedrijfsvoe ring een onoverkomelijke hinderpaal zouden zijn". DE voornaamste instrumenten, die voor het voeren van een dergelijke stabiliteitspoiitiek beschikbaar zijn, zijn prijsregelingen, heffings- of toeslag regelingen en regelingen betreffende de in- en uitvoer. Deze instrumenten wil de centrale overheid vrijwel uitsluitend zelf hanteren. Tevens wil zjj echter in geval deze instrumenten gehanteerd worden de vrijheid hebben, regelen te stellen ten aanzien van voortbrenging, verwerking, afzet e.d, en gezien haar voornemen, deze instrumenten intensief te gebruiken, ver wachten wjj, dat er voor de bedrijf- en productschappen weinig zelfstandig te doen meer overblijft op het gebied van de voortbrenging, verwerking en afzet, onderwerpen, die juist tot bun autonome terrein zouden behoren. Een dergelijke regeling achten wij hoogst onbevredigend. Zjj zou er toe leiden, dat de komende productschappen voor de voedselvoorziening nog nauwe lijks te onderscheiden zouden zijn van de huidige bedrijfschappen, terwijl de wer kingssfeer van het Landbouwschap en Bosschap aanmerkelijk zou worden aan getast. Hoewel over het algemeen zal worden aanvaard, dat de centrale overheid zekere bevoegdheden moet hebben, om rege lend te kunnen optreden in de sector van landbouw en voedselvoorziening, verschil len wij toch met haar van mening over de intensiteit van dit optreden. Er zal voorts een juiste afbakening moeten worden gevonden tussen de directe taak van de centrale overheid en die van de bedrijfslichamen en mocht uiteindelijk de centrale overheid niet bereid zijn tot „overlaten", dan zouden wij met drs Derksen van mening zijn, dat het beter is geen caricatuur-bedrjjfslichamen in het leven te roepen. DE bevoegdheden, die volgens het voorontwerp Landbouwwet aan de minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening gegeven worden, zijn zo verstrekkend, dat zij ook alle verdere stadia van het productie- en distributie proces raken, tot zelfs al of niet tot voedsel bestemde derivaten en afvallen toe. Bovendien is de formulering zo ge kozen, dat naar behoefte bij algemene maatregel van bestuur producten, waar van niet bij voorbaat een limitatieve op somming kan worden gegeven, onder de werking van deze wet kunnen worden gebracht, met alle consequenties van dien voor de betrokken bedrijfstakken en de eventueel daarvoor op te richten be drijfslichamen. De werkingssfeer van deze wet ajïlien wij daarom veel te ruim en de volmach ten, die de minister van Landbouw, Vis serij en Voedselvoorziening zou krijgen veel te groot. En deze bezwaren worden niet weggenomen door de bepaling, dat de minister alvorens regelen te stellen, de S.E.R. moet „horen". Dit betekent immers helemaal niet, dat de minister ook naar de S.E.R. zal „luisteren". Het is reeds meermalen voorgekomen, dat de regering de adviezen van de S.E.R. niet opvolgde en minister Mansholt heeft vol doende stijfhoofdigheid getoond, dat wij kunnen verwachten, dat hij ook later zijn eigen'gang zal gaan. Betekent overigens dit „horen" van de S.E.R., dat ook de adviezen van de be trokken product- en bedrijfschappen zul len worden ingewonnen? Dit lijkt aller minst zeker en wij kunnen dan ook het bezwaar, hierover in het Vakblad voor de Groothandel in Aardappelen, Groen ten en Fruit geuit, geheel onderschrij ven. Ook de beperking, dat de minister van Landbouw etc., bepaalde beschikkingen niet kan vaststellen dan in overeenstem ming met de minister van Economische Zaken wordt geen voldoende zekerheid geacht en doet niets af aan het feit, dat aan de centrale overheid te ruime arm slag wordt gelaten voor een dirigistisch beleid ten detrimente van de bedrijfs organisatie. Aangezien wij moeten aan nemen, dat het gehele kabinet zich met de voorgestelde politiek op het gebied van landbouw en voedselvoorziening kan verenigen, doet het er voor ons weinig toe, of de maatregelen door één of meer ministers worden uitgevoerd. Uiterste waakzaamheid schijnt thans geboden. Van een juiste vormgeving aan de Landbouwwet kan de toekomst van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie afhangen, want een mislukking reeds in het begin kan bij voorbaat de dood steek betekenen van elk verder initia tief. (Van onze correspondent) Sinds Foster Dulles het Europese orkest dirigeert, overdreunt de Duitse contrabas het gehele concert. De Franse fluitisten zijn een paar maten achter geraakt. De Italiaanse violisten zijn opgehouden om ter ere van hun verkiezing hun instrumenten opnieuw te stemmen. De fagotspelers der Benelux zorgen zo af en toe nog voor een opmonterend geluidje, maar de zware tonen uit de achtergrond overheersen alles. Er is reden genoeg om zich af te vragen, waarom de koude oorlog in Bonn voor een weldadig klimaat zorgt, waarin zowel nationale als Europese ambities heerlijk gedijen, terwijl hij in Straatsburg een permanente föhn over de Europese vergaderingen laat vallen. Het antwoord behoeft men niet ver te zoeken: de Duitse voorstanders van de geldende conceptie voor het Verenigde Europa zien deze als een middel om de plooien glad te strijken, die de „unconditional surrender" van 1945 in de nationale rok heeft achtergelaten. Dat verklaart niet alleen de animo aan de ene, doch ook de aarzeling aan de an dere zijde. Want de plooien vallen niet binnen het huidige machtsbereik der Wes telijke mogendheden. Men kan aan de Duitse aspiraties niet voldoen zonder de Russen goedschiks of kwaadschiks terug te dringen en zonder de Duitsers zelf tol de onbestreden sterkste potentiële macht in een één Europa te maken. In Straatsburg hebben de Engelse stuurlui aan de wal uit deze situatie het hunne gehaald om de vrees voor een Klein-Europa nog wat aan te wakkeren De verwijzing naar.de mogelijkheid van een Duitse hegemonie in de kring van de zes der K. S. G. heeft bij de Britse steken onder het federatieve water niet ontbro ken. Het thema der Duitse hegemonie binnen de gemeenschap zwemt nu een maal als een haai door de federatieve wateren. Het is het schrikbeeld van vijf der zes roeiers in het nog wat wiakke Klein-Europese vaartuigje. (Van onze Limburgse redacteur). Onder de titel „De Bronk" de ge westelijke benaming van de jaarlijkse H. Sacramentsprocessie verschijnt binnen ?fzienbare tijd 'n nieuw Limburgs maand blad, dat voorlopig 34 pagina's zal otn- vatten, die met foto's en tekeningen rijk berden geïllustreerd. Het richt zich tot flen, drie op de hoogte willen blijven j"an de rijke verscheidenheid van het Limburgse leven. Redactie en administratie hebben haar Zetel op de Limburgse Volkshogeschool "Geerlingshof" te Valkenburg. Het eer- j e nummer verschijnt 1 September a.s. n de artikelen worden godsdienstige, W>ciaal-economiische en culturele onder- TerPen behandeld. Volgens de redactie, X 6 bestaat uit Jan Braun, Martin van den yarnp, pons Erens, Piet Heggen, Jules U°cRelkoren en Loe Maas, wil de inhoud het nieuwe tijdschrift zijn: bevatte- en attractief; strijdbaar in verdraag- »amheid; Limburgs zonder chauvinisme; -noipieej zonder zelfgenoegzaamheid, '■ook actueel en openhartig. De president van de Almelose recht bank heeft vandaag uitspraak gedaan m een kort geding, dat de commanditaire vennootschap „Stoffel en Co" te Sankt- Gallen in Zwitserland aanhangig heeft ge maakt tegen de N.V. Stoomweverij „De Nijverheid" te Enschedé. Deze vordering werd gedaan op grond van het feit, dat deze N.V. een door eerstgenoemde ven nootschap vervaardigd dessin zou hebben nagebootst als gevolg waarvan Stoffel en Co schade zou hebben ondervonden. De president van de Almelose rechtbank, mr I. Dufour, heeft de eis van de Zwitserse onderneming toegewezen. Dit geschiedde echter niet op grond van schending van de Auteurswet, doch op grond van art 1401 van het Burgerlijk Wetboek (onrecht matige daad). In het vonnis wordt uitdrukkelijk ge zegd, dat in dit geval van een oorspronke lijke schepping, zoals bedoeld in de Auteurswet, niet kan worden gesproken. De N.V. Stoomweverij „De Nijverheid mag op grond van een dwangsom van 10.000 voorlopig piet overgaan tot de vervaardi ging en aflevering van het betrokken cieSgin Waarschijnlijk zal de N.V. Stoomweverij „Nijverheid" in hoger beroep gaan. Naar Reuter uit New York meldt, is al daar op 43-jarige leeftijd overleden m8r Patrick Masterson, sinds 1948 secretaris van de nationale liga voor de eerbaarheid. Hij was ook vice-president van het inter nationale Katholieke bureau voor de film vertoningen en lid van het college van deskundigen van de pauselijke commissie voor cinematografie. DE SPANNING over de uitslag van de verkiezingen voor kamer en senaat in Italië is gebroken, (n beide verte genwoordigende lichamen hebben de coa litie-partijen, d.w.z. de partijen welke een stembusverbond (ten minste voor de ka mer) hadden aangegaan de christen-de mocraten, de liberalen, de socialisten en de republikeinen, een zetelmeerderheid verworven. Terwijl zij voor de senaat een overigens schamele stemmen-meerderheid hebben verkregen, verwierven zij die niet voor de kamer; zij bleven daar beneden de vijftig procent plus een stem, met het gevolg, dat de premie tot twee derden van de zetels van de kamer hun ontging Een verbitterde strijd van drie maanden over een herziening van de kieswet, heeft dus geen practisch nut opgeleverd. Zó liggen de nuchtere feiten. En, of schoon men er zich over kan verheugen, dat de coalitie-partijen in elk geval een zetelmeerderheid in de twee kamers heb ben behouden, voelt men toch, dat Italië zeer moeilijk regeerbaar is geworden. Met een meerderheid van twee derden der ze tels zou het toch reeds heel wat staats manswijsheid hebben gevergd om vogels van zo diverse pluimage te bevredigen en bijeen te houden; het is meer voorgeko men. dat aanvankelijke eendracht, welke overwegend op een „tegen" was geba seerd, nu in Italië tegen links commu nisten en Nenni-socialisten en tegen rechts monarchisten en neo-fascisten, er practische en constructieve ar- n» worden verricht, ging verlo- z.iïL gevaar is nu ongetwijfeld, bij vppI ,aP!°e zetelmeerderheden, veel en tieke nn,daarom ziet men de poli- bez?rg?hte^e?e?oet.Ita,ië <0Ch W" met AT TE VREZEN VALT, is niet een communistische overweldi ging, ofschoon het een zeer verontrustend verschijnsel is, dat in sommige grote steden de communisten zo'n geweldige aanhang hebben verwor ven. Er is ook geen monarchistische of neo-fascistische staatsgreep te duchten. Een zeer juiste karakterisering van het geen over Italië zou kunnen komen, von- den wij in de titel van een voorbeschou wing van een Frans blad: „Geen commu nisme, maar chaos". Indien de coalitiepartijen tegenover de gevaren van links en rechts, welke Italië bedreigen, samen blijven en er in slagen de aanzienlijke verbeteringen, welke in het lot van een groot deel der bevolking reeds zijn verwezenlijkt, in nog bredere kring door te voeren, dan is het natuur lijk mogelijk de vier parlementaire jaren door te komen. Maar de minste defectie in deze groep, welke, we moeten het her halen, allerminst een eenheid vormt, zou tot het fatale gevolg leiden, dat, wie nu ook minister-president wordt, zijn meer derheid elders moet gaan zoeken. En dat zou practisch alleen rechts van de coali tiepartijen, dus bij de monarchisten of neo-fascisten moeten zijn. Een poging om naar links op te schui ven, zou betekenen, dat men bij de com munisten terecht zou komen; en we ge loven, dat de Italianen, na alle voorbeel- den elders, te verstandig zijn om derge lijke risico's te nemen. Enig lichtpunt zien we in de mogelijkheid, dat de Nen ni-socialisten, die bij de parlementaire verkiezingen van 1948 een gemeenschap pelijke lijst met de communisten hadden, doch thans met eigen lijsten zijn uitge komen, de consequentie hiervan ten volle zullen doorzetten en nauwer contact met de coalitie-socialisten van Saragat zullen zoeken. Nenni heeft ons persoonlijk eens verklaard, dat hij minstens ever. sterk tegen Moskou als tegen Washington is en dat hij alleen een eigen partij heeft ge vormd om het marxisme z'uiver te bewa ren, dat naar zijn mening door de Sara- gat-socialisten al te zeer werd verwaar loosd. Wellicht komt hü nog tot een juis ter inzicht, wat in elk geval de positie van de communisten zou verzwakken. Op het ogenblik, dat wij dit schrijven, is nog geen getalleamateriaal, wat de kamer betreft, bekend. Maar wel staat vast, dat de christen-democraten verre weg de sterkste partij in de kamer zijn gebleven, evenals trouwens ook in de senaat. Dat zij in stemmen- en zeteltal zouden dalen, stond bij voorbaat vast. In 1948 waren de rechtse partijen nog nauwe lijks georganiseerd. Nu beschikten zowel monarchisten als neo-fascisten over krach tige organisaties en men wist, dat hun aanhang vooral te zoeken was onder hen, die de vorige maal christen-democratisch hadden gestemd. Bovendien had men voor de kamer, waar de stemgerechtigde leef tijd op 21 jaar is vastgesteld (voor de senaat 25 jaar) een toevloed van een drie millioen jongeren, die vooral de neo- fascistische gelederen zijn komen verster ken. Een vergelijking met 1948 is dan ook moeilijk te trekken; maar de verzwakking van de christen-democratische partij, hoe diep betreurenswaardig ook, is allerminst een onverwacht feit. En er zal heel wat moeten gebeuren, wil zij zelfs een deel van haar verlies heroveren. Ook uit de internationaal-politieke ge zichtshoek gezien vertoont de uitslag dezer verkiezingen weinig opwekkends. Of schoon de vooruitgang, welke Italië sinds het einde van de oorlog heeft gemaakt en deze is inderdaad verbazingwekkend voor een aanmerkelijk deel aan de vrijgevige hulpverlening van de Verenig de Staten is te danken, is de stemming in zedt brede Italiaanse kringen tamelijk anti-Amerikaans. Natuurlijk bij links, maar ook heel sterk bij rechts; daar is men uitgesproken isolationistisch en in dit opzicht gaan rechts en links, die ten slotte een stemmenmeerderheid hebben, broederlijk samen. Gelijk zij ook vaak samen zullen gaan tegen de regerings coalitie. In Frankrijk is door de voortdurend uiteenvallende meerderheden een chaoti sche situatie ontstaan; zal nu ook Italië deze weg opgaan? Het zou zijn internatio nale positie, welke tot dusverre sterk was, slechts verzwakken; het zou ook een ver zwakking zijn van Nato, Klein-Europa en Kolen- en Staalgemeenschap. Welke veel eer een versterking nodig zouden hebben, juist in een tijd, waarin beslissingen van wereldomvattende betekenis moeten wor den genomen. De Duitse woordvoerders in Straatsburg moeten telkens weer opnieuw trachten deze vrees de kop in te drukken. Zij kun nen dan echter niet anders doen dan Adenauer's plechtige belofte herhalen, dat zij nooit naar een overheersende positie zullen streven, en er bij verklaren, dat in feite alle gedachten aan Europese heer sersstrevingen hopeloos ouderwets zijn Tegelijk moeten zij noodgedwongen echter ook blijven staan op de plechtige erken ning dat zeventig millioen Duitsers een plaatsje onder de federatieve zon zullen moeten vinden. Dat zijn er twintig_ mil lioen meer dan in de conceptie van de kolen- en staalgemeenschap en men be hoeft niet veel fantasie te hebben om zich voor te stellen, dat alleen de verwachting, dat dit probleem in de naaste toekomst niet werkelijk actueel zal worden, vele Europese voormannen voor slapeloze nachten behoedt. Overigens zijn er natuurlijk ook wel realisten, die inzien dat de dynamische kracht van een zich nationaal geknakt voelend romp-Duitsland van vijftig mil- loen, niet minder problemen schept dat de potentiële macht van zeventig millioen. In het Europese bootje bemerkt men dit nu al: de Duitse roeier weert er zich met de krachtigste slagen en hij zet misschien wel zoveel energie achter zijn riemen, dal de stuurman de koers niet meer zal kun nen beheersen. „zonder het geringste positieve resultaat" verlopen. Toch blijft dr Adenauer zijn getrou wen verzekeren, dat er in het voorjaar van 1954 Europese stembussen zullen staan in Den Helder en in Palermo Dat hij het zelf zou geloven kan men moei lijk aannemen. Daarvoor heeft hij te duidelijk laten doorschemeren hoezeer zijn laatste reizen, die naar Parijs en naar Londen, hem hebben teleurgesteld. Vergeleken met de triomfantelijke thuiskomst uit Washington heerste er een zekere neerslachtigheid. „Sous les toits de Paris" voelde Adenauer zich grovelijk beledigd, doordat Bidault meer belangstelling had voor Hofmann's handtekening onder de Saarconventies dan voor de Duitse Europa-geestdrift. In Londen voelde hij de bodem onder zijn Europese plan trillen als gevolg van de iocarno-slag van Churchill. De officiële reacties van Bonn op het plan om met de Russen te gaan spreken, hebben de kern van de Europese concep tie van de regering van Bonn bloot ge legd. Het plan van de Britse staatsman is hier uiterst koel opgenomen. Adenauer heeft nauwelijks kunnen verbergen, dat het hem in Londen slapeloze nachten heeft bezorgd. De Duitse kanselier staat met zijn overtuiging veeleer aan de kant van Dulles dan aan die van Churchill. De gedachte om „de grote drie" weer eens aan één tafel te brengen, doet de huidige leiders in Duitsland al te zeer herinneren aan de onvoorwaardelijke overgave, waarvan de laatste samenkomst der drie in Potsdam het symbool is ge bleven. Het kan in elk geval geen enthou siasme verwekken bij diegenen, die zich Duitsiands eenheid als vrucht van een Verenigd Europa hebben voorgesteld. De drie zouden het namelijk over de status van Duitsland eens kunnen worden „op Duitse kosten", zoals het hier heet. Die kosten zouden dan bestaan in een vervliegen van de illusies om de in Pots dam uitgestippelde, zij het niet definitief vastgelegde grenzen, naar het Oosten te verschuiven, en in het opgeven van de uitzonderlijk voordelige positie, waarin de bondsrepubliek dank zij de koude oorlog verkeert. Van een werkelijke geestdrift voor de Europese grondwet was in Straatsburg dan ook niet veel te bespeuren. Hier leefl naar het ons wil voorkomen de trouw aan de Klein-Europese verdragen in hoofd zaak uit de negatieve overweging, dat men niet zonder eindeloze verwarring te schep pen de eenmaal ondernomen reis kan stop zetten. In deze wat lusteloze stem ming vluchtte men oudergewoonte weei in de roerende eensgezindheid-op-papier. In Straatsburg heeft men zich jaren be ijverd om de kwadratuur van de cirkel te vinden en zulke besluiten in elkaar te goochelen, die de stem van allen zouden kunnen verwerven, onverschillig hoe uit eenlopend de inzichten van Britten en Continentalen ook mogen zijn. Zij hebben steeds kool en geit gespaard en zij hebben de loop der dingen nooit bepaald. Vanaf het ogenblik, waarop de Straats- burgse wijzen zich, nu al een paar jaren geleden, plechtig tegen de vorming van en Klein-Europa hebben uitgesproken, is alles met een dringende noodwendigheid in deze richting gegaan. Achter alle vrezen voor een van Engeland gescheiden Euro pa, waarin Duitsers het sterkste element zouden uitmaken, blaast toch weer de stuwende storm van de „grote politiek", die angstige roeiers niet de keuze van een vluchthaven laat. Tientallen besluiten hebben de vaste wil om vast te houden aan de brede gemeenschap van vijftien naties in allerlei toonaarden verkondigd. Maar alle papierwerk is weg gefladderd in de politieke stormen, die somwijlen ook Straatsburgs eenzame toren hebben gegeseld. Naarmate elders de animo verzwakt om de „onontbindbare" gemeenschap der zes op grondslag der Straatsburgse grondwet aan te gaan, neemt in Bonn de Europese eetlust toe. Het plan voor een Europees huwelijksfeest is in Parijs al terstond onder de stapel der Saarconventies ge legd en in Brussel heeft Van Zeeland het al in het hart getroffen. Het eerste -eraad der zes ministers over de grondwet is volgens journalistieke Duitse waarnemers Met de organisaties in de zuivelbranehe Is er nog steeds geen overeenstemming bereikt met betrekking tot de instelling van een productschap. De grote zuivel- organisaties nemen geen genoegen met een vertegenwoordiging werkgevers-, werknemers op gelijke basis. Zoals bekend is vervalt 1 Februari 1954 de organisatie Woltersom. De vraag doet zich voor wat er dan zal dienen te gebeuren. Er is gesuggereerd, dat de mi nister dan zelf een productschap zal moeten vormen. Vermoedelijk zal men voor het bedrijfschap Zuivel een rijks bureau moeten creëren, zo vernamen wij van deskundige zijde. Zulks om te doen uitkomen, dat het niet een orgaan is van het betrokken bedrijfsleven, maar van de overheid. Dat zou betekenen, dat men in de zuivelbranehe tot de oude toestand terugkeert. Men zal moeten af wachten hoe de zaak zich tegen die tijd heeft ontwikk'eld. In Heerlen zal zeer binnenkort door het Beambtenfonds van de Oranje-Nassau- mijnen een groot flatgebouw worden ge bouwd, dat opzij van het raadhuis komt te liggen aan de Raadhuisstraat, het Raadhuisplein en de Geleenstraat. Dit ge bouw wordt 66 meter lang en 17 meter diep. In de parterre-verdieping zullen acht winkels worden ondergebracht. De (drie) bovenverdiepingen zullen 27 won n- gen bevatten. Het gebouw wordt centraal verwarmd en wordt voorzien van huis telefoon en van een centrale antenne. De gevel wordt in beton uitgevoerd. Architect is ir F. P. J. Peutz, die ook het Heerlense raadhuis bouwde en die samen met ir B. Bijvoet uit Haarlem de nieuwe Heerlense schouwburg heeft ont worpen. Deze laatste komt tegenover de flat aan het Raadhuisplein te liggen. Het uitzicht van dit plein zal dus ingrijpend veranderen. Het zal een gesloten geheel vormen, als de flat en de schouwburg ge reed zijn. Op de plaats van de flat bevindt zich thans een boekenzaak (hoek Raadhuis straatGeleenstraat), waarachter 'n turn, welke tot aan het Raadhuisplein reikt. Bedoelde zaak zal uiteraard moeten ver dwijnen. Zij wordt later echter onder gebracht in een der flatwinkels.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1953 | | pagina 7