probeerde het onmogelijke Geen tweede kans", maar een weg terug •C Modern of modernistisch H Bezielen is maar een woord Het Christendom en de twee werelden I V D' Enorme kabouter wijst weg naar sprookjestuin A dick ouwendijk. jlrtistkke. actualiteiten TWEE PRIJSWINNAARS De kunst van Henry Moore komt aan de mens niet toe en wereld ZATERDAG 13 JUNI 1953 PAGINA 5 Terug naar het uitgangspunt Afgrond. Krampachtig WmmÈËÈÊB 1111 KM fill Elementaire wetten Méér of minder Slechts de gestalte VIRGIL GHEORGHIU U NKELE MALEN gebeurt het, dat een boek plotseling een wereldfaam krijgt. Ineens spreekt iedereen er over; de titel is op aller lippen en al Wie voor enigszins geletterd wenst door te gaan zoekt liet werk te lezen of liet althans in handen gehad te hebben. Het is in het jongste verleden o.m. gebeurd met „The power and the glory" van Graham Greene, met Guareschi's „Don Camillo" en met Virgil Gheorghius weergave van het Ejden der mensen in de afgelopen oorlogsjaren: „Het vijf en twintigste uur". Niemand kan eigenlijk precies verklaren Waarom zulke boeken spoorslags naar Ret zenith der algemene belangstelling stijgen Graham Greene was een auteur, die reeds veel middelmatigs op zijn naam had staan; de geestelijke kern van zijn werk waaraan vooral in katholieke kringen aandacht wordt geschonken was sinds Dostojevsky, Bloy, Péguy (om enkele namen te noemen) reeds lang gemeengoed in de Europese literatuur, getuige het werk van een Bernanos, een Mauriac. (Het is dan ook eenvoudig belachelijk om die geestelijke kern inderdaad de kern van het menselijke bestaan als een eigen vondst van Graham Greene aan te wijzen). Maar Mauriac en Bernanos wor den in ons land niet gelezen, terwijl iedere half ontwikkelde meent Greene, wiens be tekenis overigens zeer wordt overschat, in zijn zak te hebben. De verhalen over Don Camillo zijn aar dig; maar het is een beetje goedkoop Stramien waarop ze zijn geborduurd. „Het 25e uur" is een werk. dat de ge middelde lezer zwaar op de maag moet liggen; werken van nog niet half die zwaarte worden gewoonlijk dadelijk in de hoek gesmeten. Denkt men over deze dingen even na, dan zegt het nuchtere verstand dat er ook buiten die boeken omstandigheden moeten hebben bestaan, welke tot die hoge vlucht van belangstelling hebben gestimuleerd. Het spreekt vanzelf, dat de boeken ook op zich goede kwaliteiten moeten bezeten hebben, doch die zijn, blijkens andere voorbeelden, niet door slaggevend geweest. Bij de genoemde boeken zijn diverse uitwendige omstan digheden wel aan te wijzen. Bij „The power and the glory" was het de doodgewoon menselijke zin voor het „scandaleuse". Iedereen had het over de priester, die „een dronkaard" was en een kind had, terwijl men tegelijkertijd over het hoofd zag, dat het met de zon digheid van de priester werkelijk niet zo erg was gesteld. Zijn deemoedige heldhaftigheid bedekte zijn zondigheid geheel. Don Camillo verscheen als een soort goedlachse en gemoedelijke ontspan ning tijdens de zeer verbeten toespitsing van de verhoudingen tussen niet-commu- nisten en communisten. BN „Het vijf en twintigste uur"? De reportages en verbeeldingen van het lijden der mensen in de jongste oorlogsjaren hadden zich, tot het ver schijnen van Gheorghiu's boek, hoofd zakelijk bezig gehouden met een zo concies mogelijke beschrijving van de dingen, werkelijk verschrikkeUike dingen, die zich hadden afgespeeld- Op wat ge makkelijke wijze werden in die beschrtf- Vingen de mensen verdeeld in: slacht- 01Tödens een1Ce"erste periode van veront waardiging is dat voldoende: we wensen niet anders dan te verdelen in slachtoffers en beulen, ïh onschuldigen en sehu digem lyiaar de mens weet in het diepste vanjjn Wezen, dat de deling met zo eenvoudig is! We weten, dat op bepaalde wpze de onschuldige (altijd) ook schuldig is en de schuldige (altijd) ook onschuldig, dat het slachtoffer ergens in zijn menselijknein heul en de beul ergens in zfln menselijk heid slachtoffer js. Mens en wereld zpn niet wit en zwart, maar een overlapping daarvan: ergens is wit, ergens is zwart, op de meeste plaatsen is gr ijs. Het bewustzijn omtrent deze feitelijk heid iri de mens, welk bewustzijn geboren is in zelfkennis, vond ineens en onver wachts zijn bevestiging in „Het 25e uur". Men zag de lijnen naar het verleden, herkende de verschrikking in het pas doorstane maar tevens in het van kracht zijnde Nu. en zag de dreigende projectie in de toekomst. Het zal altijd opzienbarend boek niet uitgeput en om dat hij een goed vakman is blijft hij be langwekkende werken publiceren. Over de tweede na-oorlogse succesvolle figuur, Guareschi. hoeven we niet te spreken. Zijn verhalen zijn als bladeren aan de bomen; ze verschijnen, we ver heugen ons een zomer lang en dan vallen ze weer af. De vreugde van de zomer is een winst, maar het vallen in de herfst is geen verlies. Er verschijnt in een nieuwe lente wel weer een andere bladontplooiing BIJ een Gheorghiu staan de zaken an ders. Het opzienbaren van zijn werk werd geheel bepaald door de visie, welke erin tot uitdrukking kwam en die visie maakte tegelijkertijd ook de gehele betekenis van 't werk uit! Een zeer men selijke en gevoelige visie, maar met een schérp afgebakende horizon. Na het be reiken van die horizon, is alleen nog maar mogelijk de weg terug naar 't uitgangs punt. En een dergelijke weg terug is ver moeiend, wanneer de eerste tocht naar de horizon zo buitenwoon boeiend is ge weest. Gheorghiu gaat zjjn weg terug in „De tweede kans", evenals „Het 25e uur", uit gegeven door Pax, Den Haag. Wederom worden de smartelijke lotgevallen ver haald van mensen, die bloot staan aan vervolging en wier lijden, wanneer het een einde schijnt gevonden te hebben, nog wordt verzwaard door onmenselijke bu reaucratie. Een vorm van totalitarisme, welke misschien nog erger is dan een ideologisch totalitarisme. Dat ideologische totalitarisme krijgt bij Gheorghiu, in de gestalte van de communist Boris Bodna- riuk, de tekening van een idealistische verstarring van de mens. Het boek ein digt abrupt met de vestiging der One- world-regering. Die samenvatting, welke Gheorghiu gaf, was volledig; zij was afgerond. Althans op de basis der humanitaire levensbeschou wing, welke de schrijver in zijn boek bleek toegedaan. Volgens die beschouwing was het met de mensheid uit, was het afgelopen: de dag met zijn natuurlijk op volgende nacht was voorbij; geen nieuwe dag maar de eeuwige nacht was in getreden. Op deze basis was ieder ver volg uitgesloten. Voor de auteur moet dat een afschuwe lijke nachtmerrie zijn geweest. Want krachtens zijn werk was hij per slot van rekening gedoemd om voortaan te zwijgen. Voor zulke moeilijkheden is een schrij ver als Graham Greene niet komen te staan; zijn open levensbeschouwing maakt het hem mogelijk om de dingen steeds opnieuw te bezien. Hij hoeft voor geen uitputting te vrezen. Hij heeft dan ook na het laat in ons land bekend geworden boek „The power and the glory" werken laten volgen, welke niet hetzelfde opzien hebben gebaard doch die zeker niet min der belangrijk zijn. Zijn visie was met één een verdienste van Virgil Gheorghiu blijven, dat hij, op het ogenblik dat het nodig was, deze samenvatting, die een samenvatting in angst en gewetensge voeligheid was, gegeven heeft. De stijl, waarin Gheorghiu zijn boek ge schreven heeft, bezit niet de sympathieke en eerlijke eenvoud van „Het 25e uur" Er is iets krampachtigs in, iets gefor ceerds; alsof de schrijver zich zelf be wust is geweest van de onmogelijkheid om verder te gaan dan hij in zijn eerste werk is gegaan. Hij verscherpt daardoor meningen, gebeurtenissen, handelingen en gestalten op zulk een nadrukkelijke wijze, dat men eerder denkt aan vooroor deel dan aan objectiviteit. In „Het 25e uur" verscheen de onmenselijkheid der systemen in de onmenselijkheid der ge stalten, in „De tweede kans" gaat het ge loofwaardig menselijke van diverse ge stalten voor een groot deel verloren in de te zware aandikking van het niet-men- selijke. lii® Moeder met Kind bij ladder-rugleuning" een der geëxposeerde werken van Henry Moore. VIRGIL GHEORGIU. Op mij heeft de lezing van het boek een tragische indruk gemaakt; omdat je er de worsteling in herkent van een sym pathiek en gevoelig man, die poogt uit te komen boven de horizon van een oor spronkelijk zeer beklemmende en beang stigende visie, en die daarin niet slaagt. Aan het slot probeert Gheorghiu het nog met een tour de force, maar dan gaat hij toch, even gelaten en tragisch als Boris Bodnariuk, achter de tralies van zijn eigen wanhopige beschouwing der dingen. Men kan zeggen, dat Gheorghiu een on mogelijkheid heeft geprobeerd, door voor zijn wereld een „tweede kans" te schep pen maar hij heeft geen verraad ge pleegd jegens zijn eigen geest. DE BELGISCHE Luchtvaartmaatschappij „Sabena" geeft aan de viering van haar 30-jarig jubileum een cultureel tintje door de organisatie van een interna tionale wedstrijd voor beeldhouwers van 40 jaar en jonger. Voor de winnaar 100.000 franken. IN HET BOSSCHE stadion zal op 19 Juli een K.A.B. muziek- en toneelfeest plaats hebben, met vendeliers en volksdan sers. „De wonderboom", een openlucht spel van Jan Naaykens, wordt er door 1000 kinderen en 3000 volwassenen uit gevoerd. Regie: Anton Sweers. KIRSTEN FLAGSTAD zong Vrijdag in het Londense „Mermaid Theatre" haar „af scheidsconcert". Of het werkelijk het afscheid van de 56-jarige sopraanzange res zal zijn? „LE FIACRE", het bekende chanson uit het fin de siècle, door Georgette Hage- doorn talloze malen gezongen, was dezer dagen plotseling weer actueel in Parijs- De schrijver van het liedje, Leon Xanrof, overleed namelijk op 6 Juni, 86 jaar oud. ET lag voor de hand, dat de gezamenlijke winnaars van de Haagse „Morgenstond"-prijs vraag enkele dagen na de prijsuitreiking in eikaars gezelschap te vinden zou den zijn. Want bij een dergelijke prijsvraag gaat meestal, behalve een prijs ook een opdracht naar de bekroonden en het laat zich aanzien dat „Ir dr Th. Nix, architect en stedebouwkun- dige te Rotterdam" zoals het jury-rapport hetn met een bijna overbodige volledigheid aanduidt de woningen in het nieuwe Haagse wijkcentrum zal gaan bouwen en het de finitieve ontwerp voor de culturele gebouwen daarin aan de mede-winnaar H. A. Tielman zal worden overge laten. Het zijn bijna twee onder scheiden generaties die hier in de tekenkamer van ir Nix vertegenwoordigd zijn. Tiel man is pas vierdejaarsstu dent aan de bouwkunde-afd's- ling van „Delft" en de man met wie hij de eerste en tweede prijs deelt is kenne lijk een van de eerste leer lingen geweest van de grote hoogleraar Granpré Moliere. Iideeën-wereld Van de prijsvraag en de beide inzendingen dwaalt het gesprek dan ook gauw af naar de gedachtenwereld, die daarachter schuilt. „Moliere" blijkt al hebben beiden over zijn betekenis voor het on derwijs in de bouwkunst en de Nederlandse architectuur in het algemeen een uiteen lopende opvatting toch de maat te zijn voor hun denk beelden. Ir Nix, die al een uitgebreide practijk heeft en verschillende mooie kerken, o.m. in Nijmegen, bouwde, herinnert zich nog het dode academisme, waaraan „Delft" nog in het begin van de twin tiger jaren leed, het stilstaan enkel bij uiterlijke vormen Dr. Ir. TH. NIX (selfportret). die met het wezenlijke in de bouwkunst, het bewust scheppen van ruimte en massa's niets te maken had den. Kennelijk heeft ook de wijsgerige scholing aan de hogeschool aan de wieg ge staan van zijn ontwikkeling tot bouwmeester, want scherp en gedecideerd omschrijft hij zijn inzichten, onderschei dend en verbeterend wat aan de formulering van de jonge aspirant-collega tegenover hem ontbreekt. Het wezen van de bouwkunst „Granpré leerde ons wat architectuur werkelijk is: Een bewuste en artistieke uiting van de mens. En voort durend wees hij ons op de wetten die ook bü verande ring van de vormen en de techniek, voor de bouwkunst bepalend z\jn. Het scanderen van de ruimte bijvoorbeeld en het niet onderwerpen van de architectuur aan de na tuur of aan tijds-stromingen: Een tijd, dat ben ikzelf, was een van de geliefkoosde uit spraken van Moliere en daar mee had hij geen enkel dicta toriaal oogmerk, want hij sprak ook voortdurend over de „gemeenschap", een term, die in Delft tot dan toe on bekend was. Granpré bedoel de niet meer of niet minder, dan dat wij allen gezamenlijk een tijdvak maken en dus naar eigen verworven inzich ten en niet naar een heer sende mode moeten werken. Want daarvan hangt het af of we modern «f enkel mo dernistisch zijn". Ir Nix springt plotseling van zijn tékenkruk en grijpt een van de ontwerp-schetsen, die de jongeman aan zijn Haagse prijs hi'elpen. „Kijk", zegt hij, „ik zie duidelijk de invloed van Granpré in je werk; niet in de uiterlijke vorm maar in het wezenlij ke, in de bewuste afstand die de gebouwen bewaren ten op zichte van de natuur. Neem bijvoorbeeld le Corbusier, bij hem tref je heel duidelijk de neiging om de architectuur aan te passen bij de natuur. Maar, wij uit de Delft.se school laten het kunstwerk principieel heersen over de natuur al doen we dat op waardige en niet "op brutale manier. Wij gaan niet roman tisch mee met het landschap en wij zoeken niet naar vil laatjes, die uit rotsfcuiritjes TIELMAN lijken omhoog te groeien. Dat is in wezen ouderwets en jij bent modem, zoals Granpré het is". Vormen zijn tijdelijk De jongeman zit wat ver rast naar zijn eigen tekenin gen te staren. „Ik moet be kennen", zegt hij aarzelend, „dat ik mij dat nooit zo be wust ben geweest. Dikwijls hebben wij studenten nog het gevoel, dat professor Moliere ons aan bepaalde vormen wil binden, terwijl wij zelf iets anders zoeken. Maar ik geef nu graag toe, dat ik waar schijnlijk pas op den duur zal gaan overzien, hoe diepgaand zijn invloed is, ook op mijn werk". „Dat lijkt me ook", zegt ir Nix, terwijl hij naar een ver punt in de toekomst staart. „De vormelijke opvattingen van Granpré zijn niet zijn be langrijkste, maar zijn leer stellingen over het wezen van de bouwkunst, zullen naar mijn mening hun waarde al tijd behouden". Dan buigt het gesprek zich af naar het „functionalisme", een woord, waarachter bijna zoveel begrippen kunnen schuilen als er levenshoudin gen bestaan en het is begrij pelijk, dat de uitwisseling der opvattingen pas aan 'n start punt toe is als mevrouw Nix vraagt of wij thee komen drinken. In de woonkamer glijden onze ogen langs het tere en tegelijk sterke colo- riet van de schilderijen die op een Campigli na, allemaal de kantige signatuur van de gastheer vertonen. Het is al laat geworden en we wagen het dan ook niet nog een discussie over schil derkunst van stapel te laten. ET ALLE GROTE BEELDHOUWERS nit de geschiedenis heeft Henry Moore een enorme wilskracht gemeen. Het is, voorzover ik zien kan, zijn beste eigenschap. Het is de kracht van zijn taaie wil waarmee hij de stof aanvalt en haar schaaft en vijlt en uitholt, haar openhakt en „bezielt". Bezielen is maar een woord. Als wij zeggen, dat een kunstenaar de stof bezielt, bedoelen wij dat altijd reeds in afgeleide zin. Wat hij in de stof legt is immers niet een ziel zoals God in aarde legde toen Hij Adam schiep en zoals Hij er een schiep in elk van ons toen wij ontvangen werden, opdat wilmensen zouden worden. Maar zoals God door ons te be-ziel-en ons de gelijkenis op Zijn Eigen Wezen gaf, zo bestaat het „scheppen" van de kunstenaar er in, dat hij de herkenbare gelijkenis op het menselijk wezen in de stof legt; dat althans wordt van oudsher bedoeld wanneer men zegt dat de kunstenaar de stof „bezielt". Men heeft dan ook meermalen gesteld, dat de kunst staat of valt met een juiste opvatting van het wezen van d'e mens en ook, om de zelfde reden, dat de kunst, gelijk Maritain het uitdrukt; „In wezen Christelijk" is, of zij nu Chinees is of Egyptisch, Grieks of Engels! Als wij echter over die kunst van Henry Moore spreken, moeten wij haar, geloof ik, an der* verstaan. Als wij voor zijn bescha ven van de ongevormde stof het woord „bezielen" willen handhaven, moeten wij rii K BID NIET voor de wereld", zegt Christus tot KZjfnD^rT met de onverbldlelükhe.d van iemand, die ergens volkomen mee heeft a g .Verwonder u niet, dat de wereld u haat. Tekend. zij heeft ook Mij gehaat Met deze waarschuwing Worden de apostelen geplaatst tegenover de jarre Werkelijkheid der duivelse en menselijke poosneia, die reeds door Joannes in zijn proloog gesignaleerd Wordt als „de duisternis'. Het is de wereld als samenvatting van alle op stand tegen God, alle verzet tegen de genade, alle onwil om te luisteren naar de wetten der natuur, de stem van het geweten en de boodschap der goddelijke openbaring. Het is de som van alles wat rebelleert tegen het goede, het waarachtige, het harmonische, Van alles wat zich opstelt tegenover de Schepper, Die zag, dat Zijn schepping goed was; de weerstand tegen Zijn voorzienigheid en Zijn wil om alles ten goede te leiden en te voltooien. Tecenover dié wereld der zinloze zondigheid heeft het christendom geen opdracht, tenzij de opdracht er tegen te vechten en de invloed ervan tegen te gaan. Er is in het christendom een harde onverzoenlukheid, een onwrikbare houding, welke zich meedeelt, aan allen di^ de rots die Christus is en die de uitemde- iviui „on het kwade tegenhoudt. Want hjke overwinning van net w b christen- dat ligt als een stralende zekerheid m het christen dom opgesloten: niet het kwade maar J,et a overwinnen. Uiteindelijk is het Hlf ^genover de almachtige goddelijke wil ten goed»5. u, ?ie in het mysterie van Zijn Ye5 Sm5f nnopschokte gestorven, is drie dagen later met kracht uit het geweld van alle kwade machten p Jestaan en verrezen als triomfator en f-ls Dêge T1_ ?Gggen kon; „Ik ben de Eerste en de Laatste. Gh de Levende; Ik was de dood, doch zie, lk 'h de eeuwen der eeuwen!" W7 IJ WETEN, dat er geen misdaad, geen duivelse •V en menselijke slechtheid bestaat, die God kan V raken of Zijn wezenlijke, onverandeltjke plannen *an dwarsbomen. Het mysterie der ongerechtigheid ai zich doodvechten tggen God, en alles wat onge- .echtigheid, onbarmhartigheid en liefdeloosheid is in opze wereld, zal op den duur van God moeten getui- h?h met het woord van Joannes: ..Toen ik Hem zag, ik als dood aan Zijn voeten", j De krachten van het christendom gelden dus niet y® wereld der zondige duisternis, die vernietigd zal g °rden en waarvan Christus reeds negentien eeuwen Rieden kon vaststellen: „Schept moed: Ik heb de 6]?rf>ld overwonnen!" De machtige wil van God, om Ues goed te doen zijn en goed in stand te houden, willige wereld, die voor het goede geen eerbied heeft, de wereld die Christus haat: met de onverzoenlijk heid van Hém, Die weigerde voor deze wereld te bidden. is zó alles-overweldigend, dat niets, wat zich tegen die wil verzet, er tegen bestand is. Als op het einde der tijden wanneer het werk der Verlossing is vol tooid de zegenvierende Verlosser verschijnt, zal Hij reeds nü staat dit opgetekend al het kwade verlammen met het vuur van Zijn ogen en verwoesten met de adem van Zijn mond. Dan is Hp Hechter geen Priester, ten opzichte van alles wat onvruchtbaar is en veroordeeld moet worden. En de wereld der zonde zal verzinken in haar eigen mach teloosheid en vergankelijkheid. AN DEZE zekerheid der christelijke overwin ning vindt men een weerglans in de houding van alle waarachtige christenen Er is iets in de manier, waarop zij het kwade benaderen, dat aan zelfverzekerdheid doet denken. Zij doen het.voorko men, niet alleen alsof hun standpunt het enige is, maar óók alsof hun standpunt reeds nu m principe over alle andere heeft gezegevierd. Zij delen in wat men van buitenaf wel eens noemt „de zelfingenomen heid en de arrogantie der katholieke Kerk Het. is waar, dat de zekerheid,die ons door Christus geboden wordt en die dóórklinkt in Zijn prediking van Zijn Kerk, soms eigenmachtig door een of andere christen kan worden uitgebreid over terreinen en over détails, waarvoor deze zekerheid niet gegeven is. Dan heeft men inderdaad te maken met menselijk? zelfvoldaanheid of menselijk macht- streven, waardoor de eigenlijke betekenis van het christendom voor velen onduidelijk kan worden. De zekerheid, waarmee de christenen optreden en prediken tegen het kwade, is in de diepste zin van het woord echter niet hun eigen zekerheid, doch de rotsvaste zekerheid der openbaringdie van God is. In die zekerheid, die hun is meegedeeld, mogen zij niet aarzelen. Zonder iets te verbloemen, moeten zij het kvjade kwaad noemen en in naam van Chris tus veroordelen. Met mensen, met zondaars, kunnen en moeten zij altijd medelijden hebben: het mede lijden van de barmhartige "Samaritaan en van de Christusdie de slechte vrouw niet wilde veroordelen, maar haar liet gaan met de woorden: „Ga heen, en zondig voortaan niet meer". Doch met de zonde mogen zij nooit medelijde hebben: het kwaad mogen zij nooit goed praten; onverzoenlijk moeten zij staan tegenover alle machten en verschijnselen van de on- jE CHRISTENEN hebben echter ook nog te maken met een andere wereld, waarover in het Evangelie gesproken wordt. Er is een wereld, waarin zijzelf zün opgenomen en waarmee zelfs God Zich verenigd en vereenzelvigd heeft in Zjjn Mens wording Dit is de wereld, waarvan wij lezen:.„Zo zeer heeft God de wereld liefgehad, dat Hij Zijn één geboren zoon heeft gezonden, opdat allen die in Hem geloven, zouden worden gered". Het is de wereld, waarvan de Hogepriester Jesus deel uitmaakt, mens als Hli is met de mensen; de wereld, waaruit Hij de apostelen niet wilde wegnemen: „Ik vraag u niet, dat Gij ze wegneémt uit deze wereld, maar dat Gij ze behoedt voor het kwaad". In deze bede van de schei dende Heiland staan de twee werelden tegenover elkaar: de wereld, die Hp liefheeft en waarvoor Hij gaat lijden en sterven, tegenover de wereld van het k\v!.d<\ waarvoor wjj behoed moeten worden. Er is dus een wereld, die goed is en die men samen met God kan beminnen. Deze goede wereld is de samenvatting van al het natuurlijk gegevene, dat in de schepping voor. handen is; de som van de na tuurlijke goedheid aller dagen, zoals zij in den be ginne van God zijn uitgegaan. Tegenover die wereld kunnen en mogen de christenen niet onverzoenlijk staan. Zij hebben positief met die wereld te maken, zoals Christus ermee te maken had en er, in hen, nog steeds rnee te maken hééft. Het is de wereld, die moet worden gered. Het is alle menselijke goede wil die in heel de geschiedenis voorradig is, van de oorsprong tot het einde der dagen. In déze wereld is de verlossing binnengedrongen en het Rijk Gods ge vestigd. IN DEZE WERELD moet het Rijh Gods kómen, doordat de Verlossing zich uitbreidt en om zich heen grijpt. Als wii hidden „Uw rijk kome", dan bedoelen wij dat het Rijk van God moet komen hier, in ónze mensengemeenschap, in déze wereld van ons, binnen déze aardse begrenzing. „Het Rijk $ods is in U en onder U", heeft Christus gezegd. Het is niet alleen de rots. waartegen het kwaad zichzelf stuk gameit, maar óók de zuurdese|n, het zout der aarde, wanrdoor het goed zich handhaaft en groeit. Voor dit Riik Gods kan een christen geen waar achtige liefde hebben, als hij niet tevens de wereld liefheeft, de schepping, de mensen, die door dit Rijk zinvol worden gemaakt.™ S. JELSMA M.S.C. die bezieling toch niet meer in secundaire zin, maar in tertiaire of nog lagere be grijpen. MOORE bezielt de stof in zoverre hij haar een besloten vorm geeft, in zo ver hij 'haar ordent en bepaalt vol gens enige elementaire wetten van schoonheid: eenheid, proportie, evenwicht. Wat dit betreft heeft hij zich ontwikkeld tot een voortreffelijk vakman, in wie de kunde tot een rijke habitus van het schep pend verstand werd. Hij heeft weet van de intiemste geheimen, die vorm en ruim te met elkander hebben, hij denkt in ter men vain plasticiteit, van massa en massa verhoudingen, van ruimtelijke spanning. Tot zover is hij een groot beeldhouwer, die ieders bewondering verdient. Ook nog bezielt hij de stof in zover hij in zijn vormen een zodanige spanning en stuwing weet te leggen, dat zij gelijkenis op. een organisch leven gaan vertonen, zo als dat overal in de natuur gevonden wordt. SIR PHILIP HENDY, directeur "van die National Gallery te Londen, schrijft in zijn inleiding bp de expositie, welke het Boymans Museum te Rotterdam van tekeningen en sculpturen van Henry Moore heeft ingericht: „Sommige van zijn figuren en groepen schijnen een synthese te zijn van al zijn ervaringen op het gebied van de vorm". Ter illustratie haalt hij daar bij aan de „liggende figuur" (no. 15), die hem niet alleen herinnert aan de gestalte van de vrouw, maar ook aan vele grootse vormen door na tuurkracht ontstaan, zoals een hol geworden boomstam, uitgesleten rotsen etc. En dan schrijft hij: „Het (beeld) houdt dus meer in dan welk van deze dingen ook". Nu weet ik niet, (de tekst is op dit punt wat dubbedzin- nig) of Sir Philip ook de vrouw tot het genus der din gen rekent. Maar de beeld houwkunst van Moore doet het zeker. En indien ik ai zou toegeven, dat zijn beeld meer inhoudt dan elk der opgesomde dingen, dan vpeg ik er aanstonds aan toe, dat het niettemin ontstellend veel minder uitbeeldt dan de vrouw. En dat geldt voor heel Moore's beeldhouwkunst: zjj komt aan de mens niet toe. Weliswaar kan hij de mens niet vergeten: behalve in de twee draadfiguren en een dierenkop, herkent men in al zijn sculpturen op deze ex positie, iets van de mense lijke figuur. Ook in zjjn meest abstracte vormen als de stukken 5 t.m. 12, waaraan hjj namen gaf als bijv. „compositie", „sculptuur", (maar ook: „moeder en kind" etc.). Als men er een vertrouwde vorm in herkent is het steeds iets van de gestalte van de mens. Maar meer dan die gestalte spiegelt zich van de mens slechts zelden in Moo re's werk. En dat meerdere is nooit uit sluitend van de mens; het is in het beste geval ook aan dieren gemeen en meestal zelfs aan planten. Het is vegetatief en or ganisch, soms vagelijk iets van instinct, gelijk het sterkst te zien valt in die be roemde grote beeldengroep van 3 staande figuren uit het Battersea Park: Zo staan dieren nerveus onder het voor voelen van een machtig natuurverschijn sel of liever nog: van de cataracten van geweld, die de oorlogvoerende mens leer de ontketenen; en gelijk men ook waar neemt in de bekende „familiegroep" die ook in Sonsbeek te zien is geweest en waarin het gemis aan menselijke spiri tualiteit, aan menselijke liefde en mense lijk gemeenzaam-zjjn in die drie verbon den figuren zich het pijnlijkst laat ge voelen. Wij hebben het grootste respect voor de puur-beeldende waarden van dit beeld. Maar de eenheid, de „communicatie", om zo te zeggen, tussen drie wezens welke Hier is uitgebeeld, is niet die welke tus sen mensen tot stand komt door schep pende liefde, zij is een passieve verbon denheid, een natuurverschijnsel, dat on dergaan wordt. Hoe schoon dit kind ook in een enkel gebaar van man en vrouw geheven wordt en als het ware de edelste kern is van hun beider eigen lichamelijk wezen, toch hebben zij niet wezenlijk en aandachtig deel aan elkander. Zij zijn bijeen gelijk de dieren, als de dieren ondergaan zij dat instinctmatig: zij zien elkander niet en straks gaan zij elk huns weegs gelijk hun blikken die tot op dit ogenblik nog niet hebben -opgehouden elk huns weegs te gaan. In een getekend voorontwerp uit '44 maakt het kind een steunzoekend gebaar naar de moeder natuurlijk naar de moeder het gebaar van het welpje: het is het innigst gebaar, dat mij in Moore's oeuvre bekend is. Of vergis ik mij wellicht? Het jongste plastiekje op deze expositie: „Moeder en kind tegen ladderrugleuning" uit 1952 in grijs- gepatineerd brons, is een wonderlijk ont- werpje in zijn werk en het lijkt mij toch niet helemaal onmogelijk dat Moore hier meer bedoelde dan een fraai bewegings- «venwicht: de moeder houdt het kind voor zich uit, en afstand nemend schijnt zij het te willen gaan beschouwen. Het is misschien geen toeval, 't is zeker in dit ontwerpje ook niet overtuigend, maar de aarzelende gedachte rijst, dat Moore, als hij maar even afstand kon nemen van de menselijke gestalte die hem zo fascineert, misschien in die mens een blik zou ontdekken, zozeer alle vegetatie over- schitterend, dat hij voor het eerst van zijn leven een mens met liefde zou moe ten aanzien en daardoor in zijn hart een pijn ervaren, waaraan hij nooit meer ge nezen zou, tegelijk met een vreugde, die hij nooit meer zou willen verliezen. Tot nu toe heeft hij de mens slechts gezien en voor zijn kunst gebruikt als een ding. Een., vorm-ding dat hem in de schuilkelders van Londen, tijdens bombardementen, een welkome gelegen heid gaf om er naar eigen trant in prac tijk te brengen wat hij van Masaccio ge leerd had over de vorm (tekeningen die men „aangrijpend" heeft genoemd zonder te beseffen in welke lelijke zin zij dat zijn); een ding van boeiende organische samenhang, dat hij in eindeloze reeksen tekeningen in een merkwaardige, zeer persoonlijke techniek zodanig vereen voudigde en afrondde, openstak en het binnenste buiten keerde, dat het ging lijken op reeksen bottige knoken en ge wichten, kreeftenscharen en strotten hoofden, keelgaten met huig, stampers en meeldraden omdat alles nadien te her halen in zijn sculpturen. Van Graham Sutherland's oeuvre be sprak ik een verschijnsel, dat ik genoemd heb „vivisectie op de mens die men be zwaarlijk cultuur kan heten". Van Sutherland's landgenoot Henry Moore is nagenoeg heel het oeuvre dat verschijnsel.K. S. A-N de rijksweg naar Amsterdam tussen Den Haag en Wassenaar staat een enorme kabouter in een weiland. Hij wijst de weg naar de Drie figuren, een bekend en zeer kenmerkend werk van Henry Moore, sprookjestuin, waar 's zomers Klein Duimpje, Hans en Grietje, de Gelaarsde Kat en vele andere helden en heldinne tjes uit de sprookjeswereld wonen. Het is eigenlijk geen sprookjestuin, het is een groot park met hoge bomen en kleurige bloemen, een fantastisch park, waar, zoals de adjunct-directeur, de heer M. Kapper, in zijn openingstoe spraak zei, alleen het goede leeft en het kwade is uitgebannen. De bezoeker, die over de met een dikke laag oude bladeren bedekte paden dwaalt, wordt opgenomen in de sfeer van 't sprookje. DIE sfeer, zo zei Anneke Elro, hebben we allemaal nodig. Voor het kind is daarom een bezoek aan de tuin een gebeurtenis en de vol wassene kan er even aan de huidige werkelijkheid ontvluchten. Anneke Elro heeft met vijftig kinderen sprookjes ingestudeerd, welke in de tuin worden opgevoerd. De opening van de sprook jestuin werd dgor velen bijgewoond om,. door de burgemeester van Wassenaar, dr F. baron van Wijnbergen. Men wan delde vervolgens door de tuin, waar in een feëerieke verlichting kinderen sprookjes opvoerden. Er stonden enor me paddestoelen, sprookjes-huisjes en -kastelen en er hing een prachtjge mean aan de hemel, kortom, men was geheel en al in de wereld van het sprookje. Op een in 'n vijver geplaatst plateau trad ,(Het ballet der Lage Landen" op.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1953 | | pagina 5