probeerde het onmogelijke
Geen tweede kans", maar een
weg terug
•C
Modern of modernistisch
H
Bezielen is maar een woord
Het Christendom en de twee werelden
I
V
D'
Enorme kabouter wijst weg
naar sprookjestuin
A
dick ouwendijk.
jlrtistkke. actualiteiten
TWEE PRIJSWINNAARS
De kunst van Henry Moore komt aan de
mens niet toe
en wereld
ZATERDAG 13 JUNI 1953
PAGINA 5
Terug naar het uitgangspunt
Afgrond.
Krampachtig
WmmÈËÈÊB
1111
KM
fill
Elementaire wetten
Méér of minder
Slechts de gestalte
VIRGIL GHEORGHIU
U NKELE MALEN gebeurt het, dat een boek plotseling een wereldfaam
krijgt. Ineens spreekt iedereen er over; de titel is op aller lippen en al
Wie voor enigszins geletterd wenst door te gaan zoekt liet werk te lezen of
liet althans in handen gehad te hebben. Het is in het jongste verleden
o.m. gebeurd met „The power and the glory" van Graham Greene, met
Guareschi's „Don Camillo" en met Virgil Gheorghius weergave van het
Ejden der mensen in de afgelopen oorlogsjaren: „Het vijf en twintigste uur".
Niemand kan eigenlijk precies verklaren
Waarom zulke boeken spoorslags naar Ret
zenith der algemene belangstelling stijgen
Graham Greene was een auteur, die
reeds veel middelmatigs op zijn naam had
staan; de geestelijke kern van zijn werk
waaraan vooral in katholieke kringen
aandacht wordt geschonken was sinds
Dostojevsky, Bloy, Péguy (om enkele
namen te noemen) reeds lang gemeengoed
in de Europese literatuur, getuige het
werk van een Bernanos, een Mauriac.
(Het is dan ook eenvoudig belachelijk om
die geestelijke kern inderdaad de kern
van het menselijke bestaan als een
eigen vondst van Graham Greene aan te
wijzen). Maar Mauriac en Bernanos wor
den in ons land niet gelezen, terwijl iedere
half ontwikkelde meent Greene, wiens be
tekenis overigens zeer wordt overschat,
in zijn zak te hebben.
De verhalen over Don Camillo zijn aar
dig; maar het is een beetje goedkoop
Stramien waarop ze zijn geborduurd.
„Het 25e uur" is een werk. dat de ge
middelde lezer zwaar op de maag moet
liggen; werken van nog niet half die
zwaarte worden gewoonlijk dadelijk in de
hoek gesmeten.
Denkt men over deze dingen even na,
dan zegt het nuchtere verstand dat er
ook buiten die boeken omstandigheden
moeten hebben bestaan, welke tot die
hoge vlucht van belangstelling hebben
gestimuleerd. Het spreekt vanzelf, dat
de boeken ook op zich goede kwaliteiten
moeten bezeten hebben, doch die zijn,
blijkens andere voorbeelden, niet door
slaggevend geweest. Bij de genoemde
boeken zijn diverse uitwendige omstan
digheden wel aan te wijzen.
Bij „The power and the glory" was het
de doodgewoon menselijke zin voor het
„scandaleuse". Iedereen had het over de
priester, die „een dronkaard" was en
een kind had, terwijl men tegelijkertijd
over het hoofd zag, dat het met de zon
digheid van de priester werkelijk niet
zo erg was gesteld. Zijn deemoedige
heldhaftigheid bedekte zijn zondigheid
geheel.
Don Camillo verscheen als een soort
goedlachse en gemoedelijke ontspan
ning tijdens de zeer verbeten toespitsing
van de verhoudingen tussen niet-commu-
nisten en communisten.
BN „Het vijf en twintigste uur"?
De reportages en verbeeldingen van
het lijden der mensen in de jongste
oorlogsjaren hadden zich, tot het ver
schijnen van Gheorghiu's boek, hoofd
zakelijk bezig gehouden met een zo
concies mogelijke beschrijving van de
dingen, werkelijk verschrikkeUike dingen,
die zich hadden afgespeeld- Op wat ge
makkelijke wijze werden in die beschrtf-
Vingen de mensen verdeeld in: slacht-
01Tödens een1Ce"erste periode van veront
waardiging is dat voldoende: we wensen
niet anders dan te verdelen in slachtoffers
en beulen, ïh onschuldigen en sehu digem
lyiaar de mens weet in het diepste vanjjn
Wezen, dat de deling met zo eenvoudig
is! We weten, dat op bepaalde wpze de
onschuldige (altijd) ook schuldig is en de
schuldige (altijd) ook onschuldig, dat het
slachtoffer ergens in zijn menselijknein
heul en de beul ergens in zfln menselijk
heid slachtoffer js. Mens en wereld zpn
niet wit en zwart, maar een overlapping
daarvan: ergens is wit, ergens is zwart,
op de meeste plaatsen is gr ijs.
Het bewustzijn omtrent deze feitelijk
heid iri de mens, welk bewustzijn geboren
is in zelfkennis, vond ineens en onver
wachts zijn bevestiging in „Het 25e uur".
Men zag de lijnen naar het verleden,
herkende de verschrikking in het pas
doorstane maar tevens in het van
kracht zijnde Nu. en zag de dreigende
projectie in de toekomst. Het zal altijd
opzienbarend boek niet uitgeput en om
dat hij een goed vakman is blijft hij be
langwekkende werken publiceren.
Over de tweede na-oorlogse succesvolle
figuur, Guareschi. hoeven we niet te
spreken. Zijn verhalen zijn als bladeren
aan de bomen; ze verschijnen, we ver
heugen ons een zomer lang en dan vallen
ze weer af. De vreugde van de zomer is
een winst, maar het vallen in de herfst is
geen verlies. Er verschijnt in een nieuwe
lente wel weer een andere bladontplooiing
BIJ een Gheorghiu staan de zaken an
ders. Het opzienbaren van zijn werk
werd geheel bepaald door de visie,
welke erin tot uitdrukking kwam en die
visie maakte tegelijkertijd ook de gehele
betekenis van 't werk uit! Een zeer men
selijke en gevoelige visie, maar met een
schérp afgebakende horizon. Na het be
reiken van die horizon, is alleen nog maar
mogelijk de weg terug naar 't uitgangs
punt. En een dergelijke weg terug is ver
moeiend, wanneer de eerste tocht naar de
horizon zo buitenwoon boeiend is ge
weest.
Gheorghiu gaat zjjn weg terug in „De
tweede kans", evenals „Het 25e uur", uit
gegeven door Pax, Den Haag. Wederom
worden de smartelijke lotgevallen ver
haald van mensen, die bloot staan aan
vervolging en wier lijden, wanneer het
een einde schijnt gevonden te hebben, nog
wordt verzwaard door onmenselijke bu
reaucratie. Een vorm van totalitarisme,
welke misschien nog erger is dan een
ideologisch totalitarisme. Dat ideologische
totalitarisme krijgt bij Gheorghiu, in de
gestalte van de communist Boris Bodna-
riuk, de tekening van een idealistische
verstarring van de mens. Het boek ein
digt abrupt met de vestiging der One-
world-regering.
Die samenvatting, welke Gheorghiu gaf,
was volledig; zij was afgerond. Althans op
de basis der humanitaire levensbeschou
wing, welke de schrijver in zijn boek
bleek toegedaan. Volgens die beschouwing
was het met de mensheid uit, was het
afgelopen: de dag met zijn natuurlijk op
volgende nacht was voorbij; geen nieuwe
dag maar de eeuwige nacht was in
getreden. Op deze basis was ieder ver
volg uitgesloten.
Voor de auteur moet dat een afschuwe
lijke nachtmerrie zijn geweest. Want
krachtens zijn werk was hij per slot van
rekening gedoemd om voortaan te
zwijgen.
Voor zulke moeilijkheden is een schrij
ver als Graham Greene niet komen te
staan; zijn open levensbeschouwing maakt
het hem mogelijk om de dingen steeds
opnieuw te bezien. Hij hoeft voor geen
uitputting te vrezen. Hij heeft dan ook
na het laat in ons land bekend geworden
boek „The power and the glory" werken
laten volgen, welke niet hetzelfde opzien
hebben gebaard doch die zeker niet min
der belangrijk zijn. Zijn visie was met één
een verdienste van Virgil Gheorghiu
blijven, dat hij, op het ogenblik dat het
nodig was, deze samenvatting, die een
samenvatting in angst en gewetensge
voeligheid was, gegeven heeft.
De stijl, waarin Gheorghiu zijn boek ge
schreven heeft, bezit niet de sympathieke
en eerlijke eenvoud van „Het 25e uur"
Er is iets krampachtigs in, iets gefor
ceerds; alsof de schrijver zich zelf be
wust is geweest van de onmogelijkheid
om verder te gaan dan hij in zijn eerste
werk is gegaan. Hij verscherpt daardoor
meningen, gebeurtenissen, handelingen
en gestalten op zulk een nadrukkelijke
wijze, dat men eerder denkt aan vooroor
deel dan aan objectiviteit. In „Het 25e
uur" verscheen de onmenselijkheid der
systemen in de onmenselijkheid der ge
stalten, in „De tweede kans" gaat het ge
loofwaardig menselijke van diverse ge
stalten voor een groot deel verloren in de
te zware aandikking van het niet-men-
selijke.
lii®
Moeder met Kind bij ladder-rugleuning" een der geëxposeerde werken van
Henry Moore.
VIRGIL GHEORGIU.
Op mij heeft de lezing van het boek
een tragische indruk gemaakt; omdat je
er de worsteling in herkent van een sym
pathiek en gevoelig man, die poogt uit te
komen boven de horizon van een oor
spronkelijk zeer beklemmende en beang
stigende visie, en die daarin niet slaagt.
Aan het slot probeert Gheorghiu het nog
met een tour de force, maar dan gaat hij
toch, even gelaten en tragisch als Boris
Bodnariuk, achter de tralies van zijn
eigen wanhopige beschouwing der dingen.
Men kan zeggen, dat Gheorghiu een on
mogelijkheid heeft geprobeerd, door voor
zijn wereld een „tweede kans" te schep
pen maar hij heeft geen verraad ge
pleegd jegens zijn eigen geest.
DE BELGISCHE Luchtvaartmaatschappij
„Sabena" geeft aan de viering van haar
30-jarig jubileum een cultureel tintje
door de organisatie van een interna
tionale wedstrijd voor beeldhouwers van
40 jaar en jonger. Voor de winnaar
100.000 franken.
IN HET BOSSCHE stadion zal op 19 Juli
een K.A.B. muziek- en toneelfeest plaats
hebben, met vendeliers en volksdan
sers. „De wonderboom", een openlucht
spel van Jan Naaykens, wordt er door
1000 kinderen en 3000 volwassenen uit
gevoerd. Regie: Anton Sweers.
KIRSTEN FLAGSTAD zong Vrijdag in het
Londense „Mermaid Theatre" haar „af
scheidsconcert". Of het werkelijk het
afscheid van de 56-jarige sopraanzange
res zal zijn?
„LE FIACRE", het bekende chanson uit
het fin de siècle, door Georgette Hage-
doorn talloze malen gezongen, was
dezer dagen plotseling weer actueel in
Parijs- De schrijver van het liedje, Leon
Xanrof, overleed namelijk op 6 Juni,
86 jaar oud.
ET lag voor de hand,
dat de gezamenlijke
winnaars van de
Haagse „Morgenstond"-prijs
vraag enkele dagen na de
prijsuitreiking in eikaars
gezelschap te vinden zou
den zijn. Want bij een
dergelijke prijsvraag gaat
meestal, behalve een prijs
ook een opdracht naar de
bekroonden en het laat zich
aanzien dat „Ir dr Th. Nix,
architect en stedebouwkun-
dige te Rotterdam" zoals het
jury-rapport hetn met een
bijna overbodige volledigheid
aanduidt de woningen in het
nieuwe Haagse wijkcentrum
zal gaan bouwen en het de
finitieve ontwerp voor de
culturele gebouwen daarin
aan de mede-winnaar H. A.
Tielman zal worden overge
laten.
Het zijn bijna twee onder
scheiden generaties die hier
in de tekenkamer van ir Nix
vertegenwoordigd zijn. Tiel
man is pas vierdejaarsstu
dent aan de bouwkunde-afd's-
ling van „Delft" en de man
met wie hij de eerste en
tweede prijs deelt is kenne
lijk een van de eerste leer
lingen geweest van de grote
hoogleraar Granpré Moliere.
Iideeën-wereld
Van de prijsvraag en de
beide inzendingen dwaalt het
gesprek dan ook gauw af
naar de gedachtenwereld, die
daarachter schuilt. „Moliere"
blijkt al hebben beiden over
zijn betekenis voor het on
derwijs in de bouwkunst en
de Nederlandse architectuur
in het algemeen een uiteen
lopende opvatting toch de
maat te zijn voor hun denk
beelden. Ir Nix, die al een
uitgebreide practijk heeft en
verschillende mooie kerken,
o.m. in Nijmegen, bouwde,
herinnert zich nog het dode
academisme, waaraan „Delft"
nog in het begin van de twin
tiger jaren leed, het stilstaan
enkel bij uiterlijke vormen
Dr. Ir. TH. NIX (selfportret).
die met het wezenlijke in de
bouwkunst, het bewust
scheppen van ruimte en
massa's niets te maken had
den. Kennelijk heeft ook de
wijsgerige scholing aan de
hogeschool aan de wieg ge
staan van zijn ontwikkeling
tot bouwmeester, want scherp
en gedecideerd omschrijft hij
zijn inzichten, onderschei
dend en verbeterend wat aan
de formulering van de jonge
aspirant-collega tegenover
hem ontbreekt.
Het wezen van
de bouwkunst
„Granpré leerde ons wat
architectuur werkelijk is:
Een bewuste en artistieke
uiting van de mens. En voort
durend wees hij ons op de
wetten die ook bü verande
ring van de vormen en de
techniek, voor de bouwkunst
bepalend z\jn. Het scanderen
van de ruimte bijvoorbeeld
en het niet onderwerpen van
de architectuur aan de na
tuur of aan tijds-stromingen:
Een tijd, dat ben ikzelf, was
een van de geliefkoosde uit
spraken van Moliere en daar
mee had hij geen enkel dicta
toriaal oogmerk, want hij
sprak ook voortdurend over
de „gemeenschap", een term,
die in Delft tot dan toe on
bekend was. Granpré bedoel
de niet meer of niet minder,
dan dat wij allen gezamenlijk
een tijdvak maken en dus
naar eigen verworven inzich
ten en niet naar een heer
sende mode moeten werken.
Want daarvan hangt het af
of we modern «f enkel mo
dernistisch zijn".
Ir Nix springt plotseling
van zijn tékenkruk en grijpt
een van de ontwerp-schetsen,
die de jongeman aan zijn
Haagse prijs hi'elpen. „Kijk",
zegt hij, „ik zie duidelijk de
invloed van Granpré in je
werk; niet in de uiterlijke
vorm maar in het wezenlij
ke, in de bewuste afstand die
de gebouwen bewaren ten op
zichte van de natuur. Neem
bijvoorbeeld le Corbusier, bij
hem tref je heel duidelijk de
neiging om de architectuur
aan te passen bij de natuur.
Maar, wij uit de Delft.se
school laten het kunstwerk
principieel heersen over de
natuur al doen we dat op
waardige en niet "op brutale
manier. Wij gaan niet roman
tisch mee met het landschap
en wij zoeken niet naar vil
laatjes, die uit rotsfcuiritjes
TIELMAN
lijken omhoog te groeien. Dat
is in wezen ouderwets en jij
bent modem, zoals Granpré
het is".
Vormen zijn tijdelijk
De jongeman zit wat ver
rast naar zijn eigen tekenin
gen te staren. „Ik moet be
kennen", zegt hij aarzelend,
„dat ik mij dat nooit zo be
wust ben geweest. Dikwijls
hebben wij studenten nog het
gevoel, dat professor Moliere
ons aan bepaalde vormen wil
binden, terwijl wij zelf iets
anders zoeken. Maar ik geef
nu graag toe, dat ik waar
schijnlijk pas op den duur zal
gaan overzien, hoe diepgaand
zijn invloed is, ook op mijn
werk".
„Dat lijkt me ook", zegt ir
Nix, terwijl hij naar een ver
punt in de toekomst staart.
„De vormelijke opvattingen
van Granpré zijn niet zijn be
langrijkste, maar zijn leer
stellingen over het wezen van
de bouwkunst, zullen naar
mijn mening hun waarde al
tijd behouden".
Dan buigt het gesprek zich
af naar het „functionalisme",
een woord, waarachter bijna
zoveel begrippen kunnen
schuilen als er levenshoudin
gen bestaan en het is begrij
pelijk, dat de uitwisseling der
opvattingen pas aan 'n start
punt toe is als mevrouw Nix
vraagt of wij thee komen
drinken. In de woonkamer
glijden onze ogen langs het
tere en tegelijk sterke colo-
riet van de schilderijen die op
een Campigli na, allemaal de
kantige signatuur van de
gastheer vertonen.
Het is al laat geworden en
we wagen het dan ook niet
nog een discussie over schil
derkunst van stapel te laten.
ET ALLE GROTE BEELDHOUWERS nit de geschiedenis heeft Henry
Moore een enorme wilskracht gemeen. Het is, voorzover ik zien kan,
zijn beste eigenschap. Het is de kracht van zijn taaie wil waarmee hij de
stof aanvalt en haar schaaft en vijlt en uitholt, haar openhakt en „bezielt".
Bezielen is maar een woord. Als wij zeggen, dat een kunstenaar de stof
bezielt, bedoelen wij dat altijd reeds in afgeleide zin. Wat hij in de stof
legt is immers niet een ziel zoals God in aarde legde toen Hij Adam
schiep en zoals Hij er een schiep in elk van ons toen wij ontvangen werden,
opdat wilmensen zouden worden. Maar zoals God door ons te be-ziel-en
ons de gelijkenis op Zijn Eigen Wezen gaf, zo bestaat het „scheppen" van
de kunstenaar er in, dat hij de herkenbare gelijkenis op het menselijk
wezen in de stof legt; dat althans wordt van oudsher bedoeld wanneer men
zegt dat de kunstenaar de stof „bezielt".
Men heeft dan ook meermalen gesteld,
dat de kunst staat of valt met een juiste
opvatting van het wezen van d'e mens en
ook, om de zelfde reden, dat de kunst,
gelijk Maritain het uitdrukt; „In wezen
Christelijk" is, of zij nu Chinees is of
Egyptisch, Grieks of Engels! Als wij
echter over die kunst van Henry Moore
spreken, moeten wij haar, geloof ik, an
der* verstaan. Als wij voor zijn bescha
ven van de ongevormde stof het woord
„bezielen" willen handhaven, moeten wij
rii
K BID NIET voor de wereld", zegt Christus tot
KZjfnD^rT met de onverbldlelükhe.d van
iemand, die ergens volkomen mee heeft a g
.Verwonder u niet, dat de wereld u haat.
Tekend.
zij heeft ook Mij gehaat
Met deze waarschuwing
Worden de apostelen geplaatst tegenover de jarre
Werkelijkheid der duivelse en menselijke poosneia,
die reeds door Joannes in zijn proloog gesignaleerd
Wordt als „de duisternis'.
Het is de wereld als samenvatting van alle op
stand tegen God, alle verzet tegen de genade, alle
onwil om te luisteren naar de wetten der natuur, de
stem van het geweten en de boodschap der goddelijke
openbaring. Het is de som van alles wat rebelleert
tegen het goede, het waarachtige, het harmonische,
Van alles wat zich opstelt tegenover de Schepper, Die
zag, dat Zijn schepping goed was; de weerstand tegen
Zijn voorzienigheid en Zijn wil om alles ten goede te
leiden en te voltooien.
Tecenover dié wereld der zinloze zondigheid heeft
het christendom geen opdracht, tenzij de opdracht er
tegen te vechten en de invloed ervan tegen te gaan.
Er is in het christendom een harde onverzoenlukheid,
een onwrikbare houding, welke zich meedeelt, aan
allen di^ de rots die Christus is en die de uitemde-
iviui „on het kwade tegenhoudt. Want
hjke overwinning van net w b christen-
dat ligt als een stralende zekerheid m het christen
dom opgesloten: niet het kwade maar J,et a
overwinnen. Uiteindelijk is het Hlf
^genover de almachtige goddelijke wil ten goed»5. u,
?ie in het mysterie van Zijn Ye5 Sm5f nnopschokte
gestorven, is drie dagen later met
kracht uit het geweld van alle kwade machten p
Jestaan en verrezen als triomfator en f-ls Dêge T1_
?Gggen kon; „Ik ben de Eerste en de Laatste.
Gh de Levende; Ik was de dood, doch zie, lk
'h de eeuwen der eeuwen!"
W7 IJ WETEN, dat er geen misdaad, geen duivelse
•V en menselijke slechtheid bestaat, die God kan
V raken of Zijn wezenlijke, onverandeltjke plannen
*an dwarsbomen. Het mysterie der ongerechtigheid
ai zich doodvechten tggen God, en alles wat onge-
.echtigheid, onbarmhartigheid en liefdeloosheid is in
opze wereld, zal op den duur van God moeten getui-
h?h met het woord van Joannes: ..Toen ik Hem zag,
ik als dood aan Zijn voeten",
j De krachten van het christendom gelden dus niet
y® wereld der zondige duisternis, die vernietigd zal
g °rden en waarvan Christus reeds negentien eeuwen
Rieden kon vaststellen: „Schept moed: Ik heb de
6]?rf>ld overwonnen!" De machtige wil van God, om
Ues goed te doen zijn en goed in stand te houden,
willige wereld, die voor het goede geen eerbied heeft,
de wereld die Christus haat: met de onverzoenlijk
heid van Hém, Die weigerde voor deze wereld te
bidden.
is zó alles-overweldigend, dat niets, wat zich tegen die
wil verzet, er tegen bestand is. Als op het einde der
tijden wanneer het werk der Verlossing is vol
tooid de zegenvierende Verlosser verschijnt, zal
Hij reeds nü staat dit opgetekend al het
kwade verlammen met het vuur van Zijn ogen en
verwoesten met de adem van Zijn mond. Dan is Hp
Hechter geen Priester, ten opzichte van alles wat
onvruchtbaar is en veroordeeld moet worden. En de
wereld der zonde zal verzinken in haar eigen mach
teloosheid en vergankelijkheid.
AN DEZE zekerheid der christelijke overwin
ning vindt men een weerglans in de houding
van alle waarachtige christenen Er is iets in
de manier, waarop zij het kwade benaderen, dat aan
zelfverzekerdheid doet denken. Zij doen het.voorko
men, niet alleen alsof hun standpunt het enige is,
maar óók alsof hun standpunt reeds nu m principe
over alle andere heeft gezegevierd. Zij delen in wat
men van buitenaf wel eens noemt „de zelfingenomen
heid en de arrogantie der katholieke Kerk
Het. is waar, dat de zekerheid,die ons door
Christus geboden wordt en die dóórklinkt in Zijn
prediking van Zijn Kerk, soms eigenmachtig door
een of andere christen kan worden uitgebreid over
terreinen en over détails, waarvoor deze zekerheid
niet gegeven is. Dan heeft men inderdaad te maken
met menselijk? zelfvoldaanheid of menselijk macht-
streven, waardoor de eigenlijke betekenis van het
christendom voor velen onduidelijk kan worden.
De zekerheid, waarmee de christenen optreden en
prediken tegen het kwade, is in de diepste zin van
het woord echter niet hun eigen zekerheid, doch
de rotsvaste zekerheid der openbaringdie van God
is. In die zekerheid, die hun is meegedeeld, mogen
zij niet aarzelen. Zonder iets te verbloemen, moeten
zij het kvjade kwaad noemen en in naam van Chris
tus veroordelen. Met mensen, met zondaars, kunnen
en moeten zij altijd medelijden hebben: het mede
lijden van de barmhartige "Samaritaan en van de
Christusdie de slechte vrouw niet wilde veroordelen,
maar haar liet gaan met de woorden: „Ga heen, en
zondig voortaan niet meer". Doch met de zonde
mogen zij nooit medelijde hebben: het kwaad mogen
zij nooit goed praten; onverzoenlijk moeten zij staan
tegenover alle machten en verschijnselen van de on-
jE CHRISTENEN hebben echter ook nog te
maken met een andere wereld, waarover in het
Evangelie gesproken wordt. Er is een wereld,
waarin zijzelf zün opgenomen en waarmee zelfs God
Zich verenigd en vereenzelvigd heeft in Zjjn Mens
wording Dit is de wereld, waarvan wij lezen:.„Zo
zeer heeft God de wereld liefgehad, dat Hij Zijn één
geboren zoon heeft gezonden, opdat allen die in Hem
geloven, zouden worden gered". Het is de wereld,
waarvan de Hogepriester Jesus deel uitmaakt, mens
als Hli is met de mensen; de wereld, waaruit Hij de
apostelen niet wilde wegnemen: „Ik vraag u niet, dat
Gij ze wegneémt uit deze wereld, maar dat Gij ze
behoedt voor het kwaad". In deze bede van de schei
dende Heiland staan de twee werelden tegenover
elkaar: de wereld, die Hp liefheeft en waarvoor Hij
gaat lijden en sterven, tegenover de wereld van het
k\v!.d<\ waarvoor wjj behoed moeten worden.
Er is dus een wereld, die goed is en die men samen
met God kan beminnen. Deze goede wereld is de
samenvatting van al het natuurlijk gegevene, dat in
de schepping voor. handen is; de som van de na
tuurlijke goedheid aller dagen, zoals zij in den be
ginne van God zijn uitgegaan. Tegenover die wereld
kunnen en mogen de christenen niet onverzoenlijk
staan. Zij hebben positief met die wereld te maken,
zoals Christus ermee te maken had en er, in hen,
nog steeds rnee te maken hééft. Het is de wereld,
die moet worden gered. Het is alle menselijke goede
wil die in heel de geschiedenis voorradig is, van de
oorsprong tot het einde der dagen. In déze wereld is
de verlossing binnengedrongen en het Rijk Gods ge
vestigd.
IN DEZE WERELD moet het Rijh Gods kómen,
doordat de Verlossing zich uitbreidt en om zich
heen grijpt. Als wii hidden „Uw rijk kome", dan
bedoelen wij dat het Rijk van God moet komen hier,
in ónze mensengemeenschap, in déze wereld van ons,
binnen déze aardse begrenzing. „Het Rijk $ods is in
U en onder U", heeft Christus gezegd. Het is niet
alleen de rots. waartegen het kwaad zichzelf stuk
gameit, maar óók de zuurdese|n, het zout der aarde,
wanrdoor het goed zich handhaaft en groeit.
Voor dit Riik Gods kan een christen geen waar
achtige liefde hebben, als hij niet tevens de wereld
liefheeft, de schepping, de mensen, die door dit Rijk
zinvol worden gemaakt.™
S. JELSMA M.S.C.
die bezieling toch niet meer in secundaire
zin, maar in tertiaire of nog lagere be
grijpen.
MOORE bezielt de stof in zoverre hij
haar een besloten vorm geeft, in zo
ver hij 'haar ordent en bepaalt vol
gens enige elementaire wetten van
schoonheid: eenheid, proportie, evenwicht.
Wat dit betreft heeft hij zich ontwikkeld
tot een voortreffelijk vakman, in wie de
kunde tot een rijke habitus van het schep
pend verstand werd. Hij heeft weet van
de intiemste geheimen, die vorm en ruim
te met elkander hebben, hij denkt in ter
men vain plasticiteit, van massa en massa
verhoudingen, van ruimtelijke spanning.
Tot zover is hij een groot beeldhouwer,
die ieders bewondering verdient.
Ook nog bezielt hij de stof in zover hij
in zijn vormen een zodanige spanning en
stuwing weet te leggen, dat zij gelijkenis
op. een organisch leven gaan vertonen, zo
als dat overal in de natuur gevonden
wordt.
SIR PHILIP HENDY, directeur "van die
National Gallery te Londen, schrijft
in zijn inleiding bp de expositie,
welke het Boymans Museum te Rotterdam
van tekeningen en sculpturen van Henry
Moore heeft ingericht: „Sommige van zijn
figuren en groepen schijnen een synthese
te zijn van al zijn ervaringen
op het gebied van de vorm".
Ter illustratie haalt hij daar
bij aan de „liggende figuur"
(no. 15), die hem niet alleen
herinnert aan de gestalte van
de vrouw, maar ook aan vele
grootse vormen door na
tuurkracht ontstaan, zoals
een hol geworden boomstam,
uitgesleten rotsen etc. En dan
schrijft hij: „Het (beeld)
houdt dus meer in dan welk
van deze dingen ook".
Nu weet ik niet, (de tekst
is op dit punt wat dubbedzin-
nig) of Sir Philip ook de
vrouw tot het genus der din
gen rekent. Maar de beeld
houwkunst van Moore doet
het zeker. En indien ik ai
zou toegeven, dat zijn beeld
meer inhoudt dan elk der
opgesomde dingen, dan vpeg
ik er aanstonds aan toe, dat
het niettemin ontstellend
veel minder uitbeeldt dan de
vrouw.
En dat geldt voor heel
Moore's beeldhouwkunst: zjj
komt aan de mens niet toe.
Weliswaar kan hij de mens
niet vergeten: behalve in de
twee draadfiguren en een
dierenkop, herkent men in al
zijn sculpturen op deze ex
positie, iets van de mense
lijke figuur. Ook in zjjn
meest abstracte vormen als
de stukken 5 t.m. 12, waaraan
hjj namen gaf als bijv. „compositie",
„sculptuur", (maar ook: „moeder en kind"
etc.). Als men er een vertrouwde vorm in
herkent is het steeds iets van de gestalte
van de mens.
Maar meer dan die gestalte spiegelt
zich van de mens slechts zelden in Moo
re's werk. En dat meerdere is nooit uit
sluitend van de mens; het is in het beste
geval ook aan dieren gemeen en meestal
zelfs aan planten. Het is vegetatief en or
ganisch, soms vagelijk iets van instinct,
gelijk het sterkst te zien valt in die be
roemde grote beeldengroep van 3 staande
figuren uit het Battersea Park:
Zo staan dieren nerveus onder het voor
voelen van een machtig natuurverschijn
sel of liever nog: van de cataracten van
geweld, die de oorlogvoerende mens leer
de ontketenen; en gelijk men ook waar
neemt in de bekende „familiegroep" die
ook in Sonsbeek te zien is geweest en
waarin het gemis aan menselijke spiri
tualiteit, aan menselijke liefde en mense
lijk gemeenzaam-zjjn in die drie verbon
den figuren zich het pijnlijkst laat ge
voelen.
Wij hebben het grootste respect voor de
puur-beeldende waarden van dit beeld.
Maar de eenheid, de „communicatie", om
zo te zeggen, tussen drie wezens welke
Hier is uitgebeeld, is niet die welke tus
sen mensen tot stand komt door schep
pende liefde, zij is een passieve verbon
denheid, een natuurverschijnsel, dat on
dergaan wordt. Hoe schoon dit kind ook
in een enkel gebaar van man en vrouw
geheven wordt en als het ware de edelste
kern is van hun beider eigen lichamelijk
wezen, toch hebben zij niet wezenlijk en
aandachtig deel aan elkander. Zij zijn
bijeen gelijk de dieren, als de dieren
ondergaan zij dat instinctmatig: zij zien
elkander niet en straks gaan zij elk huns
weegs gelijk hun blikken die tot op dit
ogenblik nog niet hebben -opgehouden elk
huns weegs te gaan.
In een getekend voorontwerp uit '44
maakt het kind een steunzoekend gebaar
naar de moeder natuurlijk naar de
moeder het gebaar van het welpje:
het is het innigst gebaar, dat mij in
Moore's oeuvre bekend is. Of vergis ik
mij wellicht? Het jongste plastiekje op
deze expositie: „Moeder en kind tegen
ladderrugleuning" uit 1952 in grijs-
gepatineerd brons, is een wonderlijk ont-
werpje in zijn werk en het lijkt mij toch
niet helemaal onmogelijk dat Moore hier
meer bedoelde dan een fraai bewegings-
«venwicht: de moeder houdt het kind
voor zich uit, en afstand nemend
schijnt zij het te willen gaan beschouwen.
Het is misschien geen toeval, 't is zeker in
dit ontwerpje ook niet overtuigend, maar
de aarzelende gedachte rijst, dat Moore,
als hij maar even afstand kon nemen
van de menselijke gestalte die hem zo
fascineert, misschien in die mens een blik
zou ontdekken, zozeer alle vegetatie over-
schitterend, dat hij voor het eerst van
zijn leven een mens met liefde zou moe
ten aanzien en daardoor in zijn hart een
pijn ervaren, waaraan hij nooit meer ge
nezen zou, tegelijk met een vreugde, die
hij nooit meer zou willen verliezen.
Tot nu toe heeft hij de mens slechts
gezien en voor zijn kunst gebruikt
als een ding. Een., vorm-ding dat hem in
de schuilkelders van Londen, tijdens
bombardementen, een welkome gelegen
heid gaf om er naar eigen trant in prac
tijk te brengen wat hij van Masaccio ge
leerd had over de vorm (tekeningen die
men „aangrijpend" heeft genoemd zonder
te beseffen in welke lelijke zin zij dat
zijn); een ding van boeiende organische
samenhang, dat hij in eindeloze reeksen
tekeningen in een merkwaardige, zeer
persoonlijke techniek zodanig vereen
voudigde en afrondde, openstak en het
binnenste buiten keerde, dat het ging
lijken op reeksen bottige knoken en ge
wichten, kreeftenscharen en strotten
hoofden, keelgaten met huig, stampers en
meeldraden omdat alles nadien te her
halen in zijn sculpturen.
Van Graham Sutherland's oeuvre be
sprak ik een verschijnsel, dat ik genoemd
heb „vivisectie op de mens die men be
zwaarlijk cultuur kan heten".
Van Sutherland's landgenoot Henry
Moore is nagenoeg heel het oeuvre dat
verschijnsel.K. S.
A-N de rijksweg naar Amsterdam
tussen Den Haag en Wassenaar
staat een enorme kabouter in een
weiland. Hij wijst de weg naar de
Drie figuren, een bekend en zeer kenmerkend werk
van Henry Moore,
sprookjestuin, waar 's zomers Klein
Duimpje, Hans en Grietje, de Gelaarsde
Kat en vele andere helden en heldinne
tjes uit de sprookjeswereld wonen. Het
is eigenlijk geen sprookjestuin, het is
een groot park met hoge bomen en
kleurige bloemen, een fantastisch park,
waar, zoals de adjunct-directeur, de
heer M. Kapper, in zijn openingstoe
spraak zei, alleen het goede leeft en
het kwade is uitgebannen. De bezoeker,
die over de met een dikke laag oude
bladeren bedekte paden dwaalt, wordt
opgenomen in de sfeer van 't sprookje.
DIE sfeer, zo zei Anneke Elro,
hebben we allemaal nodig. Voor
het kind is daarom een bezoek
aan de tuin een gebeurtenis en de vol
wassene kan er even aan de huidige
werkelijkheid ontvluchten. Anneke Elro
heeft met vijftig kinderen sprookjes
ingestudeerd, welke in de tuin worden
opgevoerd. De opening van de sprook
jestuin werd dgor velen bijgewoond om,.
door de burgemeester van Wassenaar,
dr F. baron van Wijnbergen. Men wan
delde vervolgens door de tuin, waar in
een feëerieke verlichting kinderen
sprookjes opvoerden. Er stonden enor
me paddestoelen, sprookjes-huisjes en
-kastelen en er hing een prachtjge
mean aan de hemel, kortom, men was
geheel en al in de wereld van het
sprookje. Op een in 'n vijver geplaatst
plateau trad ,(Het ballet der Lage
Landen" op.