RUIM EEN HALF MILLIOEN TOERISTEN
1
Bolsward zet
in de beeldende kunst
zevenjarige traditie voort
m
J'
AMERIKA bestaat, IK besta, GOD
bestaat...
PSYCHOLOOG EN BEDRIJF
r
J
„MAAR IK
NOG NIET
WEET
WAT"
De ELTENAREN komen er flink bovenop
H„.««...->« jSsyg» isssr 2MT KKSf.' 5Ï
De ontmoeting met
de atheist
yn were
ZATERDAG 11 JULI 1953
PAGINA 5
s m
LLTEN MET DE STIFTS-KERK IN RESTA V RAT IE
Er wonen nog een „Zahnarzt" en een „Meisterschneider", er is
nog een „Schwanenapotheke" en een „Wirtschaft" en men spreekt
over ie a gemeen Duits. Wanneer ge er een winkel betreedt
achtf mf1-j- 16 w''ns(dlen en de herbergier van een Wirtshaus-
ig ca e, die de flessen met groen, geel, blank, oranje en rood
<r lurwat®r afstoft, komt geen woord Nederlands over de lippen. De
brammofoon niet platenwisselaar in de gelagkamer speelt vrijwel
mts uitend Duitse Schlagers, maar toch is Elten al meer dan vier
]aar Nederlands gebied, en in die vier jaar is er in Elten toch
leel wat veranderd.
DE NEDERLANDSE
INTOCHT
Een Nijmeegs proefschrift verschaft nieuwe gegevens
in deze materie
TT ET fraaie, intieme
stadhuis van de oude
maar springlevende Han
zestad Bolsward herbergt
momenteel tot 29 Augus
tus) een zeer opmerke
lijke dierenverzameling,
dieren uit steen, gips en
brons, dieren in aarde
werk, dieren op linnen
en op papier, paarden en
vissen, koeien en honden,
geiten en lammeren, die
tezamen een unieke expo
sitie vormen: „Het dier
in de beeldende kunst",
van de zeventiende eeuw
tot vandaag de dag, een
positie, die echter niet
slechts een beeld geeft
van de plaats die het dier
in de loop der eeuwen
in de beeldende kunst
heeft ingenomen, en van
de wijze waarop de kun
stenaar het dier steeds
heeft gezien, maar die
en dat kan ook bijna niet
anders, ook een boeiend
overzicht geeft van de
schilderkunst zelf en
uiteraard van de plaats
die het dier in de samen
leving heeft ingenomen
en inneemt.
V
A. C. Willink: Iets nieuws
A. C. WILLINK
Gesprek met
„magische realist
der-Elten zijn terecht gekomen, waar het
werd gevonden. Het beeld werd in Elten in
de kerk geplaatst, maar tenslotte zette
men het in de Stiftskerk op de Elterberg,
waarheen in de loop der eeuwen vele
moeders met hun zieke kinderen zijn ge
trokken teneinde om genezing te smeken.
Het beeld van St. Machutus heeft negen
weken granaatvuur overleefd en de le
gende, die hieraan verbonden is, hebben
wij ons nogeens laten verhalen door de
man, die daar in de sacristie prentbrief
kaarten verkoopt en gelden inzamelt om
deze oude kerk te restaureren.
Vlak bij de kerk staat de oude Drusus-
bron, die uit twaalf jaar voor Christus
moet dateren. Honderden toeristen bezoe
ken de kerk en de bron in deze dagen en
even zovele vreemdelingen genieten van
het unieke vergezicht, dat men van de El-
hunPwI,\pril stonden de Eltenaren
gen wairibrauw'en te fronsen aan de we-
orn m?'3 lanSs de Nederlanders kwamen
kans tl!aün?Xeerde gebied van bü-
nemm r lzend hectare in bezit te
tenor?; r 1S toon beel wat in de El-
dat v, ,omgegaan. Menigeen vreesde,
een ft,meuwe Nederlandse bestuur nu
aj s IiJ?s de knoet zou gaan hanteren
d «erï soor.i- vergelding voor wat tijdens
jf-9 °K'n Nederland was gebeurd.
Hp n, die wat op hun kerfstok had-
An -,Waren vo°r die drieëntwintigste
Pnl aj over (jg grens getrokken samen
-Pet vertegenwoordigers van Duitse
wma's en enkele gepensionneerden. Ze
'adden op een muür geschilderd „Wir
*\°llen Deutsch bleiben" maar het had
"jet geholpen, en deze lieden hebben er
'a wellicht spijt van met de paar za
kenmensen, die ook hun boeltje heb-
'„n. gepakt omdat ze dachten na de
h?.hilC?le geen bestaan meer te zullen
nebben, want het is anders uitgepakt
dan zij vermoedden. De Nederlanders an
nexeerden het gebied van Elten met z'n
omstreeks 3500 inwoners niet uit
wraakzuchtige overwegingen, „Reasons
for the claim" waren alleen de douane-
technische verbeteringen die hierdoor
mogelijk zouden worden en water
staatsbelangen. Nederlands gebied bad
namelijk last van de afwatering van
Duitseindustrieën en daar kon men
door na de correctie in het nieuwe ge
bied te treffen maatregelen een eind
aan maken.
den de meesten bedanken en dat is ook
begrijpelijk, want de geschiedenis van
deze mensen is Duits en hun cultuur is
Duits en hoewel er al veel is „verneder
landst" voelt men zich toch nog Duitser.
Er zullen wellicht enkele generaties over
heen gaan voor op dit punt de situatie is
gewijzigd. Van officiële zijde is er in de
afgelopen jaren veel gedaan aan verbe
tering van wegen, openbare gebouwen en
straatverlichting. Ook de drinkwater
voorziening is verbeterd. De kerk is her
steld, er is voor meer dan een ton cre-
dieten verleend voor herstel van door de
oorlog getroffen gebouwen, men gaat nu
drie-entwintig nieuwe woningen bouwen
en dit alles heeft tot gevolg, dat Elten in
de afgelopen drie jaar al een heel ander
aanzien heeft gekregen. De kogelgaten zijn
verdwenen en Elten lijkt minder smoeze
lig. Maar, de schilderachtigheid is geble
ven en ook nu nog kan men hetzelfde ty
pische gevoel krijgen van kort na de an
nexatie, wanneer men in een stukje Ne
derland in een winkel het: „Sie wün-
schen" hoort. Misschien is het ook dat,
wat vele toeristen trekt en waar de
Backereien, Conditoreien, de Gasthöfe en
de Wirtshaus-achtige restaurants wel bij
varen.
Stiftskerk in restauratie
Op de fraaie Elterberg is de oude
Stiftskirche, die oorspronkelijk dateert
van 963, maar tijdens de afgelopen oor
log, toen de Elterberg negen weken dag
en nacht onder het granaatvuur heeft ge
legen, voor de derde maal werd ver
woest, weer in opbouw. Er staan steigers
om de romaanse toren, die vrijwel gereed
is. Daarna zal de kerk weer worden her
steld, die nu nog een ruïne vormt, waarin
de vlierstruiken welig tieren in het puin
en waarin het altaar staat te rotten en
vol kogelgaten zit. In de sacristie staat
het beeld van St. Machutus een heiligen
beeld met een romaanse vrouwenromp
en een hoofd in barok. Volgens de legende
zou dit beeld tijdens de beeldenstorm te
Dordrecht in de Merwede zjjn geworpen
en van daaruit tegen de stroom op in Ne-
terberg heeft over het Rijndal en vele
plaatsen in de omgeving. Het leven in El
ten gaat voort. De arbeiders werken in
de fabrieken, de middenstanders bedienen
plaatsgenoten en toeristen, die Elten be
kijken van de Koningstraat tot de Kloos
terstraat en die dag in dag uit een vreed
zame invasie plegen in dit gebied. En, te
gen de hollingen van de Elterberg staat
de rogge te rijpen in de brandende zomer
zon, ergens op de Rijn gaat een schip en
met het beeld van St. Machutus vormt dit
alles een aanleiding tot een uitvoerige me
ditatie op de berg, waar ge nu bediend
wordt door een kellner, die het „Sie
wünschen" intussen heeft verwisseld
voor „U wenst?", maar eigenlijk, eigenlijk
hebt ge er niet veel te wensen op dit
jongste stukje Nederland, dat van een
buitengewone bekoring is.
(Van onze correspondent)
Onder bijzonder grote belang
stelling promoveerde gistermiddag
aan de R.K. Universiteit van
Nijmegen de heer J. M. van
Susante, directeur van het Ge
meenschappelijk Instituut voor
toegepaste psychologie van de
R.K. Universiteit en de Kath.
Economische Hogeschool, tot doc
tor in de letteren en wijsbegeerte
op een proefschrift, dat stellig
belangstelling zal vinden in brede
kring, met name in het bedrijfs
leven. De heer Van Susante titel
de zijn proefschrift „De instruc
tie-conferentie" en behandelde
daarin het gebruik van de discus
siemethode voor instructieve doel
einden in het bedrijfsleven.
In de tien stellingen, die de promoven
dus ten overstaan van een breed gehoor
verdedigde, stelde hij o.m. de noodzaak
van bedrijfsbesprekingen aan de orde, in
dien de medezeggenschap in de onderne
mingen, in welke vorm dan ook, werke
lijkheid wordt. Hij achtte deze besprekin
gen o.m. van nut in verband met
het het bundelen van de deskundig
heid der medewerkers en het benutten
hiervan. Spreker zeide dat het beginsel
van de vrijheid van de menselijke wil een
rationele, bewuste bepaling van handelen
impliceert, die onafhankelijk is van de
zgn. autonome processen in het menselijk
handelen en derhalve autochtoon kan
worden genoemd.
In een andere stelling richtte dr van Su
sante zijn blik op de toekomst: de be
staande kaderopleidingen houden zich be-
HET DIER
Geen wraakoefening
van knoet en wraak is niets
A m en men vindt de landdrost dr
p.- -oiaauboer, die in het stadhuis van
riiuen de scepter zwaait „ein ganz anstan-
JJ'ger Mann" omdat liid begrip heeft voor
ae problemen van de Eltenaren, en cm-
aat hij het goed met Elten voor heeft.
bad zich de positie van een soort
dictator kunnen scheppen en alleen re
geren, maar dr Blaauboer wilde niet
besturen zonder het volk en de oude ge
meenteraad die was gekozen in de tijd
toen Elten nog Duits was. werd een
adviescollege, waarmee regelmatig wordt
vergaderd. Dit systeem werkt uitste
kénd en er is pok nog geen kans op, dat
Elten verkiezingen voor een nieuw
adviescollege, zal krijgen.
De verhouding tussen bevolking en
bestuur is goed en voor het grootste
deel van de inwoners van Elten en
Hoog Elten is het er in de afgelopen vier
jaar wel beter, maar zeker niet slech-
'!P geworden. Voor velen is er ook
geinig veranderd. Degenen, die in Duitse
tjj"'jeken werkten, doen dat nog. Ze
der e'be dag de grens over. An-
v/en hebben werk gevonden in bedrjj-
n te Arnhem, Doetinchem of andere
??.j'8en en het maakt ook weinig ver-
of men in een Duits, dan wel in
en Nederlands bedrijf werkt. In Duits-
,an(l zijn de lonen hoger en in Neder-
!ar'd zijn de sociale voorzieningen be
ier. Een bevolkingsgroep die lang on
tevreden is geweest, zijn de boeren en
minders, die tesamen 17,8 pet van de
bevolking uitmaken, en die hun werk
,pn op het vlakke land om Elten, het
aad langs de Rijn of tegen de helling
®in de Elterberg. De boeren waren ver-
aehf ''ij de Nederlandse landbouw
t^terop en konden evenmin als de
on iw1"8 tesren de Nederlandse prijzen
t«M r' °°k hier is een kentering ten
Voó lngetreden. De achterstand is al
het' een belangrijk deel ingehaald en
der* ^fb^PPer van de boeren en tuin-
blen Sint langzaamaan te verstom-
Middenstand profiteert van
toerisme
hetT de middenstand, wel, die heeft
en Hn S nooit zo 8°ed gellad' want Elten
risten?^ Elten vormen samen een toe-
derP 'entrum. dat nog steeds bijzon-
delin„?antrekkingskracht op de vreem-
veGi schijnt te hebben. Er zijn niet
Pu' Nederianders meer, die nooit in
11 zUn geweest, en ook van de an-
zig met de bazen van dit ogenblik; er is
echter eveneens dringend behoefte aan
een systematische opleiding van de bazen
der toekomst. De instructie-conferentie
kan daarbij als een doelmatig hulpmiddel
worden ingeschakeld.
Opmerkelijk waren voorts nog de stel
lingen a) de methode van het zgn. Social
Case-Work kan met succes worden toege
past bij de reclassering van lichte delin
quenten en b) specialistische deskundig
heid moet worden beschouwd als een
hulpmiddel ten dienste van, niet als een
vervanging, van de charitatieve activiteit
van vrijwilligers. De promotie geschiedde
op gezag van de rector magnificus prof.
mr Chr. Petit; als promator trad op prof.
dr F. J. Th. Rutten. Na afloop recipieerde
dr van Susante in de senaatskamer.
BIJ mijn weten heeft A. C. Willink
nooit zijn woonkamer geschilderd,
maar toch is het voor iedere bezoeker
die voor het eerst daar binnenkomt
duidelijk, dat daar de „magische
realist" moet wonen. Men hoeft niet
naar de schilderijen aan de muur te
kijken, want de spinnende kat op een
van de stoelen verraadt ogenblikke
lijk dat het dier de armen van Wilma,
de echtgenote van de schilder, heeft
verlaten om op die stoel verder te
rusten. Men herkent ogenblikkelijk
de vrouw van de schilder als men
haar voor het eerst ontmoet en het
is weldadig te ervaren dat de exis
tentiële realiteit weinig van de
magische realiteit op de doeken ver
schilt, omdat Willink weet te schil
deren met een oog dat gcherp waar
van Ostade en tal van andere werken, die I necmt' de dinSen normaal zie* en
na veie speurtochten uit musea en parti- I Jat zijn hand wordt geleid door een
culier bezit bijeengebracht zijn op initia-
niek is volwaardig,
schikt.
maar blijft onderge-
j1, ülju >-< f
nei van het gemeentebestuur van Bols
ward en met medewerking van het minis
terie van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen. De werken zijn goed opgehan
gen en geplaatst. De heer J. L. Mulder,
lid van de jury voor de koninklijke sub
sidie voor vrije schilderkunst, en mevr.
L. Rutten-Broekman, secr. penn.
van het Bureau Beeldende Kunsten te
Amsterdam, die de collectie hebben sa
mengesteld, verdienen veel lof, evenals het
gemeentebestuur van Bolsward, dat thans
reeds voor de zevende achtereenvolgende
maal een kunstexpositie heeft georgani
seerd, omdat, zoals burgemeester J. G. S.
ruinsma het in zijn openingswoord een
voudig uitdrukte, „het gemeentebestuur
van Bolsward het organiseren van deze
exposities als een onderdeel van haar cul
turele taak beschouwt".
De exposities in voorgaande jaren, die
®eneId gaven van de Limburgse kunst,
e Vlaamse kunst en de Friese kunst wa
ren stellig de moeite waard, maar het zal
Bolsward moeilijk vallen in het komende
jaar een expositie te organiseren, die „Het
'er in de beeldende Kunst" evenaart
Bolsward heeft opnieuw bevestigd, een
Deiangrijk cultuurcentrum te zijn op het
friese platteland, dat nu de gelegenheid
ben d"3 het di6r beeldendc kunst te
beheerste techniek, waarbij de sub
jecten niet worden vertroebeld of
onherkenbaar gedeformeerd.
De techniek van het portretschilderen
beheerst Willink op een kundige en aristo
cratische wijze. Zijn nieuwste portret, dat
in het gerestaureerde Nijmeegse raadhuis
in de Commissiezaal hangt, getuigt weer
van dit meesterschap. Willink heeft de op
dracht om de huidige burgemeester van
Nijmegen, mr C. Hustinx, te portretteren
volbracht op sobere monumentale wijze.
De burgemeester is geschilderd in colbert-
costuum met zijn helaas niet al te fraaie
ambtsketen om. Op de achtergrond ziet
men de Waalbrug en de gerestaureerde
St. Stephanuskerk; symbolen van behoud
en van de nieuwe wereld. De stofuitdruk
king is weer verbluffend, maar ontlokt
toch een verzuchting aan de lippen van de
schilder: „Men verwijt mij dat ik met verf
breiAls men op een schilderij van
Willink kan zien dat een steek rechts of
averechts is gemaakt, dan hoeft dat geen
UIST die technische beheersing voert
ons gesprek naar de ultra moderne
non-formisten. Op onze vraag of hij
gelooft in de cultuurondergang ant
woordt hij: „Zowel de experimentele
schilders als ik hebben gelijk. Wij hebben
allebei wat gelijk in zoverre wij allen iets
nieuws willen. Ik zelf wil ook iets nieuws,
alleen weet ik nog niet wat".
Er valt inderdaad een zekere kentering
in het werk van Willink waar te nemen.
Gaandeweg heeft hij een typerende eigen
«tijl verworven via de verschillende is
men en invloeden. Nadat hij zijn studie in
Delft had opgegeven om schilder te wor
den en dat terwijl hij onvoldoende voor
tekenen had op de HBS trok de ab
stracte kunst hem bijzonder aan. Hij ver
dronk zich bijna in het abstracte! In Ber
lijn kwam hij onder invloed van de „vrije"
kunstenaar Balutchek en sloot hij zich aan
bij de „Novembergruppe". Als abstract
schilder overtrof hij Van DoesbuVg. Hier
na werd Willink avant-gardist en kwam
hij in contact met litteratoren. Misschien
Foto van Moerkerken)
heeft hij uit die tijd nog de liefde voor de
literatuur overgehouden. De experimen
tele poëzie met de hele problematiek boeit
hem machtig en ook hier kan men weer
een parallel trekken tussen de schilder
Willink en de moderne poëzie.
De verhouding schilderkunst-literatuur
in onze cultuurgeschiedenis is steeds
uitermate boeiend om te bestuderen. Brom
heeft een interessante studie gemaakt
over deze verhouding in de vorige eeuw.
Bij de experimentele kunstenaars zien wij
weer de koppeling van beide kunsten
verschijnen. Bertus Aafjes heeft er on
langs uitvoerig en zeer verstandig over
geschreven en Willink erkent onomwon
den dat hij Aafjes' standpunt huldigt. De
experimentele dichters brachten uitslui
tend de slopershamer der liefdeloosheid
in het spel. Van Willink getuigt zijn bio
graaf Pierre Dubois dat hij geen slacht
offer is geworden van de vernietigings
drift.
Na zijn Duitse tijd gaat Willink zich
dan ook meer en meer Frans oriënteren.
Hij gaat schilderen in de neo-klassicisti-
sche trant om ten slotte de „magische
realist" te worden, die thans evolueert
naarIk zelf wil ook iets nieuws,
depreciatie te zijn. Het kan een loutere) maar weet nog niet wat",
virtuositeit zijn. Maar bij Willink is het i „De moderne kunst is verrassend" zegt
meer. Zijn atelier is geen schilderkunstige Willink. Dit naar aanleiding van onze
piste waarin hij ongeëvenaarde toeren vraag of hij de mening is toegedaan dat
met penseel en linnen volvoert. De tech- de West Europese cultuur bezig is nog
verder af te glijden, of dat de crisis al ach
ter ons ligt en wij langs een opgaande
lijn de nieuwe cultuurgolf opvaren.
Wellicht kan .uit dit verrassende element
van de moderne kunst iets goeds te voor
schijn komen.
Evenmin als Schopenhauer kan men
Willink pessimist noemen. Ook niet meer
in zijn schilderijen, die vroeger van een
sombere, fatalistische geladenheid waren.
BENT U van mening dat de overheid
alleen maar door middel van subsi
diëring een kunstbeleid kan voeren,
of dat er ook een taak voor de overheid
ligt weggelegd om de potenties in het
kunstleven te activeren, dus door actief
een nieuwe richting uit te stippelen?"
„De kunstpolitiek kan inderdaad actief
worden. Het beoordelen door de overheid
is moeilijk. Maar toch
Het beoordelen hoeft niet alleen maar
naar sociale normen te gebeuren. Kunst
politiek en artistieke DUW moeten geen
synoniem worden. De weerstanden die bij
Willink worden opgeroepen als de over
heid kunstwerken moet beoordelen, sprui
ten voort uit persoonlijke ervaringen.
Goede ervaringen enerzijds. Verschillende
opdrachten werden hem door het Rijk
verstrekt, zoals het portret van Ank van
der Moer als Iphigcneia. Maar de stede
lijke autoriteit in Amsterdam heeft zich
niet bepaald van een grootse zijde getoond.
De schilderkunst is niet de grote liefde
van de heer Sandberg, die de scepter
zwaait over de hoofdstedelijke musea. De
schilderkunst is een af te danken kunst
vorm volgens hem en men zal meer en
meer zich moeten richten op het beschil
deren van muurvlakken. Men ziet er dan
ook geen been in om de frêle spieën van
een Van Gogh op sterkte te testen door
zware draadnagels er doorheen te slaan.
„Maar tochheeft Willink voorzich
tig gezegd. Een kunstenaar heeft niet tot
taak te kritiseren en politiek te bedrijven.
Hij moet werken. Zichzelf blijven vervol
maken in zijn werk. Geen haat koesteren.
Met haat is nog nooit iets blijvends opge
richt. Haatgevoelens maken een zaak bij
voorbaat tot een verloren zaak.
Willink zoekt. Zijn portretten zijn le
vensecht en geven meer van de realiteit
dan alleen de uiterlijke verschijning. Wil
link karakteriseert. Hij legt een psychi
sche inhoud in zijn werk. Door zijn kleur
heeft hij de naam „magisch" realist ver
worven. Door zijn kleurengamma bereikt
hij het wonderlijke effect van realiteit en
onwerkelijkheid. Welke van beide richtin
gen de overhand zullen krijgen, valt niet
met zekerheid te zeggen.
De schilder zelf zoekt nog. Wat de pri
mitief verstaat onder oerhuiver, is in het
werk van Willink terug te vinden. Maar
de angst verdwijnt. Maakt gaandeweg
plaats voor een andere kleurengamma,
zonder dat de sfeer uit het werk wordt
verbannen. De „anecdote en litteraire ten-
denz" die dertien jaar geleden al door Du
bois werd opgemerkt in Willink's werk,
zijn nog gedrenkt in de Willinksfeer; een
sfeer die onbestendig is als men starheid
als criterium stelt. Een sfeer die duurzaam
is als men de persoonlijkheid van de
kunstenaar als norm erkent bij de aesthe-
tische beoordeling van het werk.
s^wccai, Cil T*-** w.
Elil„ a5,t van de grens komt men naar
een V ?®r I'aar wordt Elten door zeker
al)eo„ m'llioen toeristen bezocht en
1 ln Ho moowJ A/Tzn: ,.nn rli
14D non ln de maand Mei van dit Jaar zlJn
rende i Xreemdelingen, voor het me-
ten-mth uitsers de grens overgang El-
Vreema v g gepasseerd. De stroom
van ai j.'ngen neemt nog steeds toe, en
helr midden1taan8dSteUinR profiteert de gS"
on?!?1'0 heeft, zo vertelde de landdrost
hadden TTt ondet'houd, dat wij met hem
Elt^n J u gev?1S» dat de bevolking van
land het^zijn of niet zijn bij Duits-
ook d'e J1 Probleem meer maakt. Het is
voeipn "ro vraaS, of men er voor zou
bii nni'tT3"?1361" dit Sebied weer opnieuw
dè Elfen we^ gevoegd. Wanneer men
tionam» n eC,n de Nederlandse Na-
Jonaliteit zou willen laten aannemen, zou-
Schilderijen, etsen, litho's plastiek, ce
ramiek kortom alles, (de expositie omvat
meer dan tweehonderdvijftig nummers),
heeft betrekking op het dier. Men ont
moet hier het dier van S. Ruysdael, Pau-
lus Potter en I. van Ostade van P. F. en
P G. van Os, Willem en Matthijs Maris
en Maks tot G. H. Breitner, H. Chabot en
G. Benner, van wie we hier, jammer ge
noeg, slechts een (origineel) „Circus" in
waterverf en krijt, suggestief en mooi van
kleur, maar niet toekomend aan het peil
waartoe deze schilder zich heeft opge
werkt, vonden. Men krijgt hier een indruk
van de verhouding tussen vorm en in
houd, die dan weer een harmonieus ge
heel, dan weer flagrante tegenstellingen
vormen, en van het vakmanschap, ook
van de 19e eeuwers.
Deze tentoonstelling is van een gehalte,
dat een beschouwing van elk werk op zich
rechvaardigt, maar tegelijk van een om
vang, die dit onmogelijk maakt, en die
noodzaakt tot het doen van een greep. In
een van de achterzalen vonden we een
fraaie uit het Rijksmuseum afkomstige
Wouwerman (159) en daarbij demon
streert zich direct de verandering van in
stelling in bijvoorbeeld het „Melken van
koeien" (161) van Willem de Zwart en de
„Schapenstal" van A. H. Winter, die heel
anders van sfeer, maar fraai van compo
sitie en van een respectabele techniek
zijn
TA EN levensbeschouwingdie niet uitgaat van het
j bestaan van een persoonlijke God, zal juist op
dat negatieve Vunt voor het christendom van
zelfsprekend en wezenlijk onaanvaardbaar zijn. In
het gesprek met aanhangers van een dergelijke
levensbeschouwing zal men onvermijdelijk telkens
weer terugkeren tot het Godsprobleem. Daar vooral
scheiden zich de geesten en gaan zelfs goedwillenden
en vrienden uiteen. De christen, die overtuigd is van
het bestaan van een persoonlijke God, vindt geen ge
hoor, zijn getuigenis loopt vast en zijn apologie blijkt
Praktisch onvoldoende. De discussie wordt vermoei
end en verwarrend, men vecht over woorden, over
samenstelling en oorsprong van het heelal, over
waarde en betekenis van het menselijk denkvermo
gen, over de eeuwigheid of vergankelijkheid van de
waarheid en komt geen stap verder.
De andersdenkende is vaak iemand, die niet alleen
andere denkbeelden omtrent de werkelijkheid bezit-
dan wij, doch die inderdaad ook anders denkt, d.w.z.
er een andere wijze van denken en redeneren op na
houdt. Waar wij zekerheid bezitten, niet alleen om-
i eeuwers te ontmoeten, die maar al te daar „h in twrifoi Woor'wü henaalde scep-
Don Quichot, een klein beeldje van A. Ter mote
op de tentoonstelling in Bolsward.
het donkere maar geestige „Wachtlokaal
met apen" van D. Teniers met daar tegen
over enkele etsen van Potter (134). Even
later staat men voor de suggestief en strak
van vorm geschilderde „Eenden bij sloot"
(106) van G. J. H. Poggenbeek.
de
vaak genegeerd worden. Een ontdekking
is (84) „Vogels met prooi" van Matthijs
Maris, een schilderij uit zijn jonge jaren,
dat niets heeft van Maris op latere leef
tijd. Dit werk is hard en heeft niets dro
merigs, niets zoetelijks. In een van de
fraaie eikenhouten kasten liggen etsen
van Francesco de Goya, waarvan „Stieren
gevecht" (44) is geëxposeerd. Uitstekend
vertegenwoordigd op deze expositie is Jan
Groenestein, die alle bewondering ver
dient. „Paardenstal" is wel zeer mooi en
zijn prima begrepen dramatische „Paard
je" in gips is met zijn geit in gips een van
de fraaiste werken in de „afdeling" plas
tiek. Zeer mooi plastisch is ook het lam
metje van H. M. Wezelaar.
Trouwens dit zijn niet alle werken die
deze tentoonstelling tot een verkwikking,
tot een groots geheel maken. Daar zijn
de Koeien van Chabot (24), de fraaie paar
den van G. H- Breitner (15 en 18). „De
Haan" van Herman Kruyder (76), het bijna
tastbare paard van Anton Mauve tot het
j li. moiuaic paai ct van iv-auvc iu l llSl
In de gang ontmoet men dan plotseling! „Vertier voor de Dorpsherberg" van I.
daar verkeren zij in twijfel. Waar wij bepaalde scep-
sis koesteren, verkondigen zij met ijver een dogma.
Het is niet gemakkelijk by dergelijke tegenstellingen
het gesprek binnen de perken der strikte logica en
overzichteiyk te houden. De conclusie, dat er een
God bestaat, wordt niet bereikt, omdat de nodige
vooronderstellingen voldoende zekerheid missen. En
voldoende zekerheid wordt niet bereikt, zolang men
niet een God aanvaardt, die het menselijk verstand
heeft geschapen en zinvol gemaakt, en zolang het
menselijk intellect dus alle reden heeft om aan zich
zelf fundamenteel te twijfelen. Een tragischer voor
beeld van een vicieuze cirkel is moeilijk denkbaar.
DE onvruchtbaarheid van een gesprek kan echter
mede veroorzaakt worden door tekorten van de
zijde dergenen, die in hun levensbeschouwing
van het bestaan van een persoonlijke God uitgaan.
In hun apologie t.o.v. andersdenkenden (atheïsten
of twijfelaars) stellen zij de vraag naar het Gods
bestaan dikwijls onjuist of laten zij toe dat de vraag
onjuist gesteld wordt.
Als iemand mij vraagt, of er eigenlijk wel een God
bestaat, vind ik het gevaarlijk zonder meer „ja" te
antwoorden. In de eerste van een reeks opstellen
wijst de reformatorische theoloog Emil Brunner zeer
nadrukkelijk op dit gevaar („Ons Geloof", Ten Have,
A'dam). De man, die u vandaag vraagt r.aar het be
staan van God, kan u morgen vragen naar het be
staan van radium en gisteren vroeg hij wellicht of
er vleesetende planten bestaan. Uw bevestigend ant
woord op alle drie deze vragen zou suggereren dat
u het bestaan van God ziet als het bestaan van uzelf
van Amerika en duizend andere wezens en voorwer
pen. God zou een van de talloze dingen zijn, die be
staan. En het kan niet nadrukkelijk genoeg worden
gezegd, dat God dat nu juist helemaal niet is God
staat met op een rij met alle andere bestaande wer
kelijkheden. Zelfs kan men het niet zó formuleren,
dat. God van alleè wat bestaat de voornaamste meest
volmaakte en allerbelamrriikste is.
„Alle dingen", schrijft Brunner, „waarover een
encyclopaedie uitleg geeft, „bestaan". Maar God .be
staat" niet. Dat wil zeggen: voor mensen die er uit
nieuwsgierigheid naar vragen, bestaat God niet God
is... niet iets dat wij bij de schat van onze kennis
kunnen voegen, zoals men een zeldzame oostzegel
op een speciale plaats in het album plakt- dajSr is hij
de mooiste, de kostbaarste van allemaal. God is riet
iets in de wereld, het grootste wezen, d° grootst» be
woner van de wereld. God is niet in de wereld Maai
de wereld is in God. God is niet in je kennen,' maar
je kennen is in God..."
ALS wü zeggen, dat God bestaat, mogen we niet
vergeten onszelf en anderen duidelijk te maken,
dat daarmee alle andere bestaande dingen op
hun plaats worden gezet. God bestaat in en onder al
het andere. Zijn bestaan verklaart zichzelf, in tegen
stelling tot alles wat niet uit zichzelf doch uit Hém
bestaat. Dat ik besta, dat u bestaat, dat er zonne
vlekken en aethergolven bestaan, is waar. Doch het
is n i e t waar dank zij mijzelf of d-.-nk zij u genoemde
kosmische verschijnselen. Het .t evallige" bestaan
aller dingen laat zich wegdenken. Het bestaan van
God Iaat zich niet wegdenken, omdat men mét Hem
alle werkelijkheid, het bestaan van alles, ook het
denken zélf, weg zou denken.
Er is een zeer wezenlijk en verbijsterend verschil
tussen dingen, die tot het bestaan worden gebracht
en iets dat werkelijk zélf bestaat. In zoverre is God
eigenlijk de enige van Wie men werkeiyk kan zeggen,
dat Hij bestdat. Ais ik van mezelf zeg. dat ik besta
dan zeg ik dat wel, maar ik veroorzaak het niet, ik
maak niet mijn bstaan. Ik ontdek het en leg van
deze ontdekking getuigenis af. Als Gód zegt, dat Hij
bestaat, dan spreekt hij over iets, dat helemaal van
Hem zelf is, dat Hem niet is meegedeeld, doch dat Hg
in Zijn diepste wezen souverein en onafhankelgk be
zit. God bestaat zélf.
Voor de vruchtbaarheid van een gesprek rondom
het Godsprobleemeen gesprek b.v. tussen een
christen en een atheïstisch humanist, kan het dodelijk
zijn het bovenstaande over het hoofd te zien. Bet
zou de indruk kunnen wekken, dat wij christenen
mensen zijn, die onder andere in een God ge
loven, terwijl niets minder waar is. V/ij zijn nl. men
sen, die, als het erop aankomt, alleen maar in
God geloven en uiteindelijk in niets of niemand
anders.
DOOR de opvattingen van de Godgelovige en de
atheïst zó tegenover elkaar te stellen, wordt de
tegenstelling (waarheidsgetrouw) inderdaad
groter. Maar wat wij, sprekend over het bestaan
van God, eigenlijk bedoelen, zal ook duidelijk, scher
per en, me dunkt, overtuigender naar voren komen.
En dat kan de vruchtbaarheid van 't gesprek slechts
bevorderen. Men zal moeten bemerken, dat er bij de
vraag naar God geen sprake is van een détail-onder
werp, één van de vele punten waarover denkende
mensen kunnen discussiëren, maar over het geheel,
over de totale werkelijkheid, héél de kosmos met alles
wat daarin en eventueel daarboven is. De vraag om
trent God raakt mij, raakt mijn gesprekspartner,
raakt alles en allen, raakt zelfs de zin van elk ge
sprek en elke discussie.
S. JELSMA, M.S.C.