RUIM EEN HALF MILLIOEN TOERISTEN 1 Bolsward zet in de beeldende kunst zevenjarige traditie voort m J' AMERIKA bestaat, IK besta, GOD bestaat... PSYCHOLOOG EN BEDRIJF r J „MAAR IK NOG NIET WEET WAT" De ELTENAREN komen er flink bovenop H„.««...->« jSsyg» isssr 2MT KKSf.' 5Ï De ontmoeting met de atheist yn were ZATERDAG 11 JULI 1953 PAGINA 5 s m LLTEN MET DE STIFTS-KERK IN RESTA V RAT IE Er wonen nog een „Zahnarzt" en een „Meisterschneider", er is nog een „Schwanenapotheke" en een „Wirtschaft" en men spreekt over ie a gemeen Duits. Wanneer ge er een winkel betreedt achtf mf1-j- 16 w''ns(dlen en de herbergier van een Wirtshaus- ig ca e, die de flessen met groen, geel, blank, oranje en rood <r lurwat®r afstoft, komt geen woord Nederlands over de lippen. De brammofoon niet platenwisselaar in de gelagkamer speelt vrijwel mts uitend Duitse Schlagers, maar toch is Elten al meer dan vier ]aar Nederlands gebied, en in die vier jaar is er in Elten toch leel wat veranderd. DE NEDERLANDSE INTOCHT Een Nijmeegs proefschrift verschaft nieuwe gegevens in deze materie TT ET fraaie, intieme stadhuis van de oude maar springlevende Han zestad Bolsward herbergt momenteel tot 29 Augus tus) een zeer opmerke lijke dierenverzameling, dieren uit steen, gips en brons, dieren in aarde werk, dieren op linnen en op papier, paarden en vissen, koeien en honden, geiten en lammeren, die tezamen een unieke expo sitie vormen: „Het dier in de beeldende kunst", van de zeventiende eeuw tot vandaag de dag, een positie, die echter niet slechts een beeld geeft van de plaats die het dier in de loop der eeuwen in de beeldende kunst heeft ingenomen, en van de wijze waarop de kun stenaar het dier steeds heeft gezien, maar die en dat kan ook bijna niet anders, ook een boeiend overzicht geeft van de schilderkunst zelf en uiteraard van de plaats die het dier in de samen leving heeft ingenomen en inneemt. V A. C. Willink: Iets nieuws A. C. WILLINK Gesprek met „magische realist der-Elten zijn terecht gekomen, waar het werd gevonden. Het beeld werd in Elten in de kerk geplaatst, maar tenslotte zette men het in de Stiftskerk op de Elterberg, waarheen in de loop der eeuwen vele moeders met hun zieke kinderen zijn ge trokken teneinde om genezing te smeken. Het beeld van St. Machutus heeft negen weken granaatvuur overleefd en de le gende, die hieraan verbonden is, hebben wij ons nogeens laten verhalen door de man, die daar in de sacristie prentbrief kaarten verkoopt en gelden inzamelt om deze oude kerk te restaureren. Vlak bij de kerk staat de oude Drusus- bron, die uit twaalf jaar voor Christus moet dateren. Honderden toeristen bezoe ken de kerk en de bron in deze dagen en even zovele vreemdelingen genieten van het unieke vergezicht, dat men van de El- hunPwI,\pril stonden de Eltenaren gen wairibrauw'en te fronsen aan de we- orn m?'3 lanSs de Nederlanders kwamen kans tl!aün?Xeerde gebied van bü- nemm r lzend hectare in bezit te tenor?; r 1S toon beel wat in de El- dat v, ,omgegaan. Menigeen vreesde, een ft,meuwe Nederlandse bestuur nu aj s IiJ?s de knoet zou gaan hanteren d «erï soor.i- vergelding voor wat tijdens jf-9 °K'n Nederland was gebeurd. Hp n, die wat op hun kerfstok had- An -,Waren vo°r die drieëntwintigste Pnl aj over (jg grens getrokken samen -Pet vertegenwoordigers van Duitse wma's en enkele gepensionneerden. Ze 'adden op een muür geschilderd „Wir *\°llen Deutsch bleiben" maar het had "jet geholpen, en deze lieden hebben er 'a wellicht spijt van met de paar za kenmensen, die ook hun boeltje heb- '„n. gepakt omdat ze dachten na de h?.hilC?le geen bestaan meer te zullen nebben, want het is anders uitgepakt dan zij vermoedden. De Nederlanders an nexeerden het gebied van Elten met z'n omstreeks 3500 inwoners niet uit wraakzuchtige overwegingen, „Reasons for the claim" waren alleen de douane- technische verbeteringen die hierdoor mogelijk zouden worden en water staatsbelangen. Nederlands gebied bad namelijk last van de afwatering van Duitseindustrieën en daar kon men door na de correctie in het nieuwe ge bied te treffen maatregelen een eind aan maken. den de meesten bedanken en dat is ook begrijpelijk, want de geschiedenis van deze mensen is Duits en hun cultuur is Duits en hoewel er al veel is „verneder landst" voelt men zich toch nog Duitser. Er zullen wellicht enkele generaties over heen gaan voor op dit punt de situatie is gewijzigd. Van officiële zijde is er in de afgelopen jaren veel gedaan aan verbe tering van wegen, openbare gebouwen en straatverlichting. Ook de drinkwater voorziening is verbeterd. De kerk is her steld, er is voor meer dan een ton cre- dieten verleend voor herstel van door de oorlog getroffen gebouwen, men gaat nu drie-entwintig nieuwe woningen bouwen en dit alles heeft tot gevolg, dat Elten in de afgelopen drie jaar al een heel ander aanzien heeft gekregen. De kogelgaten zijn verdwenen en Elten lijkt minder smoeze lig. Maar, de schilderachtigheid is geble ven en ook nu nog kan men hetzelfde ty pische gevoel krijgen van kort na de an nexatie, wanneer men in een stukje Ne derland in een winkel het: „Sie wün- schen" hoort. Misschien is het ook dat, wat vele toeristen trekt en waar de Backereien, Conditoreien, de Gasthöfe en de Wirtshaus-achtige restaurants wel bij varen. Stiftskerk in restauratie Op de fraaie Elterberg is de oude Stiftskirche, die oorspronkelijk dateert van 963, maar tijdens de afgelopen oor log, toen de Elterberg negen weken dag en nacht onder het granaatvuur heeft ge legen, voor de derde maal werd ver woest, weer in opbouw. Er staan steigers om de romaanse toren, die vrijwel gereed is. Daarna zal de kerk weer worden her steld, die nu nog een ruïne vormt, waarin de vlierstruiken welig tieren in het puin en waarin het altaar staat te rotten en vol kogelgaten zit. In de sacristie staat het beeld van St. Machutus een heiligen beeld met een romaanse vrouwenromp en een hoofd in barok. Volgens de legende zou dit beeld tijdens de beeldenstorm te Dordrecht in de Merwede zjjn geworpen en van daaruit tegen de stroom op in Ne- terberg heeft over het Rijndal en vele plaatsen in de omgeving. Het leven in El ten gaat voort. De arbeiders werken in de fabrieken, de middenstanders bedienen plaatsgenoten en toeristen, die Elten be kijken van de Koningstraat tot de Kloos terstraat en die dag in dag uit een vreed zame invasie plegen in dit gebied. En, te gen de hollingen van de Elterberg staat de rogge te rijpen in de brandende zomer zon, ergens op de Rijn gaat een schip en met het beeld van St. Machutus vormt dit alles een aanleiding tot een uitvoerige me ditatie op de berg, waar ge nu bediend wordt door een kellner, die het „Sie wünschen" intussen heeft verwisseld voor „U wenst?", maar eigenlijk, eigenlijk hebt ge er niet veel te wensen op dit jongste stukje Nederland, dat van een buitengewone bekoring is. (Van onze correspondent) Onder bijzonder grote belang stelling promoveerde gistermiddag aan de R.K. Universiteit van Nijmegen de heer J. M. van Susante, directeur van het Ge meenschappelijk Instituut voor toegepaste psychologie van de R.K. Universiteit en de Kath. Economische Hogeschool, tot doc tor in de letteren en wijsbegeerte op een proefschrift, dat stellig belangstelling zal vinden in brede kring, met name in het bedrijfs leven. De heer Van Susante titel de zijn proefschrift „De instruc tie-conferentie" en behandelde daarin het gebruik van de discus siemethode voor instructieve doel einden in het bedrijfsleven. In de tien stellingen, die de promoven dus ten overstaan van een breed gehoor verdedigde, stelde hij o.m. de noodzaak van bedrijfsbesprekingen aan de orde, in dien de medezeggenschap in de onderne mingen, in welke vorm dan ook, werke lijkheid wordt. Hij achtte deze besprekin gen o.m. van nut in verband met het het bundelen van de deskundig heid der medewerkers en het benutten hiervan. Spreker zeide dat het beginsel van de vrijheid van de menselijke wil een rationele, bewuste bepaling van handelen impliceert, die onafhankelijk is van de zgn. autonome processen in het menselijk handelen en derhalve autochtoon kan worden genoemd. In een andere stelling richtte dr van Su sante zijn blik op de toekomst: de be staande kaderopleidingen houden zich be- HET DIER Geen wraakoefening van knoet en wraak is niets A m en men vindt de landdrost dr p.- -oiaauboer, die in het stadhuis van riiuen de scepter zwaait „ein ganz anstan- JJ'ger Mann" omdat liid begrip heeft voor ae problemen van de Eltenaren, en cm- aat hij het goed met Elten voor heeft. bad zich de positie van een soort dictator kunnen scheppen en alleen re geren, maar dr Blaauboer wilde niet besturen zonder het volk en de oude ge meenteraad die was gekozen in de tijd toen Elten nog Duits was. werd een adviescollege, waarmee regelmatig wordt vergaderd. Dit systeem werkt uitste kénd en er is pok nog geen kans op, dat Elten verkiezingen voor een nieuw adviescollege, zal krijgen. De verhouding tussen bevolking en bestuur is goed en voor het grootste deel van de inwoners van Elten en Hoog Elten is het er in de afgelopen vier jaar wel beter, maar zeker niet slech- '!P geworden. Voor velen is er ook geinig veranderd. Degenen, die in Duitse tjj"'jeken werkten, doen dat nog. Ze der e'be dag de grens over. An- v/en hebben werk gevonden in bedrjj- n te Arnhem, Doetinchem of andere ??.j'8en en het maakt ook weinig ver- of men in een Duits, dan wel in en Nederlands bedrijf werkt. In Duits- ,an(l zijn de lonen hoger en in Neder- !ar'd zijn de sociale voorzieningen be ier. Een bevolkingsgroep die lang on tevreden is geweest, zijn de boeren en minders, die tesamen 17,8 pet van de bevolking uitmaken, en die hun werk ,pn op het vlakke land om Elten, het aad langs de Rijn of tegen de helling ®in de Elterberg. De boeren waren ver- aehf ''ij de Nederlandse landbouw t^terop en konden evenmin als de on iw1"8 tesren de Nederlandse prijzen t«M r' °°k hier is een kentering ten Voó lngetreden. De achterstand is al het' een belangrijk deel ingehaald en der* ^fb^PPer van de boeren en tuin- blen Sint langzaamaan te verstom- Middenstand profiteert van toerisme hetT de middenstand, wel, die heeft en Hn S nooit zo 8°ed gellad' want Elten risten?^ Elten vormen samen een toe- derP 'entrum. dat nog steeds bijzon- delin„?antrekkingskracht op de vreem- veGi schijnt te hebben. Er zijn niet Pu' Nederianders meer, die nooit in 11 zUn geweest, en ook van de an- zig met de bazen van dit ogenblik; er is echter eveneens dringend behoefte aan een systematische opleiding van de bazen der toekomst. De instructie-conferentie kan daarbij als een doelmatig hulpmiddel worden ingeschakeld. Opmerkelijk waren voorts nog de stel lingen a) de methode van het zgn. Social Case-Work kan met succes worden toege past bij de reclassering van lichte delin quenten en b) specialistische deskundig heid moet worden beschouwd als een hulpmiddel ten dienste van, niet als een vervanging, van de charitatieve activiteit van vrijwilligers. De promotie geschiedde op gezag van de rector magnificus prof. mr Chr. Petit; als promator trad op prof. dr F. J. Th. Rutten. Na afloop recipieerde dr van Susante in de senaatskamer. BIJ mijn weten heeft A. C. Willink nooit zijn woonkamer geschilderd, maar toch is het voor iedere bezoeker die voor het eerst daar binnenkomt duidelijk, dat daar de „magische realist" moet wonen. Men hoeft niet naar de schilderijen aan de muur te kijken, want de spinnende kat op een van de stoelen verraadt ogenblikke lijk dat het dier de armen van Wilma, de echtgenote van de schilder, heeft verlaten om op die stoel verder te rusten. Men herkent ogenblikkelijk de vrouw van de schilder als men haar voor het eerst ontmoet en het is weldadig te ervaren dat de exis tentiële realiteit weinig van de magische realiteit op de doeken ver schilt, omdat Willink weet te schil deren met een oog dat gcherp waar van Ostade en tal van andere werken, die I necmt' de dinSen normaal zie* en na veie speurtochten uit musea en parti- I Jat zijn hand wordt geleid door een culier bezit bijeengebracht zijn op initia- niek is volwaardig, schikt. maar blijft onderge- j1, ülju >-< f nei van het gemeentebestuur van Bols ward en met medewerking van het minis terie van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen. De werken zijn goed opgehan gen en geplaatst. De heer J. L. Mulder, lid van de jury voor de koninklijke sub sidie voor vrije schilderkunst, en mevr. L. Rutten-Broekman, secr. penn. van het Bureau Beeldende Kunsten te Amsterdam, die de collectie hebben sa mengesteld, verdienen veel lof, evenals het gemeentebestuur van Bolsward, dat thans reeds voor de zevende achtereenvolgende maal een kunstexpositie heeft georgani seerd, omdat, zoals burgemeester J. G. S. ruinsma het in zijn openingswoord een voudig uitdrukte, „het gemeentebestuur van Bolsward het organiseren van deze exposities als een onderdeel van haar cul turele taak beschouwt". De exposities in voorgaande jaren, die ®eneId gaven van de Limburgse kunst, e Vlaamse kunst en de Friese kunst wa ren stellig de moeite waard, maar het zal Bolsward moeilijk vallen in het komende jaar een expositie te organiseren, die „Het 'er in de beeldende Kunst" evenaart Bolsward heeft opnieuw bevestigd, een Deiangrijk cultuurcentrum te zijn op het friese platteland, dat nu de gelegenheid ben d"3 het di6r beeldendc kunst te beheerste techniek, waarbij de sub jecten niet worden vertroebeld of onherkenbaar gedeformeerd. De techniek van het portretschilderen beheerst Willink op een kundige en aristo cratische wijze. Zijn nieuwste portret, dat in het gerestaureerde Nijmeegse raadhuis in de Commissiezaal hangt, getuigt weer van dit meesterschap. Willink heeft de op dracht om de huidige burgemeester van Nijmegen, mr C. Hustinx, te portretteren volbracht op sobere monumentale wijze. De burgemeester is geschilderd in colbert- costuum met zijn helaas niet al te fraaie ambtsketen om. Op de achtergrond ziet men de Waalbrug en de gerestaureerde St. Stephanuskerk; symbolen van behoud en van de nieuwe wereld. De stofuitdruk king is weer verbluffend, maar ontlokt toch een verzuchting aan de lippen van de schilder: „Men verwijt mij dat ik met verf breiAls men op een schilderij van Willink kan zien dat een steek rechts of averechts is gemaakt, dan hoeft dat geen UIST die technische beheersing voert ons gesprek naar de ultra moderne non-formisten. Op onze vraag of hij gelooft in de cultuurondergang ant woordt hij: „Zowel de experimentele schilders als ik hebben gelijk. Wij hebben allebei wat gelijk in zoverre wij allen iets nieuws willen. Ik zelf wil ook iets nieuws, alleen weet ik nog niet wat". Er valt inderdaad een zekere kentering in het werk van Willink waar te nemen. Gaandeweg heeft hij een typerende eigen «tijl verworven via de verschillende is men en invloeden. Nadat hij zijn studie in Delft had opgegeven om schilder te wor den en dat terwijl hij onvoldoende voor tekenen had op de HBS trok de ab stracte kunst hem bijzonder aan. Hij ver dronk zich bijna in het abstracte! In Ber lijn kwam hij onder invloed van de „vrije" kunstenaar Balutchek en sloot hij zich aan bij de „Novembergruppe". Als abstract schilder overtrof hij Van DoesbuVg. Hier na werd Willink avant-gardist en kwam hij in contact met litteratoren. Misschien Foto van Moerkerken) heeft hij uit die tijd nog de liefde voor de literatuur overgehouden. De experimen tele poëzie met de hele problematiek boeit hem machtig en ook hier kan men weer een parallel trekken tussen de schilder Willink en de moderne poëzie. De verhouding schilderkunst-literatuur in onze cultuurgeschiedenis is steeds uitermate boeiend om te bestuderen. Brom heeft een interessante studie gemaakt over deze verhouding in de vorige eeuw. Bij de experimentele kunstenaars zien wij weer de koppeling van beide kunsten verschijnen. Bertus Aafjes heeft er on langs uitvoerig en zeer verstandig over geschreven en Willink erkent onomwon den dat hij Aafjes' standpunt huldigt. De experimentele dichters brachten uitslui tend de slopershamer der liefdeloosheid in het spel. Van Willink getuigt zijn bio graaf Pierre Dubois dat hij geen slacht offer is geworden van de vernietigings drift. Na zijn Duitse tijd gaat Willink zich dan ook meer en meer Frans oriënteren. Hij gaat schilderen in de neo-klassicisti- sche trant om ten slotte de „magische realist" te worden, die thans evolueert naarIk zelf wil ook iets nieuws, depreciatie te zijn. Het kan een loutere) maar weet nog niet wat", virtuositeit zijn. Maar bij Willink is het i „De moderne kunst is verrassend" zegt meer. Zijn atelier is geen schilderkunstige Willink. Dit naar aanleiding van onze piste waarin hij ongeëvenaarde toeren vraag of hij de mening is toegedaan dat met penseel en linnen volvoert. De tech- de West Europese cultuur bezig is nog verder af te glijden, of dat de crisis al ach ter ons ligt en wij langs een opgaande lijn de nieuwe cultuurgolf opvaren. Wellicht kan .uit dit verrassende element van de moderne kunst iets goeds te voor schijn komen. Evenmin als Schopenhauer kan men Willink pessimist noemen. Ook niet meer in zijn schilderijen, die vroeger van een sombere, fatalistische geladenheid waren. BENT U van mening dat de overheid alleen maar door middel van subsi diëring een kunstbeleid kan voeren, of dat er ook een taak voor de overheid ligt weggelegd om de potenties in het kunstleven te activeren, dus door actief een nieuwe richting uit te stippelen?" „De kunstpolitiek kan inderdaad actief worden. Het beoordelen door de overheid is moeilijk. Maar toch Het beoordelen hoeft niet alleen maar naar sociale normen te gebeuren. Kunst politiek en artistieke DUW moeten geen synoniem worden. De weerstanden die bij Willink worden opgeroepen als de over heid kunstwerken moet beoordelen, sprui ten voort uit persoonlijke ervaringen. Goede ervaringen enerzijds. Verschillende opdrachten werden hem door het Rijk verstrekt, zoals het portret van Ank van der Moer als Iphigcneia. Maar de stede lijke autoriteit in Amsterdam heeft zich niet bepaald van een grootse zijde getoond. De schilderkunst is niet de grote liefde van de heer Sandberg, die de scepter zwaait over de hoofdstedelijke musea. De schilderkunst is een af te danken kunst vorm volgens hem en men zal meer en meer zich moeten richten op het beschil deren van muurvlakken. Men ziet er dan ook geen been in om de frêle spieën van een Van Gogh op sterkte te testen door zware draadnagels er doorheen te slaan. „Maar tochheeft Willink voorzich tig gezegd. Een kunstenaar heeft niet tot taak te kritiseren en politiek te bedrijven. Hij moet werken. Zichzelf blijven vervol maken in zijn werk. Geen haat koesteren. Met haat is nog nooit iets blijvends opge richt. Haatgevoelens maken een zaak bij voorbaat tot een verloren zaak. Willink zoekt. Zijn portretten zijn le vensecht en geven meer van de realiteit dan alleen de uiterlijke verschijning. Wil link karakteriseert. Hij legt een psychi sche inhoud in zijn werk. Door zijn kleur heeft hij de naam „magisch" realist ver worven. Door zijn kleurengamma bereikt hij het wonderlijke effect van realiteit en onwerkelijkheid. Welke van beide richtin gen de overhand zullen krijgen, valt niet met zekerheid te zeggen. De schilder zelf zoekt nog. Wat de pri mitief verstaat onder oerhuiver, is in het werk van Willink terug te vinden. Maar de angst verdwijnt. Maakt gaandeweg plaats voor een andere kleurengamma, zonder dat de sfeer uit het werk wordt verbannen. De „anecdote en litteraire ten- denz" die dertien jaar geleden al door Du bois werd opgemerkt in Willink's werk, zijn nog gedrenkt in de Willinksfeer; een sfeer die onbestendig is als men starheid als criterium stelt. Een sfeer die duurzaam is als men de persoonlijkheid van de kunstenaar als norm erkent bij de aesthe- tische beoordeling van het werk. s^wccai, Cil T*-** w. Elil„ a5,t van de grens komt men naar een V ?®r I'aar wordt Elten door zeker al)eo„ m'llioen toeristen bezocht en 1 ln Ho moowJ A/Tzn: ,.nn rli 14D non ln de maand Mei van dit Jaar zlJn rende i Xreemdelingen, voor het me- ten-mth uitsers de grens overgang El- Vreema v g gepasseerd. De stroom van ai j.'ngen neemt nog steeds toe, en helr midden1taan8dSteUinR profiteert de gS" on?!?1'0 heeft, zo vertelde de landdrost hadden TTt ondet'houd, dat wij met hem Elt^n J u gev?1S» dat de bevolking van land het^zijn of niet zijn bij Duits- ook d'e J1 Probleem meer maakt. Het is voeipn "ro vraaS, of men er voor zou bii nni'tT3"?1361" dit Sebied weer opnieuw dè Elfen we^ gevoegd. Wanneer men tionam» n eC,n de Nederlandse Na- Jonaliteit zou willen laten aannemen, zou- Schilderijen, etsen, litho's plastiek, ce ramiek kortom alles, (de expositie omvat meer dan tweehonderdvijftig nummers), heeft betrekking op het dier. Men ont moet hier het dier van S. Ruysdael, Pau- lus Potter en I. van Ostade van P. F. en P G. van Os, Willem en Matthijs Maris en Maks tot G. H. Breitner, H. Chabot en G. Benner, van wie we hier, jammer ge noeg, slechts een (origineel) „Circus" in waterverf en krijt, suggestief en mooi van kleur, maar niet toekomend aan het peil waartoe deze schilder zich heeft opge werkt, vonden. Men krijgt hier een indruk van de verhouding tussen vorm en in houd, die dan weer een harmonieus ge heel, dan weer flagrante tegenstellingen vormen, en van het vakmanschap, ook van de 19e eeuwers. Deze tentoonstelling is van een gehalte, dat een beschouwing van elk werk op zich rechvaardigt, maar tegelijk van een om vang, die dit onmogelijk maakt, en die noodzaakt tot het doen van een greep. In een van de achterzalen vonden we een fraaie uit het Rijksmuseum afkomstige Wouwerman (159) en daarbij demon streert zich direct de verandering van in stelling in bijvoorbeeld het „Melken van koeien" (161) van Willem de Zwart en de „Schapenstal" van A. H. Winter, die heel anders van sfeer, maar fraai van compo sitie en van een respectabele techniek zijn TA EN levensbeschouwingdie niet uitgaat van het j bestaan van een persoonlijke God, zal juist op dat negatieve Vunt voor het christendom van zelfsprekend en wezenlijk onaanvaardbaar zijn. In het gesprek met aanhangers van een dergelijke levensbeschouwing zal men onvermijdelijk telkens weer terugkeren tot het Godsprobleem. Daar vooral scheiden zich de geesten en gaan zelfs goedwillenden en vrienden uiteen. De christen, die overtuigd is van het bestaan van een persoonlijke God, vindt geen ge hoor, zijn getuigenis loopt vast en zijn apologie blijkt Praktisch onvoldoende. De discussie wordt vermoei end en verwarrend, men vecht over woorden, over samenstelling en oorsprong van het heelal, over waarde en betekenis van het menselijk denkvermo gen, over de eeuwigheid of vergankelijkheid van de waarheid en komt geen stap verder. De andersdenkende is vaak iemand, die niet alleen andere denkbeelden omtrent de werkelijkheid bezit- dan wij, doch die inderdaad ook anders denkt, d.w.z. er een andere wijze van denken en redeneren op na houdt. Waar wij zekerheid bezitten, niet alleen om- i eeuwers te ontmoeten, die maar al te daar „h in twrifoi Woor'wü henaalde scep- Don Quichot, een klein beeldje van A. Ter mote op de tentoonstelling in Bolsward. het donkere maar geestige „Wachtlokaal met apen" van D. Teniers met daar tegen over enkele etsen van Potter (134). Even later staat men voor de suggestief en strak van vorm geschilderde „Eenden bij sloot" (106) van G. J. H. Poggenbeek. de vaak genegeerd worden. Een ontdekking is (84) „Vogels met prooi" van Matthijs Maris, een schilderij uit zijn jonge jaren, dat niets heeft van Maris op latere leef tijd. Dit werk is hard en heeft niets dro merigs, niets zoetelijks. In een van de fraaie eikenhouten kasten liggen etsen van Francesco de Goya, waarvan „Stieren gevecht" (44) is geëxposeerd. Uitstekend vertegenwoordigd op deze expositie is Jan Groenestein, die alle bewondering ver dient. „Paardenstal" is wel zeer mooi en zijn prima begrepen dramatische „Paard je" in gips is met zijn geit in gips een van de fraaiste werken in de „afdeling" plas tiek. Zeer mooi plastisch is ook het lam metje van H. M. Wezelaar. Trouwens dit zijn niet alle werken die deze tentoonstelling tot een verkwikking, tot een groots geheel maken. Daar zijn de Koeien van Chabot (24), de fraaie paar den van G. H- Breitner (15 en 18). „De Haan" van Herman Kruyder (76), het bijna tastbare paard van Anton Mauve tot het j li. moiuaic paai ct van iv-auvc iu l llSl In de gang ontmoet men dan plotseling! „Vertier voor de Dorpsherberg" van I. daar verkeren zij in twijfel. Waar wij bepaalde scep- sis koesteren, verkondigen zij met ijver een dogma. Het is niet gemakkelijk by dergelijke tegenstellingen het gesprek binnen de perken der strikte logica en overzichteiyk te houden. De conclusie, dat er een God bestaat, wordt niet bereikt, omdat de nodige vooronderstellingen voldoende zekerheid missen. En voldoende zekerheid wordt niet bereikt, zolang men niet een God aanvaardt, die het menselijk verstand heeft geschapen en zinvol gemaakt, en zolang het menselijk intellect dus alle reden heeft om aan zich zelf fundamenteel te twijfelen. Een tragischer voor beeld van een vicieuze cirkel is moeilijk denkbaar. DE onvruchtbaarheid van een gesprek kan echter mede veroorzaakt worden door tekorten van de zijde dergenen, die in hun levensbeschouwing van het bestaan van een persoonlijke God uitgaan. In hun apologie t.o.v. andersdenkenden (atheïsten of twijfelaars) stellen zij de vraag naar het Gods bestaan dikwijls onjuist of laten zij toe dat de vraag onjuist gesteld wordt. Als iemand mij vraagt, of er eigenlijk wel een God bestaat, vind ik het gevaarlijk zonder meer „ja" te antwoorden. In de eerste van een reeks opstellen wijst de reformatorische theoloog Emil Brunner zeer nadrukkelijk op dit gevaar („Ons Geloof", Ten Have, A'dam). De man, die u vandaag vraagt r.aar het be staan van God, kan u morgen vragen naar het be staan van radium en gisteren vroeg hij wellicht of er vleesetende planten bestaan. Uw bevestigend ant woord op alle drie deze vragen zou suggereren dat u het bestaan van God ziet als het bestaan van uzelf van Amerika en duizend andere wezens en voorwer pen. God zou een van de talloze dingen zijn, die be staan. En het kan niet nadrukkelijk genoeg worden gezegd, dat God dat nu juist helemaal niet is God staat met op een rij met alle andere bestaande wer kelijkheden. Zelfs kan men het niet zó formuleren, dat. God van alleè wat bestaat de voornaamste meest volmaakte en allerbelamrriikste is. „Alle dingen", schrijft Brunner, „waarover een encyclopaedie uitleg geeft, „bestaan". Maar God .be staat" niet. Dat wil zeggen: voor mensen die er uit nieuwsgierigheid naar vragen, bestaat God niet God is... niet iets dat wij bij de schat van onze kennis kunnen voegen, zoals men een zeldzame oostzegel op een speciale plaats in het album plakt- dajSr is hij de mooiste, de kostbaarste van allemaal. God is riet iets in de wereld, het grootste wezen, d° grootst» be woner van de wereld. God is niet in de wereld Maai de wereld is in God. God is niet in je kennen,' maar je kennen is in God..." ALS wü zeggen, dat God bestaat, mogen we niet vergeten onszelf en anderen duidelijk te maken, dat daarmee alle andere bestaande dingen op hun plaats worden gezet. God bestaat in en onder al het andere. Zijn bestaan verklaart zichzelf, in tegen stelling tot alles wat niet uit zichzelf doch uit Hém bestaat. Dat ik besta, dat u bestaat, dat er zonne vlekken en aethergolven bestaan, is waar. Doch het is n i e t waar dank zij mijzelf of d-.-nk zij u genoemde kosmische verschijnselen. Het .t evallige" bestaan aller dingen laat zich wegdenken. Het bestaan van God Iaat zich niet wegdenken, omdat men mét Hem alle werkelijkheid, het bestaan van alles, ook het denken zélf, weg zou denken. Er is een zeer wezenlijk en verbijsterend verschil tussen dingen, die tot het bestaan worden gebracht en iets dat werkelijk zélf bestaat. In zoverre is God eigenlijk de enige van Wie men werkeiyk kan zeggen, dat Hij bestdat. Ais ik van mezelf zeg. dat ik besta dan zeg ik dat wel, maar ik veroorzaak het niet, ik maak niet mijn bstaan. Ik ontdek het en leg van deze ontdekking getuigenis af. Als Gód zegt, dat Hij bestaat, dan spreekt hij over iets, dat helemaal van Hem zelf is, dat Hem niet is meegedeeld, doch dat Hg in Zijn diepste wezen souverein en onafhankelgk be zit. God bestaat zélf. Voor de vruchtbaarheid van een gesprek rondom het Godsprobleemeen gesprek b.v. tussen een christen en een atheïstisch humanist, kan het dodelijk zijn het bovenstaande over het hoofd te zien. Bet zou de indruk kunnen wekken, dat wij christenen mensen zijn, die onder andere in een God ge loven, terwijl niets minder waar is. V/ij zijn nl. men sen, die, als het erop aankomt, alleen maar in God geloven en uiteindelijk in niets of niemand anders. DOOR de opvattingen van de Godgelovige en de atheïst zó tegenover elkaar te stellen, wordt de tegenstelling (waarheidsgetrouw) inderdaad groter. Maar wat wij, sprekend over het bestaan van God, eigenlijk bedoelen, zal ook duidelijk, scher per en, me dunkt, overtuigender naar voren komen. En dat kan de vruchtbaarheid van 't gesprek slechts bevorderen. Men zal moeten bemerken, dat er bij de vraag naar God geen sprake is van een détail-onder werp, één van de vele punten waarover denkende mensen kunnen discussiëren, maar over het geheel, over de totale werkelijkheid, héél de kosmos met alles wat daarin en eventueel daarboven is. De vraag om trent God raakt mij, raakt mijn gesprekspartner, raakt alles en allen, raakt zelfs de zin van elk ge sprek en elke discussie. S. JELSMA, M.S.C.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1953 | | pagina 5