Vandaag
„VERLOVING? flauwe kul
DE ROSENBERGS NOG
IN LEVEN?
iSiwY-
aan
de PREANGERBERGEN
Ik zie, ik zie wat jij niet ziet.
't Is grijs!
Is er een
schepping
nodig?
E
UIT G 3
SAMEN OP VACANTIE
EEN HERINNERING
HOOGAIS
l01 g<
TYPISCH
VERLIEFD
MA D6
TYPISCH
VERLOOFD
C MINIATUUR^;
Ideaal spelletje voor jong en oud
ORDESTICHTER BARTALI
Geen gebrek aan roepingen
ZATERDAG 11 JULI 1953
PAGINA
PA1
iJT.ate
MAG HET NU OF MAG HET NIET?
WIE vertrouwen geeft
ontmoet vertrouwen
De zuster had met grote moeite al maandenlang getracht de
kinderen iets bij te brengen over de H. Drieëenheid. Toen kwam
de dorpspastoor en stelde vragen
„En zeg jij eens, wat heeft God de Vader gedaan En vlot
kwam het antwoord: „God de Vader heeft de wereld geschapen".
„Goed zo", zei de Pastoor en aangedaan bloosde de zuster.
„En wat heeft God de Zoon gedaan".
Nog vlotter antwoordde het kereltje: „God de Zoon heeft de
wereld verlost en de pastoor knikte goedkeurend, de zuster werd
iets meer rose
„En nu, de laatste vraag: „Wat doet de H. Geest
Er was een pijnlijke stilte, de zuster wiegde wat dichter naar het
jongske toe, maar ineens doorklieft een zenuwachtig gestamel het
vacuum, en klinkt het: „Ja, mijnheer Pastoor, ik zal het maar
zeggen dan, de H. Geest doet 't beste wat Hij kan
De zuster verbleekt, maar de pastoor was iets sterker in de
theologie en hij klopt het manneke goedkeurend op de schouder:
„Dat zou een professor van het seminarie je niet verbeterd hebben!
Je bent 'nen braven jong'
Zo is het. We moeten de H. Geest de gelegenheid geven om
zelf veel te kunnen We moeten de Zoon navolgen en de Vader
aanbidden, maar wie is de Vader
Onverstoorbaar gebed
L. -»
/i l MM I
da
ge
WC
el]
en
11e
o
we
en
He:
blij
bou
win
Pief
tnei
bia;
het
tion
zan
het
chii
]l§g
bite
dier
biel
öe
Rot'
beu
Hoe
trei]
traj,
In
een
het
binn
Xltrf
Sum
«otti
In c
Op
Van
Tof
Were
Ketro
VVilh,
geest
een i
Senei
beter
schap
Zo;
«nach
Als
het j
Here
hwid
bodir
a»nta
fen r
Jnterr
*•1 h
Jonge
hen p
De
f1» ei
intege
be§in,
Zich i
D
zich
van
over
heid
hioe
haar
de
stiin
Pater
£genbi
°rtU£
stad l
*U<i i,
y?.igen
«ij bei
?v®eshi
het kl,
fat hij
jjsnd v
tugees
f an he
ltl Naa
„Weer wordt de tocht beschreven van de roemrijke karavaan langs
Frankrijke grenzen en de weergaloze strijd om de gele trui, het „habijt
van de monnik Bartalihet fel begeerde-rentegevende-ere-tricot, waarmee
Jacques Goddet de leider van het klassement beloont". Deze woorden
waarmee 'n katholiek dagblad de laatste (eventuele) bedenkingen tegen
het nemen van een abonnement wist weg te vagen, inspireerden Carl
Voges tot zijn ondubbelzinnige en consequente tekening.
„Samen op vacantie F' is de vraag die elke zomer weer tallozen bezig
houdt. Jonge mensen die verantwoord willen handelen, kunnen vandaag
op deze pagina enkele beschouwingen lezen, waarnaar ze hun gedrag
kunnen regelen.
„Zijn er tegenwoordig meer ongelukkige huwelijken dan vroeger F'
„Kalverliefde" „En toch krijgen ze elkaar niet" „Overeenkomsten
tussen verloving en huwelijk" „Dienst-weekend" „Zedelijkheid en
kuisheid" ,Éen brief aan een biechtvader en een antivoord" „De
obsessie van menige jeugd: de strijd voor de kuisheid" „Wat schrijf jij
in je brief aan je meisje F' „Zijn alle huwelijksmoeilijkheden te voor
komenF' „Veldpost uit de hel" „Gesprekstof voor de kernen"
,,'n gesprek over: hoeveel kinderen" „G3 mentaliteit contra vuilbekkerij"
„Een meisje wacht op de militaire trein" Dit zijn titels van enkele
artikelen uit een speciaal nummer van 5 3. Als 'n specimen plaatsen we
'n stukje over „Verloving". Het blad van de katholieke militairen is waard
om door vele niet-militairen gelezen te worden. Maar voor wie een abonne
ment te veel is wordt dit extra nummer, handelend over liefde en kuisheid,
ook los vérkrijgbaar gesteld A f 0.35 per exemplaar. Te bestellen bij:
aalmoezenier P. C. Groenendijk, Woudenbergseweg 11, Zeist.
P. WESSELING, C.ss.R.
„Zonder verloving kun je ook tot een
tuwelij'k komen!"
Accoord. Verloof je dus niet. Het is
overbodig.
Maar je zult toch moeten toegeven dat
ook al noem je je verloofd of niet, ook
al draag je een ring of doe je het niet,
ook al vier je een verlovingsfeest of laat
je het, er is in iedere verkering een ver
andering is, die 't gevolg is van 'n groei.
We kunnen daar lang of kort over pra
ten: aan de hand van de foto's zal het je
duidelijk worden. Je ziet op de ene foto
twee die elkaar aanzien. Op de andere
foto zie je twee die dezelfde richting uit
zien.
Die van de die eerste foto zijn dom
weg verliefd.
Maar die twee anderen zijn méér dan
dat.
De echte liefde is niet op elkaar ge
richt zijn, maar samen gericht zijn op
eenzelfde doel, heeft een denker eens
gezegd. Op die liefde moet de verkering
uitmonden. In het begin is het een el-
kaar-leren-aanvoelen. Een zoeken naar
de persoon van de ander. Een expeditie
naar het hart, een vragen: is dit haar
nu of is dit haar nu niet? Is zij de enige
en de lifefste. of is zij het niet? Gericht
op elkaar.
Er komt een moment dat je jezelf ant
woord kunt geven op die vraag. Dat je
„iets in elkaar ziet", dat je ervan over
tuigd bent, dat zij het is en geen ander.
Zoals je liefde tot God wordt vooraf
gegaan door het geloof, de overgave: ja
En nou zeggen
ze dat Lauredi
expres twintig
kilometer aan
Suykerbuyk heb
gekleefd, omdat
hij van Pelle-
nacrs in 't Frans
gevloekt moet
hebben tegen de
schoonmoeder
van Lauredi, die
midden op de
weg aan 't ventieltje stond te prutsen,
nét toen Nolten moest niessen; nou is
de premie toch naar Gerrit gegaan, want
Gerrit heb gister 't peleton stuk gereden,
laat Gerrit maar schuiven, en toen lieb
Wout 'n koppeltje getrapt met 'n ouwe
afgedankte Italiaan, die niet mag win
nen, van Bartali niet, en die daarom op
de helft weer terugzakte; zakken maar,
dacht Wout en nou geef ik je te raden
wat-ie uit zijn benen haalde: zeven volle
minuten, met de wind in de rug, dat
moet ik d'r bij zeggen, maar goed, doe
't 'm maar es na; ik zeg gister nog
tegen Rika, Wout ken altijd zo lekker
loskomen zeg ik, ik vind die Woutje echt
zo'n soepel knulletje, zo'n driest sprin-
tertje weet je wel, zo'n dartel doorbij
tertje, en van steenpuisten hoor je maar
niks dit jaar; sjonge wat kan die van
Est anders ook jakkeren niet, die trapt
maar, 'n glundere jongen als je 't mij
vraagt, en ik snap niet waarom ze 'm
zo smerig de beul van Sint Willibrord
noemenwant ik heb 't nog in 'n boekje
nagezocht, maar de Heilige Willibrord is
zeker dertienhonderd jaar geleden dood
gegaan en daar kon Wim van Est niks
mee te maken hebben gehad, zeker niet
als beul zijnde; maar goed. nou moet je
'ns opletten wat Jantje Nolten straks bij
de bergen gaat doen; geef Jantje maar
'n berg zeg ik altijd., 'n Pyrenee of 'n
Alp je of zo, dan begint Jantje pas te
leven; je moet rekenen, zo'n jongen zit
daar tenslotte de hele tour op te wach
ten, waar blijven die bergen nou, denkt-
ie zogezegd, hij rijdt niet graag op de
vlakte, dat ligt 'm niet, zo heb iedereen
wat; maar wat ik me wel es afvraag
is dit: wat is d'r voor al die anderen
eigenlijk nog voor lol aan, voor al die
Zwitsers en Fransen bedoel ik en voor
die Italianen en Belgen; ivaarom gaan
die jongens niet naar huis. ze zien toch
met hun eigen ogen. dat dit geen m.ïljeu
voor ze is én dat ze beter thuis 'n beetje
eachies aan kennen gaan trainen; maar
nee, toch maar eigenwijs doort.rapven en
net doen of d'r niks dan de hand is, ja
zo blijf je natuurlijk aan de gang
Hij is het. zoals na dat geloof ogenblikke
lijk volgt de hoop, de verwachting, het
vertrouwen, zo mondt ook de verliefd
heid uit in overgave, vertrouwen, ver
wachting en tenslotte in het mysterie
„liefde", in twee personen dezelfde ge
zindheid, dezelfde richting om te leven
naar eenzelfde doel.
Bekijk op straat de jongens en meis
jes die gearmd lopen. Je kunt aan ze
zien hoever ze in dit avontuur zijn ge
vorderd. Je kunt aan ze zien of ze ver
liefd zijn of, en dat is meer, verloofd...
Ook al zou je de verloving flauwe kul
vinden, ook al zou je er geen ophef
van willen maken, je kunt niet van
verliefdheid naar huwelijk komen zon
der dat moment te passeren, dat mo
ment waarop je het over en met eikaar
eens bent geworden dat je dezelfde
richting uit zult gaan. De omgang met
elkaar heeft uitgewezen dat je elkaar
aanvaardt en vertrouwt. De eerste
grondslag is gelegd. Dit is de start. Nu
gaat het berg-op naar de levensgemeen.
schap: het huwelijk.
Het moment van de start is belangrijk
en je ervaart het ook als belangrijk.
Wat is er dan tegen om aan een ge
wichtig moment eeb beetje cachet te
geven? En is er geen reden om feest
te vieren als twee mensen het plan heb
ben om hun leven verder samen te le
ven, als twee mensen het besluit heb
ben genomen hun geluk samen te zoe
ken, mèt elkaar, vóór elkaar? En ieder
is vrij om een verloving te vieren en
om zich verloofd te noemen. Je kunt
het ook laten. Maar het is toeh meer
dan enkel een „vorm", een traditie, het
is meer dan burgerlijke flauwe kul.
Twee mensen die elkaar trouw belo
ven, zijn niet meer dezelfden! Zij zijn
aan elkaar verplicht, zij zien in dezelfde
richting. Het is redelijk dat de buiten
wereld. de mensen om ons heen, dat te
horen krijgen. En 'het is ook redelijk
dat die mensen er met die twee samen,
feest om vieren. Want het plan dat zij
gemaakt hebben is met een kwestie
tussen hun tweeën alléén. Het voor
nemen om samen gelukkig te worden,
om te trouwen en een gezin te stichten,
is óók een zaak van de mensen met
wie wij leven in Kerk en Maatschappij.
Vdrg. v. Putten
Mogen jongens en meisjes samen op vacantie gaan? De een antwoordt: natuur
lijk, wat is daar nu op tegen! De ander roept uit: in geen geval.'. Het heeft geen
zin te zeggen: wat vroeger niet mocht, mag nu ook niet. Dit bewijst evenmin
iets als de stelling: we moeten tegenwoordig wat ruimer zijn van opvatting.
De voorstanders van het absolute verbod beweren: op zo'n vacantietocht worden
alle remmen overboord geworpen. De tegenstanders van het verbod ontkennen
dit categorisch. Maar allebei gaan ze heel vaak van een verkeerde veronderstelling
uit.
PESSIMISTEN („die gevaarlijke
vrouw!")
De meer strenge richting meent, dat
met name de vrouw de „belichaming"
is van de boze begeerlijkheid. Zij is in
staat om door haar lichaam de man
strikken te leggen en hoeveel gelegenheid
heeft zij daartoe tijdens een vacantie
tocht! Deze opvatting is verkeerd. Zij
gaat van een vals inzicht uit omtrent
het menselijk lichaam. Men kon immers
het lichaam op twee manieren beschou
wen. Vooreerst: door het lichaam is de
mens ergens tegenwoordig. Ik ben op
het ogenblik in deze kamer, omdat mijn
NE H R O E,
de premier
van India,
heeft 'n scher
pe toespraak
gehouden over
de wereldpoli
tiek voor con
gresleden bij een hitte
van 41 graden Celsius.
Aldus mochten wjj en
kele dagen geleden le
zen in ons blad. Dit
bericht geeft te denken.
Persoonlijk zijn wij bij
een hitte van 41 graden
altijd geneigd onze be
langstelling van de we
reldpolitiek af te wen
den. Zelfs onze belang
stelling voor de wereld
begint bü een dergelijke
temperatuur te kwij
nen. Veronderstel dat
vandaag en hier de
thermometer tot 41
graden steeg: wij zou
den geen bericht over
Nehroe lezen, laat staan
naar een (scherpe) toe
spraak van hem willen
luisteren.
Nehroe is kennelijk
énders dan wij. Een
heethoofd, die ervan
houdt voor heethoofden
scherpe toespraken te
houden, zou je zo zeg
gen. Maar neen, Nehroe
verwijt in die toespraak
juist aan Syngman
Rhee diens heethoofdig
heid. Dus Nehroe houdt
helemaal niet van heet
hoofden. En hij stapelt
gloeiende kolen op het
hoofd van Syngman.
Alles bij elkaar moet 't
wel heet zijn toegegaan
bij die scherpe toe
spraak van Nehroe. Wij
zouden wel eens enkele
indrukken willen ver
nemen van de bij die
toespraak aanwezige en
toehorende congresle
den. Deze heren kregen
tegelijkertijd te verwer
ken: een temperatuur
van 41 graden Celsius;
een scherpe, vurige,
aangebrande toespraak;
over een heethoofdig
onderwerp, te weten
Syngman; met betrek
king tot de wereldbrand
te Korea.
Hoe vurig moeten
deze lieden in de poli
tieke ideëen
van hun pre
mier geïnte
resseerd zijn,
om al het
bovenstaande
blijmoedig
over zich te laten komen
zonder weg te smelten.
Laat Willem Drees
daar eens om komen bij
een temperatuur van...
zeg 31 graden Celsius,
of bij een temperatuur
van zeg 21 graden Cel
sius. Hoezeer hij zijn
hoofd ook al sprekend
koel zou houden: het
zou ons toch nog, bij
zo'n temperatuur, te
heet van de naald schij
nen.
Zou het alleen een
kwestie van zoveel gra
den Celsius zijn? Of
speelt ook onze eigen
temperatuur een rol?
Misschien moet worden
geconstateerd, dat de
Aziaten vandaag meer
politieke temperatuur
hebben dan de Euro
peanen. De Europeanen
lopen niet zo gauw heet
meer. Ze houden van
een matig temperatuur-
tje. Of niet?
lichaam er is. Hier noem ik dus mijn
lichaam als symbool van mijzelf. Dit
lichaam behoort zo wezenlijk tot mijn
persoon. In deze zin is het lichaam een
weerschijn van God. geschapen naar
Gods bèeld en gelijkenis. Het is dus niet
iets slechts, maar mooi als een gescha
pen weerschijn van God: zowel 't lichaam
van de man, dat Gods macht en souve-
reiniteit uitdrukt, als van de vrouw, dat
Gods schoonheid weerstraalt. Dit heeft
dus niets met begeerte te maken. Het
wijst alleen op het diepe respect waar
mee mensen, met elkaar dienen om te
gaan.
Maar ik kan het lichaam ook anders
beschouwen. In zover het een beroep
doet op de ander of, anders gezegd:
de begeerte van de ander opwekt. Dit is
niet per se slecht. Integendeel: God zelf
heeft dit in de mens neergelegd. Dat een
vrouw aantrekkingskracht bezit voor de
man is goed. evenzeer als het omge
keerde. Maar: de begeerte naar het
lichaam van de ander mag nooit zijn zon
der respect voor geheel de mens, dus voor
het lichaam van de mens als symbool van
zijn gehele persoonlijkheid. De puritei
meisjes vrijer met elkaar omgaan dan
vroeger het geval was.
Maar dit is nog geen practische oplos
sing van de vraag, of jongens en meisjes
samen op vacantie mogen gaan.
Laten we dit voorop stellen: zo, zonder
meer, zou ik het niet willen aanraden.
Het hangt er nl. maar vanaf of men er
bekwaam toe is. Op vijftien, zestienjarige
leeftijd begint de jongen het meisje aar
dig te vinden en het meisje de jongen.
Dit is natuurlijk. Zo heeft God het ge
wild. Het is dan niet juist hen angstvallig
van elkaar gescheiden te houden. Dan
ontstaan er maar ongezonde spanningen,
dan wordt de andere partij alleen maar
gezien als voorwerp van begeerte. Alleen
wanneer ouders en andere opvoeders dit
van jongs af aan goed geleid hebben
groeit er een gezonde, vriendschappelijke
omgang, waarvan het respect de grond
toon vormt. En als jongens en meisjes zo
tegenover elkaar staan kan het geen
kwaad, dat zij samen op vacantie gaan.
Wie vertrouwen geeft ontmoet vertrou
wen. Dit veronderstelt dus een gezonde,
positieve opvoeding. Toch is dit nog niet
voldoende. We moeten rekening blijven
houden met de erfzonde. En daarom is
het goed, dat zulke tochten geleid en
opgevangen worden, zoals dat gebeurt
door de K.V.C.
Vervolgens: de publieke zeden en op
vattingen moeten we niet uit het oog
verliezen. In de ene streek van het land
is men meer gereserveerd dan in de an
dere; in het buitenland is men gemakke-
Hjker dan in Nederland. Het is een
nen, die menen, dat een vrijere omgang factor van belang, dat men zich weet aan
tussen jo.tgens en meisjes noodzakelijk te passen, om geen ergernis te geven
tnt \rorlrnr nfln rl i n -v, v-w. i 1 .3 11. 1
tot verkeerde dingen moet leiden, hebben
het dus niet bij het rechte eind.
OPTIMISTEN... (zonder erfzonde!)
Maar evenmin hebben de optimisten
gelijk, die overal en zonder meer een
vrije omgang propageren en nergens
kwaad in willen zien. Je kunt niet het
geweldige feit van de erfzonde wegcijfe
ren. Door de gevolgen van de erfzonde
is de mens er gemakkelijk toe geneigd
het lichaam van de ander als object van
begeerte te zien en zo de persoon uit het
oog te verliezen. Ook hier mag men weer
niet overdrijven. Wanneer van begin af
aan bij jongens en meisjes erop gewezen
wordt hoe erg gevaarlijk de omgang is
met elkaar, wanneer voordurend met
grote geheimzinnigheid gezinspeeld wordt
op onkuisheid, dan zal het natuurlijker
wijze zover komen, dat de jongen of het
meisje alleen nog maar oog heeft voor
de z.g. begeerlijkheid en de persoon van
de ander vergeet.
Alleen wanneer er een eerlijk en groot
respect is voor elkaar kan het lichaam
van de een een appèl doen op de ander
zonder schade. Het behoeft dus niet per
se verkeerd te zijn, wanneer jongens en
Dit geldt dus in 't algemeen voor het
uittrekken van jongens en meisjes onder
elkaar. Eén uitzondering zou ik willen
maken n.l. voor het buiten enig gezel
schap op vacantie gaan van twee ver
loofden. Dit lijkt nu beslist niet goed.
We moeten hier zien naar de intieme
verhouding, die al tussen hen bestaat en
dus ook naar de gevaren die aan een
dergelijke vacantie-tocht gezien de
erfzonde verbonden zijn. Er ligt tus
sen hen een geheel andere sfeer, dan
tussen jongens en meisjes, die gewoon
kameraadschappelijk met elkaar omgaan
Het gaat hier niet om wel of niet ver
trouwen, maar alleen om een reëel zien
van de gevaren, die waarlijk niet denk
beeldig zijn. Zo eisen voorzichtigheid,
menselijke ervaring, christelijk,, zeden en
eerlijk idealisme hier een volstrekte af
wijzing.
Dr. H. BORGERT.
P.S. De lezer zal zich wel afvragen,
wat het opschrift over de Rosenbergs
met het artikel te maken heeft. Eerlijk
gezegd niets, maar wij wilden zo graag,
dat iedereen het zou lezen, dat wij maar
eens een „geruchtmakende" kop heb
ben gebruikt.
ft
En ineens wordt mijn herinnering ge
troffen door een voorval van vele tien
tallen jaren terug. Ineens word Ik weg
gevoerd uit dat kleine dorpsschooltje en
sta ik aan de rand van een oerbos in da
Preangerbergen.
Een troep brooddronken jagers, de
geweren over de schouder, stormt een
bospaadje af. Tussen hen in, dragers met
de jachtbuit, een kanjer van een zwijn.
De jongens hebben plezier, de dag is goed
geweest en onder de schaduw van een
sanintenboom zetten zij zich neer. De
proviandpakken gaan open, de fles gaat
rond- De stemming, toch al uitstekend,
wordt opgevoerd en ze raken tot alles
in staat. Het Is nog ver naar huis, men
wacht nog wat met 't aanvaarden van
de terugtocht, maar tegen de tijd dat de
zeer korte schemering zal aanbreken,
stapt men op om nog vóór donker in de
„bewoonde" wereld terug te zijn, d.w.z.
een kleine dessa, daar beneden in het dal.
De afdaling begint en ineens komen zij
vanuit de grijsheid van het woud in het
gouden tropische landschap. En een drie
honderd meter voor hen uit ligt, met de
rug naar hen toe, een Javaan geknield op
de uiterste punt van een watervang, het
gelaat gekeerd naar het Westen, naar
Mekah.
Een grote, lange kerel heeft hem het
eerst gezien. Wellicht denkt hij dat die
bruine plek in 't groen van de omgeving,
de jachtbuit zal vergroten. Hij beduidt
met een gebaar aan hen die volgen, stil
te zijn en zachtjes te lopen. Dan ziet hij
dat het een Javaan is, bezig met zijn laat
ste gebed van de dag. Hij wil kennelijk
zijn pleziertje niet missen, vraagt met 'n
tweede gebaar om stilte en sluipt door het
donkere omringende struikgewas naar een
plek vlak achter de niets vermoedende
Islamiet enlost een schot ;n de lucht
Ult zijn jachtgeweer, gèen tien meter
achter de biddende gesta'.v... De vrien
den kijken gespannen toe. Zij hadden de
opzet doorzien en wachten vol spanning
op de reactie. Zou de Javaan zo schrik
ken, dat hij achterover in 't kunstmatige
meertje ploft? Of zou 't schot-geluid hem
de andere kant uit doen vallen, in het
dichte struikgewas?
En dan klinkt het schot, keihard weer
kaatst door ravijnen en boswand, en'er
gebeurt nietshelemaal niets.
Kalm biddend, kalm zwenkend met het
hoofd van de hemel naar de aarde, be
ëindigt de biddende zijn gebed, staat op
en loopt langs de helling, het dal tege
moet
De Ingehouden lol-kreet blijft ingehou
den, en de stilte is te snijden in de eerst
zo luidruchtige troep
'n Enkele keer komt men God de Vader
tegen, door de juiste aanbidding van 'n
enkeling.
PIERRE.
(Geen advertentie)
Spelregels
I. Jong begint met te zeggen,
dat hij een weeklang op vacantie
gaat samen met zijn meisje.
2. Oud antwoordt: „Geen sprake
van. Gewoonweg een schandaal.
Resultaat van degelijke opvoeding-
in één week aan tichels!"
3. Jong vliegt op en roept: „Be
krompen, gebrek aan vertrouwen.
Zielig! Ik ga toch".
4. Oud beheerst zich ook niet
langer en neemt zijn toevlucht tot
geweld. „Dan ga je maar de deur
uit en je komt er niet meer in".
5. Oud kan niet slapen en jong
heeft de smoor in.
6. Een pauze, tijdens welke een
paar dagen niets wordt gezegd.
7. Kennissen worden om advies
gevraagd door jong en oud. Beiden
krijgen gelijk.
8. Het 4de gebod wordt opge
trommeld. maar bereikt niet het
gewenste resultaat.
9. Oud krijgt de sdhuld en jong
krijgt de schuld.
10. Een telephoontje, of 'de ka
pelaan langs wil komen. Benieuwd
of hij komt
II. Hij komt, maar je hebt ®r
dat
verant-
be-
't niet.
practisch niets aan: Hij goochelt
met principes!!
12. De kapelaan zegt: Een kwes
tie van juiste opvoeding Leren,
dat een man niet louter een cor
pus heeft, dat in zich object is
van de begeerlijkheid, maar J"f
hij een persoonlijkheid is, ve-
woordelijk voor eigen daden
schikkend over vrije wil.
13. Oud zegt: Ik zie
Jong zegt: Ik wél.
14. Kapelaan zegt: op zich geno
men heeft de aantrekkelijkheid
tussen jongen en meisje niets
verkeerds.
15. Prachtig, zegt jong. „Gevaar
lijk" beweert oud.
16. Kapelaan beweert: niet be
nauwd, wel eerlijk! Gevolgen van
erfzonde niet wegdoezelen.
17. „Dus?" zegt oud. „Dus?" zegt
jong.
18. „Oud mag niet weigeren zon
der reden Jong mag niet weg
rijden zonder rijbewijs m.a.w. je
moet het er niet zo-maar op wa-
g7n.- ra ee,r!ijk Jezel£ afvragen
of Je het aankunt. In 't algemeen
ls Aft y°°r verloofden een onmo
gelijke krachtproef.
19. »,Zie je wel?" zegt oud.
20; ..'t Is grijs" zegt jong, „maar
er zit wat in".
Vr. U zei de vorige keer, dat u wil
de beginnen met de schepping. Dan zit
ik al midden in de moeilijkheden U
gaat dan natuurlijk van de Schrift' uit
maar wat daar in staat vind ik maar
een vreemd geval. Die zes dagen,
waarin God de wereld zou geschapen
hebben, lijken me niet alleen onwaar
schijnlijk, maar gezien de verworven
heden van de moderne wetenschappen
ook gladweg onmogelijk. Op de eerste
plaats: ik zie niet in, waarom er een
schepping nodig is. Wanneer we spre
ken van de eeuwige stof, die zich zelf
ontwikkelt, komen we even ver Dan
kan ik verder alles verklaren pn heb
God verder niet nodig,
Antw. Als gelovige kan ik aldus er
op antwoorden, dat het eerste artikel
van het geloof luidt: Ik geloof in God,
de almachtige Vader, Schepper van he
mel en aarde, Ik neem dus aan, dat
de schepping een begin heeft gehad en
dat God de wereld geschapen heeft. En
wat uw redenering betreft: die gaat
ook niet erg hard op. Dat is slechts een
verschuiving van de moeilijkheden. U
heeft dan nog te verklaren, waar die
eeuwige stof vandaan komt. De evolutie
zelf bewust God nog een tweede maal.
Niet alleen is de stof er, maar zij ont
wikkelt zich ook volgens een be
paald schema. Dat zit in de stof zelf
niet in. Overigens heeft u een ver
keerd idee van de schepping omdat u
zich God teveel als een mens voorstelt
en wel erg menselijke uitdrukkingen ge
bruikt voor een daad van God. Laat ik
u met St. Thomas verklaren, dat de
sehepping niets anders is dan de betrek
king van afhankelijkheid van het schep
sel ten opzichte van de Schepper. Op
zich zou er niets tegen zijn, dat de
schepping van eeuwigheid ia dus
eeuwig afhankelijk van God, maar de
Schrift leert ons nu eenmaal, dat de
K08^10?. ieen J>egi11 heeft £ehad en als
Katholieken houden we ons daaraan.
mmmmm