Vandaag „VERLOVING? flauwe kul DE ROSENBERGS NOG IN LEVEN? iSiwY- aan de PREANGERBERGEN Ik zie, ik zie wat jij niet ziet. 't Is grijs! Is er een schepping nodig? E UIT G 3 SAMEN OP VACANTIE EEN HERINNERING HOOGAIS l01 g< TYPISCH VERLIEFD MA D6 TYPISCH VERLOOFD C MINIATUUR^; Ideaal spelletje voor jong en oud ORDESTICHTER BARTALI Geen gebrek aan roepingen ZATERDAG 11 JULI 1953 PAGINA PA1 iJT.ate MAG HET NU OF MAG HET NIET? WIE vertrouwen geeft ontmoet vertrouwen De zuster had met grote moeite al maandenlang getracht de kinderen iets bij te brengen over de H. Drieëenheid. Toen kwam de dorpspastoor en stelde vragen „En zeg jij eens, wat heeft God de Vader gedaan En vlot kwam het antwoord: „God de Vader heeft de wereld geschapen". „Goed zo", zei de Pastoor en aangedaan bloosde de zuster. „En wat heeft God de Zoon gedaan". Nog vlotter antwoordde het kereltje: „God de Zoon heeft de wereld verlost en de pastoor knikte goedkeurend, de zuster werd iets meer rose „En nu, de laatste vraag: „Wat doet de H. Geest Er was een pijnlijke stilte, de zuster wiegde wat dichter naar het jongske toe, maar ineens doorklieft een zenuwachtig gestamel het vacuum, en klinkt het: „Ja, mijnheer Pastoor, ik zal het maar zeggen dan, de H. Geest doet 't beste wat Hij kan De zuster verbleekt, maar de pastoor was iets sterker in de theologie en hij klopt het manneke goedkeurend op de schouder: „Dat zou een professor van het seminarie je niet verbeterd hebben! Je bent 'nen braven jong' Zo is het. We moeten de H. Geest de gelegenheid geven om zelf veel te kunnen We moeten de Zoon navolgen en de Vader aanbidden, maar wie is de Vader Onverstoorbaar gebed L. -» /i l MM I da ge WC el] en 11e o we en He: blij bou win Pief tnei bia; het tion zan het chii ]l§g bite dier biel öe Rot' beu Hoe trei] traj, In een het binn Xltrf Sum «otti In c Op Van Tof Were Ketro VVilh, geest een i Senei beter schap Zo; «nach Als het j Here hwid bodir a»nta fen r Jnterr *•1 h Jonge hen p De f1» ei intege be§in, Zich i D zich van over heid hioe haar de stiin Pater £genbi °rtU£ stad l *U<i i, y?.igen «ij bei ?v®eshi het kl, fat hij jjsnd v tugees f an he ltl Naa „Weer wordt de tocht beschreven van de roemrijke karavaan langs Frankrijke grenzen en de weergaloze strijd om de gele trui, het „habijt van de monnik Bartalihet fel begeerde-rentegevende-ere-tricot, waarmee Jacques Goddet de leider van het klassement beloont". Deze woorden waarmee 'n katholiek dagblad de laatste (eventuele) bedenkingen tegen het nemen van een abonnement wist weg te vagen, inspireerden Carl Voges tot zijn ondubbelzinnige en consequente tekening. „Samen op vacantie F' is de vraag die elke zomer weer tallozen bezig houdt. Jonge mensen die verantwoord willen handelen, kunnen vandaag op deze pagina enkele beschouwingen lezen, waarnaar ze hun gedrag kunnen regelen. „Zijn er tegenwoordig meer ongelukkige huwelijken dan vroeger F' „Kalverliefde" „En toch krijgen ze elkaar niet" „Overeenkomsten tussen verloving en huwelijk" „Dienst-weekend" „Zedelijkheid en kuisheid" ,Éen brief aan een biechtvader en een antivoord" „De obsessie van menige jeugd: de strijd voor de kuisheid" „Wat schrijf jij in je brief aan je meisje F' „Zijn alle huwelijksmoeilijkheden te voor komenF' „Veldpost uit de hel" „Gesprekstof voor de kernen" ,,'n gesprek over: hoeveel kinderen" „G3 mentaliteit contra vuilbekkerij" „Een meisje wacht op de militaire trein" Dit zijn titels van enkele artikelen uit een speciaal nummer van 5 3. Als 'n specimen plaatsen we 'n stukje over „Verloving". Het blad van de katholieke militairen is waard om door vele niet-militairen gelezen te worden. Maar voor wie een abonne ment te veel is wordt dit extra nummer, handelend over liefde en kuisheid, ook los vérkrijgbaar gesteld A f 0.35 per exemplaar. Te bestellen bij: aalmoezenier P. C. Groenendijk, Woudenbergseweg 11, Zeist. P. WESSELING, C.ss.R. „Zonder verloving kun je ook tot een tuwelij'k komen!" Accoord. Verloof je dus niet. Het is overbodig. Maar je zult toch moeten toegeven dat ook al noem je je verloofd of niet, ook al draag je een ring of doe je het niet, ook al vier je een verlovingsfeest of laat je het, er is in iedere verkering een ver andering is, die 't gevolg is van 'n groei. We kunnen daar lang of kort over pra ten: aan de hand van de foto's zal het je duidelijk worden. Je ziet op de ene foto twee die elkaar aanzien. Op de andere foto zie je twee die dezelfde richting uit zien. Die van de die eerste foto zijn dom weg verliefd. Maar die twee anderen zijn méér dan dat. De echte liefde is niet op elkaar ge richt zijn, maar samen gericht zijn op eenzelfde doel, heeft een denker eens gezegd. Op die liefde moet de verkering uitmonden. In het begin is het een el- kaar-leren-aanvoelen. Een zoeken naar de persoon van de ander. Een expeditie naar het hart, een vragen: is dit haar nu of is dit haar nu niet? Is zij de enige en de lifefste. of is zij het niet? Gericht op elkaar. Er komt een moment dat je jezelf ant woord kunt geven op die vraag. Dat je „iets in elkaar ziet", dat je ervan over tuigd bent, dat zij het is en geen ander. Zoals je liefde tot God wordt vooraf gegaan door het geloof, de overgave: ja En nou zeggen ze dat Lauredi expres twintig kilometer aan Suykerbuyk heb gekleefd, omdat hij van Pelle- nacrs in 't Frans gevloekt moet hebben tegen de schoonmoeder van Lauredi, die midden op de weg aan 't ventieltje stond te prutsen, nét toen Nolten moest niessen; nou is de premie toch naar Gerrit gegaan, want Gerrit heb gister 't peleton stuk gereden, laat Gerrit maar schuiven, en toen lieb Wout 'n koppeltje getrapt met 'n ouwe afgedankte Italiaan, die niet mag win nen, van Bartali niet, en die daarom op de helft weer terugzakte; zakken maar, dacht Wout en nou geef ik je te raden wat-ie uit zijn benen haalde: zeven volle minuten, met de wind in de rug, dat moet ik d'r bij zeggen, maar goed, doe 't 'm maar es na; ik zeg gister nog tegen Rika, Wout ken altijd zo lekker loskomen zeg ik, ik vind die Woutje echt zo'n soepel knulletje, zo'n driest sprin- tertje weet je wel, zo'n dartel doorbij tertje, en van steenpuisten hoor je maar niks dit jaar; sjonge wat kan die van Est anders ook jakkeren niet, die trapt maar, 'n glundere jongen als je 't mij vraagt, en ik snap niet waarom ze 'm zo smerig de beul van Sint Willibrord noemenwant ik heb 't nog in 'n boekje nagezocht, maar de Heilige Willibrord is zeker dertienhonderd jaar geleden dood gegaan en daar kon Wim van Est niks mee te maken hebben gehad, zeker niet als beul zijnde; maar goed. nou moet je 'ns opletten wat Jantje Nolten straks bij de bergen gaat doen; geef Jantje maar 'n berg zeg ik altijd., 'n Pyrenee of 'n Alp je of zo, dan begint Jantje pas te leven; je moet rekenen, zo'n jongen zit daar tenslotte de hele tour op te wach ten, waar blijven die bergen nou, denkt- ie zogezegd, hij rijdt niet graag op de vlakte, dat ligt 'm niet, zo heb iedereen wat; maar wat ik me wel es afvraag is dit: wat is d'r voor al die anderen eigenlijk nog voor lol aan, voor al die Zwitsers en Fransen bedoel ik en voor die Italianen en Belgen; ivaarom gaan die jongens niet naar huis. ze zien toch met hun eigen ogen. dat dit geen m.ïljeu voor ze is én dat ze beter thuis 'n beetje eachies aan kennen gaan trainen; maar nee, toch maar eigenwijs doort.rapven en net doen of d'r niks dan de hand is, ja zo blijf je natuurlijk aan de gang Hij is het. zoals na dat geloof ogenblikke lijk volgt de hoop, de verwachting, het vertrouwen, zo mondt ook de verliefd heid uit in overgave, vertrouwen, ver wachting en tenslotte in het mysterie „liefde", in twee personen dezelfde ge zindheid, dezelfde richting om te leven naar eenzelfde doel. Bekijk op straat de jongens en meis jes die gearmd lopen. Je kunt aan ze zien hoever ze in dit avontuur zijn ge vorderd. Je kunt aan ze zien of ze ver liefd zijn of, en dat is meer, verloofd... Ook al zou je de verloving flauwe kul vinden, ook al zou je er geen ophef van willen maken, je kunt niet van verliefdheid naar huwelijk komen zon der dat moment te passeren, dat mo ment waarop je het over en met eikaar eens bent geworden dat je dezelfde richting uit zult gaan. De omgang met elkaar heeft uitgewezen dat je elkaar aanvaardt en vertrouwt. De eerste grondslag is gelegd. Dit is de start. Nu gaat het berg-op naar de levensgemeen. schap: het huwelijk. Het moment van de start is belangrijk en je ervaart het ook als belangrijk. Wat is er dan tegen om aan een ge wichtig moment eeb beetje cachet te geven? En is er geen reden om feest te vieren als twee mensen het plan heb ben om hun leven verder samen te le ven, als twee mensen het besluit heb ben genomen hun geluk samen te zoe ken, mèt elkaar, vóór elkaar? En ieder is vrij om een verloving te vieren en om zich verloofd te noemen. Je kunt het ook laten. Maar het is toeh meer dan enkel een „vorm", een traditie, het is meer dan burgerlijke flauwe kul. Twee mensen die elkaar trouw belo ven, zijn niet meer dezelfden! Zij zijn aan elkaar verplicht, zij zien in dezelfde richting. Het is redelijk dat de buiten wereld. de mensen om ons heen, dat te horen krijgen. En 'het is ook redelijk dat die mensen er met die twee samen, feest om vieren. Want het plan dat zij gemaakt hebben is met een kwestie tussen hun tweeën alléén. Het voor nemen om samen gelukkig te worden, om te trouwen en een gezin te stichten, is óók een zaak van de mensen met wie wij leven in Kerk en Maatschappij. Vdrg. v. Putten Mogen jongens en meisjes samen op vacantie gaan? De een antwoordt: natuur lijk, wat is daar nu op tegen! De ander roept uit: in geen geval.'. Het heeft geen zin te zeggen: wat vroeger niet mocht, mag nu ook niet. Dit bewijst evenmin iets als de stelling: we moeten tegenwoordig wat ruimer zijn van opvatting. De voorstanders van het absolute verbod beweren: op zo'n vacantietocht worden alle remmen overboord geworpen. De tegenstanders van het verbod ontkennen dit categorisch. Maar allebei gaan ze heel vaak van een verkeerde veronderstelling uit. PESSIMISTEN („die gevaarlijke vrouw!") De meer strenge richting meent, dat met name de vrouw de „belichaming" is van de boze begeerlijkheid. Zij is in staat om door haar lichaam de man strikken te leggen en hoeveel gelegenheid heeft zij daartoe tijdens een vacantie tocht! Deze opvatting is verkeerd. Zij gaat van een vals inzicht uit omtrent het menselijk lichaam. Men kon immers het lichaam op twee manieren beschou wen. Vooreerst: door het lichaam is de mens ergens tegenwoordig. Ik ben op het ogenblik in deze kamer, omdat mijn NE H R O E, de premier van India, heeft 'n scher pe toespraak gehouden over de wereldpoli tiek voor con gresleden bij een hitte van 41 graden Celsius. Aldus mochten wjj en kele dagen geleden le zen in ons blad. Dit bericht geeft te denken. Persoonlijk zijn wij bij een hitte van 41 graden altijd geneigd onze be langstelling van de we reldpolitiek af te wen den. Zelfs onze belang stelling voor de wereld begint bü een dergelijke temperatuur te kwij nen. Veronderstel dat vandaag en hier de thermometer tot 41 graden steeg: wij zou den geen bericht over Nehroe lezen, laat staan naar een (scherpe) toe spraak van hem willen luisteren. Nehroe is kennelijk énders dan wij. Een heethoofd, die ervan houdt voor heethoofden scherpe toespraken te houden, zou je zo zeg gen. Maar neen, Nehroe verwijt in die toespraak juist aan Syngman Rhee diens heethoofdig heid. Dus Nehroe houdt helemaal niet van heet hoofden. En hij stapelt gloeiende kolen op het hoofd van Syngman. Alles bij elkaar moet 't wel heet zijn toegegaan bij die scherpe toe spraak van Nehroe. Wij zouden wel eens enkele indrukken willen ver nemen van de bij die toespraak aanwezige en toehorende congresle den. Deze heren kregen tegelijkertijd te verwer ken: een temperatuur van 41 graden Celsius; een scherpe, vurige, aangebrande toespraak; over een heethoofdig onderwerp, te weten Syngman; met betrek king tot de wereldbrand te Korea. Hoe vurig moeten deze lieden in de poli tieke ideëen van hun pre mier geïnte resseerd zijn, om al het bovenstaande blijmoedig over zich te laten komen zonder weg te smelten. Laat Willem Drees daar eens om komen bij een temperatuur van... zeg 31 graden Celsius, of bij een temperatuur van zeg 21 graden Cel sius. Hoezeer hij zijn hoofd ook al sprekend koel zou houden: het zou ons toch nog, bij zo'n temperatuur, te heet van de naald schij nen. Zou het alleen een kwestie van zoveel gra den Celsius zijn? Of speelt ook onze eigen temperatuur een rol? Misschien moet worden geconstateerd, dat de Aziaten vandaag meer politieke temperatuur hebben dan de Euro peanen. De Europeanen lopen niet zo gauw heet meer. Ze houden van een matig temperatuur- tje. Of niet? lichaam er is. Hier noem ik dus mijn lichaam als symbool van mijzelf. Dit lichaam behoort zo wezenlijk tot mijn persoon. In deze zin is het lichaam een weerschijn van God. geschapen naar Gods bèeld en gelijkenis. Het is dus niet iets slechts, maar mooi als een gescha pen weerschijn van God: zowel 't lichaam van de man, dat Gods macht en souve- reiniteit uitdrukt, als van de vrouw, dat Gods schoonheid weerstraalt. Dit heeft dus niets met begeerte te maken. Het wijst alleen op het diepe respect waar mee mensen, met elkaar dienen om te gaan. Maar ik kan het lichaam ook anders beschouwen. In zover het een beroep doet op de ander of, anders gezegd: de begeerte van de ander opwekt. Dit is niet per se slecht. Integendeel: God zelf heeft dit in de mens neergelegd. Dat een vrouw aantrekkingskracht bezit voor de man is goed. evenzeer als het omge keerde. Maar: de begeerte naar het lichaam van de ander mag nooit zijn zon der respect voor geheel de mens, dus voor het lichaam van de mens als symbool van zijn gehele persoonlijkheid. De puritei meisjes vrijer met elkaar omgaan dan vroeger het geval was. Maar dit is nog geen practische oplos sing van de vraag, of jongens en meisjes samen op vacantie mogen gaan. Laten we dit voorop stellen: zo, zonder meer, zou ik het niet willen aanraden. Het hangt er nl. maar vanaf of men er bekwaam toe is. Op vijftien, zestienjarige leeftijd begint de jongen het meisje aar dig te vinden en het meisje de jongen. Dit is natuurlijk. Zo heeft God het ge wild. Het is dan niet juist hen angstvallig van elkaar gescheiden te houden. Dan ontstaan er maar ongezonde spanningen, dan wordt de andere partij alleen maar gezien als voorwerp van begeerte. Alleen wanneer ouders en andere opvoeders dit van jongs af aan goed geleid hebben groeit er een gezonde, vriendschappelijke omgang, waarvan het respect de grond toon vormt. En als jongens en meisjes zo tegenover elkaar staan kan het geen kwaad, dat zij samen op vacantie gaan. Wie vertrouwen geeft ontmoet vertrou wen. Dit veronderstelt dus een gezonde, positieve opvoeding. Toch is dit nog niet voldoende. We moeten rekening blijven houden met de erfzonde. En daarom is het goed, dat zulke tochten geleid en opgevangen worden, zoals dat gebeurt door de K.V.C. Vervolgens: de publieke zeden en op vattingen moeten we niet uit het oog verliezen. In de ene streek van het land is men meer gereserveerd dan in de an dere; in het buitenland is men gemakke- Hjker dan in Nederland. Het is een nen, die menen, dat een vrijere omgang factor van belang, dat men zich weet aan tussen jo.tgens en meisjes noodzakelijk te passen, om geen ergernis te geven tnt \rorlrnr nfln rl i n -v, v-w. i 1 .3 11. 1 tot verkeerde dingen moet leiden, hebben het dus niet bij het rechte eind. OPTIMISTEN... (zonder erfzonde!) Maar evenmin hebben de optimisten gelijk, die overal en zonder meer een vrije omgang propageren en nergens kwaad in willen zien. Je kunt niet het geweldige feit van de erfzonde wegcijfe ren. Door de gevolgen van de erfzonde is de mens er gemakkelijk toe geneigd het lichaam van de ander als object van begeerte te zien en zo de persoon uit het oog te verliezen. Ook hier mag men weer niet overdrijven. Wanneer van begin af aan bij jongens en meisjes erop gewezen wordt hoe erg gevaarlijk de omgang is met elkaar, wanneer voordurend met grote geheimzinnigheid gezinspeeld wordt op onkuisheid, dan zal het natuurlijker wijze zover komen, dat de jongen of het meisje alleen nog maar oog heeft voor de z.g. begeerlijkheid en de persoon van de ander vergeet. Alleen wanneer er een eerlijk en groot respect is voor elkaar kan het lichaam van de een een appèl doen op de ander zonder schade. Het behoeft dus niet per se verkeerd te zijn, wanneer jongens en Dit geldt dus in 't algemeen voor het uittrekken van jongens en meisjes onder elkaar. Eén uitzondering zou ik willen maken n.l. voor het buiten enig gezel schap op vacantie gaan van twee ver loofden. Dit lijkt nu beslist niet goed. We moeten hier zien naar de intieme verhouding, die al tussen hen bestaat en dus ook naar de gevaren die aan een dergelijke vacantie-tocht gezien de erfzonde verbonden zijn. Er ligt tus sen hen een geheel andere sfeer, dan tussen jongens en meisjes, die gewoon kameraadschappelijk met elkaar omgaan Het gaat hier niet om wel of niet ver trouwen, maar alleen om een reëel zien van de gevaren, die waarlijk niet denk beeldig zijn. Zo eisen voorzichtigheid, menselijke ervaring, christelijk,, zeden en eerlijk idealisme hier een volstrekte af wijzing. Dr. H. BORGERT. P.S. De lezer zal zich wel afvragen, wat het opschrift over de Rosenbergs met het artikel te maken heeft. Eerlijk gezegd niets, maar wij wilden zo graag, dat iedereen het zou lezen, dat wij maar eens een „geruchtmakende" kop heb ben gebruikt. ft En ineens wordt mijn herinnering ge troffen door een voorval van vele tien tallen jaren terug. Ineens word Ik weg gevoerd uit dat kleine dorpsschooltje en sta ik aan de rand van een oerbos in da Preangerbergen. Een troep brooddronken jagers, de geweren over de schouder, stormt een bospaadje af. Tussen hen in, dragers met de jachtbuit, een kanjer van een zwijn. De jongens hebben plezier, de dag is goed geweest en onder de schaduw van een sanintenboom zetten zij zich neer. De proviandpakken gaan open, de fles gaat rond- De stemming, toch al uitstekend, wordt opgevoerd en ze raken tot alles in staat. Het Is nog ver naar huis, men wacht nog wat met 't aanvaarden van de terugtocht, maar tegen de tijd dat de zeer korte schemering zal aanbreken, stapt men op om nog vóór donker in de „bewoonde" wereld terug te zijn, d.w.z. een kleine dessa, daar beneden in het dal. De afdaling begint en ineens komen zij vanuit de grijsheid van het woud in het gouden tropische landschap. En een drie honderd meter voor hen uit ligt, met de rug naar hen toe, een Javaan geknield op de uiterste punt van een watervang, het gelaat gekeerd naar het Westen, naar Mekah. Een grote, lange kerel heeft hem het eerst gezien. Wellicht denkt hij dat die bruine plek in 't groen van de omgeving, de jachtbuit zal vergroten. Hij beduidt met een gebaar aan hen die volgen, stil te zijn en zachtjes te lopen. Dan ziet hij dat het een Javaan is, bezig met zijn laat ste gebed van de dag. Hij wil kennelijk zijn pleziertje niet missen, vraagt met 'n tweede gebaar om stilte en sluipt door het donkere omringende struikgewas naar een plek vlak achter de niets vermoedende Islamiet enlost een schot ;n de lucht Ult zijn jachtgeweer, gèen tien meter achter de biddende gesta'.v... De vrien den kijken gespannen toe. Zij hadden de opzet doorzien en wachten vol spanning op de reactie. Zou de Javaan zo schrik ken, dat hij achterover in 't kunstmatige meertje ploft? Of zou 't schot-geluid hem de andere kant uit doen vallen, in het dichte struikgewas? En dan klinkt het schot, keihard weer kaatst door ravijnen en boswand, en'er gebeurt nietshelemaal niets. Kalm biddend, kalm zwenkend met het hoofd van de hemel naar de aarde, be ëindigt de biddende zijn gebed, staat op en loopt langs de helling, het dal tege moet De Ingehouden lol-kreet blijft ingehou den, en de stilte is te snijden in de eerst zo luidruchtige troep 'n Enkele keer komt men God de Vader tegen, door de juiste aanbidding van 'n enkeling. PIERRE. (Geen advertentie) Spelregels I. Jong begint met te zeggen, dat hij een weeklang op vacantie gaat samen met zijn meisje. 2. Oud antwoordt: „Geen sprake van. Gewoonweg een schandaal. Resultaat van degelijke opvoeding- in één week aan tichels!" 3. Jong vliegt op en roept: „Be krompen, gebrek aan vertrouwen. Zielig! Ik ga toch". 4. Oud beheerst zich ook niet langer en neemt zijn toevlucht tot geweld. „Dan ga je maar de deur uit en je komt er niet meer in". 5. Oud kan niet slapen en jong heeft de smoor in. 6. Een pauze, tijdens welke een paar dagen niets wordt gezegd. 7. Kennissen worden om advies gevraagd door jong en oud. Beiden krijgen gelijk. 8. Het 4de gebod wordt opge trommeld. maar bereikt niet het gewenste resultaat. 9. Oud krijgt de sdhuld en jong krijgt de schuld. 10. Een telephoontje, of 'de ka pelaan langs wil komen. Benieuwd of hij komt II. Hij komt, maar je hebt ®r dat verant- be- 't niet. practisch niets aan: Hij goochelt met principes!! 12. De kapelaan zegt: Een kwes tie van juiste opvoeding Leren, dat een man niet louter een cor pus heeft, dat in zich object is van de begeerlijkheid, maar J"f hij een persoonlijkheid is, ve- woordelijk voor eigen daden schikkend over vrije wil. 13. Oud zegt: Ik zie Jong zegt: Ik wél. 14. Kapelaan zegt: op zich geno men heeft de aantrekkelijkheid tussen jongen en meisje niets verkeerds. 15. Prachtig, zegt jong. „Gevaar lijk" beweert oud. 16. Kapelaan beweert: niet be nauwd, wel eerlijk! Gevolgen van erfzonde niet wegdoezelen. 17. „Dus?" zegt oud. „Dus?" zegt jong. 18. „Oud mag niet weigeren zon der reden Jong mag niet weg rijden zonder rijbewijs m.a.w. je moet het er niet zo-maar op wa- g7n.- ra ee,r!ijk Jezel£ afvragen of Je het aankunt. In 't algemeen ls Aft y°°r verloofden een onmo gelijke krachtproef. 19. »,Zie je wel?" zegt oud. 20; ..'t Is grijs" zegt jong, „maar er zit wat in". Vr. U zei de vorige keer, dat u wil de beginnen met de schepping. Dan zit ik al midden in de moeilijkheden U gaat dan natuurlijk van de Schrift' uit maar wat daar in staat vind ik maar een vreemd geval. Die zes dagen, waarin God de wereld zou geschapen hebben, lijken me niet alleen onwaar schijnlijk, maar gezien de verworven heden van de moderne wetenschappen ook gladweg onmogelijk. Op de eerste plaats: ik zie niet in, waarom er een schepping nodig is. Wanneer we spre ken van de eeuwige stof, die zich zelf ontwikkelt, komen we even ver Dan kan ik verder alles verklaren pn heb God verder niet nodig, Antw. Als gelovige kan ik aldus er op antwoorden, dat het eerste artikel van het geloof luidt: Ik geloof in God, de almachtige Vader, Schepper van he mel en aarde, Ik neem dus aan, dat de schepping een begin heeft gehad en dat God de wereld geschapen heeft. En wat uw redenering betreft: die gaat ook niet erg hard op. Dat is slechts een verschuiving van de moeilijkheden. U heeft dan nog te verklaren, waar die eeuwige stof vandaan komt. De evolutie zelf bewust God nog een tweede maal. Niet alleen is de stof er, maar zij ont wikkelt zich ook volgens een be paald schema. Dat zit in de stof zelf niet in. Overigens heeft u een ver keerd idee van de schepping omdat u zich God teveel als een mens voorstelt en wel erg menselijke uitdrukkingen ge bruikt voor een daad van God. Laat ik u met St. Thomas verklaren, dat de sehepping niets anders is dan de betrek king van afhankelijkheid van het schep sel ten opzichte van de Schepper. Op zich zou er niets tegen zijn, dat de schepping van eeuwigheid ia dus eeuwig afhankelijk van God, maar de Schrift leert ons nu eenmaal, dat de K08^10?. ieen J>egi11 heeft £ehad en als Katholieken houden we ons daaraan. mmmmm

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1953 | | pagina 8