DE GLORIE FAN FENETIE Een feest voor oog en ziel in het Rijksmuseum m Pleidooi voor dromen zonder bedrog Geroepen zijn: wat is 5ii Slü 0 ill rr Ongeëvenaarde rijkdom aan zorgvuldig gekozen meester werken Verwachting schoner dan werkelijkheid Louis de Bourbon en het korte verhaal (§od en Zy n wereld Een christelijk begrip p mm l' ittore Carpaccio Frans aan de Kath. Econ. Hogeschool ZATERDAG 1 AUGUSTUS 1953 PAGINA 5 ENETlë! Zilveren lagune-stad wier oude San Marco, achter het Dogenpaleis en de Companile, koepelbellen blaast onder lichtgevende wolkenluchtenstad van de puurste schilderkunst. Reeds in het Quattrocento speelt Venetië een bijzondere rol in het schilderend Italië. De antieke cultuur heeft de voor Italiaanse begrippen n0g jonge stad niets nagelaten, maar kosmopoli tisch als geen andere stad, door de handel in levend contact met het nabije Oosten en door de kleurrijke mozaïeken in San Marco dagelijks de herinnering opwekkend aan de rijke en majestueuze praal van Byzantiumvoedt de „Koningin van de Adriatische Zee" haar kinderen met zin voor fantastische en juwelige rijkdom van kleur en ornament, van rhythmerende decorativiteit. Muzikaliteit Rijke tentoonstelling Bvzantium en gothiek Materie-bezweerder „De drie Bellini's „Het Zenith De jacht op het geluk Eenheid, bewaard Onmiddellijke ervaring Dispuut van de H. Stephanus (Milaan) „Leon Harmei Fonds" opgericht 8111' «lil 0 SÈ8f389B88«#l©S „BAZUINSTÖÏEN VAN ROEMVOLLE SCHOONHEID De openheid van land en zee rondom, die hen lokt naar verten en avontuur, tempert de decoratieve zin der Venetia- nen met een sterk gevoel voor breed heid, zij legt de schilder rust in het hart en die neiging tot peinzen en een zacht- opwellende droefgeestigheid die de Vene- tiaanse schilderkunst reeds bij Giambel- lihi tot die onvergelijkelijke stemmings kunst begon te. maken, waarin voor het eerst de allegorische of symbolische pointe geen bepalende rol meer speelt en de weg vrij is voor pure schilderkunst. Grote invloed gaat hierin ook uit van het orchestraal samenspelen van wolken, licht en water in het omringende lagu- nenland én in de stad zelf, een spel dat de ogen muzikaal-gevoelig maakt voor het sfumato en het vloeien, het flitsend op glanzen, het pralend toeven en floersend uitruisen van kleur-en-licht. Een boekdeel zou te schrijven zijn over de muzikaliteit in de Vefletiaanse schil derkunst, wier grootmeesters als Titiaan en Tintoretto niet alleen schilderlijk- muzikaal waren, doch ook als bespelers van muziekinstrumenten werden ge roemd. Uit picturale muzikaliteit stamt wat bij uitstek „dé Venetiaanse schilder kunst" is gaan heten en voor geheel de latere Europese schilderkunst voedende ambrozijn is geweest. Een boeiend verhaal is de geschiedenis der Venetiaanse schil derkunst, een historie van vijf eeuwen lang, waarin het avontuur dat horizonten weet open te breken, zeker geen geringer rol speelt dan in die van de machtige han del der Venetiaanse nobili. De prachtige tentoonstelling waarmee het Rijksmuseum te Amsterdam op het ogenblik zijn beste prestaties sedert de oorlog (waarvan er toch reeds waren die onvergetelijk blijven) naar de kroon steekt, geeft van die geschiedenis een bijna volmaakt beeld met een ongeëve-r naarde rijkdom aan zorgvuldig gekozen meesterwerken van vrijwel alle schilders uit die vjjf eeuwen, die deze majesteite Ijjke geschiedenis hebben gemaakt. Er valt dan ook in de verste verte niet aan te denken in deze eerste bespreking de exnositie daarin op de voet te volgen. Wjj moeten er voorshands met avia- toren-blik overheen, met de bedoeling evenwel, later dit eerste overzicht aan te vullen met uitvoerige besprekingen van détails. Inmiddels late niemand zich ook maar de geringste kans ontgaan, om in het Rijksmuseum zijn ogen en zijn ziel het feest te gunnen dat hem daar be reid is. Uit het Quattrocento zijn de vruchten der Byzantijnse en Oosterse tradities hier het rijkst vertegenwoordigd in de werken van Paolo Venetiano en diens leerling Lorenzo Venetiano, die minder lineair en ook minder gracieus is dan Paolo, maar die meer dan deze heeft opgezogen van het gothische, evenals de gebroeders Vivarini, van wie hier een „aucona" (een altaar-polyptiek met rijke, vergulde om lijstingen) aanwezig is, zozeer kenmer kend de Venetiaanse zin voor dicht en rijk geweven, en toch matelijk geconci pieerde ornamentiek. Berenson, de vermaarde onderzoeker der Venetiaanse schilderkunst, zal wel gelijk hebben in zijn onderscheiding tus sen het aandeel van Antonio en dat van Bartolomeo: wat hij als het werk van de eerste aanwijst is strakker en feller in de Petrus- en Antonius-figuren ook pri mitiever dan de vrijere, picturaler- geziene overige panelen. De gothiek is in deze aucona overigens alweer aan het wijken, in tegenstelling tot Lorenzo Ve- netiano's panelen waarin zij pas begint door te breken. Een zuivere gothieker blijkt Jacobello del Fiorete te zijn, met zijn levendige verteltrant vol beweging en kleurenfelheid. Hoe intens is zijn blauw, hoe verrassend fijntjes impregneert hij zijn goud, hoe fris en naïef-vertellend is het precieuze klaver- en varentjes-veld Waarin hij een dreigend zwart-gekielde moordenaar de H. Lucia het legendarisch zwaard door haar keel laat steken. Hel der en tekenachtig, maar met volle kleur. Penseelt hij kerk en koepel achter St Agatha's graf. Fen hoofdstuk apart is Carlo Crivelli, vat vol tegenstrijdigheden, een ver- tckenaar-met-verf, éen verbeelder i 'derlijke, bijna magisch-reaiisti- figuren met als gegalvaniseerde en waarop de aderen als kronkelen- t ouizen takken; een schilder van krij- V bde gelaten waarin de smart woedt en Ae tranen als sap van geperste druiven hit de ogen spatten, gelijk in zijn Piëta. Deze wonderlijke materie-bezweerder, kervend als een houtsnijder, dan weer Pi.!dig of bezeten vliemend met een mes- ",Jn penseel, zocht naar gratie en monu mentaliteit en kwam terecht in een r/'eemdsoortige sprookjeswereld waarin Jjet burgerlijk vertelsel regeert, vol van Qe merkwaardigste detail-kunst (cf. zijn "bidding der herders"). Het duimdik maakt hier in het nuchter daglicht een bizarre en paskwillige indruk. Men moet het zich indenken onder het mysterieuze schijnsel van bewegend kaarslicht in een duistere kerkkapel. Van Montegua, wiens baanbrekend werk van zo grote invloed is geweest op velen der Venetianen, vindt men een Se- bastiaan, kenmerkend voor zijn vroege stijl, waarin hij de perspectief en de plastische vorm reeds zeer oorspronke lijk en met avontuurlijke durf wist te be handelen. Van de drie Bellini's is Giovanni (Giambellini) de meest belangrijke ge weest en dat is hij ook hier. Zijn St. Jan de Doper-kop laat alles zien van zün bewon dering voor zün zwager Montegua, en toch ook, in zün verfünd coloriet en vloeiender behandeling, reeds iets eigens. De invloeden van Antonello da Messina en d.m.v. hem van de Vlamingen, vindt men, persoonlük verwerkt, terug in zijn 'atere werk. Wü komen op hem nog terug, hü was een der allergrootsten onder de schilders van Venetië, zonder hem is Titiaan niet denkbaar. Van zijn broer Gentile is er dat beroem de miniatuur op perkament, waarin hij de doge Andrea Vendramin op ongehoord oorspronkelijke wijze tegen de klare lucht afschilderde, tezamen met zijn secretaris en een pauselijke bode achter een ven ster van zijn paleis. Openluchtschildering, impressionisme van de beste soort en bo vendien veel meer: een psychologisch diepgepeild portret. En van die wonderen der kunsthistorie die bij tijd en wijle voor degenen die dat zo hard nodig hebben, aantonen hoe levend en dus onbereken baar die historie is, alle rubricering be schamend. Het sterk door vocht bescha digde „Beato Giustiniani" laat nog dui delijk zien, welk een prachtig monumen- j;aa.l meesterschap hij bezat in het ruim telijk plaatsen van meer dan levensgrote figuren. Hij was ook een van die, voor de Venetiaanse burger-trots zo typische chroniqueurs van 't roemrijke Venetiaan se leven, maar daarvan is op deze expo sitie geen voorbeeld. Wel leert men hier zijn leerling Vittore Carpaccio als zulk een chroniqueur kennen. Welk een kunstenaar was deze! Zie zijn gelaatsexpressies, zijn composities, zijn prachtige landschappen, zijn meesterlijke beheersing van de Vlaamse olieverftech- m i-' u? i-a? waarlijk Venetiaanse kleur en Ucht-luister. Uren kan men doorbren gen bij wat zijn „Christus als Man van omarten daarvan geeft Gia™b,elli"i en Carpaccio sluiten een hoofdstuk af, en leiden het volgende, het meest glorieuze ia. Aan dat hoofdstuk zullen wij een apart artikel wijden, om ken nU en e opmerkingen te beper- Giorgione, die lyrische voorloper van Titiaan, met zpn van zachte gepeinzen ver vuld licht dat als een rook zün kleuren tempert en tegelijkertijd zingend ver vult, is slechts zwak vertegenwoordigd. Maar dan zpn daar Titiaan en Tintoretto, in een overvloed van meesterwerken welk een bazuinstoten van roemvolle schoonheid zijn er hier verzameld! en Veronese, met zijn liefelijke figuraties in glanzige kleurigheid gekleed. Zij worden gevolgd door Jacopo Bas- sano, Sebastiano del Piombo die later j- "Angelo's ban zou komen, niet die van Raffaëllo, zoa's in de cata logus abusievelijk te lezen staat, - en de w-fenis-verdelers Manoini, Feti, Mazzoni, Piazzetta (Carravaggesk reeds), met welke zeer kundige meesters de Vene tiaanse schilderkunst toch een duidelijke inzinking vertoont. Als dan Tiepolo (hier prachtig vertegenwoordigd), Canaletto en Guardi (de vroegste impressionist) verschijnen, zijn wü reeds in de achttien de eeuw. Pietro Longhi, fün picturaal verteller van wonderlijke anecdotes (die soms aan James Ensor doet denken)sluit het festijn. En na dit alles, kan men dan nog in het Prentenkabinet de Venetiaanse teken- en prent-kunst gaan bewonderen! K. S. Een zuivere gothieker blijkt Jacobello del Fiore te zijn. In zijn (links) afgebeelde „Dood van de H. Lucia" laat hij een dreigende zwart-gekielde moordenaar de H. Lucia het legendarisch zwaard door de keel steken. Van Gentile Bellini publi ceren wij (rechts) 't beroemde miniatuur op perkament, waar in hij de doge Andrea Vendramin op ongehoord oor spronkelijke wijze tegen de klare lucht afschilderde, tezamen met zijn secretaris en een pauselijke bode achter een venster van zijn paleis. -■ .v,s CONFRONTEER' een oud spreekwoord: ,JDromen zijn bedrog met Louis de Bourbon's „Dromen tot Xylotimbou" en gij zult een spreekwoord moeten af schrijven. En gij zult het zó volledig moeten verwerpen, dat gij slechts kunt verwachten bij een volgend boek van de Bourbon wederom een spreekwoord te zien verdwijnen, hetgeen niet jammer is omdat er nu' eenmaal domme zegswijzen zijn. Kortom: Dromen tot Xylotimbou, de novellenbundel van Louis de Bourbon, verschenen bij Elsevier, is een van de weinige boeken van de tegenwoordige tijd die zonder opzet doch uit een volmaakt innerlijke spanning de lezer voortdrijven van de ene droom naar de andere, van de ene verwachting naar de volgende. Het ravijn van het onstilbaar verlangen roept steeds opnieuw om het andere ravijn en zelfs daar, waar de droom ten laatste ten onder dreigt te gaan m het ghetto Xylotimbou van de Britse kolonie van Cyprus, zelfs daar is ae nederlaag van het verlangen slechts schijnbaar: het geloof, de hoop en de liefde blijven de bovenhand houden als de onverwoestbare beginselen zonder welke geen men selijk leven meer mogelijk is. Er loopt door deze hele verhalenbun del een rode draad, nergens onderbro ken, nergens verloren in het vreemdste avontuur, altüd opnieuw herkenbaar voor wie hem wil vinden; het verzet te gen de ontluistering van de droom, de wrevel tegen een mogelijke vervuiling van de verwachting, die er meteen bet eind van zou zijn, de kans op een steeds nieuw avontuur, een steeds hermeuwoe jacht op het geluk, het uiteindelijke g®* luk dat maar zo zelden van deze 9arJje T' Simon, die Ruth verliest op Xylo timbou wanneer zij als Esther zijn vrouw geworden is; de man van An- drowna, die doodgeschoten wordt ter wijl hp zijn handen reeds heeft uit gestrekt naar de andere oever ^an een eindelijk hervonden geluk; Jaboe- naja, die ten laatste terugkeert naar Djawa Bagoes. een rode hibiscusbloem in her blauwzwarte haar; de kleine, dwaze Sitih, die in een blanke haar gedode man wil herkennen; zij allen zijr de dragers van de droom, z(j al- ,en hebben de „glatik", de witte vogel van het geluk, herkend en zü allen moeten u even dierbaar worden als Joseph aan de oude Jacob was omdat hü' maar een dromer was, dat men zo moet verstaan: omdat hij meer be grip had voor de werkelü'kheid dan wie van zün breeders dan ook. DEZE verhalenbundel van de Bourbon is meteen het bewijs van het tegen deel van een oude stelling, dat in Nederland een uitgave van gebundelde korte verhalen vrijwel niet mogelijk is De achttien novellen van deze bun del vormen een bijna volmaakte een heid. Het doet er heleyiaal niet meer toe of de plaats van handeling of droom nu Nederland is Indonesië, Indo-Ohina, Cuba of een gevangenis in Amerika. De eenheid blijft bewaard, omdat de span ning bewaard blijft. Niet de spanning van een thriller, niet enkel en alleen dc spanning van etn exotisch avontuur maar ook en vooral deze uiterst geladen afwachting om het geestelijk avontuur, het experiment rondom de levensvat baarheid van de meest subtiele droom van het menselük hart. Niet alle novellen in Dromen tot xylotimbou zijn nieuw. Maar die gü' reeds kende, veroveren u opnieuw, gü ondergaat ze opnieuw en zij blijken mets van de eerste glans te hebben ver loren. En «de nieuw^ boeien u om het nog niet gekende. Bijna betrapt gij er u op, dat gij wenst de auteur eindelijk eens te zien struikelen. Maar aan het einde van Louis' de Bourbon's dromen glimlacht gü tevreden, omdat uw hei- melüke wens niet in vervulling gaat. De regels, die hierboven over Dromen tot Xylotimbou zün neergeschreven ge ven slechts in de verte een indruk van de onmiddellpke beleving van deze lit teraire schepping. Men kan dit boek te lijf gaan met een stel vooropgezette maatstaven. De uitkomst zou wellicht dezelfde zijn geweest. Maar men had tenslotte niets anders gedaan hetgeen vaak gebeurt dan zichzelf schuldig maken aan de zonde van Procrustes, die elk slachtoffer van zün honger uit» w gesculptureerde goud op zijn Maria jtagdalena-paneel waarin reeds de ge- jnaniereerd-lange en spitse handen die hij ™*e*r en meer zal schilderen te zien zijn Eén der leden van de Raad van Toe zicht der Kath. Economische Hogeschool te Tilburg, heeft het mogelijk gemaakt een stichting in het leven te roepen wel ke ten doel heeft de verbreiding van de kennis der Franse taal en cultuur onder de studenten en oud-studenten der Ka tholieke Economische Hogeschool te be vorderen door het verlenen van financiële steun aan activiteiten, die daartoe kunnen bijdragen. Gezien de steeds toenemende betekenis der internationale contacten moet op op richting van deze stichting voor de stu denten en oud-studenten der Hogeschool van bijzonder grote betekenis worden geacht. Aan de Stichting is de naam verbonden van Léon Harmei, de grote Katholieke- Franse werkgever, wiens zaligverklarings- proces enige tijd geleden in Rome aan hangig werd gemaakt. In het bestuur der Stichting hebben zit ting de heren P. J. M. Spoorenberg, voor zitter, namens de Algem^je Katholieke Werkgeversvereniging, mgr prof. dr M. .1. II. Cobbenhagen, namens de Senaat van de Katholieke Economische Hogeschool en mr Jos. de Voort namens de Amitiés Ca- tholiques Francaises te Tilburg. Het secretariaat wordt vervuld door mr B. J. M. van Spaendonck te Tilburg- GEEN ENKEL MENS heeft absolute macht over een ander. Men kan proberen een ander gelukkig te maken of ongelukkig; men is in staat iemand te beïnvloeden of uiterlijk te dwingen tot bepaalde handelingen. Tegenover het innerlijke, het eigenlüke van een mens staat men echter, als het erop aan komt, machteloos. Hü is zichzelf, denkt wat hü denkt bemint en richt zijn haat naar eigen keuze. Wü kun nen een mens bij ons roepen en hem zeggen dat hij anders moet zijn dan hij in feite is. We kunnen hem wijzen op zijn tekorten en proberen zijn talenten tot vruchtbaarheid te brengen in een opdracht die wii hem verlenen. Zélf zal hij echter uitmaken, of hij naar onze roepstem luistert. Hij kan op onze'correc- tieven en voorstellen ingaan. Hij kar. ons ook laten praten- Ouders houden hun kinderen idealen voor en ont vouwen voor hen de zin van het leven. Zp stellen eisen en geven richtlijnen. Zij trachten inzicht en karakter te vormen, zodat deze kinderen, volwas sen geworden, het leVen kunnen overwinnen en niet zélf door het leven vroeg of laat overwonnen worden. Zo geven zij een roeping voor het leven mee en doen zij een waardevolle poging mogelijk heden te scheppen, om deze roeping te verwerke lijken. Zü vermogen echter geen absolute garanties te geven voor de toekomst. Wat aangewezen en voorbereid is in de opvoeding, moet door het kind zélf bereikt en verwezeniükt worden Er is geen kracht in hem gevaren, die niet van hemzelf is en die hem in staat stelt beter dan zp'n eigen krachten dit doen de aangewezen weg te volgen en datgene wat hem aan karakter en persoon lijkheid geschonken werd te handhaven of tot groei en wasdom te brengen. In zekere zin kan de .ene mens aan de ander dus een soort roeping verleqen; maar hij is niét mach tig genoeg om, krachtens zün wil, de ander met deze roeping geheel te overmeesteren, zonder de vrijheid van die ander te schaden. Dwang is. de mens onwaar dig en de andere middelen, die ons ten dienste staan zijn betrekkelü'k en feilbaar. ANDERS IS HET, wanneer God een mens roept. God beschikt nl. over de mogelükheid een mens onfeilbaar te beïnvloeden, hem met zeke ?ch6id langs een bepaalde weg naar een bepaald do^l te leiden, zonder dat de menselüke vrüheid in het' ge drang Het is de kunst van God met Zijn voor zienigheid, de mens in zpn ziel te raken, zün inzicht en zün wil in de hand te nemen, met goddelpke fpn- gevoeligheid tot in de intiemste weefsels van de menselüke geest binnen te dringen, terwül het diepste der menselüke persoonlükheid en der men selijke vrüheid niet wordt geschaad. Met Zpn schep pende kracht is Hü in de mens aanwezig en houdt Hü alles wat des mensen is in Zün onfeilbare, god- delüke greep. Hü roept Abraham en Abraham kan aan Zijn roep weerstaan. Maar God wéét, dat Abra ham niet aan Zijn roepstem zal weerstaan, omdat hij niet enkel geroepen wordt door Gods stem, maar ook gedreven door Gods Geest. Maria wordt geroepen tot het goddelijke moederschap. Zü kan weigeren, omdat zü "iet enkel door de Allerhoogste wordt ge roepen, doch óók onbewust misschien vervuld is met een volheid van goddelijke genade en gestuwd wordt door de kracht van de Allerhoogste. TTET STERKST openbaart zich de kracht der f~l goddelijke roeping in het leven en sterven van Jesus van Nazareth, Die van het eerste moment af van Zijn godmenselijk bestaan tot in het, hart der eeuwigheid „de geroepene door de Vader is. Men zon kunnen zeggen, dat Jesus door deze roeping vol komen is aangetast, zodat niets van Hemzelf voor Hemzelf overblijft,. Alles heeft Hij de Vader in handen gegeven. Niet Z ij n wilmaar die van de Vader moet geschieden, desnoods dwars door de angsten en pijnen van Zijn doodsbenauwenis heen. Zelfs %ijn Gezegende en bevoorrechte Moeder vermag niet te begrijpen, hoeseer Hij in de dingen van Zijn Vader moei zijn. Zij die toch ook zelf op bijzondere wijze geroepen was om Moeder en volkomen toege wijde te zijn, kan de consequenties hard, dikwijls onverbiddelijk van Jesus' roeping slechts als even zovele ondoorgrondelijke geheimen bewaren in haar hart. De roeping van Jesus vernietigt Zijn jonge lichaam en teistert Zijn sterke geest in lege, duistere verlatenheid. Alles moet worden volbracht; niets mag worden teruggehouden of uitgezonderd. WIE Zó HOOG en zó volkomen door God geroepen is. moet wel een eenzame worden. De roeping neemt Jesus weg uit het midden der mensen, waartoe Hij behoort. Hü wordt de U i tverkorene, uit di mensen afgezonderd, omdat Hij zo wezenlijk en helemaal van God is. Dit wég-geroepen worden nu uit het eigen milieu, dit In zekere zin iemand losmaken van de gemeen schap, waarin Hü staat, treffen wü ook aan bü allen. die als lekengelovigen en priesters der Kerk delen in Jesus' priesterschap er. apostolaat. Wat zün christenen immers voor mensen? Zün ze in alles aan alle andere mensen gelijk? Bezitten zü dezelfde menselüke grootheid en menselüke klein heid? Ja. Maar toch hebben zij in zekere zin „de wereld vaarwel gezegd", zoals men dat noemt, en door hun houding, hun gebaar, hun persoonlükheid en hun activiteit schijnen zij als zij hun christendom ernstig nemen zich inderdaad enigszins aan onze wereld te onttrekken. Het is alsof zü plotseling iemand ontmoet hebben die hen aansprak. Zij luisterden, geloofden gehoor zaamden en gingen mee met Hem die hen' staande hield. Zp leven m de wereld der mensen Zij staan midden tussen hen in. Zü praten met hen. delen in hun vreugde en in hun verdriet, eten, drinken ieven en sterven ja zondigen met hen. Maar tóch: er staat voortdurend iemand achter deze serieuze christenen- ?«Tr^d,e hen s!aande hield- die hen geroepen heeft, xij nadoen aan deze roep kunnen weerstaan, en zij kunnen het nóg, maar de Heer, Die hen riep, wist dat zü zouden luisteren en gaf hun de kracht op Zijn roeping in te gaan. Zü zün de geroepenen, die niet alleen Jesus' woorden moeten spreken en Zün ver lossing moeten uitbreiden over de wereld m&ar die tevens de weg van Jesus moeten gaan in 'hun dage lijkse arbeid, in alles wat zü doen en laten Zij be horen in ootmoed en gehoorzaamheid God tóe in de priester Jesus, van Wie geschreven staat: En ofschoon Hp in de dagen van Zijn Vlees onder luid geroep en tranen, gebeden en smekineen heeft opgestierd tot Degene, die Hem van de dood kon redden; ofschoon Hp verhoord werd terwiiie va" Zpn godvrezendheidofschoon Hp bovendien zélf de Zoon was, heeft Hp' tóch door Zjjn lijdln de gehoorzaamheid geleerd en is Hp na Zün ver- heerlpking de oorzaak van eeuwige zaligheid ge worden voor allen, die Hem gehoorzaam Ih'n" Zo vraagt het Christendom van degene di* dnnr God ertoe geroepen wordt, een volkomen b'ereidvw- dicrheid om in Gods dienst te staan, een volstrekt onen ontvankelpkheid voor wat God wil. Een houding als die waarvan we lezen bij de kleine Samuel die ge- I-wlk'00^Jahweh, en als hij eenmaal zeker «nf ,l„df lGS„Si,eïï' ee"Y0U«% maar vastberaden antwoordt: „Spreek Heer. Uw dienaar luistert". Mr Louis de Bourbon rekte of inkortte naarmate het te kort of te lang was voor het werktuig van zpn wrede critiek. De onmiddellijke ervaring van een kunstwerk is tenslotte waar het om gaat. Een oordeel over een kunstwerk kan alleen dienstig zpn om de waarde ring daarvoor te formuleren. Dit geldt in bpzondere mate. wanneer men te doen heeft met een boek, dat zo goed is als Dromen tot Xylotimbou. Want zo min als men een kunstenaar mag veroordelen om het ontbreken van iels, dat hij nooit heeft trachten te berei ken, evenmin mag de lof voor een auteur hem bedoelingen in de schoe nen schuiven, die de schrijver nimmer heeft gehad. Een kunstwerk wü ervaren worden. Dat men Dromen tot Xylotimbou dan ervare zonder de ballast van een teveel aan woorden vooraf. Dit boek kan er tegen En zó ervaart men wellicht het best de drift van het onstilbaar verlan gen, zó luistert men wellicht geboeid als zelden tevoren naar die klanken uit een verre wereld, een melodie, 'n lied, de ein deloze weemoed van een der noctuii.en uit Dromen tot Xylotimbou. B i!1 S TmMA" mcc ItoiUc'j' 'tPro™en tot Xylotimbou" door JELSMA, M.S.C. 1 Louis de Bourbon. Uitg. Elsevier, 1952.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1953 | | pagina 5