DE GLORIE FAN FENETIE
Een feest voor oog en ziel
in het Rijksmuseum
m
Pleidooi voor dromen zonder bedrog
Geroepen
zijn:
wat is
5ii
Slü
0
ill
rr
Ongeëvenaarde rijkdom aan
zorgvuldig gekozen meester
werken
Verwachting schoner dan werkelijkheid
Louis de Bourbon en het korte
verhaal
(§od en Zy n wereld
Een christelijk begrip
p
mm
l' ittore Carpaccio
Frans aan de Kath.
Econ. Hogeschool
ZATERDAG 1 AUGUSTUS 1953
PAGINA 5
ENETlë! Zilveren lagune-stad wier oude San Marco, achter het Dogenpaleis en de Companile,
koepelbellen blaast onder lichtgevende wolkenluchtenstad van de puurste schilderkunst.
Reeds in het Quattrocento speelt Venetië een bijzondere rol in het schilderend Italië. De antieke
cultuur heeft de voor Italiaanse begrippen n0g jonge stad niets nagelaten, maar kosmopoli
tisch als geen andere stad, door de handel in levend contact met het nabije Oosten en door de
kleurrijke mozaïeken in San Marco dagelijks de herinnering opwekkend aan de rijke en majestueuze
praal van Byzantiumvoedt de „Koningin van de Adriatische Zee" haar kinderen met zin voor
fantastische en juwelige rijkdom van kleur en ornament, van rhythmerende decorativiteit.
Muzikaliteit
Rijke tentoonstelling
Bvzantium en gothiek
Materie-bezweerder
„De drie Bellini's
„Het Zenith
De jacht op het geluk
Eenheid, bewaard
Onmiddellijke ervaring
Dispuut van de H. Stephanus
(Milaan)
„Leon Harmei Fonds" opgericht
8111'
«lil
0
SÈ8f389B88«#l©S
„BAZUINSTÖÏEN VAN ROEMVOLLE SCHOONHEID
De openheid van land en zee rondom,
die hen lokt naar verten en avontuur,
tempert de decoratieve zin der Venetia-
nen met een sterk gevoel voor breed
heid, zij legt de schilder rust in het hart
en die neiging tot peinzen en een zacht-
opwellende droefgeestigheid die de Vene-
tiaanse schilderkunst reeds bij Giambel-
lihi tot die onvergelijkelijke stemmings
kunst begon te. maken, waarin voor het
eerst de allegorische of symbolische pointe
geen bepalende rol meer speelt en de weg
vrij is voor pure schilderkunst.
Grote invloed gaat hierin ook uit van
het orchestraal samenspelen van wolken,
licht en water in het omringende lagu-
nenland én in de stad zelf, een spel dat
de ogen muzikaal-gevoelig maakt voor het
sfumato en het vloeien, het flitsend op
glanzen, het pralend toeven en floersend
uitruisen van kleur-en-licht.
Een boekdeel zou te schrijven zijn over
de muzikaliteit in de Vefletiaanse schil
derkunst, wier grootmeesters als Titiaan
en Tintoretto niet alleen schilderlijk-
muzikaal waren, doch ook als bespelers
van muziekinstrumenten werden ge
roemd. Uit picturale muzikaliteit stamt
wat bij uitstek „dé Venetiaanse schilder
kunst" is gaan heten en voor geheel de
latere Europese schilderkunst voedende
ambrozijn is geweest. Een boeiend verhaal
is de geschiedenis der Venetiaanse schil
derkunst, een historie van vijf eeuwen
lang, waarin het avontuur dat horizonten
weet open te breken, zeker geen geringer
rol speelt dan in die van de machtige han
del der Venetiaanse nobili.
De prachtige tentoonstelling waarmee
het Rijksmuseum te Amsterdam op het
ogenblik zijn beste prestaties sedert de
oorlog (waarvan er toch reeds waren die
onvergetelijk blijven) naar de kroon
steekt, geeft van die geschiedenis een
bijna volmaakt beeld met een ongeëve-r
naarde rijkdom aan zorgvuldig gekozen
meesterwerken van vrijwel alle schilders
uit die vjjf eeuwen, die deze majesteite
Ijjke geschiedenis hebben gemaakt. Er valt
dan ook in de verste verte niet aan te
denken in deze eerste bespreking de
exnositie daarin op de voet te volgen.
Wjj moeten er voorshands met avia-
toren-blik overheen, met de bedoeling
evenwel, later dit eerste overzicht aan te
vullen met uitvoerige besprekingen van
détails. Inmiddels late niemand zich ook
maar de geringste kans ontgaan, om in
het Rijksmuseum zijn ogen en zijn ziel
het feest te gunnen dat hem daar be
reid is.
Uit het Quattrocento zijn de vruchten
der Byzantijnse en Oosterse tradities hier
het rijkst vertegenwoordigd in de werken
van Paolo Venetiano en diens leerling
Lorenzo Venetiano, die minder lineair en
ook minder gracieus is dan Paolo, maar
die meer dan deze heeft opgezogen van
het gothische, evenals de gebroeders
Vivarini, van wie hier een „aucona" (een
altaar-polyptiek met rijke, vergulde om
lijstingen) aanwezig is, zozeer kenmer
kend de Venetiaanse zin voor dicht en
rijk geweven, en toch matelijk geconci
pieerde ornamentiek.
Berenson, de vermaarde onderzoeker
der Venetiaanse schilderkunst, zal wel
gelijk hebben in zijn onderscheiding tus
sen het aandeel van Antonio en dat van
Bartolomeo: wat hij als het werk van de
eerste aanwijst is strakker en feller in
de Petrus- en Antonius-figuren ook pri
mitiever dan de vrijere, picturaler-
geziene overige panelen. De gothiek is in
deze aucona overigens alweer aan het
wijken, in tegenstelling tot Lorenzo Ve-
netiano's panelen waarin zij pas begint
door te breken. Een zuivere gothieker
blijkt Jacobello del Fiorete te zijn, met
zijn levendige verteltrant vol beweging
en kleurenfelheid. Hoe intens is zijn
blauw, hoe verrassend fijntjes impregneert
hij zijn goud, hoe fris en naïef-vertellend
is het precieuze klaver- en varentjes-veld
Waarin hij een dreigend zwart-gekielde
moordenaar de H. Lucia het legendarisch
zwaard door haar keel laat steken. Hel
der en tekenachtig, maar met volle kleur.
Penseelt hij kerk en koepel achter St
Agatha's graf.
Fen hoofdstuk apart is Carlo Crivelli,
vat vol tegenstrijdigheden, een ver-
tckenaar-met-verf, éen verbeelder
i 'derlijke, bijna magisch-reaiisti-
figuren met als gegalvaniseerde
en waarop de aderen als kronkelen-
t ouizen takken; een schilder van krij-
V bde gelaten waarin de smart woedt en
Ae tranen als sap van geperste druiven
hit de ogen spatten, gelijk in zijn Piëta.
Deze wonderlijke materie-bezweerder,
kervend als een houtsnijder, dan weer
Pi.!dig of bezeten vliemend met een mes-
",Jn penseel, zocht naar gratie en monu
mentaliteit en kwam terecht in een
r/'eemdsoortige sprookjeswereld waarin
Jjet burgerlijk vertelsel regeert, vol van
Qe merkwaardigste detail-kunst (cf. zijn
"bidding der herders"). Het duimdik
maakt hier in het nuchter daglicht een
bizarre en paskwillige indruk. Men moet
het zich indenken onder het mysterieuze
schijnsel van bewegend kaarslicht in een
duistere kerkkapel.
Van Montegua, wiens baanbrekend
werk van zo grote invloed is geweest op
velen der Venetianen, vindt men een Se-
bastiaan, kenmerkend voor zijn vroege
stijl, waarin hij de perspectief en de
plastische vorm reeds zeer oorspronke
lijk en met avontuurlijke durf wist te be
handelen.
Van de drie Bellini's is Giovanni
(Giambellini) de meest belangrijke ge
weest en dat is hij ook hier. Zijn St. Jan de
Doper-kop laat alles zien van zün bewon
dering voor zün zwager Montegua, en
toch ook, in zün verfünd coloriet en
vloeiender behandeling, reeds iets eigens.
De invloeden van Antonello da Messina
en d.m.v. hem van de Vlamingen, vindt
men, persoonlük verwerkt, terug in zijn
'atere werk.
Wü komen op hem nog terug, hü was
een der allergrootsten onder de schilders
van Venetië, zonder hem is Titiaan niet
denkbaar.
Van zijn broer Gentile is er dat beroem
de miniatuur op perkament, waarin hij
de doge Andrea Vendramin op ongehoord
oorspronkelijke wijze tegen de klare lucht
afschilderde, tezamen met zijn secretaris
en een pauselijke bode achter een ven
ster van zijn paleis. Openluchtschildering,
impressionisme van de beste soort en bo
vendien veel meer: een psychologisch
diepgepeild portret. En van die wonderen
der kunsthistorie die bij tijd en wijle voor
degenen die dat zo hard nodig hebben,
aantonen hoe levend en dus onbereken
baar die historie is, alle rubricering be
schamend. Het sterk door vocht bescha
digde „Beato Giustiniani" laat nog dui
delijk zien, welk een prachtig monumen-
j;aa.l meesterschap hij bezat in het ruim
telijk plaatsen van meer dan levensgrote
figuren. Hij was ook een van die, voor de
Venetiaanse burger-trots zo typische
chroniqueurs van 't roemrijke Venetiaan
se leven, maar daarvan is op deze expo
sitie geen voorbeeld. Wel leert men hier
zijn leerling Vittore Carpaccio als zulk
een chroniqueur kennen.
Welk een kunstenaar was deze! Zie zijn
gelaatsexpressies, zijn composities, zijn
prachtige landschappen, zijn meesterlijke
beheersing van de Vlaamse olieverftech-
m i-' u? i-a? waarlijk Venetiaanse kleur
en Ucht-luister. Uren kan men doorbren
gen bij wat zijn „Christus als Man van
omarten daarvan geeft
Gia™b,elli"i en Carpaccio sluiten een
hoofdstuk af, en leiden het volgende, het
meest glorieuze ia. Aan dat hoofdstuk
zullen wij een apart artikel wijden, om
ken nU en e opmerkingen te beper-
Giorgione, die lyrische voorloper van
Titiaan, met zpn van zachte gepeinzen ver
vuld licht dat als een rook zün kleuren
tempert en tegelijkertijd zingend ver
vult, is slechts zwak vertegenwoordigd.
Maar dan zpn daar Titiaan en Tintoretto,
in een overvloed van meesterwerken
welk een bazuinstoten van roemvolle
schoonheid zijn er hier verzameld! en
Veronese, met zijn liefelijke figuraties in
glanzige kleurigheid gekleed.
Zij worden gevolgd door Jacopo Bas-
sano, Sebastiano del Piombo die later
j- "Angelo's ban zou komen,
niet die van Raffaëllo, zoa's in de cata
logus abusievelijk te lezen staat, - en de
w-fenis-verdelers Manoini, Feti, Mazzoni,
Piazzetta (Carravaggesk reeds), met
welke zeer kundige meesters de Vene
tiaanse schilderkunst toch een duidelijke
inzinking vertoont. Als dan Tiepolo (hier
prachtig vertegenwoordigd), Canaletto
en Guardi (de
vroegste impressionist)
verschijnen, zijn wü reeds in de achttien
de eeuw. Pietro Longhi, fün picturaal
verteller van wonderlijke anecdotes (die
soms aan James Ensor doet denken)sluit
het festijn.
En na dit alles, kan men dan nog in het
Prentenkabinet de Venetiaanse teken- en
prent-kunst gaan bewonderen! K. S.
Een zuivere gothieker blijkt
Jacobello del Fiore te zijn. In
zijn (links) afgebeelde „Dood
van de H. Lucia" laat hij
een dreigende zwart-gekielde
moordenaar de H. Lucia het
legendarisch zwaard door de
keel steken.
Van Gentile Bellini publi
ceren wij (rechts) 't beroemde
miniatuur op perkament, waar
in hij de doge Andrea
Vendramin op ongehoord oor
spronkelijke wijze tegen de
klare lucht afschilderde,
tezamen met zijn secretaris en
een pauselijke bode achter een
venster van zijn paleis.
-■ .v,s
CONFRONTEER' een oud spreekwoord: ,JDromen zijn bedrog met Louis de
Bourbon's „Dromen tot Xylotimbou" en gij zult een spreekwoord moeten af
schrijven. En gij zult het zó volledig moeten verwerpen, dat gij slechts kunt
verwachten bij een volgend boek van de Bourbon wederom een spreekwoord te
zien verdwijnen, hetgeen niet jammer is omdat er nu' eenmaal domme zegswijzen
zijn. Kortom: Dromen tot Xylotimbou, de novellenbundel van Louis de Bourbon,
verschenen bij Elsevier, is een van de weinige boeken van de tegenwoordige tijd
die zonder opzet doch uit een volmaakt innerlijke spanning de lezer voortdrijven
van de ene droom naar de andere, van de ene verwachting naar de volgende.
Het ravijn van het onstilbaar verlangen roept steeds opnieuw om het andere
ravijn en zelfs daar, waar de droom ten laatste ten onder dreigt te gaan m het
ghetto Xylotimbou van de Britse kolonie van Cyprus, zelfs daar is ae nederlaag
van het verlangen slechts schijnbaar: het geloof, de hoop en de liefde blijven
de bovenhand houden als de onverwoestbare beginselen zonder welke geen men
selijk leven meer mogelijk is.
Er loopt door deze hele verhalenbun
del een rode draad, nergens onderbro
ken, nergens verloren in het vreemdste
avontuur, altüd opnieuw herkenbaar
voor wie hem wil vinden; het verzet te
gen de ontluistering van de droom, de
wrevel tegen een mogelijke vervuiling
van de verwachting, die er meteen bet
eind van zou zijn, de kans op een steeds
nieuw avontuur, een steeds hermeuwoe
jacht op het geluk, het uiteindelijke g®*
luk dat maar zo zelden van deze 9arJje T'
Simon, die Ruth verliest op Xylo
timbou wanneer zij als Esther zijn
vrouw geworden is; de man van An-
drowna, die doodgeschoten wordt ter
wijl hp zijn handen reeds heeft uit
gestrekt naar de andere oever ^an
een eindelijk hervonden geluk; Jaboe-
naja, die ten laatste terugkeert naar
Djawa Bagoes. een rode hibiscusbloem
in her blauwzwarte haar; de kleine,
dwaze Sitih, die in een blanke haar
gedode man wil herkennen; zij allen
zijr de dragers van de droom, z(j al-
,en hebben de „glatik", de witte vogel
van het geluk, herkend en zü allen
moeten u even dierbaar worden als
Joseph aan de oude Jacob was omdat
hü' maar een dromer was, dat men
zo moet verstaan: omdat hij meer be
grip had voor de werkelü'kheid dan
wie van zün breeders dan ook.
DEZE verhalenbundel van de Bourbon
is meteen het bewijs van het tegen
deel van een oude stelling, dat in
Nederland een uitgave van gebundelde
korte verhalen vrijwel niet mogelijk
is De achttien novellen van deze bun
del vormen een bijna volmaakte een
heid. Het doet er heleyiaal niet meer
toe of de plaats van handeling of droom
nu Nederland is Indonesië, Indo-Ohina,
Cuba of een gevangenis in Amerika. De
eenheid blijft bewaard, omdat de span
ning bewaard blijft. Niet de spanning
van een thriller, niet enkel en alleen dc
spanning van etn exotisch avontuur
maar ook en vooral deze uiterst geladen
afwachting om het geestelijk avontuur,
het experiment rondom de levensvat
baarheid van de meest subtiele droom
van het menselük hart.
Niet alle novellen in Dromen tot
xylotimbou zijn nieuw. Maar die gü'
reeds kende, veroveren u opnieuw, gü
ondergaat ze opnieuw en zij blijken
mets van de eerste glans te hebben ver
loren. En «de nieuw^ boeien u om het
nog niet gekende. Bijna betrapt gij er
u op, dat gij wenst de auteur eindelijk
eens te zien struikelen. Maar aan het
einde van Louis' de Bourbon's dromen
glimlacht gü tevreden, omdat uw hei-
melüke wens niet in vervulling gaat.
De regels, die hierboven over Dromen
tot Xylotimbou zün neergeschreven ge
ven slechts in de verte een indruk van
de onmiddellpke beleving van deze lit
teraire schepping. Men kan dit boek te
lijf gaan met een stel vooropgezette
maatstaven. De uitkomst zou wellicht
dezelfde zijn geweest. Maar men had
tenslotte niets anders gedaan hetgeen
vaak gebeurt dan zichzelf schuldig
maken aan de zonde van Procrustes, die
elk slachtoffer van zün honger uit»
w gesculptureerde goud op zijn Maria
jtagdalena-paneel waarin reeds de ge-
jnaniereerd-lange en spitse handen die hij
™*e*r en meer zal schilderen te zien zijn
Eén der leden van de Raad van Toe
zicht der Kath. Economische Hogeschool
te Tilburg, heeft het mogelijk gemaakt
een stichting in het leven te roepen wel
ke ten doel heeft de verbreiding van de
kennis der Franse taal en cultuur onder
de studenten en oud-studenten der Ka
tholieke Economische Hogeschool te be
vorderen door het verlenen van financiële
steun aan activiteiten, die daartoe kunnen
bijdragen.
Gezien de steeds toenemende betekenis
der internationale contacten moet op op
richting van deze stichting voor de stu
denten en oud-studenten der Hogeschool
van bijzonder grote betekenis worden
geacht.
Aan de Stichting is de naam verbonden
van Léon Harmei, de grote Katholieke-
Franse werkgever, wiens zaligverklarings-
proces enige tijd geleden in Rome aan
hangig werd gemaakt.
In het bestuur der Stichting hebben zit
ting de heren P. J. M. Spoorenberg, voor
zitter, namens de Algem^je Katholieke
Werkgeversvereniging, mgr prof. dr M. .1.
II. Cobbenhagen, namens de Senaat van
de Katholieke Economische Hogeschool en
mr Jos. de Voort namens de Amitiés Ca-
tholiques Francaises te Tilburg.
Het secretariaat wordt vervuld door mr
B. J. M. van Spaendonck te Tilburg-
GEEN ENKEL MENS heeft absolute macht over
een ander. Men kan proberen een ander gelukkig
te maken of ongelukkig; men is in staat iemand
te beïnvloeden of uiterlijk te dwingen tot bepaalde
handelingen. Tegenover het innerlijke, het eigenlüke
van een mens staat men echter, als het erop aan
komt, machteloos. Hü is zichzelf, denkt wat hü denkt
bemint en richt zijn haat naar eigen keuze. Wü kun
nen een mens bij ons roepen en hem zeggen dat hij
anders moet zijn dan hij in feite is. We kunnen hem
wijzen op zijn tekorten en proberen zijn talenten tot
vruchtbaarheid te brengen in een opdracht die wii
hem verlenen. Zélf zal hij echter uitmaken, of hij
naar onze roepstem luistert. Hij kan op onze'correc-
tieven en voorstellen ingaan. Hij kar. ons ook laten
praten-
Ouders houden hun kinderen idealen voor en ont
vouwen voor hen de zin van het leven. Zp stellen
eisen en geven richtlijnen. Zij trachten inzicht en
karakter te vormen, zodat deze kinderen, volwas
sen geworden, het leVen kunnen overwinnen en
niet zélf door het leven vroeg of laat overwonnen
worden. Zo geven zij een roeping voor het leven
mee en doen zij een waardevolle poging mogelijk
heden te scheppen, om deze roeping te verwerke
lijken. Zü vermogen echter geen absolute garanties
te geven voor de toekomst. Wat aangewezen en
voorbereid is in de opvoeding, moet door het kind
zélf bereikt en verwezeniükt worden Er is geen
kracht in hem gevaren, die niet van hemzelf is
en die hem in staat stelt beter dan zp'n eigen
krachten dit doen de aangewezen weg te volgen
en datgene wat hem aan karakter en persoon
lijkheid geschonken werd te handhaven of tot groei
en wasdom te brengen.
In zekere zin kan de .ene mens aan de ander dus
een soort roeping verleqen; maar hij is niét mach
tig genoeg om, krachtens zün wil, de ander met deze
roeping geheel te overmeesteren, zonder de vrijheid
van die ander te schaden. Dwang is. de mens onwaar
dig en de andere middelen, die ons ten dienste staan
zijn betrekkelü'k en feilbaar.
ANDERS IS HET, wanneer God een mens roept.
God beschikt nl. over de mogelükheid een mens
onfeilbaar te beïnvloeden, hem met zeke
?ch6id
langs een bepaalde weg naar een bepaald do^l te
leiden, zonder dat de menselüke vrüheid in het' ge
drang Het is de kunst van God met Zijn voor
zienigheid, de mens in zpn ziel te raken, zün inzicht
en zün wil in de hand te nemen, met goddelpke fpn-
gevoeligheid tot in de intiemste weefsels van de
menselüke geest binnen te dringen, terwül het
diepste der menselüke persoonlükheid en der men
selijke vrüheid niet wordt geschaad. Met Zpn schep
pende kracht is Hü in de mens aanwezig en houdt
Hü alles wat des mensen is in Zün onfeilbare, god-
delüke greep. Hü roept Abraham en Abraham kan
aan Zijn roep weerstaan. Maar God wéét, dat Abra
ham niet aan Zijn roepstem zal weerstaan, omdat hij
niet enkel geroepen wordt door Gods stem, maar
ook gedreven door Gods Geest. Maria wordt geroepen
tot het goddelijke moederschap. Zü kan weigeren,
omdat zü "iet enkel door de Allerhoogste wordt ge
roepen, doch óók onbewust misschien vervuld
is met een volheid van goddelijke genade en gestuwd
wordt door de kracht van de Allerhoogste.
TTET STERKST openbaart zich de kracht der
f~l goddelijke roeping in het leven en sterven van
Jesus van Nazareth, Die van het eerste moment
af van Zijn godmenselijk bestaan tot in het, hart der
eeuwigheid „de geroepene door de Vader is. Men
zon kunnen zeggen, dat Jesus door deze roeping vol
komen is aangetast, zodat niets van Hemzelf voor
Hemzelf overblijft,. Alles heeft Hij de Vader in
handen gegeven. Niet Z ij n wilmaar die van de
Vader moet geschieden, desnoods dwars door de
angsten en pijnen van Zijn doodsbenauwenis heen.
Zelfs %ijn Gezegende en bevoorrechte Moeder vermag
niet te begrijpen, hoeseer Hij in de dingen van Zijn
Vader moei zijn. Zij die toch ook zelf op bijzondere
wijze geroepen was om Moeder en volkomen toege
wijde te zijn, kan de consequenties hard, dikwijls
onverbiddelijk van Jesus' roeping slechts als even
zovele ondoorgrondelijke geheimen bewaren in haar
hart. De roeping van Jesus vernietigt Zijn jonge
lichaam en teistert Zijn sterke geest in lege, duistere
verlatenheid. Alles moet worden volbracht; niets
mag worden teruggehouden of uitgezonderd.
WIE Zó HOOG en zó volkomen door God geroepen
is. moet wel een eenzame worden. De roeping
neemt Jesus weg uit het midden der mensen,
waartoe Hij behoort. Hü wordt de U i tverkorene,
uit di mensen afgezonderd, omdat Hij zo wezenlijk
en helemaal van God is.
Dit wég-geroepen worden nu uit het eigen milieu,
dit In zekere zin iemand losmaken van de gemeen
schap, waarin Hü staat, treffen wü ook aan bü allen.
die als lekengelovigen en priesters der Kerk delen in
Jesus' priesterschap er. apostolaat.
Wat zün christenen immers voor mensen? Zün ze
in alles aan alle andere mensen gelijk? Bezitten zü
dezelfde menselüke grootheid en menselüke klein
heid? Ja. Maar toch hebben zij in zekere zin „de
wereld vaarwel gezegd", zoals men dat noemt, en door
hun houding, hun gebaar, hun persoonlükheid en hun
activiteit schijnen zij als zij hun christendom
ernstig nemen zich inderdaad enigszins aan onze
wereld te onttrekken.
Het is alsof zü plotseling iemand ontmoet hebben
die hen aansprak. Zij luisterden, geloofden gehoor
zaamden en gingen mee met Hem die hen' staande
hield. Zp leven m de wereld der mensen Zij staan
midden tussen hen in. Zü praten met hen. delen in
hun vreugde en in hun verdriet, eten, drinken ieven
en sterven ja zondigen met hen. Maar tóch: er staat
voortdurend iemand achter deze serieuze christenen-
?«Tr^d,e hen s!aande hield- die hen geroepen heeft,
xij nadoen aan deze roep kunnen weerstaan, en zij
kunnen het nóg, maar de Heer, Die hen riep, wist
dat zü zouden luisteren en gaf hun de kracht op Zijn
roeping in te gaan. Zü zün de geroepenen, die niet
alleen Jesus' woorden moeten spreken en Zün ver
lossing moeten uitbreiden over de wereld m&ar die
tevens de weg van Jesus moeten gaan in 'hun dage
lijkse arbeid, in alles wat zü doen en laten Zij be
horen in ootmoed en gehoorzaamheid God tóe in de
priester Jesus, van Wie geschreven staat:
En ofschoon Hp in de dagen van Zijn Vlees
onder luid geroep en tranen, gebeden en smekineen
heeft opgestierd tot Degene, die Hem van de dood
kon redden; ofschoon Hp verhoord werd terwiiie
va" Zpn godvrezendheidofschoon Hp bovendien
zélf de Zoon was, heeft Hp' tóch door Zjjn lijdln
de gehoorzaamheid geleerd en is Hp na Zün ver-
heerlpking de oorzaak van eeuwige zaligheid ge
worden voor allen, die Hem gehoorzaam Ih'n"
Zo vraagt het Christendom van degene di* dnnr
God ertoe geroepen wordt, een volkomen b'ereidvw-
dicrheid om in Gods dienst te staan, een volstrekt onen
ontvankelpkheid voor wat God wil. Een houding als
die waarvan we lezen bij de kleine Samuel die ge-
I-wlk'00^Jahweh, en als hij eenmaal zeker
«nf ,l„df lGS„Si,eïï' ee"Y0U«% maar vastberaden
antwoordt: „Spreek Heer. Uw dienaar luistert".
Mr Louis de Bourbon
rekte of inkortte naarmate het te kort
of te lang was voor het werktuig van
zpn wrede critiek.
De onmiddellijke ervaring van een
kunstwerk is tenslotte waar het om
gaat. Een oordeel over een kunstwerk
kan alleen dienstig zpn om de waarde
ring daarvoor te formuleren. Dit geldt
in bpzondere mate. wanneer men te
doen heeft met een boek, dat zo goed
is als Dromen tot Xylotimbou. Want
zo min als men een kunstenaar mag
veroordelen om het ontbreken van iels,
dat hij nooit heeft trachten te berei
ken, evenmin mag de lof voor een
auteur hem bedoelingen in de schoe
nen schuiven, die de schrijver nimmer
heeft gehad.
Een kunstwerk wü ervaren worden.
Dat men Dromen tot Xylotimbou dan
ervare zonder de ballast van een teveel
aan woorden vooraf. Dit boek kan er
tegen En zó ervaart men wellicht het
best de drift van het onstilbaar verlan
gen, zó luistert men wellicht geboeid als
zelden tevoren naar die klanken uit een
verre wereld, een melodie, 'n lied, de ein
deloze weemoed van een der noctuii.en
uit Dromen tot Xylotimbou.
B
i!1
S TmMA" mcc ItoiUc'j' 'tPro™en tot Xylotimbou" door
JELSMA, M.S.C. 1 Louis de Bourbon. Uitg. Elsevier, 1952.