ONZE ZIEKEN
DE KEERZIJDE VAN EEN
„BEETJE, BEETJE, BEETJE"
ZIJN VISIE
Vandaag
KOLEN voor de WINTERNOOD
DOMWEG
6\IF¥-
Roemenie
KARAKTEROLOOG.
ZATERDAG AUGUSTUS 1953
PAGINA
Gaat het grote leven
hen voorbij f
Wat nu komt,
zal door velen
niet begrepen
worden.
De massa
heeft geen ge
voel voor het
hogere, het zij
met spijt vastgesteld.
Wanneer wij het hogere
desondanks een plaats
in de krant geven,
lopen wij gevaar mis
kend of niet gelezen te
worden. Zolang de re
dactie dit niet in de
gaten heeft en de hono
rering normaal door
gang vindt, is er niets
onherstelbaars gebeurd,
toegegeven, maar het
idee is niet plezierig.
Waarom zijn hele groe
pen lezers zozeer afge
stompt voor 't hogere?
Waarom worden er zo
weinig hoofdartikelen
gelezen. Hoe komt het,
dat wij schrijvers ons
nooit helemaal „uit"
kunnen schrijven, tenzij
over Abe, Woutje of
Doris? Waar dient het
toe, dat wij voorzichtig
moeten worden en ons
behoren te matigen,
zodra wij ons gaan
storten op onderwerpen
als: „Geestelijk leven te
Mozambique" of „Sub-
tiele trekjes in de hout
snijkunst der Kleine
Soendaeilanden" of „De
structurele opbouw der
laatste twee fuga's van
J. S. Bach"?
Uiteindelijk ligt de
oorzaak, naar onze
overtuiging, in de te
ruglopende belangstel
ling der jeugd voor
moderne poëzie. De
nieuwe bundel van Koel
Orelof wordt practisch
niet gelezen, ondanks
de titel: „Atoomkoek".
Daarom krijgen mensen
ais Orelof geen kans om
door middel van de
poëzie de gemoederen
voor het hogere ont
vankelijk te maken. In
„Atoomkoek" wordt 't
leven van de dolende
en verdolende massa op
de korrel genomen door
dit leven te abstrahe
ren van zijn existentiële
basis (zie Gerrit Dui-
venoor: „Verzen zonder
voeten", inleiding).
Poëzie als die van
„Atoomkoek"
gaat er nu een
maal niet in als
koek, en dat is
in zekere zin
juist het tra
gische. Orelof
heeft dit voor
voeld in een strofe als
deze: „Met de vleugels
van het stinkende fan
toom en de migraine
van Napoleon blijft
het duistere hart van
het atoom opgeborgen
in het rottende neon".
Dit is duidelijk in zijn
niets ontziend fatalis
me. Dieper uitgewerkt
vindt men dezelfde ge
dachte terug in de
eerste regels van het
gedicht „Appeltjes van
Nero": „Zara Leander
staat buiten grol
lende, tollende embryo's
vraag niet of m'n oren
tuiten roomijs, zwarte
vogels en dynamo's I
Duizend weken oude
mannen roven de mie
ren van Homo alles in
kruiken en kannen
Miss California gichelt:
oh no
Roel Orelof schrijft
voor een latere gene
ratie en niet voor zijn
boterham. Hij id een
symptoom.
M
Hij
lië
boi
gin
me
bei
na
zijr
gra
Sn«
„pe
var
wa;
hee
dar
naa
cap
Sne
T
laai
1Ȇ
mis
bes
vee
en
der
ste
tol)
van
zijn
li
geh
and
lan<
geg
daa
leel
dah
een
E
Nee
V
dat
tra|
H
val
der
en
wat
dat
goa
mei
voe
D
heb
mei
onzi
ken
in 1
gin?
kek
trac
gegi
nen
een
voo:
dat
D
daa
wor
eert
Wie
een
6001
pot
Ir
rem
de i
nati
gaa
die
als
Dar
curi
dus
veri
de
lege
ond
D
O
lang
De
de
spai
ond;
j.l. l
maa
goe<
Zor;
Mes
Ir
195C
de i
waa
zulli
ken
Hi
met
Mae
gen.
Boy
schr
G.
8 in
d'Oi
insc
nald
ving
dam
insc
nola
11 i
Dou
m.,
kani
300C
quel
O
tU8!
loei
ting
tijd
zijn
van
is j
exti
ged
Spa
H
eers
ovei
tege
lijkt
moe
mes
Sch:
cels
bij i
de j
gev;
van
Lange dagen en eindeloze nachten
zijn niet nutteloos, maar hebben in
het plan van God met de mens een
diepe zin en een enorme invloed op
het werkelijke geluk niet alleen van
de zieke zelf, maar van heel de
mensheid
KOFFERS WORDEN GEPAKT, plan
nen worden gemaakt, de weerberich
ten worden angstig gevolgd. Er heerst
een sfeer van blij verwachten in het huis,
waar men op vacantie gaat. En op zijn
kamertje ligt de zieke, eenzaam. Dit alles
is niet voor hem. Hij moet thuis blijven.
Voor hem de lange nachten en de eenza
me uren; de pijn en de stilte. Meer dan
ooit voelt hij zich overbodig en een last.
want er moet toch iemand voor hem zor
gen en achterblijven. Geen wonder, dat
hij juist tijdens de vacantietijd verbitterd
en opstandig wordt. Alles noodt tot uit
gaan: de zon en het water en de vrije
natuur. En het zal hem toeschijnen, dat
het grote leven hem voorbij gaat, dat zijn
leven zin- en nutteloos is.
Is dat werkelijk zo
Ja. als de zin van het leven is: vacan
tie te houden en zoveel mogelijk genie
ten, van wat in die paar jaren van het
menselijk leven aangeboden wordt. In 'n
dergelijk leven betekenen de vacanties
hoogtepunten, waar geheel het jaar op
gericht moet zijn. Dan is men pas mens.
Maar het zou er treurig uitzien voor de
mens, als dit de zin van het mensenleven
was. We willen daarmee natuurlijk niet
zeggen, dat de vacanties niet haar nut en
noodzakelijkheid hebben. Integendeel
Maar dit is niet het grote Leven.
OF MEN VACANTIE houdt of niet,
doet op zich niets ter zake. Voor de
mens komt het er te allen tijde op
aan, dat hij zijn leven zo leeft en verwer
kelijkt, dat het overeenkomt met het
plan, dat God met de mens voorheeft.
Dat en dat alleen is pas leven. Dit kan
voor de een misschien een tijdlang pret
tiger zijn dan voor de andere. Degene,
die zijn vacantie niet in overeenstemming
brengt met dit plan van God met hem.
mist het eigenlijke grote Leven en om
gekeerd, degene, die misschien thuis op
zijn ziekbed schijnbaar nutteloos ligt te
wachten, maar overeenkomstig het grote
plan Gods met zijn leven, hem gaat het
grote Leven niet voorbij. Integendeel. We
zouden zeggen, van hem gaat het grote
Leven uit. Hij wordt een centrale van
Leven voor een grote kring van mensen.
We kennen immers allen de eenheid,
welke er onder de mensen bestaat. Ik
bedoel hier niet de natuurlijke eenheid
van het mensengeslacht, maar ook de bo
vennatuurlijke eenheid in Christus. Hier
door is het mogelijk, dat de een bidt, lijdt
enz. voor de andër. Wat de een doet
al is het schijnbaar nog zo onbelangrijk
en menselijkerwijze gesproken nutteloos
ten voordele van de ander komt. Zo
zei de Kleine Theresia: „Een speld opra
pen uit liefde, kan een ziel redden".
Deze lange dagen en deze eindeloze
nachten zijn niet nutteloos, maar hebben
In het plan van God met de mens een
diepe zin en een enorme invloed op het
werkelijke geluk niet alleen van de zieke
zelf, maar van hefel de mensheid.
Het lijden verbonden met dat van
Christus is een van de meest vruchtbare
„bezigheden", welke de mens kan doen
of liever hier kan ondergaan.
NODIG HIERVOOR IS, dat het lijden
niet alleen maar geduld wordt, maar
vrijwillig aanvaard: dan pas wordt
het een menselijk lijden. De mens en de
christen kan er nog een diepere zin aan
geven; kan het lijden zien als een mede-
voltrekken van Christus' lijden tot op
bouw van het Lichaam van Christus.
Rondom de zieke schijnt de wereld te
verkeren in een roes van zorgeloosheid,
van vreugde en ontspanning. En dat is
goed. Maar de „vacantiegangers" kunnen
zo onbezorgd leven, omdat er vele chris
tenen zijn die de verantwoordelijkheid
voor het geluk van hun medemensen op
zich genomen hebben. Zij die achterblij
ven houden het contact vast met Hem,
Die Zich het Leven noemde.
DR H. BORGERT
Het zal wel toeval zijn, maar deze keer dan toch geen stom toeval.'
Nn eens niet de keerzijde van een medaille eerlijk gezegd, heb ik daar
nooit iets schokkends aan ontdekt! maar de keerzijde van een grammofoonplaat.
'Aan de ene kant van dit plaatje staafde bekende schlager niet het nog bekender
refrein: „Wil jij geen beetje, beetje beetje van mij houën en met mij trouwen",
enz.
'n Leuk, aardig, vlot liedje, waar je niks achter hoeft te zoeke%.als je het in
een vrolijke bui zingt of hoort zingen. Maar ga het in 's hemelsnaam niet ernstig
opvatten en menen, dat een beetje, beetje, beetje liefde al genoeg is om te
trouwen!
Want dan komt de keerzijde van de gramofoonplaat, waarop een klagende
vrouwenstem klinkt: Gebroken woord, gebroken hart.
Ik dacht geluk te vinden
inaar ik vond slechts smart
'k Vertrouwde jou,
Jij hlecf niet trouw
Ja, jammerend juffie, wat had je an
ders gedacht? Dat een beetje, beetje,
beetje liefde voldoende was om een heel
leven trouw te blijven?
Dat gaat in een liedje, dat gaat in boek
en film, papier en doek zijn geduldig
maar in het leven gaat dat heus niet!
Als ze elkaar hebben, zegt het boek:
slot; als ze in eikaars armen liggen en
de eerste kus wordt gewisseld, zegt de
film: einde; maar het leven zegt: nou
begint het pas!
In het huwelijk is het niet: hebben is
hebben maar krijgen is de kunst; daar
zou men misschien beter kunnen zeggen:
krijgen is krijgen maar houden is de
kunst!
De „duurste eden" van eeuwige li el"
de. trouw, nooit verlaten en zo, blijken
achteraf het nog geen jaar, soms gee"
maand vol te kunnen houden. Wat moet
het dan worden, als een mentaliteit veld
zou gaan winnen, dat een beetje, beetje,
beetje liefde al genoeg is als basis voor
een huwelijk?
Wie boven de twintig is, spreekt graag
met een zekere geringschatting over de
„kalverliefde" van 1516-jarigen en
vindt het belachelijk als zulke kinderen
in bloedige ernst spreken over trouwen.
Toch' benadert de veel gesmade kal
verliefde in diepte, volkomenheid en of
ferbereidheid heel wat dichter het ideaal
der echte liefde dan het beetje verliefd
heid plus het beetje hartstocht plus het
beetje berekening, dat samen voor velen
wordt aangezien als voldoende grondslag
voor een geilukkig huwelijk. Is het dan
te verwonderen, dat zovelen in hun hu
welijk niet dat geluk vinden dat zij erin
konden en moesten vinden? En zichzelf
en anderen wijsmaken, dat het einde van
een huwelijk niet de dood maar de echt
scheiding en een ander huwelijk is?
Recht "evenredig met de mentaliteit
van de „beetjes-liefde" is dan ook het
gemak, waarmee men praat over echt
scheiding en het aangaan van een twee
de. derde en zoveelste huwelijk.
Het meest conservatieve volk van
Europa, dat in onbenulligheden zijn
vasthoudendheid vaak tot in het be
lachelijke doorvoert, raakt hierbij ineens
helemaal van de kook en wordt Ameri
kaans in de slechtste zin van het woord.
Wat geeft een vorig huwelijk, wat geven
16 jaren verschil tussen bruid en bruide
gom, als de gescheiden rrian maar een
beetje liefde voelt voor een lief meisje?
Wat is meer nodig voor een gelukkig
huwelijk? Wou de Staatskerk zich er
mee bemoeien Laat die maar naar zich
zelf kijken; die is zelf ontstaan uit de
echtscheiding en het concubinaat van
zijn eerste staatshoofd en Kerkhoofd!
Gaat het nieuwe huwelijk niet door.
dan is dat om politieke redenen of der
gelijke. maar helemaal niet om de hei
ligheid of onschendbaarheid van het hu
welijk.
Dat is enkel maar iets om grapjes over
te maken en te betreuren, dat je als de
mocraat de macht niet hebt om een on
gewenste schoonzoon te doen vermoor
den, zoals een dictator dat wel kan. De
democratie komt op voor de rechten
van de, mens, zeker ais die mens knap is
als een filmster.
Of ze ook opkomt voor de rechten
van de kinderen? Natuurlijk; als die niet
voorkómen of bijtijds vermoord zijn, her
gen we die op in gest... sorry, in inter
naten; dat klinkt prettiger dan gestich
ten en voor de kinderen maakt dat een
heel verschil! Heus, in die interna'en
zorgen de nonnen heel goed voor die
kinderen; ze missen vrijwel alles wat een
ander kind in een normaal gezin krijgt,
ze weten niet, waar ze met de vacantie
of met hun meerderjarigheid naar toe
moeten, naar hun opnieuw getrouwde
vader of opnieuw getrouwde moeder en
zo. Maar dat zijn kleinigheden waaraan
ze moeten wennen en anders moeten ze
zich er maar flink over heenzetten! Laat
hun Rector of anders de Pater van de
retraite hun dat maar bijbrengen; dan
doen die ook nog een goed werk, beter
dan ons te vervelen met preken over de
ernst en de heiligheid van het huwelijk
en de verantwoordelijkheid daarvan die
nog iets méér vraagt dan een beetje ver
liefdheid plus een beetje hartstocht plus
een beetje berekening.
Als nog ooit iemand over die verant
woordelijkheid en zo begint, dan zetten
we die gra mof non plaat op met dat
leuke liedje: Wil jij een beetje, beetje,
beetje van mij houen en met mij trou
wen.
De keerzijde van die plaat over on
trouw en teleurstelling van de andere
partij draaien we maar niet; je moet
zulke dingen altijd maar van één kant
bekijken, alleen van je eigen kant.
H. HELMER, C.ss.R.
IS HET DARWINISME DAN NIET DOOK
DE KERK VEROORDEELD?
Vr.: Nu breekt me toch wel een
beetje de klomp. Ik heb altijd gehoord,
dat de Kerk tegen de leer van Dar
win is, en opeens draait u om. Dit lijkt
me niet erg consequent. Wat komt er
dan van geheel het scheppingsverhaal
van de Schrift terecht, als de Kerk
steeds van positie verandert en op laatst
zo geheel de Schrift uitholt. Darwin
leerde immers, dat alle leven van een
oercel kwam, welke zich steeds meer
ontwikkelde en differencieerde. Hij had
God zo niet nodig, om het ontstaan van
de mens te verklaren. De Kerk is hier
altijd %,tegen geweest, voorzover ik me
herinneren kan. Hoe kunt u dan hou
den, dat het hier nu opeens een vrije
kwestie geldt en dat dus de katholiek
hier mag houden, wat hij wil.
Antw. U vergist u. De Katholiek mag
hier heus niet houden, wat hjj wil. De
Kerk is tegen de leer van Darwin en blijft
er tegen. Let goed op: tegen de leer van
Darwin, die hield dat de stof onafhanke
lijk van God uit zichzelf ontwik
kelde en dat het zo kwam tot het ont
staan van de mens.
Maar de Kerk is er niet teten ten
minste als het op een of andere manier
wetenschappelijk aanvaardbaar gemaakt
wordt, dat de stof zich ontwikkelde
onder leiding van God. In de eikel zit de
cikeboom. alhoewel dit moeilijk te her
kennen is. Zo ook lag er in een bepaalde
soort de toekomstige mens, hij mo t
alleen uit ontwikkeld wo/d<
leiding van Gods Voorzienigheid
de moderne wetenschap is voo
dan de meeste niet wetenscha
mensen. Op het openblik is de sta
ver, dat men houdt, dat er oorspronk:
vijf verschillende soorten van levend'
wezens waren, waaruit verder alle leven
zich ontwikkeld zou hebben. Eén e va j
zou de zgn. anthropoid? zijn, waaruit aar
en mens voortgekomen zijn. Toen hel
dierlijk Mirhaam een bepaa'dr ontwik-K
ling had meegemaakt, eiste dit een nieuw
onstoffelijk levensbeginsel, de ziel. waar
door het dier lot mens werd. i>e ziel komt
nu van God. Vandaar dat in d?z- hypo
these èn de ontwikkeling van het dier
lijke wezen onder God stond èn de ziel
van Hem afkomstig is, zodat we ook in
deie veronderstelling kunnen zeggen, dat
God de mens geschapen heeft.
H.B.
De H. Liduina van Schiedam, die het
lijden aanvaardde en het zag als een
medevoltrekken van Christus' lijden
tot opbouw van het Lichaam, van
Christus.
Als reactie op de pagina's van de
vorige weken toen we probeer
den ons aan de stemming van
vacantiegangers aan te passen
ontvingen we een brief van een
jongen, die „ergens in Nederland"
verpleegd wordt in een sanatorium.
Hij ligt daar al ruim twee jaar met
t.b.c. Zijn naam kunnen we niet
noemen om begrijpelijke redenen.
Maar, zo dachten we, deze jongen
is er een van de vele duizenden, voor
wie vacantietijd alleen maar bete
kent een nog scherper bewust voe
len van de eigen situatie.
Terwijl de kerngezonden er op uit
trekken om te genieten van de
natuur, van de zee, de bossen, en
vooral van de vrijheid liggen deze
zieken in ziekenhuizen, sanatoria en
paviljoens tussen smetteloos witte
lakens te worstelen om hun gezond
heid terug te winnen.
Dat we vandaag aan de zieken
een speciaal artikel wijden hoe
wel wij heel goed weten, dat zij er
altijd bij horen heeft niet tot be
doeling om medelijden te vragen
voor hun situatie. Daar stelt een
zieke geen prijs op. We willen
hun vragen om hun steun. De
situatie van de grote wereld
mag hun niet ontgaan. De wa
penstilstand in Korea („geen re
den om te juichen, maar om te
bidden", volgens president Eisenho
wer); de millioenen vluchtelingen
en zwervers in Oost-Europa; de
chaotische ivatersnood-ramp in Ja
pan; en al die verdere berichten, die
de mensheid van vandaag in span
ning houden.
Én evenmin de situatie van de
kleine wereld, waarin ieder van
ons zijn eigen leven leidt. Wij vra
gen „onze zieken" om hun steun bij
de moeilijke opdracht, opdat wij
levend, in deze wereld mogen leren
„alle dingen te heiligen".
Het geduldig, blijmoedig gedragen
leed heeft een machtige, nooit ge
noeg te schatten invloed op Hem,
Die het lijden en de dood van Zijn
Zoon aanvaardde tot onze ver
lossing.
De vacantie-brïeven van Oom
Arnold en zijn neef Jules bereikten
ons juist te laat.
P. W.
Hem is alle macht gegeven in de
hemel en op aarde. Hij kan alles over
zien. Van alles wat leeft en bestaat is
Hij zich bewust. En van alles wat komen
gaat.
In felle en zeer heldere bewustwording
schouwt Hij alles vanuit één gedachte,
zodat geen routine bij Hem kan binnen
dringen. Daarvoor is Zijn visie te scherp
en te allesomvattend.
Niemand kan zo goed als Hij de men
selijke ellende binnen deze visie betrek
ken, omdat niemand de functie en de
vruchtbaarheid van lijden en sterven
beter besefte; en omdat niemand heviger
dan Hij overtuigd wordt, dat al het lijden
dezer wereld niet opweegt tegen de heer
lijkheid die komen gaat.
Dede kolen liggen opgetast in de kloos
tertuin. Zo hier en daar glinstert er iets,
maar de hoofdtoon is dof, zwart en glans
loos. Deze hoop moet genoeg zijn om de
winter door te komen Hij moet dienen
tot verwarming van het lazaret naast het
klooster, waarin talloze afgematte kloos
terlingen hun laatste pleisterplaats vin
den op de weg naar de hemel. Uit vele
ziekenhuizen komen ze, de pleegzusters,
physiek verbruikt in de dienst van an
deren, geestelijk versterkt en stralend als
diamanten aan Gods kroon. Hiar worden
ze verzorgd, die ginds in de missie hun
zorgen aan anderen gaven. Hier worden
ze opgenomen in de weldoende omarming
der communiteit en gaan, gedragen door
aller gebed, de dood in.
Dode leden der gemeenschap, zeggen
de vrijdenkers.
Als de priester met de vrijdenker-dok
ter op het tochtige bordes van het zie
kenhuis staat, en zegt: „Koud weertje,
vandaag", dan bromt hij iets terug: „Wij
hebben geen tijd om het koud te heb
ben...." Dode leden der gemeenschap,
althans voor die gemeenschap, die haar
heil zoekt in deze wereld en in het jach
tige bijeengaren van tijdelijk gewin.
Maar, energievaten voor het geestelijk
leven en spuitende bronnen van leven
brengende olie, brandstof-vormend voor
het mechanisme van het Mystieke Li
chaam, bruising gevend aan het Boven
natuurlijk leven.
In de kloostertuin ligt opgestapeld de
warmte voor de ^winter, in koude zwarte
massa. In de kapel liggen op hun knieën
de zwarte vormen der zusters, die het
arsenaal, van waaruit de in geestelijke
winterkou verstarde wereld verwarmd
dient te worden, willen vullen. Glansloos
is de massa der zwarte gewaden, maar
lichtend laait de vrede uit hun midden
en overgolft de denkende vreemdeling, die
even in hun midden mag verwijlen. Lich
tend en vol leven is de inhoud van dit
opgetaste arsenaal, waarin de levens
sappen der onzichtbare wereld worden
vergaard.
En rijk is de „output" Rijk in „Roomse
Bliedschap" die elkeen tegenglimt van de
stralende gezichten Rijk door de offers,
zo ongemerkt gebracht. Zij zijn het merg
van de zenuwen, welke „rank met boom"
verbinden En rijk is die vrede, geboren
uit de stilte van dat klooster, die adem
loos energieke vrede golvend en zich uit
stortend over de niets vermoedende
massa's daarbuiten
Trein na trein met zwarte steenkool
passeert de vreemdeling, die weer naar
huis toe trekt. Kleine brokjes, grote bon
ken, briketten en wat al meer, om hon
gerige kachels en hoogovens te vullen,
om treinen en schepen voort te jagen.
Langs onzichtbare staven vloeien de
geestelijke energie en de levende offer
gaven, vanuit die kapel, vanuit dat la
zaret over heel de wereld, gedirigeerd
door Onzichtbare Handen.
De kolenhoop in de kloostertuin zal
steeds kleiner worden, naarmate de win
ter vordert en de lente naderbij komt,
maar de kolenvoorraad voor 's werelds
geestelijke winternood wordt dag en
nacht met ijver aangevuld en staat elke
morgen voor het lijdend mensdom klaar.
PIERRE.
't Was weer rumoerig in de zevende
barak van het Jappen-kamp. Er was weer
eens geslagen en geraust door zo'n kor
poraal uit Tokio, die de weelde van het
Europeaan-vernederen, naar het hoofd ge
stegen was. De ruim honderd mannen,
opeengehoopt, met elk 55 cm breedte en
2 meter lengte, als ligplaats, uitten hun
bezwaren tegen hun „noodlot" in verre
gaande onverdraagzaamheid, in vloeken
en tieren
„Stilte Heren".
De stentorstem van de Nederlandse
barak-commandant doorbreekt het ge
ruzie en de rauwe kreten verstommen.
„Er is zojuist bericht gekomen, dat
ongeveer 400 jongens van 1017 jaar,
vanuit de vrouwenkampen naar hier zul
len worden overgeplaatst. Dit betekent
voor onze barak een vermeerdering met
ongeveer 30 jongens. Elke chambret van
vier, neemt één jongen op. Waarschijnlijk
kan het jongmens, het beste dwars achter
de vier slaapmatten worden neergelegd."
Een ogenblik bleef het doodstil. Toen
barstte het los. De haat tegen de Jap, die
weer een maatregel had bedacht, welke
leed zou brengen over de vrouwen, de ge
dachte aan het losscheuren van de ban
den, die de jongens met hun moeders bon
den, wellicht het eigen, verzwaarde
ongemakzocht een uitweg in het
schelden.
Het pandemonium duurde voort. Er was
geen rust mogelijk. Noch de zware arbeid,
welke 's ochtends was verricht, noch de
drukkende warmte van de kenteringstijd,
vermochten apaiserend te werken op
deze getergde mensen, en toen dan tegen
de schemering een stoet armzaligen ons
aantal kwam vermeerderen, was nog
immer de stemming uitermate geprikkeld
en vol vulkanische mogelijkheden.
En daar werden ze ingedeqjd. De jon
gens, zó van hun moeders vandaan. De
vrouwen hadden zich uitgesloofd om van
het laatste restje textiel nog iets in
elkaar te flansen dat hun kinders toon
baar maakte. Het resultaat was een aan
merkelijk contrast tussen de „kleren"
van het groepje en de vodden waarin het
merendeel der mannen rond liep. Ook de
„slaap-uitrusting" was wat beter. Som
migen hadden een opvouwbare matras,
een ongekende weelde voor de mannen,
die reeds lang hun vol-ongedierte-zitten-
de matrassen op de brandstapel hadden
moeten vernietigen en zich 's avonds
tevreden stelden met een tiker, een
inlandse ligmat.
Een ventje, nauwelijks 11 jaar, wordt
verwezen naar een chambret, bevolkt met
zeelui. Hij kijkt ietwat beduusd naar de
grote rode baard van een stuurman en
probeert 't ruige karkas van een ander
met één blik te vangen. Dan vraagt hij
waar hij zijn „bolzak" matras) kan
neerleggen. „Hier maar", klinkt 't, „zo
overdwars, ik zal je effe helpe". En het
jongske spreidt zijn bezittingen uit, rolt
een pyamajasje uit, bergt ietwat verlegen
een mecano-onderdeel dat daaruit komt
rollen, onder zijn inmiddels neergelegde
matras, kleedt zich uit, trekt z'n pyama
aan, knielt neer, slaat een kruis, vouwt
zijn handen, en bidtdomweg!
„VerdI" Maar de vloek blijft in de
keel steken en het wordt stil ineens, hee)
stil