ZIJN respect voor de ander
Ik dank IJ God, dat Gij mij geschapen hebt
Vandaag
Wij, gewone mensen
Dat ze zelfs dat niet hebben
kunnen opbrengen
HOTEL I
PANORAMA
iSilEK-
En Hij dan?
f
Pf^OÊ F - noeiLtS rtTiE
HOOGAIS
Die heeft tenminste
respect voor me
Levend water!
Voor Hem is niets
goed genoeg
hA D6
ZATERDAG 8 AUGUSTUS 1953
PAGINA
Er ligt een citaat voor me, dat ik weer ga voorleggen. Hier is het.
Omdat zij hij de ijstent zei: „pas op je pak" (toen hij morste), weet hij direct zeker, dat zij het
meest bezorgde en het meest huishoudelijke meisje is, dat er op Gods aardbodem rondlooptToen
zij twee woorden wisselde met een kind dat haar op straat voor de voeten liep, trok hij
de conclusie: zij houdt van kinderen en zij kan er mee omgaan
als geen ander. Toen ze een keer een lelijke jurk aan had dacht
hij: „zij is zuinig, eenvoudig"en toen zij zich mooi kleedde na
een uitverkoop, wist ie zeker, dat ze een goede smaak had. Het
liedje dat zij fluit is voor hem een bewijs van een opmerkelijk
muzikaal talent.
Achter ieder normaal menselijk verschijnsel, achter iedere daad,
ieder woord, iedere beweging denkt hij haar te ontdekken als
„het" meisje, niet beseffend, dat zijn fantasie zich een vrouw
schept, die in werkelijkheid helemaal niet bestaat. Hij bemint
een droombeeld; niet haar, maar het beeld, dat hij zich van
haar vormt in zijn tomeloos gëidealiseer
De teleurstelling is bijzonder bitter. Als een zeepbel spat het
ideaal beeld uit elkaar. De eerste stap op het pad van de liefde
is uitgelopen op een valpartij"Tot zover.
De schrijver heeft het kennelijk over kalverliefde, waaraan
jonge mensen tijdelijk behoren te lijden, 't Gëidealiseer dus
buiten de werkelijkheid om van gewone meisjes en eventueel KALVERLIEFDE
gewone jongens. Er zou uit kunnen blijken, hoe graag we iemand
zouden ontmoeten, die helemaal aan de mooiste idealen zou beantwoorden. Daar tegenover stau\
een andere ervaring. Ik bedoel het blindelings iemand afbreken, afkraken. Volledig en radicaal.
'f
fe-
Maar wij die ons tot onze be
schaming onder de gewone
mensen moeten rekenen on
danks Gods uitverkiezing
wij hebben dan toch altijd
nog naast dat voorbeeld van
Christus Zijn leer om naar te
leven, om ons gedrag naar in
te richten en om zo, langzaam
met heel veel vallen maar
evenveel opstaan, Hem te na
deren. En als we nu eens be
gonnen met dat respect voor
de anderRespect voor ieder
ander. Voor 't geheim van
zijn of haar persoonlijkheid;
voor zijn of haar moeilijkhe
den; voor zijn of haar lichaam
als verbonden, dienstbaar aan
en instrument van de ziel:
voor zijn of haar geloofsover
tuiging; voor z'n of haar baan;
voor zijn of haar ideaalDenk
er niet te licht over. 't Is een
zware opgave, want 't is
practisch tegenovergesteld
aan onze dagelijkse manier
van doen. Maar 't is alle
moeite waard: want 't is een
weg om tot Christus te ko
men om Hem te leren ken
nen, via Zijn leer, Zijn Blijde
Boodschap die dan eindelijk
een stuk werkelijkheid wordt
in ons leven.
En wie elk mens tegemoet
gaat in een groot respect zal
vele dingen in de ander gaan
waarderen: wijsheid, zorg,
voorzichtigheid, mildheid,
goedheid, kracht, eerlijkheid.
En al deze dingen wijzen
naar Hem want ieder mens
draagt hoe verborgen ook
iets mee van de glans van Zijn
Persoon. En steeds meer zul
len we ervan overtuigd wor
den, dat alles om Hem gaat.
We zullen gevoeliger worden
voor Zijn stem - en zijn aan
wezigheid zullen we ervaren
waar we misschien voorheen
achteloos voorbijgingen.
En zo zal het wonder in ons
leven gebeuren dat we op een
dag gaan inzien hoe 't enig
werkelijk geluk is in de op
rechte poging anderen geluk
kig te maken. En de woorden
die je misschien duizend maal
onaandoenlijk over je heen
hebt laten gaan krijgen een
sterke echo in je leven: Gij
zult de Heer uw God bemin
nen met heel uw hart, met
heel uw ziel en met heel uw
verstand. Een liefde die niet
teleurstelt. „Ik vind 't eigen
lijk verschrikkelijk te moeten
leven" zei me dat meisje waar
ik 't zo juist over had.
„Ik dank U, God, dat Ge
mij geschapen hebt", waren
een van de laatste woorden
van de heilige Clara voordat
haar aardse voetstappen van
de dochter van de zanger van
het Zonnelied) zich in de he
melen verloren".
P. Wesseling C.s.s.R.
f'Wi/fiiiim]
Dezer dagen ontmoette ik een
meisje, dat er nou niet direct gemak
kelijk voor stond. Zij verkeerde in
moeilijkheden van allerlei aard, die
wel in staat waren iemand tot aan de
uiterste grenzen van de verwarring
te brengen. Ze had allerlei z.g. vriend
schappen gehad. Maar de z-g. vrien
den hadden haar niets anders over
gelaten dan 'n bittere teleurstelling
en onrust. Eigenlijk niet te verwonde
ren: 'n meisje dat tot het besef komt
alleen om haar uiterlijk gewaardeerd
te worden, blijft temidden van een
uiterst levendige, vlotte en mededeel
zame vriendenkring tenslotte alleen.
Nu was er iemand in haar leven ge
komen. vertelde ze, waarvan ze alleen
wist te zeggen: „die heeft tenminste
respect voor me
Respect. Dat is 't eerste waar we de
mensen, iedere mens mee tegemoet
moesten gaan. Iedere mens heeft recht
op ons respect, Dat is heel iets anders
dan dat liefdeloos oordelen. Nauwe
lijks hebhen we iemand leren kennen
of we vellen onmiddellijk een radi
caal oordeel- „Die?" „0, dat is een
vent van niks, waardeloos!" ,,Hij weet
van toeten noch blazen!" „M*n chef?
„Och, 'n goeie lobbes, maar er zit niet
veel bij!" 'n Ander is een opsnijder,
gaat over lijken. Weer 'n ander is niet
betrouwbaar, heeft altijd iets achter
de mouw. Ga maar door.
Hoe dwaas zijn zulke oordelen.
Wat weten we van een ander af?
Practisch niets, 'n Paar uitingen- 'n
Begane vergissing, 'n fout, 'n driftige
uitval en ondanks die weinige ken
nis doen we alsof we hem van binnen
en van buiten kennen. We weten van
de mensen, van elkander maar heel
weinig. Ieder mens is een mysterie,
een wonderlijk geheim. Want: wat we
wèl van iedere mens weten is iets heel
belangrijks, maar iets dat nooit een
Advertentie
reden zal kunnen zijn voor ons tot
veroordeling. De mens is geschapen
naar Gods beeld en gelijkenis- Hij is
een afstraling van God. En er is nog
meer. God is uit belangstelling, uit
genegenheid, uit bezorgdheid, uit
liefde voor deze mens naar de aarde
gekomen. God werd mens om de mens
uit de zondestaat te verlossen waarin
de erfzonde ons gestort had. Door Zijn
Menswording en door de heilsdaad
van Zijn leven heeft Christus iedere
mens geplaatst voor de keuze, de enig
beslissende keuze: ja of nee te zeggen
op Zijn liefde. Maar deze Christus
leerde ons ook hoe te leven- Door
Zijn voorbeeld. En voor Zijn Blijde
Boodschap. En Hij was het Die ons
leerde respect te hebben voor iedere
mens.
Hoe handelde Christus t.o.v- een
mens in nood? 't Evangelie staat vol
van die ontmoetingen. In enkele
woorden tilde Hij de mens boven
Zichzelf uit. Hij opende grote en wijde
perspectieven. Hij gaf 't verlossende
en bevrijdende woord-
Een vrouw uit Samaria kwam water
putten. En Christus vroeg haar Hem
ook te laten drinken. De Samaritaanse
vrouw is verbaasd: Gij, een Jood,
vraagt aan mij te drinken? Maar ze
krijgt ten antwoord: „Zo ge de gave
Gods verstondt en Wie het is Die U
zegt: „Geef Mij te drinken", dan
zoudt gij het Hem hebben gevraagd
en Hij zou U Levend water hebben
gegeven". En even later zegt Hij: „Wie
van dit water (hier uit de put) drinkt,
krijgt weer dorst. Maar wie van het
water drinkt, dat Ik hem zal geven,
zal in eeuwigheid geen dorst meer
krijgen; integendeel, het water dat Ik
hem zal geven zal een bron in hem
worden van water, dat opborrelt ten
eeuwigen leven". De vrouw wil dat
wel. Maar Christus wil haar tot geloof
brengen en Hij zegt: „Ga uw man
roepen en kom hier terug". De vrouw
antwoordde: „Ik heb geen man".
Jesus zeide haar: „Dat zegt ge juist.
Want vijf mannen hebt ge gehad en
die ge nu hebt is niet uw man". De
vrouw gaat beseffen dat ze met een
bijzonder Iemand te doen heeft- Chris
tus grijpt dat aan: „Er komt een uur
en het is er reeds, waarin de ware
aanbidders de Vader in geest en waar
heid zullen aanbidden. Want de
Vader verlangt zulke aanbidders". De
vrouw zegt dan: „Ik weet dat de
Messias komt en wanneer Hij komt,
dan zal Hij ons alles verkondigen". En
dan openbaart Christus Zich: „De
Messias, dat ben Ik die met u spreek"
Zo is in dit kort gesprek voor deze
vrouw met haar onlesbare dorst naar
wat liefde en haar wrange teleurstel
lingen de bevrijding gekomen nu
kan zij van het levende water putten
dat haar alleen maar zal bekwamen
ten eeuwigen leven, dat wil zeggen:
tot het volmaakte geluk.
Christus leerde ons concreet, hoe de
mens te respecteren. Het verhaal van
Zijn leven is op elke pagina een ont
roerend voorbeeld voor ieder die er
kennis van wil, of moet ik zeggen:
van durft te nemen-
Maar dat voorbeeld laat in onB altijd
de pijnlijke ervaring achter van ons
eigen tekort: zijn zoals Hij, wie zal
dit ooit in de verte kunnen benade
ren? We weten het: zij die wij als
heiligen zien in Gods Kerk. De aller
grootsten.
11 Augustus a.s. is het 700 jaren
geleden dat de H. Clara stierf als abdis
van San Damiano, 'n klein klooster op
de helling van de Monte Subasio bij
Assisië- In een artikel van pater
Schreurs lees ik o.a.:
„Ademend in een wereld die heen
en weer geworpen werd tussen ver
wachting en verschrikking, tuitten de
oren haar van profetie en wartaal en
vernam zij (Clara) tussen de zangen
der minnestrelen en de spotliederen
der vagebonderende fabeldichters
door: de gesels der flagellanten, de
ratels der melaatsen en de noodkre
ten der armen.
En dan loopt daar op zekere dag
een man de smalle straten en straat
jes van het kalkachtig uitziende berg-
nest op en neer met zijn vredeswens
en met een remedie voor de kwalen,
waaraan zijn vaderstad en de wereld
zo duur hun tol betalen. Een kleine
Arme (bedoeld is natuurlijk Francis-
cus van Assisië) heeft beseft, dat het
weten, dat alle weten begint bij de
liefde en hij is er dronken van. Ge
grepen door een allerlevendigst be
grip van zijn kindschap Gods, omva-
demt hij hemel en aarde en, zich broe
derlijk verbonden wetend met al het
geschapene, omarmt en kust hij de
melaatsen, waar de vliegen zelfs vies
van zijn- Enkele maanden later staat
hij op de kansel van de kathedraal en
zit Clara aan zijn voeten. Heel Assisië
heeft zich rond hem verdrongen en de
bisschop en zijn monniken luisteren
De inhoud van deze Zaterdagse
pagina wordt vanzelfsprekend eni
ge tijd tevoren besproken. Het on
derwerp van deze week viel toeval
ligerwijze samen met het onder
werp, dat behandeld werd in de
radio-uitzending van Dinsdagavond
1.1. Zo staat de tekst hier afgedrukt
van een gesproken woord. Het ver
schil dat uiteraard bestaat en ook
moet bestaan tussen het geschreven
en het gesproken woord, moge de
lezer voor lief nemen. Tegelijk
kreeg ik hierdoor de kans om enigs
zins te voldoen aan de aanvragen
voor afschriften. P. W.
Prima Berg-hotel met 62 kamers.
EEUWIGE SNEEUW
op de bergtoppen.
EEUWIGE REGEN
langs de hellingen en in het dal.
STROWEND WATER kilometers in P
de omtrek. Gezellige regenmiddagen K.
voor partijen. Grote waterfeesten j
gedurende de maand Augustus.
Elke avond optreden van het show- U
orkest „DE REGENPIJPERS" uit F
Regensburg. Jf
y;< 7^kp" >P"
y
Op het tweede
perron van Den
Bosch kwam ik
hem j.l. Zondag
weer tegeneen
klein koffertje in
de linkerhand,
een verfomfaaide
krant in de rechter.
Toen ik hem zag staan,
wist ik dat ik verloren
was. Hü zag mij aan
komen en zijn somber
gezicht klaarde op. Om
geheel zeker te zjjn
van zjjn zaak, tuurde
hij met naarvoren ge
bogen gezicht nog even
naar mijn magere ge
stalte, snelde daarna
geestdriftig op mij toe
en maakte zich van mij
meester.
Om het half jaar ont
moet ik Lodewjjk er
gens op een perron.
Wat de Voorzienigheid
hiermede beoogt, is mij
niet duidelijk. Lodewijk
is in de letterlijke zin
des woords overrompe
lend. Hij pleegt met
enkele vreugde-uitroe
pen boven op je te
springen, sleept je naar
de eerste de beste trein
die gaat vertrekken,
duwt ie naar binnen,
plant je in een coupé,
neemt tegenover je
plaats en zegt: „Ziezo,
nu kunnen w» 'ns even
rustig praten!" Verzet
is uitgesloten. Meestal
kiest hij bij intuïtie de
goede trein. Hij préat.
Én hij blijft praten.
Van Den Bosch tot
Roermond Lodewijk
bestudeert het commu
nisme, schrijft daar ar-
tikelen over, die niet
worden geplaatst, en
scherpe brochures, die
geen uitgever vinden.
Wat echter het praten
over het communisme
betreft, kan niemand
hem tegenhouden. Waar
hij zit en staat, loert hij
naar iemand, tot wie
hij zich kan richten.
Dan werpt hij zich
plotseling op zijn prooi,
triomferend en gewel
dig. Spartelend ligt men
a.h.w. in zijn hand; hij
hééft u en laat u niet
meer los; hij heeft op
u gewacht.
Terwijl Lodewijk in
de trein tegenover u zit
en brandend betoogt,
hoezeer de hoofdredac
teur van „De Medem-
blikker" zich vergiste
bij het weigeren van
Lodewi.jks artikel ter
wijl hij u de achter
gronden ontvouwt van
de dialectische wijzi
gingen in de Sovjet
propaganda en anecdo-
ten vertelt over zijn
Joegoslavische vriend
Boriglov, ziet hij u
niet meer. Misschien
is hij zich nog vaag be
wust, dat u er bent. In
elk geval speelt u ver
der geen positieve rol
meer. Hij heeft u
slechts nodig om te
kunnen starten. Een
maal gestart zijn
de, raast hij ge
heel op eigen
kracht verder.
Het merkwaar
dige is dat Lode
wijk, aldus doen
de, toch nog in
staat is tot allerlei bul
ten zijn monoloog
staande détailhande
lingen. De conducteur
vraagt naar zijn plaats
bewijs op het moment.
Lodewijk een drie
dat
tal
argumenten
van
Kroesjorsk voor de*
coliectivering van de
landbouw ontzenuwt.
Automatisch gaan Lo-
dewijks vingers naar
zijn vestzakje en het
kaartje komt te voor
schijn, zonder een se
conde onderbreking in
het overvloedige betoog.
Scherpzinnig doorpra
tend over de diepere
oorzaken van Beria's
val, grijpt hij zonder
op of om te zien de
voorbijgaande restau
ratie-man bij zijn klad
den en sommeert twee
koffie.
Boxtel, Eindhoven,
Weert, niets kan hem
afremmen. Totdat ge,
in Roermond aangeko
men, biddend om
kracht, zijn hand
grijpt, drie woorden van
een begroeting spreekt
en met een sprong uit
de coupé verdwijnt.
Over een half jaar ver
der.
KARAKTEROLOOG.
En nou zeggen
ze dat die oudste
jongen van haar
van Stoep nog 'n
dik jaar in Korea
moet blijvenom
dat ze nog lang
niet alles gere
geld hebben met
die bufferzone en
zo, en omdat
de generaals nog
moeten beslissen
over de breedte-graadjes en de controle,
je weet net hoe dat gaat; en nou zal die
jonge snuiter van Stoep daar op wacht
moeten staan vanivege de politiek; want
nou de oorlog daar voorbij is, is d'r
alleen nog maar politiek, en reken maar
dat dat ook niet meevalt voor die jon
gens; want de generaals kennen nou uit
rusten, die hóeven niet op wacht te
staan; die zeggen wij hebben onze plicht
gedaan en laten nou de politieke men
sen maar es laten zien wat of ze kennen;
zij van Stoep heb nóg 'n jongen, ene
Robert, en die is kameraad met Nico
Flatman, van die Flatmans die laatst de
politie nog thuis hebben gehad vanwege
dat de ouwe Flatman '11 ongeval met de
wagen heb gemaakt en dan ruiken de
agenten tegenwoordig in je keel, en zo
doende; maar die Nico wil nou ook naar
Korea, 'n mooie jongen is dat, als alles
afgelopen is wil hij 't zaakje wel es even
opknappen en mooi weer spelen bij de
demarcatielijn, nou de Chinezen toch
niks meer doen als theedrinken en na
kaarten over al die heuvels die se inder
tijd veroverd hebben en 'n dan later weer
verloren; ik hou niet van Chinezen, ik
heb nooit van Chinezen gehouden, me
man zaliger zei altijd ie ken ze niet ver
trouwen, hij had 'n dik boek gelezen over
't, gele gevaar, me man heb altijd veel
nelezen. echt boeken waar je u~at. aan
heb. zodat je overal over kan meepra
ten; d'r zijn zoveel mannen die altijd met
d'r mond vol tanden staan: neem- non
Karei Hooima, die weet van toeten vork
blazen omdatrie niks anders leest als de
doodsberichten en advertenties voor
zeen. want his vertéaenwoordigpr van
„Helder en Wit": zcfn man leert d'r
nooit wat bij, sea ik. en rin.t is zonde:
maar om. nou nv die Nico Flafman terug
te komen, die wil d'- dus nok heen naar
Korea, en ddf tprwijl-ie hier in de buurt
altijd de arontsfe herrieschopper is ge
weest: dir.s als die daar de vrede, moet
handhaven nan zijn ze over 'n tijdje weer
aan de gang
toe. Wat hij zegt is eenvoudig, maar
de wijze waarop hij het zegt is in
drukwekkend en sleept de toehoor
ders mee. Het overweldigt het jonge
meisje en is beslissend voor heel haar
verdere leven. Zij weet dat de klok
voor haar heeft geluid. „Zij is 1"
jaar oud, zij is beeldschoon; voornaam
door geboorte doch voornamer nog in
de omgang", zegt haar eerste hagio
graaf- Zoals ieder normaal meisje van
haar leeftijd, verwacht ook zij de
liefde, maar een grote liefde. Want
er zijn kleine en grote harten, waar
van de laatste alleen door een grote
liefde te verzadigen zijn. En het hart
van Clara is zulk een hart! Het is een
dat er zich allerdiepst van bewust is,
dat God de moeite dat Hij alle
moeiten waard is; dat voor Hem
niets goed genoeg is: geen adeldom
edel genoeg, geen zelfs uiterlijke
charme charmant genoeg, geen hoofs
heid hoofs genoeg en dat diegenen die
zich aan Hem overgeven in Hem een
Minnaar vinden wiens beloften niet
bedriegen, een Bruidegom die nim
mer teleurstelt".
Inderdaad, zij was een van die al
lergrootsten. Maar toch hoop ik,
dat dit niet voor ieder het gemakke
lijke gebaar is waarmee het heimwee
naar die hoge en glanzende volmaakt
heid wordt weggeschoven. Nog altijd
is de Christus levend voor ieder van
ons en nog altijd is Hij alle moeite
waard. En zijn er momenteel onder de
jongeren die zich vastberaden hebhen
voorgenomen om alle persoonlijke be
langen op zij te zetten en achter te
stellen voor Hem en die zo van Hem
willen getuigen- Jonge mensen die heel
goed beseffen dat wie een licht wil
zijn voor anderen zelf als een fak
kel moet branden.
Een kleine straat langs de „Prater' in
de Russische sector van Wenen. Een
jonge vrouw wijst mij de weg, de weg
naar wat eens haar ouderlijk buis was.
Wij lopen bijna sluipend langs een dicht
begroeid hek en spieden naar een ope
ning in de iygusterhaag, om iets van de
woning te kunnen zien.
Zij woont nu in één van de befaamde
19e-eeuwse huizen, heel hoog ,.°P8e"
trokken in pseudo-barok, waar zij met
man en kinderen ruim 120 trappen hoog
een paar kamers heeft gevonden. Van
af een stijlvol balconnetje kijkt zij uit
over de tuin, grenzend aan de Biater,
waarin het ouderlijk huis, met al haar
jeugd-herinneringen bewoond nu, door
de Russen in buitentijdse rust ligt te
dromen. Zij moest mij dat huis laten
zien. Zij moest de concretisering van
haar dagelijks hunkeren naar de oude
tijd, aan de vreemdeling uit dat gelukki
ge, niet-meer-bezette land, tonen En
wij sluipen voort, tot een kleine uitbui
ging van de hepge-takken ons gelegen
heid geeft in die, alle werkelijkheden
van het verleden omsluitende tuin. te
schouwen.
Een zonnestraal beroert een kleine
witte vlek temidden van een wildwoe-
kerende wingerd, welke de achterkant
van een trots landhuis bedekt. Een bloed
rode punt is nog even zichtbaar en met
ontroering zie ik dat die zonnestraal één
der voeten van een levensgroot kruis
beeld raakt, het enig zichtbare deel van
een uit de grond oprijzend crucifix.
„Dat ze zelfs dat niet hebben kunnen
opbrengen, de....", klinkt naast mij en
in rap Weens vertelt zij van haar jeugd,
doorgebracht in het huis daar voor ons,
het huis waar zekerheden waren voor de
ouderen, zowel als voor de jongeren, ze
kerheden op materieel gebied en geeste
lijke zekerheden, wellicht te veel met de
materiële weistand verweven Dat „zij"
het niet hadden kunnen opbrengen om
-.hun" crucifix te verzorgen, was duide
lijk. Zij kennen geen God, zij kennen
slechts machines, levende en dode. Zij
hebben geen enkel hoger motief om in de
vroege zomer, de ranken zó te leiden, dat
de gekruisigde in een bed van fris groen
kwam te hangen, niet óók nog gehin
derd door wilde loten en ongeregelde
spruiten. Zij hebben geen burgerlijk net
heids-motief om de wingerd van een
huis te verzorgen, dat wellicht maar tij
delijk door hen wordt bewoond. Dat
kruisbeeld diende snel aan 't oog onttrok
ken te worden. Dat gaf maar voedsel aan
vroegere herinneringen bij de ouderen
en was oorzaak van lastige vragen van de
jongeren
Haar woorden en mijn overpeinzingen
vervlechten zich en ik kan nadenken over
die pseudo-zekerheden. waaraan de
mensheid zich hecht. Telkens en telkens
weer wordt vergeten, dat wij slechts pas
santen zijn en dat het dwaasheid is zich
aan het tijdelijke te hechten indien men
dit tijdelijke niet gebruikt voor hogere
motieven. Het gros der Russen kent
geen God. Een enkele zal met welge
vallen de verlaten gekruisigde bekijken,
een tweede wellicht met weemoed, maar
de oude roomse stam der Weners zal
het reële beeld van de Gekruisigde kun
nen blijven tonen in Zijn volle waardig
heid, en zal daar geen levensgroot cru
cifix voor nodig hebben, indien zij hun
vroegere crucifixen hebben behoed
voor eigen schennende hand. Zij kun
nen hun ellende, hun materieel verlies
zetten op een niveau, vanwaar af veel
goeds over de goede oude stad zal kun
nen stromen, een niveau dat volkomen
veilig zal zijn voor elke vandaal.
Maar niet als het verlies van de -ze
kerheden" een motief wordt voor het
verlaten van heilige grond. Zeker nJet
als het „va banquevan de materie op
de geest wordt toegepast, die geest vve'ke
heet ver boven die materie verheven
dient te zijn. Men verwisselt het over
woekerde kruisbeeld aan de muur, met
het wellicht lang vergeten kruis in het
hart, het kenmerk van de christen op
men grijpt de door derden e
chaos op materieel, politiek en econo
misch gebied, om eigen geestelijke chaos
goed te praten.
Wij hebben geen zekerheden meer!",
„Wij zijn de losgeslagenen", ..Voor ons is
geen vaste grond geen land geen
carnere
En Hij dan? FIERRH.