WÊsmm
CONFRONTATIE
w
1
iM
Schets van Ariëns vroomheid
Verdriet om het lijden van de
medemens
„Delivery of the goods"
Jongeren lezen de Bijbel
De mens als
eenheid
Een Theologische leergang
voor leken
Na de ARIENS-HERDENKING
1
0
Een
diepe
verbondenheid
met Christus
Vandaag
Tijdgenoot aan het woord
Zijn ondankbaren
NA Dé HOOGAIS;
ZIJ DIE NOOIT
STAKEN
De les van de vreemdeling
ZATERDAG 22 AUGUSTUS 1953
PAGINA
A I (ff MSB
Jk Ji lp? J|. ■-
Wie ontmoet in de zomermaanden geen vreemdeling.
Je merkt het aan zijn taal als hij naast je zit in de bus,
of aan een tafeltje op een terras.
Je ziet het aan zijn nummerbord,
aan de zegels op zijn koffer (soms!),
aan het vlaggetje van zijn fiets,
soms aan zijn kleding.
En voor de rest is hij als al de anderen.
Geeft hij ons dan een les?
Er waren eens tien melaatsen.
Tien zieken, die onderweg werden genezen
door Jesus.
Een van de tien keerde om en kwam terug,
direct toen hij merkte, dat hij genezen was,
om Jesus te bedanken.
„Deze ene was een vreemdeling".
Hij was niet als al de anderen.
Geeft déze vreemdeling ons dan een les?
Ieder jaar op een Zondag
wordt ons het verhaal voorgelezen van deze vreemdeling.
Hij stak niet af door kleding, nummerbord of taal,
maar door dankbaarheid aan God.
Steekt hij ook af onder óns?
Geeft hij ons een les?
Iedere Zondag wordt tot ons gezegd
vóór de prefatie van de H. Mis:
Laten wij bedanken den Heer onzen God.
Misschien zult gij antwoorden:
dat ligt hier anders.
Misschien voelt gij u 's Zondags in uw eigen kerk
als met véle vreemdelingen.
De priester en zijn bedienaren spreken een andere taal,
dragen een andere kledij dan de uwe,
maar wees dan tenminste als die éne vreemdeling
en dank de Heer Jesus.
Want als gij gereinigd zijt,
zijt ge het door Hem.
Of zijt ge nog niet gereinigd?
R. Beckers pr.
De Heilige heeft iets onmis
kenbaars
Naastenliefde
VURIG EN RADICAAL!
Persoonlijke zorg
En 's avonds brengt mij bus en trein weer naar het Westen. De laatste tram is
weg en ik loop door een stad als zovele andere.
„Waarheen nu?" klinkt 't naast m\j en een ietwat „angeheitert" paartje schiet
een danstent uit, op zoek naar meer en ander vermaak. „Waarheen nu?" Zy
weten het niet, zy hunkeren naar vermaak, vergetelheid, naar de zelfkant wellicht,
waar het zo aangenaam balanceren is tussen goed en kwaad. Zy nemen een taxi
en ik hoor een adres, zo'n adres dat aityd nog wel „open" is, ook al is het
sluitingsuur reeds lang voorby.
Waarheen? Ook hemelwaarts?
De Limburgse boerin heeft één eelt-
groef meer in haar handen, dan haar
ongelovige soortgenoten, de groef van
haar Rozenkrans. De Limburgse boer
heeft een millimeteïtje meer eelt op zijn
knieën, het eelt van zijn dagelijks ge
bed.
Klik-klak kleppen de klompen in de
morgen, als de oude boer ter kerke gaat,
elke werkdag weer. Hij weet iets
meer, veel meer van het onderscheid
tussen het „wezen" en het „zijn" dan de
knapste kop daarachter in dat klooster,
hij is wijs in de dienst van God. Hij be
leeft het geloof dat waarlijk God dient
''"fffiiiiii
En nou zeggen
ze dat hij van
Rimpel van plan
is weg te lopen,
net als de Sjah
van Per zie, hes
je dat gelezen, en
dat-ie gedreigd
moet hebben alle
stukken mee te
nemen, „bezwa
rende" stukken
zegt-ie over heel die affaire van de Droe
zeis, nou vraag ik je: Wim Droezel weet
niet beter, of de politie is al gewaar
schuwd, maar je weet hoe de politie is,
rustig met 't hoofd knikken, alles op
schrijven en tien keer zeggen „we zullen
't allemaal es rustig uitzoeken, dame
jawel, en intussen gaat zij van Boompjes
haar gang; toen hij van Boompjes nog
hele dagen op bed lag. 't lijkt wel Mossa-
deq zei me man altijd, toen is t zaakje
eigenlijk al begonnen, doordat zij die
wissel van 't 'vorig jaar niet konden
vinden; toen zijn ze naar Rimpel ge
stapt en die heb onderzocht of de Droe-
zels wel betaalkraclitig waren; wie is
d'r tegenwoordig nou betaalkrachtig
sinds Lieftinck hier heb huisgehouden;
maar Rimpel heb alles zakelijk gehouden
en is na 't onderzoek naar Kareltje
Kokkel gelopen: nou weet iedereen hoe
Kareltje Kokkel is; die heeft de ouwe
Rimpel overal mee naar toe gesleept,
naar 't kadaster, naar de griffie en naar
't bevolkingsregistertoen naar 't pro
vinciale landbouwhuis en naar mr Hool-
vanger, die vroeger kantonrechter is ge
weest; Wim Droezel heb ze ook nog
zien binnenlopen bij de openbare biblio
theek en de gemeentelijke archieven-
dienst, waar dat kleine kletsmeiertje van
Struiver zit, en daarna zijn ze zeker nog
wel drie keer bij die ouwe deurwaarder
in 't Blekemolenstraatje geweest; Lina
Droezel kreeg 't zodoende natuurlijk in
de gaten en wat je kon verwachten, ze
is onmiddellijk naar die dikke dochter
van Rimpel gestapt, om es even te ver
tellen wat zij van 't hele zaakje dacht;
dat ken je 'gerust aan Lina overlaten;
dat. mens van Rimpel loopt nou bij de
dokter, 'n extra zenuwendokter, maar
de ouwe Rimpel zelf heb wel tien spe
cialisten nodig, als je 't mij vraagt; ka
pelaan Nijboer heb daarna es rustig met
Wim Droezel gepraat, maar je weet zelf
wel wat Nijboer in zulke omstandigheden
altijd zegt; nou moet ik zo dadelijk even
bij de koster'wezen voor 'n paar Anto-
nïuskaarsen ter ere van 't onbevlekte
Hart tot intentie van 't Liduinafonds
voor de gelovige zielen, en dan hoor ik
nog wel een en ander; want reken maar
gerust, dat verhaaltje blijft nog wel
'even aan de gang
PIERRE.
door het Offer van elke dag.
Ik moest er weer aan denken toen de
twee-eenheid, man en vrouw, door de
velden van Noord-Limburg trok. Dat
gezegend oord. nog nauwelijks ontdekt
door de wanstalt van toeristen, nog on
besmet met bioscopen, nog levend in
de stiel waarin de minste zonden voor
komen reeds volgens Augustinus!
Ik moest er weer aan denken bij het
zien van de platte paardenkar, waar de
boer, moe van het werken, op knielde
om gemakkelijker het evenwicht te be
waren op de hobbelige binnenweg. Er
was niets in die kar dan twee verse
broden, zojuist van de rondtrekkende
bakker betrokken en meegevoerd naar
zijn verre stee, waar zelfs geen bakker
komt. Er was niets in die kar, dan de
knielende boer en zijn avondbrood
Ja, 't was een groots gezicht. De knie
lende mens en zijn brood. Het schepsel
in al zijn aard-gebondenheid en zijn
van God gegeven bfte. Het was een
zuiver geheel daar onder de avondhe
mel in 't schone Limburgse land, zó
gaaf als God de mens bedoeld heeft,
zó één met Zijn Wil en Wens. Die kar
ging hemelwaarts.
Waarde Jan,
Het is nu zover. Morgen zal het huwe
lijk worden gesloten, morgen vertrouw
ik mijn dochter voor goed aan jou toe.
Ik ben er van overtuigd, dat zij in goede
handen is en dat de spanningen' welke
haar charme uitmaken, voor jou gen
immer durende bron van geluk zullen
zijn-
Wat is dat toch fantastisch geregeld
in de wereld, dat wy, mannen, in staat
zijn gesteld om een andere ziel zo aan
ons te hechten, zo aan ons te verbinden,
dat zij met ons versmelten kan en onder
vol behoud van haar persoonlijkheid een
„alter ego" wordt, waarop wij immer
kunnen terugvallen in zwakke momenten,
waarop wij immer kunnen en mogen re
kenen.
Ik heb met grote voldoening jullie
„Werdegang" bekeken. Het prille geluk,
het bijna stuntelige gestamel, is overge
gaan in stralende zekerheid en so-noor
geluid. Jullie troffen elkaar op een wan
deltocht, zo'n willekeurig geval. Er wa
ren .avonden" aan verbonden, waar ve
len zich misdroegen, waar enkelen op
vielen. Er was verwondering bij beiden
over gedragingen van bepaalde jongelui,
er was verwondering ook over de ge
lijke „verwondering". Er groeide bewon
dering en respect toen bleek, dat beider
houding geen blasé achtergrond had, maar
werkelijk gegrondvest was in levensibou.
Het is niet gemakkelijk een beeld te geven van Ariëns. Maar is niet
iedere menselijke heiligheid een raadsel?
De mens is een zondig wezen. In vele dingen zondigen wij allen. Ook
de rechtvaardige zondigt 7 maal daags. Onwillekeurig willen wij in een
heilige geen onvolmaaktheid zien. Immers, als wij veel onvolmaaktheden
zien, waaraan herkennen wij dan nog de heilige? Wij moeten ons wel
sterk voor de geest houden:
a) dat de heiligheid een langzaam groeiproces is, dat nooit geheel
wordt voltooid;
b) dat de christelijke heiligheid niet hierin bestaat, dat de mens
een volkomen harmonisch wezen wordt waarin alle feilen verdwijnen.
Christus is onze heiligheid. Christus, dat wil zeggen dat wij heilig worden
door een aandeel in de heiligheid van Christus en door ons opgenomen
zijn in dat leven van de H. Geest, dat Gods Zoon op aarde gebracht
heeft door de mensheid aan te nemen.
ding en menselijke waardigheid. Er ont
look respect en daarnaast een immer
groeiend verlangen om elkaar te bezitten,
zoals God dit heeft gewild.
Dit „bezit" van elkaar is een groot
goed en een groot mysterie. Verwacht
van je schoonvader geen theologie, ver
wacht slechts eerbied voor het door God
gewilde goed, dat ons is gegeven in bet
huwelijk en wees er dagelijks dankbaar
voor.
Practische raad kan ik je niet geven.
Althans geen gespecialiseerde raad. De
tjjd welke achter ons ligt heeft zoveel
Vraag:
Toch lijkt het ipij, dat er moeilijkheden
zijn te maken tegen de eenheid van de
mens, zoals u die voorstelt. We kennen
immers allemaal de strijd tussen het
vlees en de geest. We weten immers, dat,
willen wij de geest laten zegevieren, het
verhoudingen gebracht, waar geen mens j lichaam er onder moeten houden, ver-
op verdacht is geweest, dat pasklare raad sterven. En ook de Schrift, waar u zo
voor de toekomst, een helderziendheid mee schermt, leert ons hetzelfde. Me
vereist, welke niemand is gegeven. Eén i dunkt, dat u in dit perspectief onmogelijk
ding staat vast, bij Moeder èn mij en dat
is: Bidt tezamen! Gaat immer naar God
en vertelt tezamen al wat er aan ont-
een dergelijke eenheid kunt urgeren.
Antwoord:
Laat ik u vooreerst dit zeggen: ieder-
breekt, of brengt Hem samen jullie hulde een> aje iets van de Schrift weet, zal
voor al het goede wat jullie, in elkaar,
geschonken is- Dan kan Hij niet achter
blijven en zal niet achterblijven in Zijn
(remedie voor de kwaal of vermeende
kwaal. Zet steeds het negatieve b.v.
een tjjdeiyke, noodgedwongen scheiding
om, in het positieve b.v. een extra
waardering voor elkaar en een extra dank
aan Hem, voor wat Hij jullie samen
schenkt. Blijft immer optimist! O. L. Heer
houdt niet van kniesoren en helpt de
stuntels niet
Morgen is het jullie dag. Morgen be
gint een heel nieuw leven. Morgen 'begint
oók de bron van nieuw leven te vloeen.
Zorgt dat deze bron nooit vertroebeld
wordt en houdt ze rein, zo rein als jullie
elkaar gehouden hebt.
Tot morgen.
Als steeds
JE SCHOONVADER
het met me eens zijn: de Schrift kent
wel onderscheidingen in de mens, maar
die vallen niet samen met wat wij noe
men: ziel en lichaam. We lezen vaak de
Schrift teveel met een Westerse bril. Als
b.v. de Schrift spreekt over lichaam, dan
bedoelt zij hiermee niet dit tegenover de
ziel te plaatsen, maar dan bedoelt zij in
heel veel gevallen de gehele mens. Ook
de kerkelijke uitspraken laten niet de
minste twijfel over. U zult natuurlijk
aankomen, met de strijd tussen geest en
vlees, waar u zelf waarschijnlijk ook mee
te kampen hebt. Maar dat wil niet zeg
gen, dat u deze twee moogt zien als ge
lijkwaardige partners, die elkaar op leven
en dood bestrijden. Er is in de mens een
fundamentele eenheid, maar een eenheid,
die nog voltooid moet worden door de
vrije wil. Het lichamelijke moet daarom
niet en nooit onderdrukt worden als iets
verkeerds, maar gewoon door ons willen
onder de rede gebracht worden, gericht
en geordend. Dat wil zeggen: de mens
moet door zijn eigen werken een nog
grotere eenheid worden.
H. B.
De christelijke heiligheid is altijd maar
een deel heiligheid, produceert nooit een
volledige harmonie, vraagt altijd aanvul
ling door anderen, brengt nooit alle men
selijke potenties tot werkelijkheid. Daar
om is het voor de eigen omgeving dik
wijls zo moeilijk de heilige te herkennen.
Ons oog is ontvankelijker voor andermans
fouten dan voor zijn deugden. Een wer
kelijke fouf neigt ons er toe de heiligheid
te ontkennen. Grote heiligen als de H.
Thcresia van Lisieux zijn tijdens hun
leven door hun omgeving niet als heiligen
herkend.
Maar van de andere kant is het toch
gemakkelijk de heilige te herkennen. De
indruk van een heilige heeft iets onmis
kenbaars. Heilige mensen hebben een ge
heimzinnige magnetische kracht. Deze
kracht is dikwijls ondefinieerbaar, heeft
meestal alle waarschynlijkheid tegen zich
en is desniettemin overtuigend.
De heiligheid heeft kenmerken die altijd
aanwezig moeten zijn, maar ook door
slaande bewijskracht hebben.
a) Een diepe verbondenheid met Chris
tus. Ook deze is niet meetbaar aan uiter
lijke verschijnselen en toch onmiskenbaar.
Als de dag van gisteren herinner ik nuj
een vergadering van de priestermissiebond
waar Ariëns sprak. De opzet van zijn
causerie kan ik mij niet herinneren, maar
wat mij altijd bijgebleven is, dat was een
paraphrase van het Onze Vader.
Ik heb Ariëns nooit zien bidden be
halve aan tafel; daar herinner ik mij niets
van. De uitleg van dat Onze Vader is mij
altijd bijgebleven, al herinner ik mij niet
dat hij ook maar iets origineels daarover
heeft gezegd.
b) Duidelijker is meestal de gehoor
zaamheid.
Hoe heerlijk is het leven van Ariëns
er van doortrokken. Ze was zo vanzelf
sprekend. Zijn critiek was vrolijk en blij.
„Van mgr v. d. Wetering houd ik op zeer
bovennatuurlijke wijze". Zijn benoemingen
in Enschede, Steenderen en Maarssen heb
ben alle drie een grote daad en tegelijk
een leven in gehoorzaamheid gevraagd.
c) De geest van armoede. Hjj leefde
niet in een ontbering als S. Franciscus of
Joannes van het Kruis, maar Zijn ont
hechting. zijn zich ontdoen van zijn bezit,
zijn weldadigheid, zij mogen heldhaftig
genoemd worden door iemand, die de
levensomstandigheden nog van nabij kent.
De geschiedenis van zijn kelk, zijn offers
voor de arbeiders, zijn fiets in Steenderen,
zijn maar enkele staaltjes die uiterlijk
misschien niet zo ontzagwekkend zijn,
maar in zijn milieu en in zijn atmosfeer
beschamend zijn van edelmoedigheid.
Misschien werd die edelmoedigheid niet
zo aanstonds onderscheiden, omdat ze een
gemakkelijkheid, soms speelsheid, ver
toonde, die de zwaarte van het offer totaal
maskeerde.
Maar het was een bewuste, diep door
leefde en recht op het doel afgaande
soberheid. „La contemplation n'est pas
dans les comfortables". Zo'n gezegde van
hem in een eenvoudig gesprek is mij altijd
bügebleven.
d) Zijn naastenliefde, de kroon vdn alle
deugden, is de kroon van zijn leven. De
naastenliefde is dikwijls genoemd als de
sleutel van zijn heiligheid en inderdaad
zien wij die overal als de grote beweeg
kracht van zijn leven. Het is geen gemeen
plaats het „Misereor super turbam" op
hem toe te passen. Zijn leven is er een
wonderlijke levende illustratie van.
Welke kracht die naastenliefde moet ge
had hebben, is enigermate te meten aan de
kracht die er nodig was om tegen de pu
blieke opinie in te gaan als hij. Werkelijke
heiligen worden tijdens hun leven voor
gek verklaard. Don Bosco heeft het onder
vonden en de verdenking op heel komi
sche wijze gelogenstraft. Maar is het niet
aangekondigd door S. Paulus, dat het kruis
van Christus voor de volkeren een dwaas
heid zou zijn? Ware kruisdragers, waar
achtig consequenten, worden door hun
omgeving altijd als dwaas gekwalificeerd.
Ariëns heeft het op wel heel püniyke
wijze ondervonden.
Maar daarmee is hu niet de patroon van
alle non-conformisten. Ariëns had immers
nie'ts van een revolutionair, die een en al
verontwaardiging zijn over onrecht en
mis-toestanden, verbeten alle waardering
voor de tegenstanders van zich afzetten,
en in hun verbittering neigen tot echte
vernielzucht.
Hij had geen esprit frondeur.
Hij was niet de individualist voor wie
de meerderheid per se ongelijk heeft.
Hjj kende niet de afkeer voor alles wat
organisatie heet noch de constante contra
mine, die in zijn vaderstad en „heimat"
niet sporadisch is.
BÜ hem overheersten geen afkeer of ver
bittering, maar alleen bezorgdheid, mede
lijden, verdriet over het lijden van de
medemens, verdriet om de ergernis der
Kerk, verdriet om het verborgen aanschijn
van Christus.
(Fragment uit een rede uitgesproken
door mgr dr A. C. Ramselaar, op de
Ariënsdag, 1951).
Deeer dagen kwam voor de derde
maal een grote groep verloofde
paren in Noordwijkerhout retraite
maken. Een vader, die het belang
ervan inziet stuurde ons een „brief
aan z'n toekomstige schoonzoon",
met het verzoek die brief te plaat
sen in de Maasbode. Een van de
deelnemers aan de retraite zal ons
zyn visie geven op de voorbije
dagen.
Op 8 Augustus werd te Maarssen
de jaarlijkse Ariens-dag gehouden.
Een tachtigjarige stuurde ons een
paar persoonlijke herinneringen. Zou
het mogelijk wezen, dat ook de
jongeren werkelijl eens aanwezig
zijn bij die herdenking? We komen
daar graag nog eens uitvoerig op
terug.
Tenslotte: 't i nog steeds vacan-
tie tenminste voor sommige men
sen. Daaraan moge het fragmen
tarisch karakter van deze pagina
verweten worden.
P. W.
Veele jonge katholiek intellectuelen,
die hun geloof persoonlijk willen beleven,
voelen het gemis aan inzicht in de wer
kelijkheden, waarin dat geloof hen
plaatst. Tevens zijn zij zich door een
veelvuldig en veelzijdig contact met niet-
katholieken meer bewust geworden van
hun verantwoordelijkheid de eigen diep
ste overtuiging te kennen en ongeschon-
tlci^ mee te delen.
Zoals elk jaar zijn ook nu, enkele weken geleden, verschillende Ariens-
vrienden naar Maarssen opgetrokken, om deze grote priester te gedenken.
Ik vind het heel jammer, dat dit elk jaar een hetrekkelijk klein groepje is,
een élite, die hem piëteitvol en academisch herdenkt.
Ariens is de man, die behoort aan het gehele Nederlandse volk. Tot
iedereen heeft hij iets te zeggen. Hij is niet op de eerste plaats de man van
de arbeiders, noch behoort hij alleen tot de drankbestrijders. Nog veel
meer minder is hij alleen maar iemand waar intellectuelen zich hij thuis
kunnen voelen. Hij was op dc eerste plaats priester. Hij wilde niets anders
zijn, maar dit dan ook zo volkomen mogelijk. Al zijn werken en interesse
werden hierdoor bepaald. M'n vriend Ariens was alles voor allen. Daarom
is hij voor mij onvergetelijk.
Hoe zou de jongerengeneratie die zoekt
en worstelt om een diepere geloofs
inhoud en beu is van alle compromissen
in hem haar leider gevonden hebben Of
misschien ook niet, want hst is een grote
vraag of men hem nu wel de kans zou
gegeven hebben de jeugd te bereiken.
Meestal zijn mensen als Ariëns bij tijd
genoten niet erg populair. Maar de jonge
ren kunnen zich aan zijn vurig en radicaal
geloof komen verwarmen.
Mijn persoonlijke herinneringen aan
hem gaan terug tot mijn schooltijd.
Als kleine jongen had ik eens een
brandweerdemonstratie in de war ge
schopt door op de slang te gaan staan,
waardoor 'er tot verbazing van de om-
staanders geen water te voorschijn kwam.
Kapelaan Ariëns liet de volgende mor-
neerknielen met twee stenen in m'n
handen.
Hij richtte in die tijd de Leo-Harmonid
op, waar ik ook lid van werd. Het was
z'n bedoeling om ons prettig en nuttig
bezig te houden.
Zijn persoonlijke zorg was ontroerend.
Ik had b.v. longontsteking gehad en was
daardoor erg verzwakt. De dokter schreef
me voor, dat ik veel moest eten en elke
dag een glas bi'er moest drinken.
Elke dag stond in het St Jozefgebouw
(tegenwoordig „Concordia' een fles bier
klaar en 's Zondags daarbij nog een kop
chocolade met enkele broodjes en op uit
drukkelijk hevel van kapelaan Ariens
moest ik dat helemaal wegwerken, zin of
geen zin. Heel vaak ging h(j op stap om
betere arbeidsvoorwaarden te verkrijgen.
I
De Theologische Leergang van Una
Sacta, gevestigd in Arnhem, Eindhoven,
Den Haag, Hilversum en Rotterdam, wil
aan deze dubbele behoefte tegemoet ko
men. Zij tracht op theologisch-weten-
schappeüjke wijze de persoonlijke ge
loofskennis te verbreden en verdiepen.
Hierdoor onderscheidt zij zich van elke
„godsdienstcursus": zij geeft theologie in
de strikte zin van het woord, maar aan
de situatie der lekengelovigen aangepast
en gedoceerd op een wijze en in een taal.
die voor hen verstaanbaar en bruikbaar
wil zijn.
Deze Theologische Leergang omvat de
volgende vakken: Theologie der Openba
ringsbronnen en Schriftverklaring, God
en Schepping, Christus en Zijn Kerk, De
mens in zijn bovennatuurlijke verheffing.
Het christelijk leven. Reformatorisch
Christendom en Hedendaagse stromingen.
Als docenten treden op: Drs A. Kueter.
prof. drs. G. Oltheten, C. van Busel,
prof. dr. G. de Gier, prof. drs A. van
Rijen en S. Jeisma, allen Missionarissen
van het H Hart (M.S.C.). Voor nadere
inlichtingen kan men zich wenden tot'-
S. Jeisma M.S.C., Una Sancta, Den Haag-
gen de hele katechismusles voor de klas Het was hem nooit te veel. Dikwyis ging
hij op bezoek bij Van Heel en Blijden-
stein en naar hij zei: nooit tevergeefs
om geld te krijgen voor zjjn armen.
Hij .richtte een fabriekje op in Haaksber
gen, om werklozen aan werk te helpen.
We wisten hoe hij zelf als reiziger rond
ging om de wollen stoffen te plaatsen.
Hij had voor iedereen alles over. Voor zijn
mensen wilde hij alles voor allen zijn,
zonder onderscheid te maken tussen arm
en rijk, jong en oud.
Ik noemde hem zo juist „mijn vriend".
Zo noemde Ariëns ons allemaal. Hij be
wees door zijn daden, dat hy een vriend
was. Een vriend die noo;t teleurstelde,
hoeveel teleurstellingen hij zelf ook van
ons te verduren had.
Th. B.
Dat zijn de negen melaatsen, die we
morgen in het Evangelie ontmoeten.
Misschien zijn er negen van ons, die
morgen in het Evangelie zichzelf ont
moeten en die erkennen: Zijn ondank
baren, dat zijn wij. Want heeft Hij ons
niet gereinigd met het water van Zijn
verlossende en heiligende Doop? En
hebben wij onszelf daarna weer niet
besmeurd met het water uit alle slo
ten en moerassen van deze wereld?
Zijn Evangelie is het verhaal van d«
ontmoeting tussen de Smetteloze en
de besmeurden, de Schuldeloze en de
schuldigen. En van elke tien schuldi'
gen, die Hij bevrijdt en reinigt, zijn et
negen die nooit meer aan Hem denken-
Slechts een enkele zonderlinge vreeffl'
de keert dagelijks naar Hem terug»
omdat het geloof in Hem vrijwaart
tegen ondankbaarheid.