WÊsmm CONFRONTATIE w 1 iM Schets van Ariëns vroomheid Verdriet om het lijden van de medemens „Delivery of the goods" Jongeren lezen de Bijbel De mens als eenheid Een Theologische leergang voor leken Na de ARIENS-HERDENKING 1 0 Een diepe verbondenheid met Christus Vandaag Tijdgenoot aan het woord Zijn ondankbaren NA Dé HOOGAIS; ZIJ DIE NOOIT STAKEN De les van de vreemdeling ZATERDAG 22 AUGUSTUS 1953 PAGINA A I (ff MSB Jk Ji lp? J|. ■- Wie ontmoet in de zomermaanden geen vreemdeling. Je merkt het aan zijn taal als hij naast je zit in de bus, of aan een tafeltje op een terras. Je ziet het aan zijn nummerbord, aan de zegels op zijn koffer (soms!), aan het vlaggetje van zijn fiets, soms aan zijn kleding. En voor de rest is hij als al de anderen. Geeft hij ons dan een les? Er waren eens tien melaatsen. Tien zieken, die onderweg werden genezen door Jesus. Een van de tien keerde om en kwam terug, direct toen hij merkte, dat hij genezen was, om Jesus te bedanken. „Deze ene was een vreemdeling". Hij was niet als al de anderen. Geeft déze vreemdeling ons dan een les? Ieder jaar op een Zondag wordt ons het verhaal voorgelezen van deze vreemdeling. Hij stak niet af door kleding, nummerbord of taal, maar door dankbaarheid aan God. Steekt hij ook af onder óns? Geeft hij ons een les? Iedere Zondag wordt tot ons gezegd vóór de prefatie van de H. Mis: Laten wij bedanken den Heer onzen God. Misschien zult gij antwoorden: dat ligt hier anders. Misschien voelt gij u 's Zondags in uw eigen kerk als met véle vreemdelingen. De priester en zijn bedienaren spreken een andere taal, dragen een andere kledij dan de uwe, maar wees dan tenminste als die éne vreemdeling en dank de Heer Jesus. Want als gij gereinigd zijt, zijt ge het door Hem. Of zijt ge nog niet gereinigd? R. Beckers pr. De Heilige heeft iets onmis kenbaars Naastenliefde VURIG EN RADICAAL! Persoonlijke zorg En 's avonds brengt mij bus en trein weer naar het Westen. De laatste tram is weg en ik loop door een stad als zovele andere. „Waarheen nu?" klinkt 't naast m\j en een ietwat „angeheitert" paartje schiet een danstent uit, op zoek naar meer en ander vermaak. „Waarheen nu?" Zy weten het niet, zy hunkeren naar vermaak, vergetelheid, naar de zelfkant wellicht, waar het zo aangenaam balanceren is tussen goed en kwaad. Zy nemen een taxi en ik hoor een adres, zo'n adres dat aityd nog wel „open" is, ook al is het sluitingsuur reeds lang voorby. Waarheen? Ook hemelwaarts? De Limburgse boerin heeft één eelt- groef meer in haar handen, dan haar ongelovige soortgenoten, de groef van haar Rozenkrans. De Limburgse boer heeft een millimeteïtje meer eelt op zijn knieën, het eelt van zijn dagelijks ge bed. Klik-klak kleppen de klompen in de morgen, als de oude boer ter kerke gaat, elke werkdag weer. Hij weet iets meer, veel meer van het onderscheid tussen het „wezen" en het „zijn" dan de knapste kop daarachter in dat klooster, hij is wijs in de dienst van God. Hij be leeft het geloof dat waarlijk God dient ''"fffiiiiii En nou zeggen ze dat hij van Rimpel van plan is weg te lopen, net als de Sjah van Per zie, hes je dat gelezen, en dat-ie gedreigd moet hebben alle stukken mee te nemen, „bezwa rende" stukken zegt-ie over heel die affaire van de Droe zeis, nou vraag ik je: Wim Droezel weet niet beter, of de politie is al gewaar schuwd, maar je weet hoe de politie is, rustig met 't hoofd knikken, alles op schrijven en tien keer zeggen „we zullen 't allemaal es rustig uitzoeken, dame jawel, en intussen gaat zij van Boompjes haar gang; toen hij van Boompjes nog hele dagen op bed lag. 't lijkt wel Mossa- deq zei me man altijd, toen is t zaakje eigenlijk al begonnen, doordat zij die wissel van 't 'vorig jaar niet konden vinden; toen zijn ze naar Rimpel ge stapt en die heb onderzocht of de Droe- zels wel betaalkraclitig waren; wie is d'r tegenwoordig nou betaalkrachtig sinds Lieftinck hier heb huisgehouden; maar Rimpel heb alles zakelijk gehouden en is na 't onderzoek naar Kareltje Kokkel gelopen: nou weet iedereen hoe Kareltje Kokkel is; die heeft de ouwe Rimpel overal mee naar toe gesleept, naar 't kadaster, naar de griffie en naar 't bevolkingsregistertoen naar 't pro vinciale landbouwhuis en naar mr Hool- vanger, die vroeger kantonrechter is ge weest; Wim Droezel heb ze ook nog zien binnenlopen bij de openbare biblio theek en de gemeentelijke archieven- dienst, waar dat kleine kletsmeiertje van Struiver zit, en daarna zijn ze zeker nog wel drie keer bij die ouwe deurwaarder in 't Blekemolenstraatje geweest; Lina Droezel kreeg 't zodoende natuurlijk in de gaten en wat je kon verwachten, ze is onmiddellijk naar die dikke dochter van Rimpel gestapt, om es even te ver tellen wat zij van 't hele zaakje dacht; dat ken je 'gerust aan Lina overlaten; dat. mens van Rimpel loopt nou bij de dokter, 'n extra zenuwendokter, maar de ouwe Rimpel zelf heb wel tien spe cialisten nodig, als je 't mij vraagt; ka pelaan Nijboer heb daarna es rustig met Wim Droezel gepraat, maar je weet zelf wel wat Nijboer in zulke omstandigheden altijd zegt; nou moet ik zo dadelijk even bij de koster'wezen voor 'n paar Anto- nïuskaarsen ter ere van 't onbevlekte Hart tot intentie van 't Liduinafonds voor de gelovige zielen, en dan hoor ik nog wel een en ander; want reken maar gerust, dat verhaaltje blijft nog wel 'even aan de gang PIERRE. door het Offer van elke dag. Ik moest er weer aan denken toen de twee-eenheid, man en vrouw, door de velden van Noord-Limburg trok. Dat gezegend oord. nog nauwelijks ontdekt door de wanstalt van toeristen, nog on besmet met bioscopen, nog levend in de stiel waarin de minste zonden voor komen reeds volgens Augustinus! Ik moest er weer aan denken bij het zien van de platte paardenkar, waar de boer, moe van het werken, op knielde om gemakkelijker het evenwicht te be waren op de hobbelige binnenweg. Er was niets in die kar dan twee verse broden, zojuist van de rondtrekkende bakker betrokken en meegevoerd naar zijn verre stee, waar zelfs geen bakker komt. Er was niets in die kar, dan de knielende boer en zijn avondbrood Ja, 't was een groots gezicht. De knie lende mens en zijn brood. Het schepsel in al zijn aard-gebondenheid en zijn van God gegeven bfte. Het was een zuiver geheel daar onder de avondhe mel in 't schone Limburgse land, zó gaaf als God de mens bedoeld heeft, zó één met Zijn Wil en Wens. Die kar ging hemelwaarts. Waarde Jan, Het is nu zover. Morgen zal het huwe lijk worden gesloten, morgen vertrouw ik mijn dochter voor goed aan jou toe. Ik ben er van overtuigd, dat zij in goede handen is en dat de spanningen' welke haar charme uitmaken, voor jou gen immer durende bron van geluk zullen zijn- Wat is dat toch fantastisch geregeld in de wereld, dat wy, mannen, in staat zijn gesteld om een andere ziel zo aan ons te hechten, zo aan ons te verbinden, dat zij met ons versmelten kan en onder vol behoud van haar persoonlijkheid een „alter ego" wordt, waarop wij immer kunnen terugvallen in zwakke momenten, waarop wij immer kunnen en mogen re kenen. Ik heb met grote voldoening jullie „Werdegang" bekeken. Het prille geluk, het bijna stuntelige gestamel, is overge gaan in stralende zekerheid en so-noor geluid. Jullie troffen elkaar op een wan deltocht, zo'n willekeurig geval. Er wa ren .avonden" aan verbonden, waar ve len zich misdroegen, waar enkelen op vielen. Er was verwondering bij beiden over gedragingen van bepaalde jongelui, er was verwondering ook over de ge lijke „verwondering". Er groeide bewon dering en respect toen bleek, dat beider houding geen blasé achtergrond had, maar werkelijk gegrondvest was in levensibou. Het is niet gemakkelijk een beeld te geven van Ariëns. Maar is niet iedere menselijke heiligheid een raadsel? De mens is een zondig wezen. In vele dingen zondigen wij allen. Ook de rechtvaardige zondigt 7 maal daags. Onwillekeurig willen wij in een heilige geen onvolmaaktheid zien. Immers, als wij veel onvolmaaktheden zien, waaraan herkennen wij dan nog de heilige? Wij moeten ons wel sterk voor de geest houden: a) dat de heiligheid een langzaam groeiproces is, dat nooit geheel wordt voltooid; b) dat de christelijke heiligheid niet hierin bestaat, dat de mens een volkomen harmonisch wezen wordt waarin alle feilen verdwijnen. Christus is onze heiligheid. Christus, dat wil zeggen dat wij heilig worden door een aandeel in de heiligheid van Christus en door ons opgenomen zijn in dat leven van de H. Geest, dat Gods Zoon op aarde gebracht heeft door de mensheid aan te nemen. ding en menselijke waardigheid. Er ont look respect en daarnaast een immer groeiend verlangen om elkaar te bezitten, zoals God dit heeft gewild. Dit „bezit" van elkaar is een groot goed en een groot mysterie. Verwacht van je schoonvader geen theologie, ver wacht slechts eerbied voor het door God gewilde goed, dat ons is gegeven in bet huwelijk en wees er dagelijks dankbaar voor. Practische raad kan ik je niet geven. Althans geen gespecialiseerde raad. De tjjd welke achter ons ligt heeft zoveel Vraag: Toch lijkt het ipij, dat er moeilijkheden zijn te maken tegen de eenheid van de mens, zoals u die voorstelt. We kennen immers allemaal de strijd tussen het vlees en de geest. We weten immers, dat, willen wij de geest laten zegevieren, het verhoudingen gebracht, waar geen mens j lichaam er onder moeten houden, ver- op verdacht is geweest, dat pasklare raad sterven. En ook de Schrift, waar u zo voor de toekomst, een helderziendheid mee schermt, leert ons hetzelfde. Me vereist, welke niemand is gegeven. Eén i dunkt, dat u in dit perspectief onmogelijk ding staat vast, bij Moeder èn mij en dat is: Bidt tezamen! Gaat immer naar God en vertelt tezamen al wat er aan ont- een dergelijke eenheid kunt urgeren. Antwoord: Laat ik u vooreerst dit zeggen: ieder- breekt, of brengt Hem samen jullie hulde een> aje iets van de Schrift weet, zal voor al het goede wat jullie, in elkaar, geschonken is- Dan kan Hij niet achter blijven en zal niet achterblijven in Zijn (remedie voor de kwaal of vermeende kwaal. Zet steeds het negatieve b.v. een tjjdeiyke, noodgedwongen scheiding om, in het positieve b.v. een extra waardering voor elkaar en een extra dank aan Hem, voor wat Hij jullie samen schenkt. Blijft immer optimist! O. L. Heer houdt niet van kniesoren en helpt de stuntels niet Morgen is het jullie dag. Morgen be gint een heel nieuw leven. Morgen 'begint oók de bron van nieuw leven te vloeen. Zorgt dat deze bron nooit vertroebeld wordt en houdt ze rein, zo rein als jullie elkaar gehouden hebt. Tot morgen. Als steeds JE SCHOONVADER het met me eens zijn: de Schrift kent wel onderscheidingen in de mens, maar die vallen niet samen met wat wij noe men: ziel en lichaam. We lezen vaak de Schrift teveel met een Westerse bril. Als b.v. de Schrift spreekt over lichaam, dan bedoelt zij hiermee niet dit tegenover de ziel te plaatsen, maar dan bedoelt zij in heel veel gevallen de gehele mens. Ook de kerkelijke uitspraken laten niet de minste twijfel over. U zult natuurlijk aankomen, met de strijd tussen geest en vlees, waar u zelf waarschijnlijk ook mee te kampen hebt. Maar dat wil niet zeg gen, dat u deze twee moogt zien als ge lijkwaardige partners, die elkaar op leven en dood bestrijden. Er is in de mens een fundamentele eenheid, maar een eenheid, die nog voltooid moet worden door de vrije wil. Het lichamelijke moet daarom niet en nooit onderdrukt worden als iets verkeerds, maar gewoon door ons willen onder de rede gebracht worden, gericht en geordend. Dat wil zeggen: de mens moet door zijn eigen werken een nog grotere eenheid worden. H. B. De christelijke heiligheid is altijd maar een deel heiligheid, produceert nooit een volledige harmonie, vraagt altijd aanvul ling door anderen, brengt nooit alle men selijke potenties tot werkelijkheid. Daar om is het voor de eigen omgeving dik wijls zo moeilijk de heilige te herkennen. Ons oog is ontvankelijker voor andermans fouten dan voor zijn deugden. Een wer kelijke fouf neigt ons er toe de heiligheid te ontkennen. Grote heiligen als de H. Thcresia van Lisieux zijn tijdens hun leven door hun omgeving niet als heiligen herkend. Maar van de andere kant is het toch gemakkelijk de heilige te herkennen. De indruk van een heilige heeft iets onmis kenbaars. Heilige mensen hebben een ge heimzinnige magnetische kracht. Deze kracht is dikwijls ondefinieerbaar, heeft meestal alle waarschynlijkheid tegen zich en is desniettemin overtuigend. De heiligheid heeft kenmerken die altijd aanwezig moeten zijn, maar ook door slaande bewijskracht hebben. a) Een diepe verbondenheid met Chris tus. Ook deze is niet meetbaar aan uiter lijke verschijnselen en toch onmiskenbaar. Als de dag van gisteren herinner ik nuj een vergadering van de priestermissiebond waar Ariëns sprak. De opzet van zijn causerie kan ik mij niet herinneren, maar wat mij altijd bijgebleven is, dat was een paraphrase van het Onze Vader. Ik heb Ariëns nooit zien bidden be halve aan tafel; daar herinner ik mij niets van. De uitleg van dat Onze Vader is mij altijd bijgebleven, al herinner ik mij niet dat hij ook maar iets origineels daarover heeft gezegd. b) Duidelijker is meestal de gehoor zaamheid. Hoe heerlijk is het leven van Ariëns er van doortrokken. Ze was zo vanzelf sprekend. Zijn critiek was vrolijk en blij. „Van mgr v. d. Wetering houd ik op zeer bovennatuurlijke wijze". Zijn benoemingen in Enschede, Steenderen en Maarssen heb ben alle drie een grote daad en tegelijk een leven in gehoorzaamheid gevraagd. c) De geest van armoede. Hjj leefde niet in een ontbering als S. Franciscus of Joannes van het Kruis, maar Zijn ont hechting. zijn zich ontdoen van zijn bezit, zijn weldadigheid, zij mogen heldhaftig genoemd worden door iemand, die de levensomstandigheden nog van nabij kent. De geschiedenis van zijn kelk, zijn offers voor de arbeiders, zijn fiets in Steenderen, zijn maar enkele staaltjes die uiterlijk misschien niet zo ontzagwekkend zijn, maar in zijn milieu en in zijn atmosfeer beschamend zijn van edelmoedigheid. Misschien werd die edelmoedigheid niet zo aanstonds onderscheiden, omdat ze een gemakkelijkheid, soms speelsheid, ver toonde, die de zwaarte van het offer totaal maskeerde. Maar het was een bewuste, diep door leefde en recht op het doel afgaande soberheid. „La contemplation n'est pas dans les comfortables". Zo'n gezegde van hem in een eenvoudig gesprek is mij altijd bügebleven. d) Zijn naastenliefde, de kroon vdn alle deugden, is de kroon van zijn leven. De naastenliefde is dikwijls genoemd als de sleutel van zijn heiligheid en inderdaad zien wij die overal als de grote beweeg kracht van zijn leven. Het is geen gemeen plaats het „Misereor super turbam" op hem toe te passen. Zijn leven is er een wonderlijke levende illustratie van. Welke kracht die naastenliefde moet ge had hebben, is enigermate te meten aan de kracht die er nodig was om tegen de pu blieke opinie in te gaan als hij. Werkelijke heiligen worden tijdens hun leven voor gek verklaard. Don Bosco heeft het onder vonden en de verdenking op heel komi sche wijze gelogenstraft. Maar is het niet aangekondigd door S. Paulus, dat het kruis van Christus voor de volkeren een dwaas heid zou zijn? Ware kruisdragers, waar achtig consequenten, worden door hun omgeving altijd als dwaas gekwalificeerd. Ariëns heeft het op wel heel püniyke wijze ondervonden. Maar daarmee is hu niet de patroon van alle non-conformisten. Ariëns had immers nie'ts van een revolutionair, die een en al verontwaardiging zijn over onrecht en mis-toestanden, verbeten alle waardering voor de tegenstanders van zich afzetten, en in hun verbittering neigen tot echte vernielzucht. Hij had geen esprit frondeur. Hij was niet de individualist voor wie de meerderheid per se ongelijk heeft. Hjj kende niet de afkeer voor alles wat organisatie heet noch de constante contra mine, die in zijn vaderstad en „heimat" niet sporadisch is. BÜ hem overheersten geen afkeer of ver bittering, maar alleen bezorgdheid, mede lijden, verdriet over het lijden van de medemens, verdriet om de ergernis der Kerk, verdriet om het verborgen aanschijn van Christus. (Fragment uit een rede uitgesproken door mgr dr A. C. Ramselaar, op de Ariënsdag, 1951). Deeer dagen kwam voor de derde maal een grote groep verloofde paren in Noordwijkerhout retraite maken. Een vader, die het belang ervan inziet stuurde ons een „brief aan z'n toekomstige schoonzoon", met het verzoek die brief te plaat sen in de Maasbode. Een van de deelnemers aan de retraite zal ons zyn visie geven op de voorbije dagen. Op 8 Augustus werd te Maarssen de jaarlijkse Ariens-dag gehouden. Een tachtigjarige stuurde ons een paar persoonlijke herinneringen. Zou het mogelijk wezen, dat ook de jongeren werkelijl eens aanwezig zijn bij die herdenking? We komen daar graag nog eens uitvoerig op terug. Tenslotte: 't i nog steeds vacan- tie tenminste voor sommige men sen. Daaraan moge het fragmen tarisch karakter van deze pagina verweten worden. P. W. Veele jonge katholiek intellectuelen, die hun geloof persoonlijk willen beleven, voelen het gemis aan inzicht in de wer kelijkheden, waarin dat geloof hen plaatst. Tevens zijn zij zich door een veelvuldig en veelzijdig contact met niet- katholieken meer bewust geworden van hun verantwoordelijkheid de eigen diep ste overtuiging te kennen en ongeschon- tlci^ mee te delen. Zoals elk jaar zijn ook nu, enkele weken geleden, verschillende Ariens- vrienden naar Maarssen opgetrokken, om deze grote priester te gedenken. Ik vind het heel jammer, dat dit elk jaar een hetrekkelijk klein groepje is, een élite, die hem piëteitvol en academisch herdenkt. Ariens is de man, die behoort aan het gehele Nederlandse volk. Tot iedereen heeft hij iets te zeggen. Hij is niet op de eerste plaats de man van de arbeiders, noch behoort hij alleen tot de drankbestrijders. Nog veel meer minder is hij alleen maar iemand waar intellectuelen zich hij thuis kunnen voelen. Hij was op dc eerste plaats priester. Hij wilde niets anders zijn, maar dit dan ook zo volkomen mogelijk. Al zijn werken en interesse werden hierdoor bepaald. M'n vriend Ariens was alles voor allen. Daarom is hij voor mij onvergetelijk. Hoe zou de jongerengeneratie die zoekt en worstelt om een diepere geloofs inhoud en beu is van alle compromissen in hem haar leider gevonden hebben Of misschien ook niet, want hst is een grote vraag of men hem nu wel de kans zou gegeven hebben de jeugd te bereiken. Meestal zijn mensen als Ariëns bij tijd genoten niet erg populair. Maar de jonge ren kunnen zich aan zijn vurig en radicaal geloof komen verwarmen. Mijn persoonlijke herinneringen aan hem gaan terug tot mijn schooltijd. Als kleine jongen had ik eens een brandweerdemonstratie in de war ge schopt door op de slang te gaan staan, waardoor 'er tot verbazing van de om- staanders geen water te voorschijn kwam. Kapelaan Ariëns liet de volgende mor- neerknielen met twee stenen in m'n handen. Hij richtte in die tijd de Leo-Harmonid op, waar ik ook lid van werd. Het was z'n bedoeling om ons prettig en nuttig bezig te houden. Zijn persoonlijke zorg was ontroerend. Ik had b.v. longontsteking gehad en was daardoor erg verzwakt. De dokter schreef me voor, dat ik veel moest eten en elke dag een glas bi'er moest drinken. Elke dag stond in het St Jozefgebouw (tegenwoordig „Concordia' een fles bier klaar en 's Zondags daarbij nog een kop chocolade met enkele broodjes en op uit drukkelijk hevel van kapelaan Ariens moest ik dat helemaal wegwerken, zin of geen zin. Heel vaak ging h(j op stap om betere arbeidsvoorwaarden te verkrijgen. I De Theologische Leergang van Una Sacta, gevestigd in Arnhem, Eindhoven, Den Haag, Hilversum en Rotterdam, wil aan deze dubbele behoefte tegemoet ko men. Zij tracht op theologisch-weten- schappeüjke wijze de persoonlijke ge loofskennis te verbreden en verdiepen. Hierdoor onderscheidt zij zich van elke „godsdienstcursus": zij geeft theologie in de strikte zin van het woord, maar aan de situatie der lekengelovigen aangepast en gedoceerd op een wijze en in een taal. die voor hen verstaanbaar en bruikbaar wil zijn. Deze Theologische Leergang omvat de volgende vakken: Theologie der Openba ringsbronnen en Schriftverklaring, God en Schepping, Christus en Zijn Kerk, De mens in zijn bovennatuurlijke verheffing. Het christelijk leven. Reformatorisch Christendom en Hedendaagse stromingen. Als docenten treden op: Drs A. Kueter. prof. drs. G. Oltheten, C. van Busel, prof. dr. G. de Gier, prof. drs A. van Rijen en S. Jeisma, allen Missionarissen van het H Hart (M.S.C.). Voor nadere inlichtingen kan men zich wenden tot'- S. Jeisma M.S.C., Una Sancta, Den Haag- gen de hele katechismusles voor de klas Het was hem nooit te veel. Dikwyis ging hij op bezoek bij Van Heel en Blijden- stein en naar hij zei: nooit tevergeefs om geld te krijgen voor zjjn armen. Hij .richtte een fabriekje op in Haaksber gen, om werklozen aan werk te helpen. We wisten hoe hij zelf als reiziger rond ging om de wollen stoffen te plaatsen. Hij had voor iedereen alles over. Voor zijn mensen wilde hij alles voor allen zijn, zonder onderscheid te maken tussen arm en rijk, jong en oud. Ik noemde hem zo juist „mijn vriend". Zo noemde Ariëns ons allemaal. Hij be wees door zijn daden, dat hy een vriend was. Een vriend die noo;t teleurstelde, hoeveel teleurstellingen hij zelf ook van ons te verduren had. Th. B. Dat zijn de negen melaatsen, die we morgen in het Evangelie ontmoeten. Misschien zijn er negen van ons, die morgen in het Evangelie zichzelf ont moeten en die erkennen: Zijn ondank baren, dat zijn wij. Want heeft Hij ons niet gereinigd met het water van Zijn verlossende en heiligende Doop? En hebben wij onszelf daarna weer niet besmeurd met het water uit alle slo ten en moerassen van deze wereld? Zijn Evangelie is het verhaal van d« ontmoeting tussen de Smetteloze en de besmeurden, de Schuldeloze en de schuldigen. En van elke tien schuldi' gen, die Hij bevrijdt en reinigt, zijn et negen die nooit meer aan Hem denken- Slechts een enkele zonderlinge vreeffl' de keert dagelijks naar Hem terug» omdat het geloof in Hem vrijwaart tegen ondankbaarheid.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1953 | | pagina 10