De eigen verkenners-kapel
Vandaag
VOORTDUREND OP TOCHT
Het grote plan
Op weg naar eeuwigheid
Jongeren lezen de blijde boodschap
ZIJN WEG
ZE RUILEN VAN PLAATS
TREKKERS
NAAR
GOD
r'/'Zm
»SH
MINIA
TUUR
MA D6 HOOGAIS
- /'CAS
Ephima
sÜI
Na een lange tijd van voorbereiding hebben de katholieke ver
kenners 7 September hun eigen landelijke kapel in Persingen
in gebruik genomen. Daarmee is een van hun idealen bereikt,
'n Katholiek verkenner „verkent" niet zonder zin. Zijn trekken,
zijn op-weg-zijn is ergens op gericht. Dit kon niet mooier ge
symboliseerd worden dan door een eigen kapel. Elk kamp, dat
waar ook wordt opgeslagen, is maar een moment ergens zijn om
weer verder te gaan. Nergens vinden wij een blijvende woon
plaats. Het hele leven gaat op in een „reikhalzend uitzien". Per
singen leert waar tenslotte het rustpunt en de blijvende woon
plaats te vinden zal zijn.
Op verschillende wijzen trach
ten we dit op-reis-zijn-naar-God
uit te drukken. We houden daar
om graag processies, waar we
trekken b.v. achter het Allerhei
ligste aan om uit te drukken, dat
onze reis naar God gaat achter
Christus aan, Die ons is voorgi?1
gaan en de weg heeft aangegeven.
Zo moeten we ook de bede
vaarten verstaan, die altijd bij
ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1953- PAGINA
Hij was ontegenzeglijk een groot organisator. Zelfs onder de
moeilijkste omstandigheden kon hij de dingen dezer wereld overzien, rang
schikken en naar aanleiding van gemaakte gevolgtrekkingen, steeds de juiste
handelingen voor hem zelf en anderen bepalen.
Het verwonderde dan ook niemand dat deze man, reeds xn de eerste
weken van het concentratiekamp-bestaan, hetwelk wij een dikke drie jaar
met hem zouden delen, zijn secondanten uitzocht en onze geesten wakker
hield met het doorzien van de gronden, die tot de wereldcatastrophe hadden
geleid. Dat was de eerste stap. Daarna volgde het moeizaam opstellen van
een program voor later, een politiek-sociaal program, waarin de uitkomst
van ons aller pogen zou worden neergelegd.
We zijn weer op weg gegaan.
Het werkjaar is begonnen. Het
stadsverkeer heeft zijn „regel
matige" bloedsomloop her
vonden. En op alle gezich
ten is weer de gelatenheid te
lezen waarmee men zich in de
stroom laat opnemen.
„Wat zoeken ze eigenlijk?",
vraagt de kleine prins aan de
wisselwachter in het prachtige
boekje: „Le petit prince" van
Antoine de Saint—Exupéry
(vertaling: Laetitia de Beaufort
Van Hamel, uitg. Ad. Don
ker N.V.).
Een aantal katholieke jonge
arbeiders hoeveel het er nu
precies zijn, doet er niet toe
heeft dit werkjaar, naar wij
graag willen aannemen, met
meer dan gewone bezieling in
gezet. Het volgend jaar Juli
gaan zij een grote tocht maken.
Een bedevaart. Jonge arbeiders
op bedevaart? Het lijkt een ge
waagde onderneming. Jonge
arbeiders ziet men niet vaak
op bedevaart. De bussen met
bedevaartgangers (sters) die op
geregelde tijden naar Kevelaer,
naar „Brielle", naar Heiloo,
naar Roermond, naar Smakt en
zovele andere plaatsen vertrek
ken, zijn dikwijls gevuld met
een ouder publiek In de geest
van vele jongeren is het op-
bedevaart-gaan een achterhaal
de en verouderde gewoonte.
Als de Kajotters dan het plan
gemaakt hebben om dit hele
werkjaar in het teken van een
bedevaart te zetten, dan moe
ten ze er wel een heel bijzon
der doel mee hebben en dat
hebben ze ook.
Deze tocht naar Zuid-Frank
rijk is geboren uit nood.
Eenmaal kwam God tot ons
door Maria. Uit de Maagd
Maria is Christus Jesus mens
geworden „om .ons en voor ons
heil".
In Augustus 1954 zullen jonge
arbeiders op weg gaan naar
God ze willen God zoeken
en er is geen betere weg dan
door Maria. De K.A.J. heeft er
een jaar voor genomen om de
motieven van deze tocht te
doen doordringen. Zo zal zij
het gevaar ontlopen, dat de
Kajotters de reis naar Lourdes
zullen opvatten als een stunt.
Wie van hen zich verdiept
maand na maand in de grote
apostolaatsgedachte, zal alleen
op weg gaan temidden wel
licht van duizenden om
Christus te vinden. Hij zal ook
weten welke consequenties een
ontmoeting met Christus heeft
voor iedere christen.
P. W.
Eeuwigheid i? iets, waar wij ons maar lieel moeilijk een begrip van
kunnen vormen. Hoe moet men zich dat indenken: oneindigheid, dat
grenzeloze, nooit eindigende en altijd voortbestaande? Hoe kan dat, dat
een leven nimmer afgesloten wordt, dat een bestaan onverwoestbaar
binnendringt en zijn loop vervolgt achter de strakke horizon van de tijd?
Men vraagt zich dikwijls af: hoe zal dat nu later zijn, wanneer wij in Gods
onmiddellijke nabijheid in de hemel vertoeven voor eeuwig? Wanneer
men in stilte de ogen slnit en probeert zich een en ander voor te stellen,
geeft men het spoedig op; het gaat niet. Velen komen daardoor onzeker
te staan tegenover de eeuwigheid en alles wat er mee samenhangt. Ze
kunnen er baast niet in geloven, zeggen ze, want hoe moet je je dat nu
voorstellen?
HEIMWEE NAAR
BLIJVENDE
HET
Hij is in onze wereld als iemand,
die de wereld liefheeft. Hij beleeft
er Zijn vreugde en verdriet. Zon
der ergens te blijven, trekt Hij
van stad tot stad en van dorp tot
dorp. Na elke teleurstelling schudt
Hij het stof van Zijn voeten. Na elk
goed verblijf gaat Hij weer heen
met een hart vol blijdschap. De
dingen en de mensen van deze
wereld worden door Hem bemind;
de zon en het water, de witte ko
renvelden en de vogels, de rijke
jongen en het rouwmoedige meis
je. Maar Hij blijft niet staan. Hij
gaat voorbij. Er is een horizon
achter alle einders van het heelal.
Niets is te klein om bemind te
worden. Niets is groot genoeg om
er zich met uitsluiting van al het
andere aan te binden. Zijn liefde
blijft, Hij gaat. En alwat Hij lief
heeft probeert Hij mee te nemen.
Want in het Huis van Zijn Vader,
waarvan Hij het weldadig licht
over de aarde ziet vallen, zijn vele
woningen. De wereld is Zijn weg
naar de Vader.
BENT U OOK OP DE BRUILOFT GENODIGD?
Als wij zo Zijn Bruiloft meevieren in vernedering van
Goedendag, zei de kleins
prins.
Goedendag, zei de wissel
wachter.
Wat doe jij hier? vroeg de
kleine prins.
Ik sorteer de reizigers in
groepjes van duizend, zei de
wisselwachter. De treinen waar
in ze rijden stuur ik om de beurt
naar links en rechts.
'n Verlichte sneltrein kwam
met donderend geraas langs en
't seinhuisje stond cr van e
trillen.
Wat hebben ze 'n haast, zei
de kleine prins. Wat zoeken ze
eigenlijk
Dat weet de man op de
locomotief zelf niet, zei de wis
selwachter. En 'n tweede ver
lichte sneltrein donderde in de
andere richting langs.
Komen ze nu al terug
vroeg 't prinsje.:....
Nee dat zijn niet dezelfden,
zei de wisselwachter. Ze ruilen
van plaats.
Vonden ze 't dan niet pret
tig, daar waar ze eerst waren?
Men is nooit tevreden,
waar men is, zei de wissel
wachter.
Toen raasde een derde ver
lichte sneltrein voorbij.
Zitten die de eerste reizi
gers achternavroeg de kleine
prins.
Ze zitten niets achterna,
zei de wisselwachter. Ze slapen
daarbinnen of ze gapen. Alleen
de kinderen drukken hun neus
plat tegen de ruit.
Kinderen alleen weten, wat
ze zoeken, zei de kleine prins. Ze
verdoen hun tijd aan 'n pop van
oude lappen en die wordt dan
heel belangrijk. Ze huilen als de
pop hun wordt afgenomen
Die zijn dan goed af, zei de
wisselwachter
fax tVlcBf
Jf'J'iiiiiMnj]
Steeds drukker wordt het ver
keer op de grote weg. De ene auto
na de andere snelt voorbij. Het
lijkt soms of geheel Nederland op
weg, op tocht is. Altijd ergens
naar toe, altijd op tocht. Het is
een beeld van de onrust van het
mensenhart, dat niet kan verwij
len, maar dat steeds opgedreven
wordt. De mens is wezenlijk al
tijd op reis, op tocht. Dit behoort
tot het mens-zijn zelf. Maar soms
moet ik denken aan een stelletje
kippen, die opgejaagd worden. Ér
komt iemand aan en luid kake
lend en druk-bewegend vliegen
ze doelloos heen en weer, juist,
waar ze niet moeten zijn. Ze ko
men weer terug en gaan eindelijk
uit de weg. Dom. Maar is het
heel vaak zo ook niet met ons
mensen gesteld? Als we een vast
punt zouden nemen op een pla
neet, van waaruit we de aarde
zouden kunnen overzien en we
zouden een heel sterke verrekij
ker hebben, zodat we alles goed
zouden kunnen onderscheiden,
dan zouden we dezelfde indruk
krijgen als wij hebben van een
groep kippen, die opgejaagd
wordt. We zouden, auto's, vlieg
tuigen en wat al niet als maar
bedrijvig heen en weer zien trek
ken, op dezelfde plaats zien te
rugkomen, even rusten, weer uit
trekken, weer bedrijvig heen en
weer gaan. Dan rusten en dan
weer op tocht. Tot de laatste
tocht. Dom, zouden we zeggen,
dom en doelloos. Wie zou niet
lachen, als hij ons bezig ziet. Van
dichtbij lijkt het zo belangrijk,
maar uit de verte gezien heeft het
geen zin.
Wij christenen zien weer die
per. Zeker ook wij voelen de on
rust, welke ons opjaagt, ook wij
gaan heen en weer en drukken
graag onze innerlijke onrust uit
in reizen en trekken. Ook wij
zijn trekkers. Maar we hebben
een doel. We zijn pelgrims op de
ze aarde. Ons leven is een tocht
naar God, naar het geluk, geen
nutteloos heen en weer gedraaf.
Wij zijn reizigers, maar ergens
naar toe, naar een vast eindpunt.
het christenvolk geliefd zijn ge
weest van het begin af aan. Dit is
meer dan een reis of een gezel
lig uitstapje. In en door dit rei
zen naar de heilige plaatsen
drukken we ons wezen als „trek
kers" uit. Maar dat niet alleen.
De reis naar God, naar het de
finitieve geluk is lang en moei
lijk en er is altijd gevaar van af
dwaling en ondergang. We weten,
dat de grote Moeder Maria en de
Heiligen ons zullen helpen steeds
achter Christus aan te gaan, om zo
met Hem het eeuwige geluk te
bereiken. In het symbool van het
reizen gezien, drukken we dit uit
door bedevaarten naar een heili
ge plaats. Dit zijn als het ware
pleisterplaatsen op onze tocht
naar God, waar we gesterkt wor
den, waar we gunsten krijgen, om
deze reis zo góed mogelijk te kun
nen volbrengen. Waar we even
uitrusten en ons bezinnen op on
ze weg. Zo moeten wij dit reizen
en trekken naar heilige plaatsen
verstaan. Deze bedevaarten naar
het H. Land, naar plaatsen, waar
Maria of een heilige geëerd wor
den liggen dus dieper in de men
selijk natuur geworteld dan de
meesten denken. Het is een sym
bool van ons op reis zijn naar
God. We drukken daardoor uit,
dat ons reizen en trekken niet
doelloos is. We krijgen door deze
bedevaarten steun en kracht om
deze levensreis met moed en ver
trouwen door te zetten, tot we
eindelijk het doel van de levens
reis bereiken: het eeuwige Rijk
van God.
H. B.
Geschapen in genade en waarheid i
Vr. Ik kan het toch niet helemaal met
u eens zijn. Ik heb altijd gehoord en ge
leerd, dat de uitdrukking „geschapen naar
Gods Beeld en Gelijkenis" meer speciaal
betrekking had op de uitzonderingstoe
stand van de eerste mensen, omdat deze
geschapen waren in genade. U legt deze
dingen veel te natuurlijk uit, dunkt me.
Antw. U heeft in zekere zin gelijk. Wij
weten, dat de eerste mens op een spe
ciale wijze op God heeft geleken door de
genade. Maar u moet dit goed begrijpen.
Dit zegt niets tegen mijn vorige stelling.
Volgens de Schrift bleef deze gelij
kenis, waardoor de unieke waarde van
de persoonlijkheid uitdrukkelijk door
Gods Woord wordt bevestigd, ook be
staan na de zonde en de zondeval. Een
kleine redenering maakt het dan duide
lijk, dat deze er dus is, onafhankelijk van
de genade. Maar we kunnen zo zeggen,
dat de mens, louter natuurlijk gesproken
als Beeld en Gelijkenis van God, slechts
een eerste verre gelijkenis was, zoals een
witzwarte foto een persoon wel weer
geeft, maar toch slechts vrij algemeen.
Een kleurenfoto doet de gelijkenis met de
persoon, die afgebeeld wordt nog sterker
uitkomen, en voltooit het eerste beeld en
die eerste aanzet. Zo zouden we het hier
ook kunnen zeggen. In feite is de mens
geschapen reeds vanaf het eerste moment
in een sterkere gelijkenis met God, dan
de louter natuurlijke. We kunnen dit niet
halen uit het Oude Testament, maar we
weten dit uit het Nieuwe Testament,
waarin gezegd wordt, dat de mens door
Christus, het beeld van de eeuwige Vader
terugkrijgt, dat hij in de eerste mens
verloren had. In de eerste mens, die ge
leek op God, kan men dus twee dingen,
ik zeg niet scheiden, maar toch onder
scheiden vooreerst de natuurlijke aanleg,
het verre gelijken op God, en de vol
tooiing er van door de genade, waardoor
deze gelijkenis met God, in zover
dat voor de mens mogelijk is, voltooid
wordt.
Het was voor ons: praktijkmensen,
werkers in de Oost, een verkwikking om
met deze grote geest, en man van ruime
blik samen te mogen werken. Een ieder
kreeg, naar aanleg en graad van ontwik
keling onmiddellijk door hem opge
merkt een taak toegewezen. Een ieder
ging te rade bij zijn eigen voorraad aan
verworvenheden, want schaars waren de
standaardwerken, waarop men zou* heb
ben kunnen terugvallen; en ieder leverde
zijn werkstuk in.
Er waren puur-ambtelijke medewer
kers die hun gehele leven gedachten
hadden moeten formuleren, en dit soort
taai-beeldhouwwerk kennelijk nog niet
vergeten waren. Er waren gevoelsmensen
en practici die zeker ondrukbare taal
schreven, maar wier gedachten levens
echt waren en aan de organisator soms
uitzichten openden op ongekende diepten
en hoogten in de menselijke ziel. Er wa
ren er zelfs die, door de grote man totaal
verwaarloosde fundamenten van de chris
telijke samenleving ontvouwden, van wel
ker waarde hij geen flauw begrip had.
„Ja, maar dat zijn zaken die elk individu
persoonlijk raken, niet de samenleving".
„Pardon", zeiden dan de schuchteren,"
wij zfln van oordeel dat een evenwichtige
samenleving slechts kan opgebouwd wor
den door evenwichtige individuen, die
trachten God's Wil te volbrengen".
.En toen bleek dat eerder dan ge
beeldhouwde taal. de levenswarme visie,
gebaseerd op God's Wet. steekhoudende
argumenten voor een politiek-sociaal be
stel kon opleveren, werd de organisator
onrustig. Het graven in de vele mogelijk
heden en methoden lag hem zeer goed.
Het geconfronteerd worden met God's
Wil „wat weten die mensen van God's
Wil?" troubleerde hem.
„Zou U niet van deze gelegenheid
deze blijkbaar langgerekte retraite ge
bruik maken, om Uw eigen basis eens on
der de loupe te nemen?"
,,'t Zou interessant zijn, mijn waarde,
maar daar is nu geen tijd voor beschik
baar. Eerst moet ons Plan in orde zijn,
eerst moeten wij weten, waar wij ge
zamenlijk, staan."
En zo, vielen velen af van de kring,
welke de „grote" rond zich had verza
meld. De voor hen aantoonbare feilen in
de ongetwijfeld grootse opzet van het
program, werden niet erkend en het werk
werd door anderen minder zorgvuldi
ger. voortgezet.
,,U moet mij toch eens een berichtje
zenden, zodra U tijd gevonden heeft om
naspeuringen voor Uzelf te beginnen",
luidde een afscheidswoord bij het opbre
ken van het kamp.
„Zal ik zeker doen, maar U begrijpt, nu
is er geen tijd voor dergelijke dingen
Vier weken later hoorden wij het. De
trein van Bandung naar Djakarta was
leeggeroofd door bandieten. Enige Euro
peanen hadden zich verzet. Hun lijken
werden later door een patrouille Brits-
Indiërs gevonden.
De organisator had geen tijd meer ge
had tot onderzoek van eigen basis, en het
keurig uitgewerkt program, lag in flarden
langs de spoorbaan.
En als ik dit uit mijn herinnering op
diep, vraag ik mij af. of de hedendaagse
mens en speciaal de jongeren die streven
naar wereldhervorming en Europese een
heid, wereldverbetering en algemene
broederschap, wel tijd genoeg besteden
aan het leren kennen van de enig werke
lijk .belangrijke waarden.
PIERRE.
Men zou daarnaast een andere vraag
kunnen plaatsen: wie kan zich voorstel
len, werkelijk voorstellen, dat er aan
iets een einde komt en dat b.v. het men
selijk bestaan zou uitlopen in het niets,
geheel verdwijnend in de duisternis,
spoorloos en zonder enige nieuwe moge
lijkheid? Zal onze verbeelding hiermee
niet minstens even grote moeilijk
heden hebben? Deze mens, die de
waarheid met al haar onvergankelijk
heid in zich op kan nemen en zich eigen
kan maken die op een gegeven ogen
blik kan uitroepen of stil in zichzelf
kan concluderen: dit is waéi en het zal
altijd wéér zijn, en die blij is met deze
ontdekking, omdat hij daarmee is door
gedrongen in het hart van het eeuwige,
deze mens, die zich in zijn beperktheid
en begrenzing eenzaam voelt en aan
deze eenzaamheid wil ontvluchten; die
ervaart hoe het wonder der liefde in
hem openbloeit, een liefde waarvan hij
zich niet kan indenken, dat ze ooit voor
bij zou gaan, om er niet meer te zijn, en
tegelijkertijd een liefde, die hem de
woorden „eeuwig" en „eeuwigheid" ge
makkelijk in de mond doet nemen; deze
mens, die grote, onvergankelijke ge
dachten en gevoelens in ontroering uit
jubelt, uitspreekt of uitbeeldt, met een
kracht die op scheppingsdrift lijkt, zodat
monumenten ontstaan, die in stoffelijke
vormen het eeuwige bij ons schijnen te
brengen; deze mens. die op de bodem
van zijn ziel de hunkering en het heim
wee aanwezig weet naar het blijvende,
naar datgene wat boven alle tijdsduur
uitgaat en wat niemand hem meer kan
ontnemen: deze mens lijkt voor de
eeuwigheid geschapen.
Tot deze mens werd door die Ene het
woord gericht: „Ik ben de verrijzenis en
het leven; wie in Mij gelooft, zal niet
sterven voor eeuwig."
Hij ging het huis binnen om brood te eten.
Was daar een bruiloft?
Hij sprak er wel over een bruiloft.
Een bruiloft, waar men zich moet vernederen,
om verheven te worden.
Vreemde bruiloft.
Toch is een bruiloft niet alleen een pretje,
een plichtpleging, waaraan men zich niet kan onttrekken,
een etentje,
maar eteeds een plechtigheid, een gebeurtenis,
zeker voor de bruid.
Zij krijgt de eerste plaats,
wordt naast de bruidegom gesteld in ere,
t,,zonder vlek of rimpel of iets van dien aard,
maar heilig en onbesmet."
Dat is haar verheffing.
Dat is de eer, die zij geniet in het oog van alle disgenoten.
Dit is dé gebeurtenis van de bruiloft.
Op de bruiloft waar Jezus van sprak,
kunnen wij allen de eer van de bruid beleven,
baar verheffing, mits wij ook eerst de vernedering van de
Bruidegom in ons hebben opgenomen.
Hij liet het niet bij spreken.
Zelf gaf Hij het voorbeeld als Bruidegom.
Toen Hij met Zijn Bruiloft begon,
nam Hij het brood, brak het en gaf het aan zijn leerlingen.
Toen heeft Hij zichzelf vernederd tot den dood,
„want dit is Mijn Lichaam voor u overgeleverd", vernederd
En Zijn yerheffing dan?
Hierover schrijft ons Paulus:
„Hij heeft zichzelf vernederd
tot den dood, ja, tot den dood van het kruis.
Maar daarom dan ook heeft God Hem verheven
en Hem de Naam gegeven hoog boven alle namen,
opdat in de Naam van Jezus
iedere knie zich zou buigen in de hemel, op de aarde
en onder de aarde,
en iedere tong zou belijden
tot glorie van God den Vader,
dat Jezus de Heerwis".
Dit is op de Bruiloït Zijn voorbeeld
van vernedering en verheffing.
Ieder voorbeeld wil een na-beeld.
Daarom voegde Hij er aan toe:
neemt en eet.
De Bruiloft die Hij opende de avond voor Zijn lijden,
vieren wij voort, iedere Zondag in de mis.
Dit is de bruiloft, waarop wij allen zijn uitgenodigd.
Ga dan het huis binnen, het huis van God,
om het Brood te eten,
zoals wij vandaag lezen van Hem.
Sommigen gaan er binnen om muziek te horen.
Anderen om een plicht te vervullen, waaraan zij zich
moeilijk kunnen onttrekken.
Anderen om.... anderen.
Ga binnen om het Brood te eten.
Sommigen worden dan bovendien genezen, als de
waterzuchtige.
Maar allen moeten zich vernederen.
Allen moeten zich zondaars weten. Allen moeten hetzelfde
in zich gevoelen wat er ook omging in Christus Jezus,
toen.Hij met deze bruiloft begon.
Etend moet gij uw hoofd buigen, zoals Hij deed op het kruis
Etend moet gij uw hoofd huigen en uw schuld belijden.
Etend moet gij uw hoofd buigen en zien naar uw hart,
of het gelijkt op het Zijne:
„leert van Mij. dat ik nederig van harte hen".
onszelf, zullen wij worden verheven.
Wij vieren in de mis geen verleden van Hem alleen,
maar een heden van ons allemaal.
Wie zich etend met Jezus,vernedert,
zal zeker worden verheven.
Ilij heeft het ons vandaag gegarandeerd.
Dit is juist de Blijde Boodschap van deze dag.
Het lijkt u misschien riskant,
u vrijwillig te vernederen.
Wie in de Blijde Boodschap van Jezus gelooft,
gelooft niet in die risico.
Wie gelooft in de Blijde Boodschap van Jezus,
weet, dat hij in Jezus vernederd,
zéker verheven wordt.
Neemt en eet.
R. BECKERS pr.
En nou zeggen
ze dat de ouwe
lepma de leiding
van de bedevaart
niet meer op zich
wil nemen, om
dat hy van Trum-
mel 't vorige jaar
rooie jodium heb
meegenomen en
dat vindt lepma
geen échte jo
dium, er gaat
niks boven geuone bruine jodium zegt
lepma; maar nou is die rooie stukken
goedkoper, ofschoon de mensen d'r t
vorig jaar uitzagen alsof ze met menie
bewerkt waren, inzover heb die ouwe
wel gelijk, 't is géén gezicht, vooral niet
by een bedevaart Koos Kelder was met
z'n hoofd tegen de deurpost van 'n café
gebotst en z'n vrouw dacht direct aan
lippenstift toen Koos thuiskwam, je
vieet hoe die vrouw van Koos is: en
Liesje Planken dan, die had 'n geschaaf
de arm en heb tien kilometer als 'n op
zichtige ledie rozenhoedje lopen bidden;
ze zeggen nou nog „rooie Liesje" als ze
't over d'r hebben, net wat voor Liesje;
kapelaan Burkel is ook voorstander van
bruine, geef mij maar bruine moet-ie
tegen haar van Hoender gezegd hebben
maar goed, de kapelaan wilAlles altijd
liefst zo gewoon mogelijk, hij is nog 'n
broer van Keesje Burkel, die vroeger 'n
rijwielstalling heb gehad op de hoek bij
Vrijman en Boon, ome Keesje zeien de
kwajongens; maar nou heb ik gehoord
dit moet wel even onder ons blijven
dat Trummel die rooie jodium heb
opgekocht voor vijf jaar bij 'z'n zwager,
ene van Mierwogt in Katwijk, die 'n
stiefzuster in Haarlem moet hebben met
'n hein apothekerszaakje: die rooie
jodium schijnt tegenwoordig helemaal
niet meer te willen, alleen in de eerste
jaren na de oorlog werd 't veel gekocht,
maar nou zat die stiefzuster van Trum
mel z'n zwager d'r mee; en toen zal die
zwager tegen d'r gezegd hebben: ken je
dat zootje niet kwijt, kom hier, wat had
je d'r voor moeten hebben; en die stief
zuster had d'r verder geen belang bij;
nou, pik in, zegt ze, je ken 't hebben voor
12,50, ik noem maar wat; en toen die
zwager natuurlijk in één run naar Trum
mel; over bedevaarten gesproken, Trum
mel. zegt die zwager, wat had je ge
dacht van 'n aardig partijtje rooie jo
dium voor 'n extra habbekrats, ik ben
d'r zelf toevallig tegenan gelopen, maar
je kan 't van me hebben; wat vraan je
d'r voor. zegt Trummel; ik moet reke
ning houden met onze kas; och, zeat
die. zwarter, 't is tenslotte voor 'n bede-
taart, ik toil d'r indirect niet aan ver
dienen, alia, pak an en geef me twee,
tientjes; zie je, zo is dat gegaan, maar
daar weten lepma en kapelaan Burkel
niks van; als je mij vraagt, och. ie ken
dit zaakje van alle kanten bekijken,
maar die bedevaarten gaan d'r toch wei
om door,,.