ONTGROENING
BRIEVEN
IK WORD STUDENT
B
Jongeren lezen de Blijde Boodschap
Monoloog van een oudere-jaars
Zijn doorbraak
#1
De plaats van de intellectueel in
de huidige samenleving
lü
Dit is ontgroening.
55
55
maar
dit
is
DE
ontgroening
,,Ga je ook in het lang?"
Dit is ook ontgroening...
MA Dé HOOGAIS,
m
ZATERDAG 3 OCTOBER 1953
PAGINA
Behoefte aan een
geestelijke élite
Achterstand inhalen
Geldt dit al voor geheel onze sa
menleving, dan toch zeker voor de
katholieke gemeenschap. Jarenlang
zijn we ons bewust geweest van een
zekere achterstand op het gebied
van de wetenschappelijke vorming.
Dit was gezien de plaats van de
im*
Liften
Mig
KOERSVERANDERING
IN NIJMEGEN
Dikwijls onkies
Weliswaar is de ontgroening voorname
lijk in handen van een z.g. inauguratie
commissie, die al spoedig de groenen
beter leert kennen en paedagogisch tracht
te zjjn, doch helaas hebben alle oudere
jaars het recht van ontgroenen, zodat
tactloze of grove naturen hier een ge
legenheid vinden hun sadisme uit te leven
ten koste van soms overgevoelige jonge
mensen, die dikwijls toch al een minder
waardigheidsgevoel hebben. Elk jaar op
nieuw kregen wij psychologiestudenten
de indruk, dat de ontgroening er niet in
WETENSCHAP EN
GELOOFSTWIJFELS
Integratie
Corps-lid zonder zware
ontgroening
■mi
Elk jaar leveren onze gymnasia,
lycea en H.B.S.'en honderden en
duizenden jongelui af, die hun stu
dies gaan voortzetten aan een van
onze universiteiten of hogescholen.
Dit is belangrijk voor geheel ons
volk. Het gaat er immers niet alleen
om, dat deze jonge mensen een be
roep kiezen en in dit beroep zich op
wetenschappelijke wijze bekwamen,
maar ook hierom dat zij daardoor
een bepaalde plaats innemen in onze
gemeenschap. Zij krijgen hierdoor
een leidende functie in het geheel.
Zij worden de geestelijke élite van
ons volk. De medische vakken heb
ben reeds altijd een zekere leiding
onder en invloed op het volk gehad.
Hetzelfde zien we bij hen, die op ons
voorbereidend Hoger Onderwijs de
verschillende vakken doceren. Maar
dit breidt zich hoe langer hoe
meer uit. De grote bedrijven worden
hoe langer hoe meer geleid door
krachten die een academische oplei
ding hebben gehad, door ingenieurs,
door juristen en psychologen. De gro
te leidende dagbladen van ons land
verzekeren zich ook steeds meer van
afgestudeerden aan onze universi
teiten, terwijl ook reeds een groot
deel van onze politici een graad
hebben. Sociologie en economie
steunen ook steeds meer op een we
tenschappelijke basis. De steeds ver
der schrijdende specialisatie eist
hetzelfde.
'We mogen deze jonge mensen, die
college gaan lopen aan een univer
siteit of hogeschool, daarom met
recht de „spes patriae" noemen en
hun opvoeding moet geheel het
volk ter harte gaan.
katholieken en hun moeizame eman
cipatie wel te begrijpen. Gelukkig
kunnen we zeggen, dat we druk
bezig zijn deze achterstand in te
halen, zodat er ieder jaar meer af
gestudeerde katholieken worden af
geleverd. De stichting van de R.K.
Universiteit van Nijmegen heeft
hieraan een machtige impuls ge
geven.
We beleven in deze tijd onder
inspiratie van Gods Geest de be
wustwording van de leek, die zijn
plaats weet in de christelijke ge
meenschap, in 't Mystieke Lichaam
van Christus. We weten, dat hij voor
namelijk voor God verantwoordelijk
is voor het tijdelijke, voor het milieu
waarin hij leeft, dat de leek als taak
heeft dit tijdelijke te verlossen uit
de ban van de zonde en te heiligen
in Christus. Meer dan ooit heeft het
katholieke volk daarom zijn geeste
lijke elite nodig, die het voorgaat en
die leiding durft te geven.
In het verleden was het zo, dat be
langrijke functies in de gemeenschap
vervuld moesten worden door de
priesters. We hadden niet voldoende
gevormde politici, gevormde journa
listen enz., zodat de priester vaak
de taak moest vervullen, welke
eigenlijk behoorde aan de leek. Deze
tijd is voorbij, of liever moet voorbij
rijn.
Waar met name de Paus de leken
oproept, om zich bewust te worden
van hun waardigheid en taak, om
zich bewust te worden van de nood
zakelijkheid van hun apostolaat,
daar ligt het voor de hand, dat op
het eigen terrein van de leek ook
ie leek de verantwoording moet
dragen en dat leken moeten voor
gaan. Dit eist een geestelijke elite.
Daarom zullen de katholieken met
»en heilige haast juist nu op dit
dringende ogenblik van de geschie
denis hun achterstand moeten in
halen en hun kinderen naar de uni
versiteit sturen, niet alleen voor de
vervolmaking van hun eigen per
soon, maar ook en op de allereerste
plaats, voor de christelijke gemeen
schap omdat zij begrijpen moeten,
welke grote taak aan de katholieke
intellectueel is weggelegd in de hui
dige samenleving.
H. B.
-
EEN STEM UIT NIJMEGEN
Critiek op critiek
„Hebben wij te doen met een nieuwe
rubriek, waarin brieven worden opgeno
men? De idee lijkt me goed. Maar waakt
U er dan voor, dat het niet louter critiek
wordt. Er wordt al zoveel critiek gegeven,
't Is bovendien zo gemakkelijk. Iedereen
weet wel iets te vinden. Positief werk is
wel moeilijker, maar ook beter".
W. DE LEER, R'dam.
„Ik hoor ook bij de militairen, die regel
matig liften om goedkoop en snel naar
huis te komen. Mijn lotgenoten zou ik in
ons aller belang een goede tip willen
geven.
Laten ze op een of andere manier aan
duiden, waar zij heen moeten. Als een
automobilist een keer voor niets gestopt
heeft omdat men niet naar Haarlem, maar
naar Amsterdam wilde meeliften, of niet
naar Rotterdam maar naar Utrecht, dan
zal hij niet gemakkelijk 100 meter verder
nög eens stoppen.
Een goede methode is om bij een bord
te gaan staan en de stad aan te wijzen
waar men naar toe wil liften"..
Sold. VAN KAMPEN.
„Wat denkt U van die Noord-Koreaan, die
voor 100.000 dollars de Amerikanen een
onbeschadigde Mig in handen gespeeld
heeft? 't Is m.i. gehonoreerd landverraad.
Natuurlijk zijn we het niet eens met de
communisten. Maar de methode van de
Amerikanen is onzedelijk. En het ergste
van alles vind ik de openbare bekend
making. Vindt men dit in Amerika heel
gewoon? Is dit een symptoom van de
Amerikaanse mentaliteit? Zo van: „het
doel heiligt de middelen?" De Noord-
Koreaan heeft dan geen her-scholing meer
nodig. Hij is rijp voor het Amerikaans
burgerrecht".
Cru', kort i.v m. plaatsruimte.)
.1 K. KEIZE'.l. Den Haag.
Wanneer men naar de H. B. S. of het Gymnasium gaat, zijn de emoties
bij het betreden van deze nieuwe omgeving minder hevig dan bij de
eerste kennismaking met de lagere school, doch het van nature angstige
kind moet hier opnieuw wennen aan het wrede leven, de harde rivaliteit,
de scherpe terechtwijzing, de ironie van de leraar en het hoongelach van
lotgenoten, die het zijn vrienden waande.
En dan voort de puberteit de jonge mens mee in 'n maalstroom van on
ontwarbare gevoelens; het bedwelmende sprookje van de eerste verliefdheid,
de hevige verering voor de leraar of lerares, de bittere wrok tegen ouders
of andere autoriteiten, waarin men teleurgesteld is, kortom wij herinneren
ons allen deze overdreven gevoelens, kenmerk van de Sturm und Drang
periode.
En het is dikwijls nog voor het einde
van deze phase in zijn ontwikkeling, dat
de jonge mens zich laat inschrijven aan
een universiteit. Daar wordt hem aange
raden lid te worden van een studenten
vereniging. Is hij Katholiek, dan zal hij
uiteraard zich aansluiten bij een Katho
lieke studentenvereniging, zoals er aan
elke universiteit een is. De ouders van
de jongen of het meisje, dat gaat stu
deren, dikwijls in een vreemde stad, ver
wachten natuurlijk, dat in een Katholieke
vereniging een betere geest heerst dan in
het neutrale corps.
De nieuweling dient zich te onderwer
pen aan een ontgroening, die door de
ouderejaars bedreven wordt. De jongens
moeten hun hoofd kaal laten scheren en
potsierlijke kleren dragen om aldus al
thans wat hun uiterlijk betreft, duidelijk
de mindere te zijn van de ouderejaars
studenten en zelfs van de „burgers". De
meisjes behoeven zich doorgaans, in ver
band met haar grotere gevoeligheid,
slechts met lachwekkende hoofddeksels
te tooien. Op de jongenssociëteiten wor
den de zgn. „boeten" of „klooien" nu uit
gescholden, gecommandeerd, belachelijk
gemaakt, kortom op alle mogelijke wijze
i vernederd. Op de meisjesclubs gaat het
I minder grof toe. Vrouwen zijn nu een
maal van nature iets beschaafder, doch
ook een tikje venijniger. De bedoeling van
de ontgroening is natuurlijk de ijdelen te
doen inzien, dat zij lachwekkend zijn, de
waanwijze Gymnasiast te laten voelen hoe
weinig hij nog eigenlijk maar weet en de
praatjesmakers te leren zwijgen.
Student en Corps-lid worden be
tekent sinds eeuwen je hoofd laten
kaalknippen en allerlei dikwijls
onaangename perikelen doorma
ken voor je met oudere-jaars ais
gelijken mag omgaan. De ontgroe
ning, die af en toe in een kwade
reuk kwam te staan door al te
opvallende excessen heeft in Nij
megen bijzonder weinig sympathie,
zoals onlangs tot uiting kwam in
het besluit de „zware groentijd"
tot de Sociëteitsleden te beperken.
Het doet ons genoegen op deze
jongeren-pagina een uiteenzetting
te kunnen geven van 't Nijmeegse
standpunt en daarnaast een staal
van een ontgroeningsgesprek, dat
zeker naar studentikoze begrippen,
nog niet van de slechtste soort is.
Aan onze lezers is het overge
laten te oordelen in deze telkens
opnieuw precaire kwestie.
EST. Mag ik u dan aan enkele dingen herinneren? Uw hele leven lang
zult u later met plezier aan deze tijd terugdenken. Het wordt de tijd van
grote idealenvan wereldhervormende plannen, die U maakt, van het i
plezier, dat U hebt. Dat is ieder gegund. Maar student zijn is geen beroep
op zich, het is op iets gericht, op de toekomst. U vormt zich in deze tijd j
als intellectueel, om later leiding te kunnen geven aan ons volk. Laat ik uit
uw positie van later enkele conclusies trekken voor het heden, voor het j
studentenleven zelf.
Een intellectueel heeft bepaalde karakteristieken. Hij is niet alleen
thuis in zijn eigen vak, maar heeft een algemene wetenschappelijke
instelling tegenover alles. Hij staat op een bepaalde wijze tegenover mens
en ding.
Dit komt met name uit ten opzichte
van de godsdienst. Hij zal geneigd zijn
om met een zekere onverschilligheid te
staan tegenover het godsdienstige. Mis
schien gaat hij er op neerzien. Dit is vaak
te begrijpen. Van de ene kant beschikt
hij door zijn algemene ontwikkeling over
een grotere kennis dan de gewone man,
terwijl de kennis van zijn geloof nog is
Vr.: Als ik U dus goed begrijp, wilde
U de vorige keer zeggen, dat we niet
alleen moeten steunen op de genade,
maar ook op de natuur, waarin die ge
nade geworteld is.
Dus zou het volgens U van belang zijn,
dat de natuur zo evenwichtig uitgroeit;
dan hebben we de beste voorwaarde
voor de vruchtbaarheid en krachtdadig
heid van de genade.
Antw.: Inderdaad zo ongeveer is dit
waar, ofschoon de kwestie natuurlijk
ongelofelijk gecompliceerd is. Dit is zo
maar niet in enkele woorden uit te
drukken of duidelijk te maken. Maar in
algemene lijn is dit zeker waar. Dit is
natuurlijk voor het practische leven van
buitengemeen belang. Dat wil zeggen,
d een echt godsdienstige opvoeding de
ïrlijke opvoeding veronderstelt. De
doei van het natuurlijke gevoelsleven
■s ook belangrijk voor het boven-
'riijke. Ais iemands gevoelsleven
rd is, of verkeerd uitgegroeid, is dit
voor bet bovennatuurlijke leven ook een
*v Daarom zal een natuurlijk ge
nie opvatting, zoals het verkenners-
idsen-spel, ook belangrijk voor het
r- dienstige leven zijn. Daarom, om een
ander voorbeeld te noemen, kan de
pv chologie ook grote diensten bewij
zen aan de godsdienst, en zal de genezing
van een bepaalde fout, die het gevolg is
van een psychische ziekte, niet alleen
d or de genade kunnen geschieden, maar
ook door een psychologische of psy
chiatrische therapie. Daarom kan sport
ook belangrijk zijn voor de godsdienstige
ontwikkeling. We drukken dit aldus uit:
de genade steunt op de natuur en ver
onderstelt haar dus.
H. B.
blijven steken in het catechismusstadium
en infantiel is gebleven. Dan pas is hij
verantwoord voor zichzelf als Katholiek,
als ook zijn geloofskennis meer weten
schappelijk uitgegroeid is, en hij hier dus
meer weet van heeft dan de gewone
christen.
Maar bleef het nog maar bij die onver
schilligheid, dan was dit nog het minste
kwaad. Heel vaak en dat is erger
zal hij als intellectueel komen te staan
voor ernstige geloofstwijfels. Hij meent
soms een tegenspraak te ontdekken tus
sen zijn geloof, zoals hij dit kent, en de
wetenschap, welke hij beoefent.
Dit zal al gauw het geval zijn in die
vakken en die onderwerpen, waar ook
het geloof iets over zegt. Ik noem b.v.
wetenschappen, welke handelen over de
mens: zoals de medicijnen, de psycholo
gie enz. De kinderlijke kennis, welke hij
heeft van de geloofswerkelijkheid en de
wetenschappelijke kennis, welke hij
meent te hebben van zijn vak komen niet
met elkaar overeen. Nu kan hij op ver
schillende wijzen deze moeilijkheden op
lossen. Op de eerste plaats kan hij over
die moeilijkheid heengaan, zodat hij als
eenvoudige gelovige iets anders houdt
dan als wetenschapsmens. Een medicus
kan b.v. als gelovige menen, dat de mens
niet van een aap afstamt, en als weten
schapsmens menen van wel. Voor het
gemak neemt hij dan allebei maar aan
en gaat er liever niet dieper op in. Dit is
struisvogelpolitiek, waarmee men niets
verder komt. Zo kan men onmogelijk als
diep gelovige leven. Hij kan ook de zaak
heel eenvoudig oplossen en zich van de
Kerk losmaken. Maar dat is onrechtvaar
dig en niet wetenschappelijk, omdat zijn
geloofskennis niet voldoende wetenschap
pelijk was. Hij kan tenslotte en dat is
het enige juiste trachten 'n betere ken
nis van zijn geloof te krijgen, een meer
wetenschappelijke kennis, zodat dan van
zelf de eventuele moeilijkheden, welke
hij heeft, wegvallen.
Hier geldt: vroeg geleerd, oud gedaan.
Het is voor de Katholieke student, die
een dergelijke zware verantwoordelijk
heid draagt voor zijn geloofsgenoten, niet
voldoende zijn vak te kennen zoals ieder
ander, maar hü moet zijn kennis inte
greren in de kennis, welke hij heeft van
zijn geloof. Dit moet dan natuurlijk een
grotere kennis, een verantwoorde kennis
zijn. Vandaar moet hij belangstelling
hebben voor geloofsvragen. Hij kan deze
geloofskennis vermeerderen door het
„studium generale", door lezingen, dispu
ten enz. Dan en dan alleen kan hij zeg-
gen, dat hij ook als Katholiek i n t e 11 e f-
t u e e I is, wanneer hij zijn kennis
plaatst tegen de achtergrond van zijn
wereldbeschouwing, dat wil voor hem
zeggen, van een wetenschappelijke ken
nis van zijn geloof, dat Is van de Theo- 1
logie.
Ik word student, ik wil mij vormen in
een bepaalde wetenschap. Maar dat wil
voor mij ook zeggen, dat ik kom tot een
verdiepte kennis van mijn
geloof.
H. B.
Er zjjn feesten waarbij je wel in het lang moet gaan.
Doe je het niet,
dan beledig je eigenlijk de gastheer en de gastvrouw.
Het is niet alleen een uiting van je feestvreugde,
maar ook een persoonlijke illustratie van het feest.
Je komt niet alleen om te eten en te drinken,
maar ieder die komt verhoogt de feestvreugde.
Kom je op een feest,
dan moet je gekleed zijn in het kader van dat feest.
Van geen vriend kun je je indenken, dat hij je bruiloft straks
meeviert, zó van zijn werk!
Dat is nu de vriend van het evangelie van vandaag,
die kwam op het feest zonder bruiloftskleed aan.
De bruiloft is de kerk.
De kledij die bij deze bruiloft past is de Blijdschap.
Blijdschap geboren uit innerlijke reinheid, onbevangenheid,
eerlijkheid, spontaneïteit en eenvoud.
Blijdschap is het bruiloftskleed van de katholiek.
Wie het draagt is altijd een welkome gast.
Dat is de mens van de glimlach.
Ik ben katholiek, dus optimist.
Dat is niet de geboren optimist,
maar het kind der genade,
dat bij het doopsel het kleed der blijdschap ontving
en met vreugdeolie is gezalfd.
Dat altijd zó tegenover God staat: ik zal opgaan tot God
die mijn jeugd verblijdt.
De chagrijnige mens
past niet in de katholieke kerk en het katholieke leven.
Hij heeft een hekel aan God,
is koel tegen vreemden,
en een last voor zjjn ouders en vrienden.
Een katholiek is een optimist.
Niet als iemand die een vrolijke dronk over zich heeft,
maar bewust.
Omdat je voor het geluk herboren bent.
Omdat je Almachtige Vader Zjjn zon laat schijnen over
goeden en bozen
Omdat de Bruidegom steeds verschijnt in een andere kledij
en.... persoon.
Omdat Hijzelf rondgaat en je bedient met een spijs,
die wel eenvoudig en eentonig, lijkt, maar verrast, omdat hij
alle zoetheid bevat.
Omdat er een moeder is,
die je minzaam altijd bijstaat als een bruid.
't Is de Kerk, waarvan wij allen lidmaten zijn.
Omdat van je zelf alleen maar liefde wordt gevraagd:
je bruiloftskleed is de blijdschap.
Waar worden meer feesten gevierd en met zoveel muziek
vergaderd als in het kerkgebouw? En dit is nog maar
een beeld van de bruiloftszaal van ons leven,
die de Bruidegom heeft gestoffeerd
met het groen en de bloemen van zijn bonte seizoenen,
waar Hij laat musiceren zijn vogels, stormen en regenbuien,
waar alle mensen als gasten worden uitgenodigd van steden en
buitenwegen,
als ze maar gekleed zijn met blijdschap.
Het plafond is 'geschilderd als een barokke hemel.
Aan het eind van het feest gaat deze hemel open.
Dan worden alle gasten opgeheven en stijgen de hemel in.
Het lijkt wel een sprookje.
Maar het is meer.
meer zelfs dan de voorbijgaande werkelijkheid aller dingen,
een eeuwige werkelijkheid.
Dit is het stramien waarop onze blijdschap wordt geweven.
Dit is de reden waarom wij ons kleden met een bruiloftskleed,
dat wij nooit afleggen willen en mogen:
de liefdevolle blijdschap.
Aanstonds treedt de Koning binnen:
in de persoon van uw vader, uw moeder, uw verloofde, uw
vriend, uw collega op uw werk.
Hij staat ineens voor u in de-bruiloftszaal van ons leven.
Zegt Hij dan:
Vriend, hoe zijt gij hier binnen gekomen zonder bruilofts
kleed aan?
Mankeert er iets aan uw blijdschap tegenover een van dezen?
Je hebt het aan of niet.
Maar als je het aan hebt is het ongerept.
Je blijdschap moet tegen iedereen bestendig zijn.
Kijk de Koning blij in de ogen!
Kom, de Bruiloft begint!
R. BECKERS, pr.
de eerste plaats was voor de nieuwe
lingen, doch voor het platte plezier van
ouderejaars.
Tijdens dergelijke ontgroeningsfeesten,
waar elke, ééns zo schuchtere oudere
jaars zich een hele Piet voelt, wordt dik
wijls op ordinaire wijze geïnformeerd of
de nieuwelingen wel voldoende voorge
licht zijn.
Inplaats van zich op dit punt heer en
beschaafd te tonen, zoals het een intel
lectueel zou betamen, is het gros der stu
denten blijkbaar van mening, dat het
schaamteloos en zo plat mogelijk spreken
over de voortplanting kenmerk is van
geestelijke rijpheid.
Het is toe te juichen, dat het studen
tencorps van de R.K. Universiteit te Nij
megen na lang wikken en wegen de ont
groening voor ieder adspirantlid heeft af
geschaft. Weliswaar zal er nog ontgroe
ning op de „sociëteit" plaatsvinden, doch
men kan lid worden van het Nijmeegs
Studenten Corps, zonder dat men be
vreesd hoeft te zijn voor een z.g. „zware
groentijd", waarin ook de meest beschaaf
de „nuldejaars" allerlei grofheden moeten
slikken van mensen, die soms in alle op
zichten hun minderen zijn.
Mochten studenten aan andere univer
siteiten hardnekkig blijven beweren, dat
de zware ontgroening in het belang is van
de nieuwelingen en niet voor het genoe
gen van de ouderejaars, laten zij zich dan
ook paedagogen tonen, mensen met ver
antwoordelijkheidsgevoel, streng voor de
brutalen, barmhartig voor de zwakken
en deemoedigen, en dus vooral altijd
rechtvaardig.
„Héééé! Jij daar, zacht knulletje, kom
eens als de donder hier! Ben jij een
groen?"
„Ja
„Wat ja? Ja meneer!"
„Wat ja? Ja meneerrr!"
„Hoe heet ik?"
„Dat weet ik niet, meneer".
„Wéét jij dat niet, sufferd!, analpha-
beet. Lees jij geen kranten, eend?"
„Jawel meneer, eh, staat u eh.daar
dan in?"
„Nee, onbeschaamde vlegel, maar blijf
ze lezen, want binnenkort sta ik er in,
wegens manslag, versta je, stuk verdriet,
wegens het in drift afslachten van een
brutale groen. Wat!? Durf jij te lachen.
Poets die grijns van je weke bakkes. Ik
probeer een mens van je te maken. Eerst
moet je een gewerveld dier worden; ik
heb thuis nog een eind ruggegraat lig
gen. Misschien word je met de jaren
nog wel een mens en op den duur een
man. Nu ben je nog een verwijfd week
dier, ijdele stomme poedel. Herhaal het!
Ik ben een verwijfd weekdier".
„Ik ben een verwijfd weekdier".
„Precies! Roep het nu door de zaal, zo
hard als je kunt en dan nog iets harder,
zodat alle heren weten wat voor vlees
ze in de kuip hebben".
„Ik ben een verwijfd weekdier!!"
„Juist, hard schreeuwen kun je dus
wel. Thuis zul je wel veel praatjes heb
ben, lafbek. Wat ben je nou?"
„Een lafbek, meneer".
„Precies, je neemt me de woorden uit
de mond. Heb niet het hart, dat je me
nog eens napraat, papegaai. Hoe heet
je?"
„Fred, meneer".
„Fred?! walglijke naam. Een fret Is
een klein, laf beest, dat konijntjes dood
bijt. Heb jij wel eens konijntjes dood
gebeten?"
'„Nee, meneer".
„Lieg er niet om bruut. Als je 't ooit
wéér doet, en ik betrap je, dan kom je
in de krant,
meer aanschouwen. Er ligt trouwens een
deken over je heen, met het oog op min
derjarige lezers, die het afschuwelijk
verminkte lijk niet mogen zien. Hoe heet
je van achteren?"
„Asma, meneer".
„Dacht ik wel. Tk zag h«t direct,
hijgt en piept van angst".
„Maar ik héb geen asthma, meneer.
„Zwijg, ezel, je krijgt 't hier vanzelf".
Doe je schoenen uit. Vlug!.Juist, en
nu je kousen.Viespeuk, zou je het
raam niet opendoen. Moet je onze lon
gen verpesten? Gooi die sokken naar
buiten, voorzichtig, anders breken ze
doormidden. Wat doet je vader? Kruide
nier zeker".
„Nee, meneer, apotheker".
„Dat is hetzelfde, lieg er niet om. Ja
renlang heeft je jichtige vader krenten
gewogen om jou te kunnen laten stude
ren, hè? En jij maar brutaal wezen tegen
je arme moeder achter de wastobbe".
„M'n moeder heeft 'n meisje".
„Ja, dat ben jij, en met m'n blote
vuisten zal ik een jongetje van je
boetseren. En zwijg, als je tegen me
spreekt. Ga nu maar je sokken aantrek
ken, anders heb je morgen een vat peni
cilline nodig.
W. H. NOORDMAN
y^\
'Ij'liniim
En nou zeggen
ze dat Rina Dui
ker tegen alle
hoop in tóch in
de rechten gaat
studeren ondanks
al die praatjes,
ivant Rina zou
eerst voor 'n jaar
naar Frankrijk
gaan, om d'r op
voeding af te
maken zei zij van
Ruygdeken die 'n tante is van Rina;
maar wat is Frankrijk nou tegenwoor
dig, herrie genoeg maar opvoeding ho
maar, en daarom zal de ouwe Duiker
d'r wel op teruggekomen zijn, ook al
omdat Rina zelf liever naar Engeland
ging, waar ze 'n vriendin moet hebben,
ene Mieke Wikkel of Bikkel dat wil ik
kwijt zijn, en dan zou ze in Engeland
op 'n soort vrije school kunnen komen
of hoe ze dat daar noemen, beschaving
Je
maar ie zult 'het zelf nietleren zeJlaar vooral, daar ivas die me
maar j uit het vrouw Duiker natuurlijk wel vóór, die
is van zichzelf ene van Upseelen toe
Tijlema, aviin je begrijpt, wel waar die
met. d'r dochter heen wil, in Engeland
zit nog al wat adel m,oet je weten, die
houden zich daar de laatste tijd vooral
met paarden en zo op als je de kranten
moet geloven, zij van Duiker, die Upsee
len toe Tijlema dan, is ook eigenlijk
door de paarden aan Duiker gekomen;
de vader van Duiker had zélf paarden
en de ouwe Upseelen had 'n nieuwe open
koets en daar kleurde die doorgelopen
knol van hem, niet bij of weet ik veel
en toen is-ie samen met z'n dochter
naar de villa van de ouwe Duiker ge-
stavt, en terwijl de ouwelui zaten te
onderhandelen moest Leo Duiker aan
freule Carla de tuin laten zien en zo
doende. Maar goed, Rina kon uiteindelijk
tóch niet naar Engeland, want die vrien
din kreeg iets met de gewrichten, 'j is
daar altijd regen en mist mo"t je r>
nen, en n meisje alleen in Engeland
niks voor hem van Duiker, want -
Duikers zijn degelijk en ouderwets A
maar naar Hans Duiker, die in de
van Duivendrecht 'n landhuis heb
neerzetten zondei radio en tele
Rina is *oen met d'r nom van moed
zijde gr/' vraten, die snorrebaard
die qro'e vlekkerige hond en die mo-t
d'r hebben aangeraden naar Leiden *e
(jaan voor de rechten, hij is vóór de
emancipatie en wil zoveel mogeliik vou
wen in de rechten hebben, en P—a
voelde d'r wel voor. omdat. Licshe'h
Dorentuil en Kitty Delatte ook al 'n vaar
in Leiden zitten, dus dan ken ze
Zijn Rijk was niet van hier. In Zijn
eigen wezen droeg Hij de verzonden-
heid en verzoening tussen God en
mens. Hij was deze verbondenheid
en deze verzoening. Vanuit godde
lijke volkomenheid doorgestoten
naar het menselijke, bracht Hij
bevrijding en ruimte met zich mee
voor allen, die waarachtig en goed
wensen te leven.
Zijn doorbraak was volledig. Niet
ten halve, zodat Hij de verbonden
heid en belangstellend gadesloeg en
duldde. Maar geheel, zodat Hij het
mens-zijn totaal in zich opnam, om
mens te zijn met de mensen. Zó lief
heeft God de wereld gehad....
jaar
zo'n beetje in d'r eigen milieu, komen en
dat is voor zulke kinderen altijd n uit-
komst, want als je ze zo maar ineens
tussen gewone mensen instopt, dan weet
je niet hoe ze d'r weer uitkomen
i