ONTGROENING BRIEVEN IK WORD STUDENT B Jongeren lezen de Blijde Boodschap Monoloog van een oudere-jaars Zijn doorbraak #1 De plaats van de intellectueel in de huidige samenleving lü Dit is ontgroening. 55 55 maar dit is DE ontgroening ,,Ga je ook in het lang?" Dit is ook ontgroening... MA Dé HOOGAIS, m ZATERDAG 3 OCTOBER 1953 PAGINA Behoefte aan een geestelijke élite Achterstand inhalen Geldt dit al voor geheel onze sa menleving, dan toch zeker voor de katholieke gemeenschap. Jarenlang zijn we ons bewust geweest van een zekere achterstand op het gebied van de wetenschappelijke vorming. Dit was gezien de plaats van de im* Liften Mig KOERSVERANDERING IN NIJMEGEN Dikwijls onkies Weliswaar is de ontgroening voorname lijk in handen van een z.g. inauguratie commissie, die al spoedig de groenen beter leert kennen en paedagogisch tracht te zjjn, doch helaas hebben alle oudere jaars het recht van ontgroenen, zodat tactloze of grove naturen hier een ge legenheid vinden hun sadisme uit te leven ten koste van soms overgevoelige jonge mensen, die dikwijls toch al een minder waardigheidsgevoel hebben. Elk jaar op nieuw kregen wij psychologiestudenten de indruk, dat de ontgroening er niet in WETENSCHAP EN GELOOFSTWIJFELS Integratie Corps-lid zonder zware ontgroening ■mi Elk jaar leveren onze gymnasia, lycea en H.B.S.'en honderden en duizenden jongelui af, die hun stu dies gaan voortzetten aan een van onze universiteiten of hogescholen. Dit is belangrijk voor geheel ons volk. Het gaat er immers niet alleen om, dat deze jonge mensen een be roep kiezen en in dit beroep zich op wetenschappelijke wijze bekwamen, maar ook hierom dat zij daardoor een bepaalde plaats innemen in onze gemeenschap. Zij krijgen hierdoor een leidende functie in het geheel. Zij worden de geestelijke élite van ons volk. De medische vakken heb ben reeds altijd een zekere leiding onder en invloed op het volk gehad. Hetzelfde zien we bij hen, die op ons voorbereidend Hoger Onderwijs de verschillende vakken doceren. Maar dit breidt zich hoe langer hoe meer uit. De grote bedrijven worden hoe langer hoe meer geleid door krachten die een academische oplei ding hebben gehad, door ingenieurs, door juristen en psychologen. De gro te leidende dagbladen van ons land verzekeren zich ook steeds meer van afgestudeerden aan onze universi teiten, terwijl ook reeds een groot deel van onze politici een graad hebben. Sociologie en economie steunen ook steeds meer op een we tenschappelijke basis. De steeds ver der schrijdende specialisatie eist hetzelfde. 'We mogen deze jonge mensen, die college gaan lopen aan een univer siteit of hogeschool, daarom met recht de „spes patriae" noemen en hun opvoeding moet geheel het volk ter harte gaan. katholieken en hun moeizame eman cipatie wel te begrijpen. Gelukkig kunnen we zeggen, dat we druk bezig zijn deze achterstand in te halen, zodat er ieder jaar meer af gestudeerde katholieken worden af geleverd. De stichting van de R.K. Universiteit van Nijmegen heeft hieraan een machtige impuls ge geven. We beleven in deze tijd onder inspiratie van Gods Geest de be wustwording van de leek, die zijn plaats weet in de christelijke ge meenschap, in 't Mystieke Lichaam van Christus. We weten, dat hij voor namelijk voor God verantwoordelijk is voor het tijdelijke, voor het milieu waarin hij leeft, dat de leek als taak heeft dit tijdelijke te verlossen uit de ban van de zonde en te heiligen in Christus. Meer dan ooit heeft het katholieke volk daarom zijn geeste lijke elite nodig, die het voorgaat en die leiding durft te geven. In het verleden was het zo, dat be langrijke functies in de gemeenschap vervuld moesten worden door de priesters. We hadden niet voldoende gevormde politici, gevormde journa listen enz., zodat de priester vaak de taak moest vervullen, welke eigenlijk behoorde aan de leek. Deze tijd is voorbij, of liever moet voorbij rijn. Waar met name de Paus de leken oproept, om zich bewust te worden van hun waardigheid en taak, om zich bewust te worden van de nood zakelijkheid van hun apostolaat, daar ligt het voor de hand, dat op het eigen terrein van de leek ook ie leek de verantwoording moet dragen en dat leken moeten voor gaan. Dit eist een geestelijke elite. Daarom zullen de katholieken met »en heilige haast juist nu op dit dringende ogenblik van de geschie denis hun achterstand moeten in halen en hun kinderen naar de uni versiteit sturen, niet alleen voor de vervolmaking van hun eigen per soon, maar ook en op de allereerste plaats, voor de christelijke gemeen schap omdat zij begrijpen moeten, welke grote taak aan de katholieke intellectueel is weggelegd in de hui dige samenleving. H. B. - EEN STEM UIT NIJMEGEN Critiek op critiek „Hebben wij te doen met een nieuwe rubriek, waarin brieven worden opgeno men? De idee lijkt me goed. Maar waakt U er dan voor, dat het niet louter critiek wordt. Er wordt al zoveel critiek gegeven, 't Is bovendien zo gemakkelijk. Iedereen weet wel iets te vinden. Positief werk is wel moeilijker, maar ook beter". W. DE LEER, R'dam. „Ik hoor ook bij de militairen, die regel matig liften om goedkoop en snel naar huis te komen. Mijn lotgenoten zou ik in ons aller belang een goede tip willen geven. Laten ze op een of andere manier aan duiden, waar zij heen moeten. Als een automobilist een keer voor niets gestopt heeft omdat men niet naar Haarlem, maar naar Amsterdam wilde meeliften, of niet naar Rotterdam maar naar Utrecht, dan zal hij niet gemakkelijk 100 meter verder nög eens stoppen. Een goede methode is om bij een bord te gaan staan en de stad aan te wijzen waar men naar toe wil liften".. Sold. VAN KAMPEN. „Wat denkt U van die Noord-Koreaan, die voor 100.000 dollars de Amerikanen een onbeschadigde Mig in handen gespeeld heeft? 't Is m.i. gehonoreerd landverraad. Natuurlijk zijn we het niet eens met de communisten. Maar de methode van de Amerikanen is onzedelijk. En het ergste van alles vind ik de openbare bekend making. Vindt men dit in Amerika heel gewoon? Is dit een symptoom van de Amerikaanse mentaliteit? Zo van: „het doel heiligt de middelen?" De Noord- Koreaan heeft dan geen her-scholing meer nodig. Hij is rijp voor het Amerikaans burgerrecht". Cru', kort i.v m. plaatsruimte.) .1 K. KEIZE'.l. Den Haag. Wanneer men naar de H. B. S. of het Gymnasium gaat, zijn de emoties bij het betreden van deze nieuwe omgeving minder hevig dan bij de eerste kennismaking met de lagere school, doch het van nature angstige kind moet hier opnieuw wennen aan het wrede leven, de harde rivaliteit, de scherpe terechtwijzing, de ironie van de leraar en het hoongelach van lotgenoten, die het zijn vrienden waande. En dan voort de puberteit de jonge mens mee in 'n maalstroom van on ontwarbare gevoelens; het bedwelmende sprookje van de eerste verliefdheid, de hevige verering voor de leraar of lerares, de bittere wrok tegen ouders of andere autoriteiten, waarin men teleurgesteld is, kortom wij herinneren ons allen deze overdreven gevoelens, kenmerk van de Sturm und Drang periode. En het is dikwijls nog voor het einde van deze phase in zijn ontwikkeling, dat de jonge mens zich laat inschrijven aan een universiteit. Daar wordt hem aange raden lid te worden van een studenten vereniging. Is hij Katholiek, dan zal hij uiteraard zich aansluiten bij een Katho lieke studentenvereniging, zoals er aan elke universiteit een is. De ouders van de jongen of het meisje, dat gaat stu deren, dikwijls in een vreemde stad, ver wachten natuurlijk, dat in een Katholieke vereniging een betere geest heerst dan in het neutrale corps. De nieuweling dient zich te onderwer pen aan een ontgroening, die door de ouderejaars bedreven wordt. De jongens moeten hun hoofd kaal laten scheren en potsierlijke kleren dragen om aldus al thans wat hun uiterlijk betreft, duidelijk de mindere te zijn van de ouderejaars studenten en zelfs van de „burgers". De meisjes behoeven zich doorgaans, in ver band met haar grotere gevoeligheid, slechts met lachwekkende hoofddeksels te tooien. Op de jongenssociëteiten wor den de zgn. „boeten" of „klooien" nu uit gescholden, gecommandeerd, belachelijk gemaakt, kortom op alle mogelijke wijze i vernederd. Op de meisjesclubs gaat het I minder grof toe. Vrouwen zijn nu een maal van nature iets beschaafder, doch ook een tikje venijniger. De bedoeling van de ontgroening is natuurlijk de ijdelen te doen inzien, dat zij lachwekkend zijn, de waanwijze Gymnasiast te laten voelen hoe weinig hij nog eigenlijk maar weet en de praatjesmakers te leren zwijgen. Student en Corps-lid worden be tekent sinds eeuwen je hoofd laten kaalknippen en allerlei dikwijls onaangename perikelen doorma ken voor je met oudere-jaars ais gelijken mag omgaan. De ontgroe ning, die af en toe in een kwade reuk kwam te staan door al te opvallende excessen heeft in Nij megen bijzonder weinig sympathie, zoals onlangs tot uiting kwam in het besluit de „zware groentijd" tot de Sociëteitsleden te beperken. Het doet ons genoegen op deze jongeren-pagina een uiteenzetting te kunnen geven van 't Nijmeegse standpunt en daarnaast een staal van een ontgroeningsgesprek, dat zeker naar studentikoze begrippen, nog niet van de slechtste soort is. Aan onze lezers is het overge laten te oordelen in deze telkens opnieuw precaire kwestie. EST. Mag ik u dan aan enkele dingen herinneren? Uw hele leven lang zult u later met plezier aan deze tijd terugdenken. Het wordt de tijd van grote idealenvan wereldhervormende plannen, die U maakt, van het i plezier, dat U hebt. Dat is ieder gegund. Maar student zijn is geen beroep op zich, het is op iets gericht, op de toekomst. U vormt zich in deze tijd j als intellectueel, om later leiding te kunnen geven aan ons volk. Laat ik uit uw positie van later enkele conclusies trekken voor het heden, voor het j studentenleven zelf. Een intellectueel heeft bepaalde karakteristieken. Hij is niet alleen thuis in zijn eigen vak, maar heeft een algemene wetenschappelijke instelling tegenover alles. Hij staat op een bepaalde wijze tegenover mens en ding. Dit komt met name uit ten opzichte van de godsdienst. Hij zal geneigd zijn om met een zekere onverschilligheid te staan tegenover het godsdienstige. Mis schien gaat hij er op neerzien. Dit is vaak te begrijpen. Van de ene kant beschikt hij door zijn algemene ontwikkeling over een grotere kennis dan de gewone man, terwijl de kennis van zijn geloof nog is Vr.: Als ik U dus goed begrijp, wilde U de vorige keer zeggen, dat we niet alleen moeten steunen op de genade, maar ook op de natuur, waarin die ge nade geworteld is. Dus zou het volgens U van belang zijn, dat de natuur zo evenwichtig uitgroeit; dan hebben we de beste voorwaarde voor de vruchtbaarheid en krachtdadig heid van de genade. Antw.: Inderdaad zo ongeveer is dit waar, ofschoon de kwestie natuurlijk ongelofelijk gecompliceerd is. Dit is zo maar niet in enkele woorden uit te drukken of duidelijk te maken. Maar in algemene lijn is dit zeker waar. Dit is natuurlijk voor het practische leven van buitengemeen belang. Dat wil zeggen, d een echt godsdienstige opvoeding de ïrlijke opvoeding veronderstelt. De doei van het natuurlijke gevoelsleven ■s ook belangrijk voor het boven- 'riijke. Ais iemands gevoelsleven rd is, of verkeerd uitgegroeid, is dit voor bet bovennatuurlijke leven ook een *v Daarom zal een natuurlijk ge nie opvatting, zoals het verkenners- idsen-spel, ook belangrijk voor het r- dienstige leven zijn. Daarom, om een ander voorbeeld te noemen, kan de pv chologie ook grote diensten bewij zen aan de godsdienst, en zal de genezing van een bepaalde fout, die het gevolg is van een psychische ziekte, niet alleen d or de genade kunnen geschieden, maar ook door een psychologische of psy chiatrische therapie. Daarom kan sport ook belangrijk zijn voor de godsdienstige ontwikkeling. We drukken dit aldus uit: de genade steunt op de natuur en ver onderstelt haar dus. H. B. blijven steken in het catechismusstadium en infantiel is gebleven. Dan pas is hij verantwoord voor zichzelf als Katholiek, als ook zijn geloofskennis meer weten schappelijk uitgegroeid is, en hij hier dus meer weet van heeft dan de gewone christen. Maar bleef het nog maar bij die onver schilligheid, dan was dit nog het minste kwaad. Heel vaak en dat is erger zal hij als intellectueel komen te staan voor ernstige geloofstwijfels. Hij meent soms een tegenspraak te ontdekken tus sen zijn geloof, zoals hij dit kent, en de wetenschap, welke hij beoefent. Dit zal al gauw het geval zijn in die vakken en die onderwerpen, waar ook het geloof iets over zegt. Ik noem b.v. wetenschappen, welke handelen over de mens: zoals de medicijnen, de psycholo gie enz. De kinderlijke kennis, welke hij heeft van de geloofswerkelijkheid en de wetenschappelijke kennis, welke hij meent te hebben van zijn vak komen niet met elkaar overeen. Nu kan hij op ver schillende wijzen deze moeilijkheden op lossen. Op de eerste plaats kan hij over die moeilijkheid heengaan, zodat hij als eenvoudige gelovige iets anders houdt dan als wetenschapsmens. Een medicus kan b.v. als gelovige menen, dat de mens niet van een aap afstamt, en als weten schapsmens menen van wel. Voor het gemak neemt hij dan allebei maar aan en gaat er liever niet dieper op in. Dit is struisvogelpolitiek, waarmee men niets verder komt. Zo kan men onmogelijk als diep gelovige leven. Hij kan ook de zaak heel eenvoudig oplossen en zich van de Kerk losmaken. Maar dat is onrechtvaar dig en niet wetenschappelijk, omdat zijn geloofskennis niet voldoende wetenschap pelijk was. Hij kan tenslotte en dat is het enige juiste trachten 'n betere ken nis van zijn geloof te krijgen, een meer wetenschappelijke kennis, zodat dan van zelf de eventuele moeilijkheden, welke hij heeft, wegvallen. Hier geldt: vroeg geleerd, oud gedaan. Het is voor de Katholieke student, die een dergelijke zware verantwoordelijk heid draagt voor zijn geloofsgenoten, niet voldoende zijn vak te kennen zoals ieder ander, maar hü moet zijn kennis inte greren in de kennis, welke hij heeft van zijn geloof. Dit moet dan natuurlijk een grotere kennis, een verantwoorde kennis zijn. Vandaar moet hij belangstelling hebben voor geloofsvragen. Hij kan deze geloofskennis vermeerderen door het „studium generale", door lezingen, dispu ten enz. Dan en dan alleen kan hij zeg- gen, dat hij ook als Katholiek i n t e 11 e f- t u e e I is, wanneer hij zijn kennis plaatst tegen de achtergrond van zijn wereldbeschouwing, dat wil voor hem zeggen, van een wetenschappelijke ken nis van zijn geloof, dat Is van de Theo- 1 logie. Ik word student, ik wil mij vormen in een bepaalde wetenschap. Maar dat wil voor mij ook zeggen, dat ik kom tot een verdiepte kennis van mijn geloof. H. B. Er zjjn feesten waarbij je wel in het lang moet gaan. Doe je het niet, dan beledig je eigenlijk de gastheer en de gastvrouw. Het is niet alleen een uiting van je feestvreugde, maar ook een persoonlijke illustratie van het feest. Je komt niet alleen om te eten en te drinken, maar ieder die komt verhoogt de feestvreugde. Kom je op een feest, dan moet je gekleed zijn in het kader van dat feest. Van geen vriend kun je je indenken, dat hij je bruiloft straks meeviert, zó van zijn werk! Dat is nu de vriend van het evangelie van vandaag, die kwam op het feest zonder bruiloftskleed aan. De bruiloft is de kerk. De kledij die bij deze bruiloft past is de Blijdschap. Blijdschap geboren uit innerlijke reinheid, onbevangenheid, eerlijkheid, spontaneïteit en eenvoud. Blijdschap is het bruiloftskleed van de katholiek. Wie het draagt is altijd een welkome gast. Dat is de mens van de glimlach. Ik ben katholiek, dus optimist. Dat is niet de geboren optimist, maar het kind der genade, dat bij het doopsel het kleed der blijdschap ontving en met vreugdeolie is gezalfd. Dat altijd zó tegenover God staat: ik zal opgaan tot God die mijn jeugd verblijdt. De chagrijnige mens past niet in de katholieke kerk en het katholieke leven. Hij heeft een hekel aan God, is koel tegen vreemden, en een last voor zjjn ouders en vrienden. Een katholiek is een optimist. Niet als iemand die een vrolijke dronk over zich heeft, maar bewust. Omdat je voor het geluk herboren bent. Omdat je Almachtige Vader Zjjn zon laat schijnen over goeden en bozen Omdat de Bruidegom steeds verschijnt in een andere kledij en.... persoon. Omdat Hijzelf rondgaat en je bedient met een spijs, die wel eenvoudig en eentonig, lijkt, maar verrast, omdat hij alle zoetheid bevat. Omdat er een moeder is, die je minzaam altijd bijstaat als een bruid. 't Is de Kerk, waarvan wij allen lidmaten zijn. Omdat van je zelf alleen maar liefde wordt gevraagd: je bruiloftskleed is de blijdschap. Waar worden meer feesten gevierd en met zoveel muziek vergaderd als in het kerkgebouw? En dit is nog maar een beeld van de bruiloftszaal van ons leven, die de Bruidegom heeft gestoffeerd met het groen en de bloemen van zijn bonte seizoenen, waar Hij laat musiceren zijn vogels, stormen en regenbuien, waar alle mensen als gasten worden uitgenodigd van steden en buitenwegen, als ze maar gekleed zijn met blijdschap. Het plafond is 'geschilderd als een barokke hemel. Aan het eind van het feest gaat deze hemel open. Dan worden alle gasten opgeheven en stijgen de hemel in. Het lijkt wel een sprookje. Maar het is meer. meer zelfs dan de voorbijgaande werkelijkheid aller dingen, een eeuwige werkelijkheid. Dit is het stramien waarop onze blijdschap wordt geweven. Dit is de reden waarom wij ons kleden met een bruiloftskleed, dat wij nooit afleggen willen en mogen: de liefdevolle blijdschap. Aanstonds treedt de Koning binnen: in de persoon van uw vader, uw moeder, uw verloofde, uw vriend, uw collega op uw werk. Hij staat ineens voor u in de-bruiloftszaal van ons leven. Zegt Hij dan: Vriend, hoe zijt gij hier binnen gekomen zonder bruilofts kleed aan? Mankeert er iets aan uw blijdschap tegenover een van dezen? Je hebt het aan of niet. Maar als je het aan hebt is het ongerept. Je blijdschap moet tegen iedereen bestendig zijn. Kijk de Koning blij in de ogen! Kom, de Bruiloft begint! R. BECKERS, pr. de eerste plaats was voor de nieuwe lingen, doch voor het platte plezier van ouderejaars. Tijdens dergelijke ontgroeningsfeesten, waar elke, ééns zo schuchtere oudere jaars zich een hele Piet voelt, wordt dik wijls op ordinaire wijze geïnformeerd of de nieuwelingen wel voldoende voorge licht zijn. Inplaats van zich op dit punt heer en beschaafd te tonen, zoals het een intel lectueel zou betamen, is het gros der stu denten blijkbaar van mening, dat het schaamteloos en zo plat mogelijk spreken over de voortplanting kenmerk is van geestelijke rijpheid. Het is toe te juichen, dat het studen tencorps van de R.K. Universiteit te Nij megen na lang wikken en wegen de ont groening voor ieder adspirantlid heeft af geschaft. Weliswaar zal er nog ontgroe ning op de „sociëteit" plaatsvinden, doch men kan lid worden van het Nijmeegs Studenten Corps, zonder dat men be vreesd hoeft te zijn voor een z.g. „zware groentijd", waarin ook de meest beschaaf de „nuldejaars" allerlei grofheden moeten slikken van mensen, die soms in alle op zichten hun minderen zijn. Mochten studenten aan andere univer siteiten hardnekkig blijven beweren, dat de zware ontgroening in het belang is van de nieuwelingen en niet voor het genoe gen van de ouderejaars, laten zij zich dan ook paedagogen tonen, mensen met ver antwoordelijkheidsgevoel, streng voor de brutalen, barmhartig voor de zwakken en deemoedigen, en dus vooral altijd rechtvaardig. „Héééé! Jij daar, zacht knulletje, kom eens als de donder hier! Ben jij een groen?" „Ja „Wat ja? Ja meneer!" „Wat ja? Ja meneerrr!" „Hoe heet ik?" „Dat weet ik niet, meneer". „Wéét jij dat niet, sufferd!, analpha- beet. Lees jij geen kranten, eend?" „Jawel meneer, eh, staat u eh.daar dan in?" „Nee, onbeschaamde vlegel, maar blijf ze lezen, want binnenkort sta ik er in, wegens manslag, versta je, stuk verdriet, wegens het in drift afslachten van een brutale groen. Wat!? Durf jij te lachen. Poets die grijns van je weke bakkes. Ik probeer een mens van je te maken. Eerst moet je een gewerveld dier worden; ik heb thuis nog een eind ruggegraat lig gen. Misschien word je met de jaren nog wel een mens en op den duur een man. Nu ben je nog een verwijfd week dier, ijdele stomme poedel. Herhaal het! Ik ben een verwijfd weekdier". „Ik ben een verwijfd weekdier". „Precies! Roep het nu door de zaal, zo hard als je kunt en dan nog iets harder, zodat alle heren weten wat voor vlees ze in de kuip hebben". „Ik ben een verwijfd weekdier!!" „Juist, hard schreeuwen kun je dus wel. Thuis zul je wel veel praatjes heb ben, lafbek. Wat ben je nou?" „Een lafbek, meneer". „Precies, je neemt me de woorden uit de mond. Heb niet het hart, dat je me nog eens napraat, papegaai. Hoe heet je?" „Fred, meneer". „Fred?! walglijke naam. Een fret Is een klein, laf beest, dat konijntjes dood bijt. Heb jij wel eens konijntjes dood gebeten?" '„Nee, meneer". „Lieg er niet om bruut. Als je 't ooit wéér doet, en ik betrap je, dan kom je in de krant, meer aanschouwen. Er ligt trouwens een deken over je heen, met het oog op min derjarige lezers, die het afschuwelijk verminkte lijk niet mogen zien. Hoe heet je van achteren?" „Asma, meneer". „Dacht ik wel. Tk zag h«t direct, hijgt en piept van angst". „Maar ik héb geen asthma, meneer. „Zwijg, ezel, je krijgt 't hier vanzelf". Doe je schoenen uit. Vlug!.Juist, en nu je kousen.Viespeuk, zou je het raam niet opendoen. Moet je onze lon gen verpesten? Gooi die sokken naar buiten, voorzichtig, anders breken ze doormidden. Wat doet je vader? Kruide nier zeker". „Nee, meneer, apotheker". „Dat is hetzelfde, lieg er niet om. Ja renlang heeft je jichtige vader krenten gewogen om jou te kunnen laten stude ren, hè? En jij maar brutaal wezen tegen je arme moeder achter de wastobbe". „M'n moeder heeft 'n meisje". „Ja, dat ben jij, en met m'n blote vuisten zal ik een jongetje van je boetseren. En zwijg, als je tegen me spreekt. Ga nu maar je sokken aantrek ken, anders heb je morgen een vat peni cilline nodig. W. H. NOORDMAN y^\ 'Ij'liniim En nou zeggen ze dat Rina Dui ker tegen alle hoop in tóch in de rechten gaat studeren ondanks al die praatjes, ivant Rina zou eerst voor 'n jaar naar Frankrijk gaan, om d'r op voeding af te maken zei zij van Ruygdeken die 'n tante is van Rina; maar wat is Frankrijk nou tegenwoor dig, herrie genoeg maar opvoeding ho maar, en daarom zal de ouwe Duiker d'r wel op teruggekomen zijn, ook al omdat Rina zelf liever naar Engeland ging, waar ze 'n vriendin moet hebben, ene Mieke Wikkel of Bikkel dat wil ik kwijt zijn, en dan zou ze in Engeland op 'n soort vrije school kunnen komen of hoe ze dat daar noemen, beschaving Je maar ie zult 'het zelf nietleren zeJlaar vooral, daar ivas die me maar j uit het vrouw Duiker natuurlijk wel vóór, die is van zichzelf ene van Upseelen toe Tijlema, aviin je begrijpt, wel waar die met. d'r dochter heen wil, in Engeland zit nog al wat adel m,oet je weten, die houden zich daar de laatste tijd vooral met paarden en zo op als je de kranten moet geloven, zij van Duiker, die Upsee len toe Tijlema dan, is ook eigenlijk door de paarden aan Duiker gekomen; de vader van Duiker had zélf paarden en de ouwe Upseelen had 'n nieuwe open koets en daar kleurde die doorgelopen knol van hem, niet bij of weet ik veel en toen is-ie samen met z'n dochter naar de villa van de ouwe Duiker ge- stavt, en terwijl de ouwelui zaten te onderhandelen moest Leo Duiker aan freule Carla de tuin laten zien en zo doende. Maar goed, Rina kon uiteindelijk tóch niet naar Engeland, want die vrien din kreeg iets met de gewrichten, 'j is daar altijd regen en mist mo"t je r> nen, en n meisje alleen in Engeland niks voor hem van Duiker, want - Duikers zijn degelijk en ouderwets A maar naar Hans Duiker, die in de van Duivendrecht 'n landhuis heb neerzetten zondei radio en tele Rina is *oen met d'r nom van moed zijde gr/' vraten, die snorrebaard die qro'e vlekkerige hond en die mo-t d'r hebben aangeraden naar Leiden *e (jaan voor de rechten, hij is vóór de emancipatie en wil zoveel mogeliik vou wen in de rechten hebben, en P—a voelde d'r wel voor. omdat. Licshe'h Dorentuil en Kitty Delatte ook al 'n vaar in Leiden zitten, dus dan ken ze Zijn Rijk was niet van hier. In Zijn eigen wezen droeg Hij de verzonden- heid en verzoening tussen God en mens. Hij was deze verbondenheid en deze verzoening. Vanuit godde lijke volkomenheid doorgestoten naar het menselijke, bracht Hij bevrijding en ruimte met zich mee voor allen, die waarachtig en goed wensen te leven. Zijn doorbraak was volledig. Niet ten halve, zodat Hij de verbonden heid en belangstellend gadesloeg en duldde. Maar geheel, zodat Hij het mens-zijn totaal in zich opnam, om mens te zijn met de mensen. Zó lief heeft God de wereld gehad.... jaar zo'n beetje in d'r eigen milieu, komen en dat is voor zulke kinderen altijd n uit- komst, want als je ze zo maar ineens tussen gewone mensen instopt, dan weet je niet hoe ze d'r weer uitkomen i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1953 | | pagina 8