0
BRIEYEN
Vandaag
I
u
lachappelle
Beroepsheiliging
IK BEN VERPLEEGSTER....
TWEE MAAL VROUW
Jongeren lezen de Blijde Boodschap
ïStjUY-
Onze eeuwige levensverzekeringspolis
Twee keer vrouw
parket
MA D6 HOOGAISi
ZATERDAG 10 OCTOBER 1953
PAGINA
Trouw aan het beroep
ONTGROENING I
ONTGROENING II
NIET ERNSTIG GENOEG
De Nijmeegse stem
over ontgroening
wekte reacties
TE ERNSTIG
GEEN „HEILIG GEWELD" A.U.B.
LECTUUR
De vloer
voor Uw
leven l
Het leven na dit leven
Naar een goede belegging
Waar het om gaal
Het beroep van verpleegster is
niet alleen een beroep, waarin de
vrouw haar vrouw-zijn mooi kan be
leven en tot ontplooiing brengen. De
verpleegster moet, wanneer zij dit
beroep gekozen heeft, zich terdege
bewust zijn, dat het hier gaat om
meer dan een louter verplegen en
verzorgen van de medemens, om
meer dan louter mensenliefde.
Zij krijgt in haar taak als ver
pleegster de gelegenheid om het
grootste gebod van Christus, de naas
tenliefde, te beoefenen. En is het
waar, dat de heiligheid van leven be
staat in de liefde tot God en de naas
te, of in de naastenliefde om God en
om Christus, dan gaat dit toch wel
op een bijzondere wijze voor de
verpleegster.
Zij moet haar opgave als christen,
de zelfheiliging beleven in de uitoefe
ning van de christelijke liefde.
Het gaat hier niet om deze .mens,
die lijdt en om haar hulp en zorg
vraagt, het gaat hier voor ons chris
tenen om Christus, die op haar in
deze zieke een beroep doet, die zij
verzorgen en verplegen moet. Alleen
wanneer zij het zo ziet, vervult zij
haar taak juist en goed en werkt zij
daadwerkelijk aan haar eigen heilig
heid en volmaaktheid, is zij christen.
Zij moet zich daarom zeer fel bewust
zijn, waar het om gaat.
Op de eerste plaats niet om een
ziekte, die zij moet genezen, maar
om een ziek mens, en wel een ziek
mens, die geschapen is naar Gods
beeld en gelijkenis. Vandaar het grote
respect, waarmee zij ieder moet be
naderen, een waarachtig godsdienstig
respect, want in dit Beeld van God,
verpleegt zij God zelf. Het gaat om
een mens, voor wie het Beeld
van God zelf, de Zoon van God, op
aarde kwam, om hem te verlossen uit
de zonde en uit de gevolgen van de
zonde, dat is in dit geval uit de
ziekte. Christus zelf heeft Zijn leven
voor iedere mens gegeven. Hij kwam
niet alleen voor het loutere geeste
lijke, en niet alleen voor het louter
lichamelijke van de mens, maar voor
geheel de mens in zijn concrete situ
atie als onverloste.
Zij moet zich bewust zijn, dat de
ziekte, waaraan iemand HJdt, in laat
ste instantie feitelijk innerlijk ver
bonden is met de zonde, en dat zij
dus meehelpt aan de verlossing, ook
wanneer zij een zieke louter lichame
lijk verpleegt.
Zij moet zich bewust zijn, dat het
hier gaat om een mens, die geroepen
is door Christus, om verlost te wor
den, of om iemand, die reeds door
Christus verlost is. Voor hem geldt
immers, wat Christus bij Johannes
zegt, dat iemand, die in Hem gelooft,
reeds het eeuwig leven heeft.
Dit sterfelijke is bij hem door Chris
tus reeds omkleed met de onsterfe
lijkheid. De kiem van het nieuwe
leven is reeds in hem gelegd. En al
moet het lichaam nog gelouterd wor
den door ziekte en dood, innerlijk
werkt het goddelijk leven er reeds,
om later bij de Verrijzenis tot volle
ontplooiing te komen.
Daarom kan de verpleegster ook
niet afzien van de zieletoestand van
de mens, van de zieke die zij ver
pleegt. Een patiënt, die nog niet ver
lost is door Christus, die het leven
niet in zich heeft, omdat hij in dood
zonde leeft, heeft ook en juist daarom
nog meer recht op haar voorkeur en
zorg. Zij moet bij hem getuigen van
haar liefde voor Christus, opdat deze
zich overgeve. Zo mag zij ziel en
lichaam van, haar patient niet schei
den, omdat genezing van de ziel ook
de kiem van het eeuwige lichamelijke
leven met zich medebrengt. Maar
evenmin mag zij scheiden, wat God
verenigd heeft: deze mens en Chris
tus. Alles zal zij ervoor moeten doen
en over hebben, gebed en overweging,
om deze twee als een te zien en ervan
te getuigen in haar verpleging.
Het is deze godsdienstige, religieuze
liefde voor de medemens ais voor
Christus, die de katholieke ziekenhui
zen tot centra moet of liever moest
maken van de christelijke Charitas.
En dat niet alleen, maar die deze ook
moet inspireren tot de beste tech
nische uitrusting en kennis. Hiervoor
is niet voldoende, dat de Katholieke
verpleegster een degelijke kennis
heeft van al wat nodig is voor haar
taak; niet alleen, dat zij een gods
dienstdiploma rijk is, en zelfs niet,
dat zij inzicht heeft in het christe
lijke mensbeeld, maar dat zij in
voortdurende verdieping zich steeds
meer bewust wordt, dat zij er slechts
één goddelijke deugd van liefde is,
dat het altijd in haar zorg gaat om
Christus de Heer, ook en juist als zij
een zieke verpleegt. Deze bewustwor
ding moet in haar dagelijkse arbeid
beleefd worden. Dan eerst kan zij
zeggen, dat zij zich zelf heiligt, door
dat zij anderen helpt en verzorgt.
H. B.
IS DE GENADE OVERBODIG?
Vr. Ik kan er niets aan doen, maar ik
vind, dat u toch wel een beetje al te na
turalistisch bent, dat u te veel steunt op
natuurlijke middelen. Veronderstel eens,
dat iemand bij u komt, die een verkeerde
gewoonte heeft, laat ik zeggen, op het ge
bied van het zesde gebod. Wanneer u na
vraag doet, bemerkt u, of denkt u te be
merken, dat dit komt door een laat ik
zeggen onevenwichtig gevoelsleven,
dan zoudt u een dergelijk iemand aanra
den b.v. naar een pschychiater te gaan, en
niet naar een biechtvader. U zoudt hem
dus niet de raad geven om te bidden of
dikwijls te Biecht en te Communie te
gaan. Dat wil dus met andere woorden
zeggen, dat de genade hier niets te doen
heeft en 'dus eigenlijk overbodig is. Ik
meen, dat dit toch tegen de opvatting
van de Kerk ingaat. Juist in zulke geval
len is hét middel: het gebed en het dik
wijls ontvangen van de H.H. Sacramenten.
Antw. U heeft me niet helemaal goed
begrepen. Hier geldt het weer: het ene
doen en het andere niet nalaten. Willen
we een dergelijk geval, waarover u boven
sprak genezen, dan moet èn de natuur
onderhanden genomen worden, èn moet
de hulp van de genade ingeroepen wor
den. De genade alleen kan het niet doen,
want zoals ik al uiteengezet heb, de ge
nade steunt op de natuur. Ik wil nog eens
een vroeger aangehaald voorbeeld her
halen: men maakt een bouwvallige muur,
niet tot een nieuwe muur, alleen door de
muur te witten. Zo ook hier. Maar even
min, zou ik zeggen, zal de natuur het zon
der genade afkunnen. De natuur immers
is pas gaaf, als de verhouding tot God in
tact is, en deze verhouding is in feite een
bovennatuurlijke verhouding, is een band
door de genade. De genade speelt dus hier
een belangrijke rol en gaat, naargelang
de natuur geneest, een steeds grotere rol
spelen. Ik wil hier niet verder op door
gaan, daar de verhouding natuur-genade
uiterst gecompliceerd is, en men niet in
een hand-omdraai hier even alle proble
men kan oplossen. Dit is in alle geval
voldoende voor de algemene lijn.
Uit een rede van Mgr Fr. Charrière,
Bisschop van Lausanne, Genève
en Fribourg
„Men moet nimmer een beroep kiezen
op goed geluk af of uit een gril, maar zich
steeds laten inspireren door de grondwet,
die O. L. Heer ons heeft gegeven, om na
melijk onze broeders zo goed mogelijk van
dienst te zijn. In dit verband moeten de
ouders gewezen worden op hun plicht hun
kinderen te richten op een beroep, dat hun
past, zonder hen echter te belemmeren in
hun vrijheid, die zij te allen tijde moeten
behouden. Meer nog dient men in deze te
wijzen op de plicht van de jonge man of
het jonge meisje om een keuze te doen
door ideaal, in de geest van toewijding en
nimmer om egoistische beweegredenen.
Heeft men eenmaal gekozen, dan dient
men zich gewetensvol voor te bereiden,
want het zou niet loyaal zijn, datgene wat
men op zich nam te volbrengen, slechts
voor de helft te doen. Hier beantwoordt
eigenbelang aan de plicht. Het staat vast.
dat alleen zij, die zich terdege hebben
voorbereid en werkelijk in staat zijn, de
moeilijkheden en crises kunnen overwin
nen, die zij altijd riskeren. Ditzelfde
plichtsbesef eist en dit spreekt vanzelf
dat, wanneer men eenmaal een beroep
heeft gekozen, een contract heeft gete
kend, men hieraan trouw moet zijn, trouw
aan hetgeen men heeft beloofd. Maar al
te dikwijls vindt men tegenwoordig voor
wendsel, om het maar kalmpjes aan te
doen. Er was zeker een tijd, dat de rechten
van zeer veel gesalarieerden in menig be
roep niet voldoende werden erkend. Wij
zullen er ook nimmer spijt van hebben,
de nadruk té hebben gelegd op deze be
treurenswaardige stand van zaken. Maar
tegenwoordig is het noodzakelijk er ook
aan te herinneren dat de arbeider, de
beambte hun beroep in rechtvaardigheid
en solidariteit moeten uitoefenen, ja zelfs
met liefde, ook wanneer wellicht van de
kant van de werkgever niet dat vertrou
wen komt, dat men verwacht had. De
voorschriften van Sint Paulus zijn in deze
bindend: gehoorzaamt, zo zegt hij, aart uw
meesters, zelfs indien zij niet zijn, zoals
gij van hen verwacht: etiam discolis
„Met de Nijmeegse stem over de ont
groening betuig ik mijn volledige in
stemming. De zwakke zijde werd daar
eerlijk en zonder overdrijving aange
raakt. En er zal tegen deze argumentatie
weinig in te brengen zijn.
Maar m.i. is er een duidelijk en niet
te loochenen verband tussen het artikel
van H. B. en dat van die Nijmegenaar.
Ouderejaarsstudenten die in de tijd van
hun studie niet tot een ernstige le
vensopvatting kwamen, komen vanzelf
ook wat betreft de ontgroening tot dwa
ze en onverantwoorde practijken. Hun
arrogante houding kan dan nergens an
ders op berusten dan op een verschil
van leeftijd, dat hun dan geenszins tot
eer strekt.
Studenten, die zich in de jaren van
hun studie ook een grotere en diepere
geloofsinhoud wisten te verwerven zul
len zich wel wachten de ontgroening te
doen ontaarden."
J. DE KORT, Leiden.
Daar men in Nijmegen van oordeel was
dat de ontgroening niet meer aan haar
oorspronkelijke doel beantwoordde en
dat daarbij vele fouten gemaakt werden,
heeft men de ontgroening voor ieder
adspirant-corpslid afgeschaft. Best. Echter
niet voor de adspirant-sociëteitsleden. Is
dus, wat voor een gewoon corpslid onjuist
en uit de tijd geraakt is, wèl voor een
sociëteitslid in orde? Fout is foutöf
is de ontgroening zoals deze in de socië
teit „bedreven" wordt wèl in orde en be
antwoordt zij wel aar haar doel? Maar
dan zou ik zeggen: Laat deze ontgroening
dan voor iedereen gelden. Dus: Is de ont
groening in de Sociëteit in Nijmeegse
ogen goed, dan ook voor allemaal. Is zij
volgens Nijmegen niet goed, wees dan
consequent en ruim haar op.
Hoogachtend,
E. SMIT
„De Breul"
Zeist.
,,Laat uw rubriek zich dan vooral
richten tot de jongeren, ik heb als huis
vader er toch ook* veel belangstelling
voor. Zonder enige twijfel zijn de arti-
Toen wij indertijd met de rubriek
„Mensen van morgen wereld in
wording" een aanvang maakten,
schreven wij in het programma: „De
jonge christen ervaart, dat hij leeft
in twee werelden: in de stoffelijk-
geestelijke wereld en door de genade
in de wereld van God. Het is zijn
levensopdracht de schijnbare tegen
stelling tussen deze twee werelden
op te heffen en wel zó, dat het geloof
dit leven doordringt."
Als een nadere uitwerking van dit
eerste punt van het program luidde
het in het derde punt: „Waar hij zich
ook bevindt: hij zal daar zijn als
christen."
Het ligt dus heel en al in de lijn
van dit program, dat wij regelmatig
de aandacht vragen voor de heiliging
van het beroep. De regelmatige lezers
van deze pagina zullen zich de arti
kelen herinneren, die handelen over
het beroep van een kellner, van een
typiste e.a. Vandaag moet het de ver
pleegster ontgelden. Verpleegsters
zullen zelf de eersten zijn om te be
kennen, dat het ook in haar „beroep"
dikwijls moeilijk is de juiste instel
ling te bewaren. P. W.
kelen van groot belang. Het bijzonder
aantrekkelijke is daarbij, dat u zich niet
laat verleiden om met algemeenheden
de zaak af te doen. Het zou mij dan ook
niet verbazen, wanneer menigeen, die
met jonge mensen te maken heeft in die
artikelen overvloedig stof vindt tot in
spiratie. Maar waarom nu die z.g. leuke
artikelen of zelfs vaste rubrieken? Na
de Hoogmis, Karakteristiek en dergelij
ke: is dat nu nodig? Afgezien nog van
het feit dat de geestigheid er dikwijls
wel erg dik boven op ligt, vind ik zulke
dingen voor die enkele pagina in de
week overbodig ruimteverlies. Als blik
vanger kan die tekening naar mijne me
ning ruimschoots voldoende zijn".
L. VAN SMETTEN, A'dam.
„Natuurlijk deze pagina moet passen
in het geheel van zo'n krant. Maar het
blijft toch een jongerenpagina. Over het
algemeen vind ik de artikelen te zwaar
en te lang, véél te lang. Wij zijn dat niet
meer zo gewend. U kunt dat jammer
vinden, maar het lijkt me toch beter
daar maar rekening mee te houden,
want u wilt toch zeker, dat de pagina ge
lezen wordt? Laat die karakteroloog zijn
gang maar gaan. In zijn soort is hij uit
stekend en voor ons langzamerhand on
misbaar. En wat meer van zulke korte
maar rake schetsen zou aan het geheel
van de pagina zeker ten goede komen,
vermoed ik".
WIES OOSTENDORF, Eindhoven.
Het zij ons toe
gestaan wederom
aandacht te vra
gen voor eni
ge opmerkelijke
films," die bin
nenkort in ons
land hun pre
mière gaan beleven.
Ons blad houdt van tij
dige voorlichting en
stelt zich op het stand
punt dat niets te veel
of te duur moet worden
geacht als het gaat om
het dienen der lezers.
Vandaar dat de redactie
ons enige weken naar 't
filmfestival van Venetië
stuurde. Protesteren
hielp hiet. „Kan er nu
niet 'ns iemand anders
naar Venetië gaan" pro
beerden wij nog, maar
de redactie was onver
biddelijk. Zo waren wij
dus enige dagen in het
Italiaanse Amsterdam en
zagen voor u de volgen
de films.
„De vier kardinale
deugden", een vervolg
op de film „De zeven
hoofdzonden". Te ver
wachten zijn nog in de
zelfde serie „De twaalf
apostelen"; „De zes
vreemde zonden"; „De
vier uitersten"; „De vijf
voornaamste geboden
der Kerk"; „Het doopsel
van begeerte"; „Gedach
ten, woorden en wer
ken"; „Enige dagelijkse
zonden". In New York
(Broadway) is een nieu-
we cinema gebouwd vol
gens een oorspronkelijk
plastic-beton procédé,
waar heel deze serie
afwisselend zal worden
vertoond. Als naam voor
deze bioscoop is door
Hollywood voorgesteld
Grote Catechis-
Bekende film-
zijn door de on
dernemers reeds aange
zocht, om ter omlijsting
van het dagelijks film
program een soort per
manent nonnenkoor van
Casanova te vormen.
De terugkeer van Don
eerste Ameri-
rolprent met
„De
mus".
diva's
Beria'
kaanse
Russische kleuren. Clark
Gable speelt voor
Oekraïns kolonel. Een
typisch voorbeeld van
serieuze Amerikaanse
behandeling van 'n Rus
sisch sprookje. In ver
band met de titel van
deze film, maken wij de
belangstellende lezer er
op attent, dat de Camil-
lo-serie zal worden
voortgezet. Na „Don Ca-
millo" en „De terug
keer van Don Camillo",
zal nu worden gewerkt
aan respectievelijk: „De
wederkomst van Don
Camillo"; „Daar
is Don Camillo
alwéér"; „Don
Camillo blijft te
rugkomen" „Wed
den dat Don Ca
millo weer terug
is". In deze laat
ste film sterft de sym
pathieke filmheld waar
na de serie echter onon
derbroken voorgaat met
o.a. „De verrijzenis
van Don Camillo"; „De
verschijning van Don
Camillo"; „Don Camillo
als klopgeest".
„Uit", wederom een
vervolgfilm, ditmaal op
de bekende Indische
rolprent „Aan". De jon
gen en het meisje, dat
in de eerste film een
paar vormt, gaat in de
tweede film. als gevolg
van een ruzie over de
kleur der gordijnen, uit
elkaar. Vandaar eerst
„Aan" en nu „Uit". De
in Venetië aanwezige
regisseur gaf ons te ken
nen, dat het naar zijn
mening wel weer „aan"
zal komen. Er zullen
van hem waarschijnlijk
nog minstens twee films
verschijnen: „Weer aan"
en „Weer uit". Typisch
Oosters is wel de bena
ming. die men in India
aan deze serie van vier
films heeft gegeven
„Het flikkerlicht".
KARAKTEROLOOG.
De zusters Carmelitessen vragen om
geld voor een klooster in de hoofdstad.
Daar kan niemand bezwaar tegen heb
ben. Maar waarom doen ze dat nu via
de film: „Met heilig geweld"? Deze film
heeft met Carmelitessen en met andere
serieuze Kloosterinstellingen wel heel
weinig van doen. Die Amerikaanse gla
mour is alleen maar belachelijk. Een
zuster in een jeep is maar een rare ver
schijning. Evenmin is het goed te ver
dragen, dat zusters zulke sterren zijn
op het tennisveld. Het Christelijk ideaal
is nu eenmaal niet populair te maken.
Ook niet met zulk Heilig Geweld".
L. LUBBERS, Groningen.
„Bij die aanhaling van de woorden
van de H. Vader enige weken geleden
werd over het hoofd gezien, dat de Paus
ook iets zeer belangrijks heeft gezegd
over goede lectuur. Mag ik eens voor
stellen om in uw rubriek regelmatig aan
dacht te vragen voor goede boeken,
liefst niet zo maar een aankondiging,
maar een verantwoorde bespreking?
Misschien is daar meer behoefte aan dan
men over het algemeen denkt".
J. VAN HELDEN, Arnhem.
Advertentie
Breda
lachappellestrsal 1? Tel 8702 of 6442
Van een bokser kan men moeilijk aannemen, dat hij zijn tegenstander
ter liefde Gods knock-out slaat. Het éne beroep leent zich beter voor
beroepsheiliging dan bet andere. De huisarts komt dagelijks kijken hoe het
met de griep van uw vrouwtje staat. „Hij is zo bezorgd", zegt uw echtgenote
vertederd. Zij vergeet, dat die bezorgdheid U elke dag drie gulden kost.
Een maand later, als ze weer met beide benen op de grond staat, toont U
haar triomfantelijk de rekening. Ja, nu is ze verontwaardigd, ze -?tndt de
dokter een afzetter en zal hem dat eens even gaan vertellen.... Doch U
houdt haar tegen, nietwaar, want wij mannen zijn toch weer een tikje
reëler.
Nee, onze oude huisdokter zou beter in de smaak van uw vrouw vallen.
Hij was te goedhartig om rekeningen te schrijven. Mijn vader, ambtenaar,
en dus geheel onzakelijk, drong er dikwijls op aan, doch nimmer hebben
wij een rekening ontvangen.
„Als ik er geld voor vraag", zei de goede, oude dokter, „is het geen
verdienste meer". Onlangs stierf hij op een hofje, aan hongeroedeem.
Deze man overdreef, maar vast staat, dat een arts er in de eerste plaats
moet zijn voor de patiënten en niét de patiënten voor de arts.
„Maar dient men dan niet aan de toekomst te denken", meende een
tandarts, die bij de sanering van een gebit altijd ergens een klein gaatje
liet zitten als appeltje voor de dorst.
Onze werkster zingt de hele dag bij het
werk. Opgeruimd ruimt ze alles op. Breekt
ze iets, dan roept ze monter: „het is
Gods wil geweest, mevrouw". Mijn moeder
durft dan niet meer te mopperen.
Ons werd verteld van de directeur van
een grote fabriek, 's morgens als hij het
gebouw binnen treedt, werpen de werk
nemers zich plat ter aarde. Hij neemt niet
de moeite vriendelijk te zijn; dat is niet
nodig, hij is de baas. Godsdienst vindt hij
onzakelijk, bangmakerij, opium voor de
arbeiders. Hij meent het geld en de macht
te bezitten en beseft niet, dat hij zetbaas
is geworden van het geld en beschonken
van de macht, die immers alcoholhoudend
is. Willem Kloos was tenminste nog al
leen maar een God in 't diepst van zijn
gedachten; ook fout natuurlijk, zelfver
goding doet nooit prettig aan. Maar wat
dunkt u dan van mensen, die een God zijn
in 't hoogst van hun fabriek?
Sommige groot-industriëlen hebben wel
eens achteloos langs hun sigaar tegen
persmuskieten gezegd: „ik heb mezelf ge
maakt"!
Waarom vergeet de moderne mens in
dit aardse marionettenspel toch zo gaar
ne wie zfjn Schepper is en wie er aan de
touwtjes trekt? Is het dan werkelijk zo
moeilijk te bekennen, dat wij alles van
God hebben gekregen; dit lichaam, dit
verstand, die talenten, deze energie, al
lemaal surprises van de Schepper, in
bruikleen, geachte lezers, voor de duur
van ons leven. En daarbij nog een ge
schenk van onschatbare waarde, nee heus
niet te vergelijken met die blinkende
slee van uw buurman; ik bedoel hier na
melijk onze onsterfelijke ziei. Dat ge zo
bezorgd bent voor uw nieuwe fiets en
haar dagelijks oppoetst, is lofwaardig,
maar we moeten de verhoudingen niet
uit het oog verliezen.
Voor wie niet in een God gelooft en
De grotere vrijheid en zelfstandigheid, welke de vrouw heden ten dage
geniet, brengt van zelf met zich mede, dat zij in verschillende beroepen
werkzaam is, zelfs in die beroepen, welke vroeger het monopolie waren
van de man. Dit is goed en juist.
Toch zijn er beroepen, die heel speciaal een appèl, een „beroep doen op
de vrouw juist als vrouw. Over het algemeen zijn het die beroepen, welke
meer rechtstreeks met de mens als zodanig te maken hebben.
Kan de man gemakkelijker zich verdiepen in zaken, in problemen, al
zijn zij nog zo abstract, de vrouw is concreter van aanleg. In het eerste
boek der H. Schrift wordt de vrouw al aangeduid als „een hulpe de man
gelijk". Zij zal eerder in dienst staan van de mens, dan van een zaak. Zelfs
haar idealen zijn nooit geheel abstract, maar hebben altijd met de concrete
mens te maken.
niet in een leven na de dood is dit aardse
bestaan inderdaad troosteloos. Het is dan
ook begrijpelijk, dat zo iemand er pro
beert uit te halen, wat erin zit.
„Men leeft maar ééns", zeggen wij dik
wijls. Deze uitdrukking bewijst, hoe wei
nig wij ingesteld zijn op het leven na dit
leven. En toch moesten we dat wèl zijn,
zelfs uit puur egoïsme. Want dat tweede
leven is een èeuwig leven. En ik heb zo
het benauwde gevoel, dat een eeuwigheid
vrij lang duurt.
Wij zijn eigenlijk zo ontstellend lui,
vindt u ook niet? We zijn niet direct af-
kèrig van de hemel, maar we moeten er
niet te veel moeite voor behoeven te
doen. Moeite is zo'n onfris woord, het
riekt naar transpiratie. Maar omdat we
luiheid in ons hart wel een élite fout vin
den, wil ik liever een aanval doen op de
gevoeligste teen van de mens: het intelli
gentiecomplexje, dat iedereen bezit. We
geven met een zekere trots toe, dat we lui
zijn, onverschillig of onverbiddelijk, maar
dóm zijn we nooit. En toch moeten we
inzien, dat we dom zijn. Ieder van ons
heeft wel eens een hele nacht wakker ge
legen van de kiespijn. Ellendig, nietwaar.
En toch staan ons later enige tientallen
hemelse tijdeenheden van zeurende kies
pijn te wachten, wanneer we niet ogen
blikkelijk ophouden de buurvrouw te be-
roddelen, ons te bedrinken en onze con
currenten zwart te maken. O ja, die din
gen zijn allemaal prettig, ik weet het
wel, maar we zien toch in, dat dit onjuist
is. De polis van onze aardse levensverzeke
ring bétalen we prompt op tijd, maar
wanneer we straks uitglijden over een
simpele bananenschil en de autobus ons
met de grond gelijkmaakt, dan worden
hierboven in een feilloze dubbele boek
houding debet en credit tegen elkaar af
gewogen.
In onze naaktheid zijn wjj dan van ont
stellende gelijkvormigheid: mannequins
en werksters, vorsten en putjesscheppers.
Onze eeuwige levensverzekeringspolis
blijkt niet steeds te zijn betaald. De kwi
tantieloper was ginds dat overwerkte
kantoorklerkje, dat bij u opslag kwam
vragen, elders was het die typiste, die u
steeds hebt afgesnauwd. Ons beroep biedt
ons allen dagelijks de gelegenheid aande
len te kopen van „de Hemel": vriendelijk
heid, rechtvaardigheid, ijver, nederigheid
enzovoorts. Gelooft u me, het is een goede
belegging, die met speculatie niets te ma
ken heeft.
W. H. NOORDMAN.
Ik kan me niet voorstellen, dat een
meisje het aantrekelijk vindt steno-typiste
te zijn, omdat het vak haar zo aantrekt.
Persoonlijke relaties spelen hier heel ge-
Een van onze jongeren is ziek.
Hij is opgegeven.
Hij moet sterven.
Zijn vader ziet, hoe de dood
zijn valse wade trekt over het jonge gelaat.
Het vlees is al onder zijn vel weggeteerd.
Zijn ogen staan groter dan ooit te voren.
Eén Man kan hem nog redden.
„Ga er heen!" zegt de zoon,
„Hij kan het,
Onmiddellijk en absoluut."
De vader gaat
met de opdracht van zijn kind
óm het leven van zijn kind.
Kende hij die Man?
Als het leven op het spel staat,
gelooft een vader in „onmogelijkheden".
De vader gelooft.
De zoon gelooft.
Kunnen zij anders?
Zijn leven staat immers op het spel.
Er was nog een andere Vader.
Had ook maar één Zoon.
De Zoon moest sterven.
Deze Zoon wilde sterven.
Het „ongelofelijke":
een zoon die sterven wil.
Deze tweede Zoon wil sterven,
opdat Hij die andere kon laten leven.
De eerste vader komt bij de Man.
„Kom eer mijn zoon sterft!
„Als Gij wilt kunt Gij hem genezen."
Het antwoord is:
„Uw zoon is gezond en leeft."
Een knecht ijlt uit het huis,
dat bijna een sterfhuis was geweest.
Ontmoet de vader.
die in het „onmogelijke" geloofde.
De Blijde Boodschap van de knecht voor'de vader is:
„Uw zoon is genezen en leeft".
Toen geloofde hij en geheel zijn gezin.
„Wie gelooft heeft het eeuwig leven".
Dit is de Blijde Boodschap voor óns.
Dit is het leven.
dat de Eengeboren Zoon des Vaders ons kan schenken,
omdat Hij Zelf er voor sterven wilde
en.... stierf.
Een van onze jongeren is ziek.
Doodziek.
Stervende
Zijt gij het?
Of als gij hem kent,
kunt gü dan niet zijn vader zijn?
Ga naar die ene Man.
die de Man van Smarten werd om uw levensvreugde,
die stierf om üw genezing en eeuwig leven.
Hij alleen kan u redden of hém redden,
onmiddellijk en absoluut.
Geloof hét!
Staat hier geen mensenleven op het spel
Ga naar Hem toe,
want „wie de Zoon aanschouwt
en in Hem gelooft,
heeft het eeuwig leven". Jo. 6. 40.
Dit is de Blijde Boodschap voor u vandaag.
Ga naar Hem toe
en zie Hem eens aan
in het kruisbeeld op uw stille bovenkamer.
En gij wordt weer gezond en leeft.
Of hij, voor wie gij naar Hem toe zijt gegaan....
R. BECKERS, pr.
1 makkelijk mee. De vrouw zal daarom haar
vrouwelijke natuur het best realiseren in
die beroepen, waarin zij de andere mens
kan helpen. Zij wordt volgens moderne
psychologen het beste gekarakteriseerd
door „zorg", zorg voor de medemens. Elke
vrouw, ook de ongehuwde heeft iets moe
derlijks.
Haar natuur is het zich buigen over de
medemens, hem haar zorg en liefde en
toewijding te geven. Het kleine, het hul
peloze trekt haar aan.
Daarom zal onder de verschillende be
roepen, welke voor de vrouw openstaan,
die van verpleegster haar wel bijzonder
aantrekken, omdat het beantwoordt aan
iets innerlijks juist in haar vrouw-zijn.
Het gaat hier immers om de mens en wel
de mens, die door zijn ziekte terugvalt op
zijn eigen lichamelijkheid, machteloos en
hulpeloos in het leven staat, wordt als
een kind. Dit hulpeloze roept om de moe
derlijke gevoelens van de vrouw, die juist
in het helpen hier,haar vrouwelijke na
tuur kan verwerkelijken. Hier is zij op
haar best. Hier komen alle eigenschappen,
welke God aan de vrouw juist als vrouw,
dat is, juist als moeder, heeft gegeven, het
beste tot haar recht. Haar geduld, haar
toewijding, haar vindingrijkheid, haar zin
voor het concrete, haar medeleven en me
delijden, haar tact, en haar tederheid.
Hoe kan een enkel woord, een enkel ge
baar, een glimlach de dag van een zieke
verlichten. Zij is voor hem het symbool
van de veiligheid, van zijn eigen moeder,
die hem weer steun en geborgenhéid geeft
in de bedreiging van de ziekte.
Voor de vrouw zelf geeft dit beroep aan
leiding om haar vrouw-zijn te beleven en
te ontplooien, eventueel haar latere taak
als vrouw en moeder voor te bereiden. De
verpleegster is vrouw niet alleen in haar
natuur, maar vrouw in geheel haar be
roep, ja, twee keer vrouw.
H. B.
En nou zeggen
ze dat dat kind
van Zuurman in
de verpleging wil
en dat de ouwe
Zuurman er té
gen is, omdat-ie
niet tegen de zie-
kenhuislucht kan
wat natuurlijk
weer echte man
nelijke logica is,
zo van „ik hou
niet van peultjes, dus jij moet maar geen
worteltjes eten"; maar goed, Cobie
Zuurman zit d'r mee; nou is haar zus
ter, die blonde bedoel ik, die nog 'n tijd
achter Bottelaar van de indirecte be
lastingen heeft aangelopen, nou is die
zuster twee jaar in de verpleging ge
weest in 't Barbara-huis, voor dove
patiënten geloof ik, daarom moet dat
kind zeker altijd zo schetteren als je met
ze praat; ze is d'r toen heel raar weg
gekomen, ik heb 't van haar van Kluus
die 'n nichtje is van zuster Leonida en
zodoende; maar helemaal vry-uit ging
zij van Zuurman toch ook niet, ofschoon
die zusters nooit meer vertellen dan ze
willen loslaten, maar 't kwam dan hierop
neer, dat ze een van de patiënten, de
ouwe Roerling met z'n jicht, 'n keer met
'n kletsnat washandje heeft wakker ge
maakt, omdat 't tijd was voor z'n poeiers.
Nou 'n aangetrouwde neef van Roerling
z'n zwager is daar rector in Barbara en
toen Roerling zich beklaagde over die
natte behandeling en de andere zusters
d'r niet zozeer serieus op ingingen, toen
heeft-ie 't hoger opgezocht en moest zij
van Zuurman eerst bij de moeder-overste
komen en daarna, bij de rector en toen
weer b\j de m,oeder-overste'n week
later werd ze wéér bij de rector geroe
pen, en volgens haar van Kwakkel, die
daar in de keuken staat, laq toen dat
washandje op de rector z'n bureau.
Avijn, om kort te gaan, de volgende
maand kon ze dag moeder-overste en
dag rector zeggen en non is ze in 'n
tehuis voor achterop gekomen kinderen
in België. Ik wil maar zeggen, die Zuur-
mannen weten dus wel van wanten als
't. op de verpleging aankomt en zodoende
zal hij van Zuurman die ziekenhuislucht
d'r wel bij gefantaseerd hebben, 't gaat
'm natuurlijk niet om de lucht maar om
't svstéém, en Cobie zal moeten zien dat
ze d'r moeder meekrijgt., want als die
ergens vóór is dan is na n week de hele
familie d'r voor en als d'r dan toch noa
iemand is die tegensputtert, dan kan dis
mooi thuis door Cobie verpleegd worden.
Dus hoe 't ook loopt, ze komt in elk
geval in de verpleging.