0 BRIEYEN Vandaag I u lachappelle Beroepsheiliging IK BEN VERPLEEGSTER.... TWEE MAAL VROUW Jongeren lezen de Blijde Boodschap ïStjUY- Onze eeuwige levensverzekeringspolis Twee keer vrouw parket MA D6 HOOGAISi ZATERDAG 10 OCTOBER 1953 PAGINA Trouw aan het beroep ONTGROENING I ONTGROENING II NIET ERNSTIG GENOEG De Nijmeegse stem over ontgroening wekte reacties TE ERNSTIG GEEN „HEILIG GEWELD" A.U.B. LECTUUR De vloer voor Uw leven l Het leven na dit leven Naar een goede belegging Waar het om gaal Het beroep van verpleegster is niet alleen een beroep, waarin de vrouw haar vrouw-zijn mooi kan be leven en tot ontplooiing brengen. De verpleegster moet, wanneer zij dit beroep gekozen heeft, zich terdege bewust zijn, dat het hier gaat om meer dan een louter verplegen en verzorgen van de medemens, om meer dan louter mensenliefde. Zij krijgt in haar taak als ver pleegster de gelegenheid om het grootste gebod van Christus, de naas tenliefde, te beoefenen. En is het waar, dat de heiligheid van leven be staat in de liefde tot God en de naas te, of in de naastenliefde om God en om Christus, dan gaat dit toch wel op een bijzondere wijze voor de verpleegster. Zij moet haar opgave als christen, de zelfheiliging beleven in de uitoefe ning van de christelijke liefde. Het gaat hier niet om deze .mens, die lijdt en om haar hulp en zorg vraagt, het gaat hier voor ons chris tenen om Christus, die op haar in deze zieke een beroep doet, die zij verzorgen en verplegen moet. Alleen wanneer zij het zo ziet, vervult zij haar taak juist en goed en werkt zij daadwerkelijk aan haar eigen heilig heid en volmaaktheid, is zij christen. Zij moet zich daarom zeer fel bewust zijn, waar het om gaat. Op de eerste plaats niet om een ziekte, die zij moet genezen, maar om een ziek mens, en wel een ziek mens, die geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. Vandaar het grote respect, waarmee zij ieder moet be naderen, een waarachtig godsdienstig respect, want in dit Beeld van God, verpleegt zij God zelf. Het gaat om een mens, voor wie het Beeld van God zelf, de Zoon van God, op aarde kwam, om hem te verlossen uit de zonde en uit de gevolgen van de zonde, dat is in dit geval uit de ziekte. Christus zelf heeft Zijn leven voor iedere mens gegeven. Hij kwam niet alleen voor het loutere geeste lijke, en niet alleen voor het louter lichamelijke van de mens, maar voor geheel de mens in zijn concrete situ atie als onverloste. Zij moet zich bewust zijn, dat de ziekte, waaraan iemand HJdt, in laat ste instantie feitelijk innerlijk ver bonden is met de zonde, en dat zij dus meehelpt aan de verlossing, ook wanneer zij een zieke louter lichame lijk verpleegt. Zij moet zich bewust zijn, dat het hier gaat om een mens, die geroepen is door Christus, om verlost te wor den, of om iemand, die reeds door Christus verlost is. Voor hem geldt immers, wat Christus bij Johannes zegt, dat iemand, die in Hem gelooft, reeds het eeuwig leven heeft. Dit sterfelijke is bij hem door Chris tus reeds omkleed met de onsterfe lijkheid. De kiem van het nieuwe leven is reeds in hem gelegd. En al moet het lichaam nog gelouterd wor den door ziekte en dood, innerlijk werkt het goddelijk leven er reeds, om later bij de Verrijzenis tot volle ontplooiing te komen. Daarom kan de verpleegster ook niet afzien van de zieletoestand van de mens, van de zieke die zij ver pleegt. Een patiënt, die nog niet ver lost is door Christus, die het leven niet in zich heeft, omdat hij in dood zonde leeft, heeft ook en juist daarom nog meer recht op haar voorkeur en zorg. Zij moet bij hem getuigen van haar liefde voor Christus, opdat deze zich overgeve. Zo mag zij ziel en lichaam van, haar patient niet schei den, omdat genezing van de ziel ook de kiem van het eeuwige lichamelijke leven met zich medebrengt. Maar evenmin mag zij scheiden, wat God verenigd heeft: deze mens en Chris tus. Alles zal zij ervoor moeten doen en over hebben, gebed en overweging, om deze twee als een te zien en ervan te getuigen in haar verpleging. Het is deze godsdienstige, religieuze liefde voor de medemens ais voor Christus, die de katholieke ziekenhui zen tot centra moet of liever moest maken van de christelijke Charitas. En dat niet alleen, maar die deze ook moet inspireren tot de beste tech nische uitrusting en kennis. Hiervoor is niet voldoende, dat de Katholieke verpleegster een degelijke kennis heeft van al wat nodig is voor haar taak; niet alleen, dat zij een gods dienstdiploma rijk is, en zelfs niet, dat zij inzicht heeft in het christe lijke mensbeeld, maar dat zij in voortdurende verdieping zich steeds meer bewust wordt, dat zij er slechts één goddelijke deugd van liefde is, dat het altijd in haar zorg gaat om Christus de Heer, ook en juist als zij een zieke verpleegt. Deze bewustwor ding moet in haar dagelijkse arbeid beleefd worden. Dan eerst kan zij zeggen, dat zij zich zelf heiligt, door dat zij anderen helpt en verzorgt. H. B. IS DE GENADE OVERBODIG? Vr. Ik kan er niets aan doen, maar ik vind, dat u toch wel een beetje al te na turalistisch bent, dat u te veel steunt op natuurlijke middelen. Veronderstel eens, dat iemand bij u komt, die een verkeerde gewoonte heeft, laat ik zeggen, op het ge bied van het zesde gebod. Wanneer u na vraag doet, bemerkt u, of denkt u te be merken, dat dit komt door een laat ik zeggen onevenwichtig gevoelsleven, dan zoudt u een dergelijk iemand aanra den b.v. naar een pschychiater te gaan, en niet naar een biechtvader. U zoudt hem dus niet de raad geven om te bidden of dikwijls te Biecht en te Communie te gaan. Dat wil dus met andere woorden zeggen, dat de genade hier niets te doen heeft en 'dus eigenlijk overbodig is. Ik meen, dat dit toch tegen de opvatting van de Kerk ingaat. Juist in zulke geval len is hét middel: het gebed en het dik wijls ontvangen van de H.H. Sacramenten. Antw. U heeft me niet helemaal goed begrepen. Hier geldt het weer: het ene doen en het andere niet nalaten. Willen we een dergelijk geval, waarover u boven sprak genezen, dan moet èn de natuur onderhanden genomen worden, èn moet de hulp van de genade ingeroepen wor den. De genade alleen kan het niet doen, want zoals ik al uiteengezet heb, de ge nade steunt op de natuur. Ik wil nog eens een vroeger aangehaald voorbeeld her halen: men maakt een bouwvallige muur, niet tot een nieuwe muur, alleen door de muur te witten. Zo ook hier. Maar even min, zou ik zeggen, zal de natuur het zon der genade afkunnen. De natuur immers is pas gaaf, als de verhouding tot God in tact is, en deze verhouding is in feite een bovennatuurlijke verhouding, is een band door de genade. De genade speelt dus hier een belangrijke rol en gaat, naargelang de natuur geneest, een steeds grotere rol spelen. Ik wil hier niet verder op door gaan, daar de verhouding natuur-genade uiterst gecompliceerd is, en men niet in een hand-omdraai hier even alle proble men kan oplossen. Dit is in alle geval voldoende voor de algemene lijn. Uit een rede van Mgr Fr. Charrière, Bisschop van Lausanne, Genève en Fribourg „Men moet nimmer een beroep kiezen op goed geluk af of uit een gril, maar zich steeds laten inspireren door de grondwet, die O. L. Heer ons heeft gegeven, om na melijk onze broeders zo goed mogelijk van dienst te zijn. In dit verband moeten de ouders gewezen worden op hun plicht hun kinderen te richten op een beroep, dat hun past, zonder hen echter te belemmeren in hun vrijheid, die zij te allen tijde moeten behouden. Meer nog dient men in deze te wijzen op de plicht van de jonge man of het jonge meisje om een keuze te doen door ideaal, in de geest van toewijding en nimmer om egoistische beweegredenen. Heeft men eenmaal gekozen, dan dient men zich gewetensvol voor te bereiden, want het zou niet loyaal zijn, datgene wat men op zich nam te volbrengen, slechts voor de helft te doen. Hier beantwoordt eigenbelang aan de plicht. Het staat vast. dat alleen zij, die zich terdege hebben voorbereid en werkelijk in staat zijn, de moeilijkheden en crises kunnen overwin nen, die zij altijd riskeren. Ditzelfde plichtsbesef eist en dit spreekt vanzelf dat, wanneer men eenmaal een beroep heeft gekozen, een contract heeft gete kend, men hieraan trouw moet zijn, trouw aan hetgeen men heeft beloofd. Maar al te dikwijls vindt men tegenwoordig voor wendsel, om het maar kalmpjes aan te doen. Er was zeker een tijd, dat de rechten van zeer veel gesalarieerden in menig be roep niet voldoende werden erkend. Wij zullen er ook nimmer spijt van hebben, de nadruk té hebben gelegd op deze be treurenswaardige stand van zaken. Maar tegenwoordig is het noodzakelijk er ook aan te herinneren dat de arbeider, de beambte hun beroep in rechtvaardigheid en solidariteit moeten uitoefenen, ja zelfs met liefde, ook wanneer wellicht van de kant van de werkgever niet dat vertrou wen komt, dat men verwacht had. De voorschriften van Sint Paulus zijn in deze bindend: gehoorzaamt, zo zegt hij, aart uw meesters, zelfs indien zij niet zijn, zoals gij van hen verwacht: etiam discolis „Met de Nijmeegse stem over de ont groening betuig ik mijn volledige in stemming. De zwakke zijde werd daar eerlijk en zonder overdrijving aange raakt. En er zal tegen deze argumentatie weinig in te brengen zijn. Maar m.i. is er een duidelijk en niet te loochenen verband tussen het artikel van H. B. en dat van die Nijmegenaar. Ouderejaarsstudenten die in de tijd van hun studie niet tot een ernstige le vensopvatting kwamen, komen vanzelf ook wat betreft de ontgroening tot dwa ze en onverantwoorde practijken. Hun arrogante houding kan dan nergens an ders op berusten dan op een verschil van leeftijd, dat hun dan geenszins tot eer strekt. Studenten, die zich in de jaren van hun studie ook een grotere en diepere geloofsinhoud wisten te verwerven zul len zich wel wachten de ontgroening te doen ontaarden." J. DE KORT, Leiden. Daar men in Nijmegen van oordeel was dat de ontgroening niet meer aan haar oorspronkelijke doel beantwoordde en dat daarbij vele fouten gemaakt werden, heeft men de ontgroening voor ieder adspirant-corpslid afgeschaft. Best. Echter niet voor de adspirant-sociëteitsleden. Is dus, wat voor een gewoon corpslid onjuist en uit de tijd geraakt is, wèl voor een sociëteitslid in orde? Fout is foutöf is de ontgroening zoals deze in de socië teit „bedreven" wordt wèl in orde en be antwoordt zij wel aar haar doel? Maar dan zou ik zeggen: Laat deze ontgroening dan voor iedereen gelden. Dus: Is de ont groening in de Sociëteit in Nijmeegse ogen goed, dan ook voor allemaal. Is zij volgens Nijmegen niet goed, wees dan consequent en ruim haar op. Hoogachtend, E. SMIT „De Breul" Zeist. ,,Laat uw rubriek zich dan vooral richten tot de jongeren, ik heb als huis vader er toch ook* veel belangstelling voor. Zonder enige twijfel zijn de arti- Toen wij indertijd met de rubriek „Mensen van morgen wereld in wording" een aanvang maakten, schreven wij in het programma: „De jonge christen ervaart, dat hij leeft in twee werelden: in de stoffelijk- geestelijke wereld en door de genade in de wereld van God. Het is zijn levensopdracht de schijnbare tegen stelling tussen deze twee werelden op te heffen en wel zó, dat het geloof dit leven doordringt." Als een nadere uitwerking van dit eerste punt van het program luidde het in het derde punt: „Waar hij zich ook bevindt: hij zal daar zijn als christen." Het ligt dus heel en al in de lijn van dit program, dat wij regelmatig de aandacht vragen voor de heiliging van het beroep. De regelmatige lezers van deze pagina zullen zich de arti kelen herinneren, die handelen over het beroep van een kellner, van een typiste e.a. Vandaag moet het de ver pleegster ontgelden. Verpleegsters zullen zelf de eersten zijn om te be kennen, dat het ook in haar „beroep" dikwijls moeilijk is de juiste instel ling te bewaren. P. W. kelen van groot belang. Het bijzonder aantrekkelijke is daarbij, dat u zich niet laat verleiden om met algemeenheden de zaak af te doen. Het zou mij dan ook niet verbazen, wanneer menigeen, die met jonge mensen te maken heeft in die artikelen overvloedig stof vindt tot in spiratie. Maar waarom nu die z.g. leuke artikelen of zelfs vaste rubrieken? Na de Hoogmis, Karakteristiek en dergelij ke: is dat nu nodig? Afgezien nog van het feit dat de geestigheid er dikwijls wel erg dik boven op ligt, vind ik zulke dingen voor die enkele pagina in de week overbodig ruimteverlies. Als blik vanger kan die tekening naar mijne me ning ruimschoots voldoende zijn". L. VAN SMETTEN, A'dam. „Natuurlijk deze pagina moet passen in het geheel van zo'n krant. Maar het blijft toch een jongerenpagina. Over het algemeen vind ik de artikelen te zwaar en te lang, véél te lang. Wij zijn dat niet meer zo gewend. U kunt dat jammer vinden, maar het lijkt me toch beter daar maar rekening mee te houden, want u wilt toch zeker, dat de pagina ge lezen wordt? Laat die karakteroloog zijn gang maar gaan. In zijn soort is hij uit stekend en voor ons langzamerhand on misbaar. En wat meer van zulke korte maar rake schetsen zou aan het geheel van de pagina zeker ten goede komen, vermoed ik". WIES OOSTENDORF, Eindhoven. Het zij ons toe gestaan wederom aandacht te vra gen voor eni ge opmerkelijke films," die bin nenkort in ons land hun pre mière gaan beleven. Ons blad houdt van tij dige voorlichting en stelt zich op het stand punt dat niets te veel of te duur moet worden geacht als het gaat om het dienen der lezers. Vandaar dat de redactie ons enige weken naar 't filmfestival van Venetië stuurde. Protesteren hielp hiet. „Kan er nu niet 'ns iemand anders naar Venetië gaan" pro beerden wij nog, maar de redactie was onver biddelijk. Zo waren wij dus enige dagen in het Italiaanse Amsterdam en zagen voor u de volgen de films. „De vier kardinale deugden", een vervolg op de film „De zeven hoofdzonden". Te ver wachten zijn nog in de zelfde serie „De twaalf apostelen"; „De zes vreemde zonden"; „De vier uitersten"; „De vijf voornaamste geboden der Kerk"; „Het doopsel van begeerte"; „Gedach ten, woorden en wer ken"; „Enige dagelijkse zonden". In New York (Broadway) is een nieu- we cinema gebouwd vol gens een oorspronkelijk plastic-beton procédé, waar heel deze serie afwisselend zal worden vertoond. Als naam voor deze bioscoop is door Hollywood voorgesteld Grote Catechis- Bekende film- zijn door de on dernemers reeds aange zocht, om ter omlijsting van het dagelijks film program een soort per manent nonnenkoor van Casanova te vormen. De terugkeer van Don eerste Ameri- rolprent met „De mus". diva's Beria' kaanse Russische kleuren. Clark Gable speelt voor Oekraïns kolonel. Een typisch voorbeeld van serieuze Amerikaanse behandeling van 'n Rus sisch sprookje. In ver band met de titel van deze film, maken wij de belangstellende lezer er op attent, dat de Camil- lo-serie zal worden voortgezet. Na „Don Ca- millo" en „De terug keer van Don Camillo", zal nu worden gewerkt aan respectievelijk: „De wederkomst van Don Camillo"; „Daar is Don Camillo alwéér"; „Don Camillo blijft te rugkomen" „Wed den dat Don Ca millo weer terug is". In deze laat ste film sterft de sym pathieke filmheld waar na de serie echter onon derbroken voorgaat met o.a. „De verrijzenis van Don Camillo"; „De verschijning van Don Camillo"; „Don Camillo als klopgeest". „Uit", wederom een vervolgfilm, ditmaal op de bekende Indische rolprent „Aan". De jon gen en het meisje, dat in de eerste film een paar vormt, gaat in de tweede film. als gevolg van een ruzie over de kleur der gordijnen, uit elkaar. Vandaar eerst „Aan" en nu „Uit". De in Venetië aanwezige regisseur gaf ons te ken nen, dat het naar zijn mening wel weer „aan" zal komen. Er zullen van hem waarschijnlijk nog minstens twee films verschijnen: „Weer aan" en „Weer uit". Typisch Oosters is wel de bena ming. die men in India aan deze serie van vier films heeft gegeven „Het flikkerlicht". KARAKTEROLOOG. De zusters Carmelitessen vragen om geld voor een klooster in de hoofdstad. Daar kan niemand bezwaar tegen heb ben. Maar waarom doen ze dat nu via de film: „Met heilig geweld"? Deze film heeft met Carmelitessen en met andere serieuze Kloosterinstellingen wel heel weinig van doen. Die Amerikaanse gla mour is alleen maar belachelijk. Een zuster in een jeep is maar een rare ver schijning. Evenmin is het goed te ver dragen, dat zusters zulke sterren zijn op het tennisveld. Het Christelijk ideaal is nu eenmaal niet populair te maken. Ook niet met zulk Heilig Geweld". L. LUBBERS, Groningen. „Bij die aanhaling van de woorden van de H. Vader enige weken geleden werd over het hoofd gezien, dat de Paus ook iets zeer belangrijks heeft gezegd over goede lectuur. Mag ik eens voor stellen om in uw rubriek regelmatig aan dacht te vragen voor goede boeken, liefst niet zo maar een aankondiging, maar een verantwoorde bespreking? Misschien is daar meer behoefte aan dan men over het algemeen denkt". J. VAN HELDEN, Arnhem. Advertentie Breda lachappellestrsal 1? Tel 8702 of 6442 Van een bokser kan men moeilijk aannemen, dat hij zijn tegenstander ter liefde Gods knock-out slaat. Het éne beroep leent zich beter voor beroepsheiliging dan bet andere. De huisarts komt dagelijks kijken hoe het met de griep van uw vrouwtje staat. „Hij is zo bezorgd", zegt uw echtgenote vertederd. Zij vergeet, dat die bezorgdheid U elke dag drie gulden kost. Een maand later, als ze weer met beide benen op de grond staat, toont U haar triomfantelijk de rekening. Ja, nu is ze verontwaardigd, ze -?tndt de dokter een afzetter en zal hem dat eens even gaan vertellen.... Doch U houdt haar tegen, nietwaar, want wij mannen zijn toch weer een tikje reëler. Nee, onze oude huisdokter zou beter in de smaak van uw vrouw vallen. Hij was te goedhartig om rekeningen te schrijven. Mijn vader, ambtenaar, en dus geheel onzakelijk, drong er dikwijls op aan, doch nimmer hebben wij een rekening ontvangen. „Als ik er geld voor vraag", zei de goede, oude dokter, „is het geen verdienste meer". Onlangs stierf hij op een hofje, aan hongeroedeem. Deze man overdreef, maar vast staat, dat een arts er in de eerste plaats moet zijn voor de patiënten en niét de patiënten voor de arts. „Maar dient men dan niet aan de toekomst te denken", meende een tandarts, die bij de sanering van een gebit altijd ergens een klein gaatje liet zitten als appeltje voor de dorst. Onze werkster zingt de hele dag bij het werk. Opgeruimd ruimt ze alles op. Breekt ze iets, dan roept ze monter: „het is Gods wil geweest, mevrouw". Mijn moeder durft dan niet meer te mopperen. Ons werd verteld van de directeur van een grote fabriek, 's morgens als hij het gebouw binnen treedt, werpen de werk nemers zich plat ter aarde. Hij neemt niet de moeite vriendelijk te zijn; dat is niet nodig, hij is de baas. Godsdienst vindt hij onzakelijk, bangmakerij, opium voor de arbeiders. Hij meent het geld en de macht te bezitten en beseft niet, dat hij zetbaas is geworden van het geld en beschonken van de macht, die immers alcoholhoudend is. Willem Kloos was tenminste nog al leen maar een God in 't diepst van zijn gedachten; ook fout natuurlijk, zelfver goding doet nooit prettig aan. Maar wat dunkt u dan van mensen, die een God zijn in 't hoogst van hun fabriek? Sommige groot-industriëlen hebben wel eens achteloos langs hun sigaar tegen persmuskieten gezegd: „ik heb mezelf ge maakt"! Waarom vergeet de moderne mens in dit aardse marionettenspel toch zo gaar ne wie zfjn Schepper is en wie er aan de touwtjes trekt? Is het dan werkelijk zo moeilijk te bekennen, dat wij alles van God hebben gekregen; dit lichaam, dit verstand, die talenten, deze energie, al lemaal surprises van de Schepper, in bruikleen, geachte lezers, voor de duur van ons leven. En daarbij nog een ge schenk van onschatbare waarde, nee heus niet te vergelijken met die blinkende slee van uw buurman; ik bedoel hier na melijk onze onsterfelijke ziei. Dat ge zo bezorgd bent voor uw nieuwe fiets en haar dagelijks oppoetst, is lofwaardig, maar we moeten de verhoudingen niet uit het oog verliezen. Voor wie niet in een God gelooft en De grotere vrijheid en zelfstandigheid, welke de vrouw heden ten dage geniet, brengt van zelf met zich mede, dat zij in verschillende beroepen werkzaam is, zelfs in die beroepen, welke vroeger het monopolie waren van de man. Dit is goed en juist. Toch zijn er beroepen, die heel speciaal een appèl, een „beroep doen op de vrouw juist als vrouw. Over het algemeen zijn het die beroepen, welke meer rechtstreeks met de mens als zodanig te maken hebben. Kan de man gemakkelijker zich verdiepen in zaken, in problemen, al zijn zij nog zo abstract, de vrouw is concreter van aanleg. In het eerste boek der H. Schrift wordt de vrouw al aangeduid als „een hulpe de man gelijk". Zij zal eerder in dienst staan van de mens, dan van een zaak. Zelfs haar idealen zijn nooit geheel abstract, maar hebben altijd met de concrete mens te maken. niet in een leven na de dood is dit aardse bestaan inderdaad troosteloos. Het is dan ook begrijpelijk, dat zo iemand er pro beert uit te halen, wat erin zit. „Men leeft maar ééns", zeggen wij dik wijls. Deze uitdrukking bewijst, hoe wei nig wij ingesteld zijn op het leven na dit leven. En toch moesten we dat wèl zijn, zelfs uit puur egoïsme. Want dat tweede leven is een èeuwig leven. En ik heb zo het benauwde gevoel, dat een eeuwigheid vrij lang duurt. Wij zijn eigenlijk zo ontstellend lui, vindt u ook niet? We zijn niet direct af- kèrig van de hemel, maar we moeten er niet te veel moeite voor behoeven te doen. Moeite is zo'n onfris woord, het riekt naar transpiratie. Maar omdat we luiheid in ons hart wel een élite fout vin den, wil ik liever een aanval doen op de gevoeligste teen van de mens: het intelli gentiecomplexje, dat iedereen bezit. We geven met een zekere trots toe, dat we lui zijn, onverschillig of onverbiddelijk, maar dóm zijn we nooit. En toch moeten we inzien, dat we dom zijn. Ieder van ons heeft wel eens een hele nacht wakker ge legen van de kiespijn. Ellendig, nietwaar. En toch staan ons later enige tientallen hemelse tijdeenheden van zeurende kies pijn te wachten, wanneer we niet ogen blikkelijk ophouden de buurvrouw te be- roddelen, ons te bedrinken en onze con currenten zwart te maken. O ja, die din gen zijn allemaal prettig, ik weet het wel, maar we zien toch in, dat dit onjuist is. De polis van onze aardse levensverzeke ring bétalen we prompt op tijd, maar wanneer we straks uitglijden over een simpele bananenschil en de autobus ons met de grond gelijkmaakt, dan worden hierboven in een feilloze dubbele boek houding debet en credit tegen elkaar af gewogen. In onze naaktheid zijn wjj dan van ont stellende gelijkvormigheid: mannequins en werksters, vorsten en putjesscheppers. Onze eeuwige levensverzekeringspolis blijkt niet steeds te zijn betaald. De kwi tantieloper was ginds dat overwerkte kantoorklerkje, dat bij u opslag kwam vragen, elders was het die typiste, die u steeds hebt afgesnauwd. Ons beroep biedt ons allen dagelijks de gelegenheid aande len te kopen van „de Hemel": vriendelijk heid, rechtvaardigheid, ijver, nederigheid enzovoorts. Gelooft u me, het is een goede belegging, die met speculatie niets te ma ken heeft. W. H. NOORDMAN. Ik kan me niet voorstellen, dat een meisje het aantrekelijk vindt steno-typiste te zijn, omdat het vak haar zo aantrekt. Persoonlijke relaties spelen hier heel ge- Een van onze jongeren is ziek. Hij is opgegeven. Hij moet sterven. Zijn vader ziet, hoe de dood zijn valse wade trekt over het jonge gelaat. Het vlees is al onder zijn vel weggeteerd. Zijn ogen staan groter dan ooit te voren. Eén Man kan hem nog redden. „Ga er heen!" zegt de zoon, „Hij kan het, Onmiddellijk en absoluut." De vader gaat met de opdracht van zijn kind óm het leven van zijn kind. Kende hij die Man? Als het leven op het spel staat, gelooft een vader in „onmogelijkheden". De vader gelooft. De zoon gelooft. Kunnen zij anders? Zijn leven staat immers op het spel. Er was nog een andere Vader. Had ook maar één Zoon. De Zoon moest sterven. Deze Zoon wilde sterven. Het „ongelofelijke": een zoon die sterven wil. Deze tweede Zoon wil sterven, opdat Hij die andere kon laten leven. De eerste vader komt bij de Man. „Kom eer mijn zoon sterft! „Als Gij wilt kunt Gij hem genezen." Het antwoord is: „Uw zoon is gezond en leeft." Een knecht ijlt uit het huis, dat bijna een sterfhuis was geweest. Ontmoet de vader. die in het „onmogelijke" geloofde. De Blijde Boodschap van de knecht voor'de vader is: „Uw zoon is genezen en leeft". Toen geloofde hij en geheel zijn gezin. „Wie gelooft heeft het eeuwig leven". Dit is de Blijde Boodschap voor óns. Dit is het leven. dat de Eengeboren Zoon des Vaders ons kan schenken, omdat Hij Zelf er voor sterven wilde en.... stierf. Een van onze jongeren is ziek. Doodziek. Stervende Zijt gij het? Of als gij hem kent, kunt gü dan niet zijn vader zijn? Ga naar die ene Man. die de Man van Smarten werd om uw levensvreugde, die stierf om üw genezing en eeuwig leven. Hij alleen kan u redden of hém redden, onmiddellijk en absoluut. Geloof hét! Staat hier geen mensenleven op het spel Ga naar Hem toe, want „wie de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, heeft het eeuwig leven". Jo. 6. 40. Dit is de Blijde Boodschap voor u vandaag. Ga naar Hem toe en zie Hem eens aan in het kruisbeeld op uw stille bovenkamer. En gij wordt weer gezond en leeft. Of hij, voor wie gij naar Hem toe zijt gegaan.... R. BECKERS, pr. 1 makkelijk mee. De vrouw zal daarom haar vrouwelijke natuur het best realiseren in die beroepen, waarin zij de andere mens kan helpen. Zij wordt volgens moderne psychologen het beste gekarakteriseerd door „zorg", zorg voor de medemens. Elke vrouw, ook de ongehuwde heeft iets moe derlijks. Haar natuur is het zich buigen over de medemens, hem haar zorg en liefde en toewijding te geven. Het kleine, het hul peloze trekt haar aan. Daarom zal onder de verschillende be roepen, welke voor de vrouw openstaan, die van verpleegster haar wel bijzonder aantrekken, omdat het beantwoordt aan iets innerlijks juist in haar vrouw-zijn. Het gaat hier immers om de mens en wel de mens, die door zijn ziekte terugvalt op zijn eigen lichamelijkheid, machteloos en hulpeloos in het leven staat, wordt als een kind. Dit hulpeloze roept om de moe derlijke gevoelens van de vrouw, die juist in het helpen hier,haar vrouwelijke na tuur kan verwerkelijken. Hier is zij op haar best. Hier komen alle eigenschappen, welke God aan de vrouw juist als vrouw, dat is, juist als moeder, heeft gegeven, het beste tot haar recht. Haar geduld, haar toewijding, haar vindingrijkheid, haar zin voor het concrete, haar medeleven en me delijden, haar tact, en haar tederheid. Hoe kan een enkel woord, een enkel ge baar, een glimlach de dag van een zieke verlichten. Zij is voor hem het symbool van de veiligheid, van zijn eigen moeder, die hem weer steun en geborgenhéid geeft in de bedreiging van de ziekte. Voor de vrouw zelf geeft dit beroep aan leiding om haar vrouw-zijn te beleven en te ontplooien, eventueel haar latere taak als vrouw en moeder voor te bereiden. De verpleegster is vrouw niet alleen in haar natuur, maar vrouw in geheel haar be roep, ja, twee keer vrouw. H. B. En nou zeggen ze dat dat kind van Zuurman in de verpleging wil en dat de ouwe Zuurman er té gen is, omdat-ie niet tegen de zie- kenhuislucht kan wat natuurlijk weer echte man nelijke logica is, zo van „ik hou niet van peultjes, dus jij moet maar geen worteltjes eten"; maar goed, Cobie Zuurman zit d'r mee; nou is haar zus ter, die blonde bedoel ik, die nog 'n tijd achter Bottelaar van de indirecte be lastingen heeft aangelopen, nou is die zuster twee jaar in de verpleging ge weest in 't Barbara-huis, voor dove patiënten geloof ik, daarom moet dat kind zeker altijd zo schetteren als je met ze praat; ze is d'r toen heel raar weg gekomen, ik heb 't van haar van Kluus die 'n nichtje is van zuster Leonida en zodoende; maar helemaal vry-uit ging zij van Zuurman toch ook niet, ofschoon die zusters nooit meer vertellen dan ze willen loslaten, maar 't kwam dan hierop neer, dat ze een van de patiënten, de ouwe Roerling met z'n jicht, 'n keer met 'n kletsnat washandje heeft wakker ge maakt, omdat 't tijd was voor z'n poeiers. Nou 'n aangetrouwde neef van Roerling z'n zwager is daar rector in Barbara en toen Roerling zich beklaagde over die natte behandeling en de andere zusters d'r niet zozeer serieus op ingingen, toen heeft-ie 't hoger opgezocht en moest zij van Zuurman eerst bij de moeder-overste komen en daarna, bij de rector en toen weer b\j de m,oeder-overste'n week later werd ze wéér bij de rector geroe pen, en volgens haar van Kwakkel, die daar in de keuken staat, laq toen dat washandje op de rector z'n bureau. Avijn, om kort te gaan, de volgende maand kon ze dag moeder-overste en dag rector zeggen en non is ze in 'n tehuis voor achterop gekomen kinderen in België. Ik wil maar zeggen, die Zuur- mannen weten dus wel van wanten als 't. op de verpleging aankomt en zodoende zal hij van Zuurman die ziekenhuislucht d'r wel bij gefantaseerd hebben, 't gaat 'm natuurlijk niet om de lucht maar om 't svstéém, en Cobie zal moeten zien dat ze d'r moeder meekrijgt., want als die ergens vóór is dan is na n week de hele familie d'r voor en als d'r dan toch noa iemand is die tegensputtert, dan kan dis mooi thuis door Cobie verpleegd worden. Dus hoe 't ook loopt, ze komt in elk geval in de verpleging.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1953 | | pagina 8