DE KERK: EEN BOODSCHAP Mol
AAN DE WERELD
slap
bego
Waar het brood
te vallen
n
Vandaag
OP DE GRENZEN DER
ONKERKS HEID*
Jongeren lezen de Blijde Boodschap
Zijn ijver
Wetenschap in dienst van de
moderne zielzorg
Universele broederschap voor allen
Wij allen steunden de ontkerstening
aan zuurdesem
99;
MA D6 HOOGTMSF
ZATERDAG 7 NOVEMBER 1053
PAGINA 7
ZOEK DE OORZAAK
m
Reclame op de preekstoel?
„G.A.R.A.P."
Het standbeeld van St. Willibrord te Utrecht
„Donanten van het onkruid zijn:
Geen houding
Zondagsplicht.
Onze afhankelijkheid
- O.
Op Willibrord-Zoncfag wordt
aandacht gevraagd voca.' het bin
nenlands apostolaat. Er wordt
morgen vanaf alle katholieke kan
sels over dat binnentends aposto
laat gepreekt. Ik zon er hier al
leen maar op willen wijzen, dat
waar er sprake is van apostolaat
wezenlijke belangen van de
Kerk in het geding zijn.
De Kerk is een boodschap van
God aan de w«ereld. Een lévende
boodschap. Zij verkondigt zichzelf
door te bestaan en mét zichzelf
verkondigt zij Christus, die in
haar leeft en werkt. Zij heeft god
delijke opdaacht, om ter onder
richting tot alle volken te gaan,
het Evangelie te prediken en allen
te dopen tot een nieuw leven. En
allen, die haar boodschap verna
men en die in geloof en in het
doopsel van haar dit nieuwe god
delijke leven ontvingen, behoren
haar toe en maken deel uit van
haar levende gemeenschap.
In de aangrijpende negende
symphonie van Beethoven wordt
de broederschap van alle mensen
in een harmonie van rijke en
warme accoorden als een ver
ideaal de wereld voorgehouden:
„Alle Menschen werden Brüder",
Het blijft bij een ver ideaal, ver
tolkt door Wegglijdende klanken
een schone maar vervluchtendc
boodschap, die even ontroert, doch
die in en tloor de muziek geen
werkelijkheid wordt. Dit nieuws
van een universele broederschap
voor allen wordt slechts reëel en
vruchtbaar verkondigd in en door
Jesus Christus, in en door Zijn
boodschap in Zijn Kerk, welke
alle mensen wil verbroederen
door hun te geven: „één Heer, één
geloof, één doopsel: één God en
Vader van allen, Die boven alles,
door alles en in alles is." (Ef. 4:5).
Gelovig luisterend naar deze
boodschap, waarvan de Apostelen
en hun opvolgers tot aan de uiter
ste grenzen der aarde (dus ook
binnen ónze grenzen) de dragers
zijn, zullen wij uit alle schijnbare
zinloosheid een uitweg weten.
Ons hart krimpt niet ineen voor
de problemen van vandaag, want
de dragers der Blijde Boodschap
hebben Christus in onze harten
doen wonen door het geloof. Alle
dingen krijgen perspectief, omdat
wij dan, tezamen met vele broe
ders ons een denkbeeld kunnen
vormen van de breedte en lengte,
de hoogte en diepte; omdat wij
dan in deze boodschap de liefde
Van Christus leren beseffen, die
alle begrip te boven gaat, en ver
vuld zullen worden van de ganse
volheid van God. (verg. Ef.
3:7-20).
Dat is dus één van de wezen
lijke dingen, die de Kerk van
Christus doet: zij verkondigt een
boodschap aan de wer«ld. Deze
boodschap dankt zij niet aan men
selijk denken of menselijke vin
dingrijkheid, maar zoals een
der eerste en meest vurige dragers
van deze boodschap het uitdrukte:
„Aan Hem Die door de kracht, die
j'n ons werkt, veel meer kan uit
richten dan wat wij bidden of
denken: Aan Hem zij de glorie in
de Kerk en in Christus Jesus te
allen tijde!"
nci het vuur van Sint Willibrord
ÏVTORGEN Ïs het weer Cint ^illibrordzondag. Sinds vijf jaar is dal de
dag waarop katholiek Nederland de balans van het geloofsleven op
maakt. Die balans biedt zeker geen rooskleurig beeld. Elk jaar dat haar
cijfers in de pers werden gepubliceerd vertoonde ze een schrikbarend
verliessaldo. \Vij kennen de posten al bijna uit ons hoofd: honderdduizen
den niet meer practise rende katholieken, vooral in het dichtbevolkte
Westen, liet onstellende aantal gemengde huwelijken, een steeds moei
lijker te hinden jeugd, enzovoorts. En wat misschien nog zorgwekkender
is: ook de activa op deze jaarlijkse balans dus de trouwe gelovigen die
nog wel naar de kerk gaan blijken bij nadere beschouwing vaak van een
gehalte waarop ook niet meer voor 101) pet. te bouwen is. Neen, juist in
deze dagen van halansopmaken heseffen we scherper dan ooit dat het niet
goed gaat met de Katholieke Kerk in Nederland.
De jaarlijkse Willibrordusdag die
voornamelijk ten doel heeft ons met de
neus op de keiharde feiten te drukken
zou vrij zinloos zijn als wij er ons
van af maakten door met een royaal ge
baar een gulden op de schaal te gooien
en ons daarmee van iedere verdere ver-
ontwoordelijkheid voor de geloofsafval
ontslagen achtten. Zo is het uiteraard
niet! We zijn er niet af met meewarig
ons hoofd te schudden cn te zeggen:
,Ach, ach, wat is het toch erg! Ieder
van ons voor wie het H. Geloof nog
wél iets in het leven betekent draagt
persoonlijk verantwoordelijkheid voor
de huidige massale geloofsafval en zal
alles moeten doen om deze ramp te
keren.
Wanneer we dat met enige kans op
succes willen doen zullen we moeten be
ginnen met te zoeken naar de oorzaak
van dit kwaad. Er zijn er al zo meer
dere aan te wijzen. Voorop kunnen we
stellen, dat alle niet meer practiseren-
den ergens een persoonlijke schuld heb
ben aan het feit dat zij niet of onvol
doende beantwoord hebben aan Gods
genade, hun door het H. Geloof geschon
ken. Tegenover deze „eigen schuld"
staat echter doorgaans een zee van ver
zachtende omstandigheden. Het ver
schijnsel van de onverschilligheid en
geloofsafval is bovendien zo massaal en
zo algemeen, dat men zich er niet met
een simpel „eigen schuld" van kan af
maken. Er moeten ook gemeenschappe
lijke oorzaken van buiten af zijn aan
te wijzen. Ook deze kunnen we op een
rijtje noemen: oorlog, materialisatische
levensinstelling, armoede, woningnood,
industrialisatie, nieuwe oorlogsdreiging,
herbewapening, vervlakking cultuur en
amusement enz. enz. En toch, al -ver
klaart deze lange opsomming véél, ze
verklaart nog lang niet alles van het
waarom van de geloofsafval. Want is de
oneindige schoonheid van God, is de
figuur van Christus, is Diens Leer, ge
grondvest op liefde en waarheid (twee
elementen waar de wereld naar snakt)
niet boeiender dan alle oorlogen, straal
jagers en interlandwedstrijden bij el
kaar? Toch speelt God in het leven van
millioenen, die eens in Hem geloofden,
nauwelijks nog een rol. Deze merkwaar
dige reactie van de toch zo gemakkelijk
te begeesteren massa moet ons tot na
denken stemmen. Uiteraard kan de oor
zaak van het falen nooit schuilen in de
inhoud van ons geloof. Nooit mogen de
begrippen God, Christus of de geloofs
waarheden „aangepast" worden aan de
eisen van de tijd. Maar wel kan en rtioet
de manier waarop de Blijde Boodschap
aan bet volk gebracht worden afgestemd
worden op de mogelijkheden die zich ter
plaatse voordoen. Of om het eens popu
lair te zeggen: Ons artikel is wel voor
treffelijk, maar de wijze waarop het op
gediend wordt deugt niet (meer).
Wij mogen de ogen niet meer sluiten
voor het feit dat wij, jongeren, in 'n heel
andere taal moeten worden aangespro
ken dan onze ouders, en deze weer heel
anders dan onze grootouders. Maar hoe
veel preken, toespraken en inleidingen
zijn er niet nog steeds afgestemd op onze
grootouders die nog een heilige angst
hadden voor dood, vagevuur en hel.
Cf INT WILLIBRORD mag van ons
verlangen, dat wij op zijn feest
ons bijzonderlijk bezinnen op het
erfdeel dat hij ons bracht. Hij kwam
bij ons, zoals er nu nog broer» ver
trekken naar streken waar de naam
van 'Christus nooit is uitgesproken.
MaarWlïKonhis kwam vanuit een
gesloten Christengemeenschap naar
buiten. Want slechts daarbuiten lag
het heidendom. Zo was het nog bij
het ingaan van de vorige eeuw. het
heidendom was, wat buiten h t
sloten territoir der Christenen
Maar nu zien wij hoezeer aai
sedertdien veranderd is. Op Christe
lijke grond is het heidendom in
nieuwe gedaante verrezen, een nieuW-
heidendom temidden der Christenen
en de heidense maatschappij dringt
zich in hun eigen huis aan het dage
lijks leven der Christenen op.
Waar is die ondermijning begon
nen. waar begon het brood slap te
vallen bU gebrek aan zuurdesem, de
Gist van Christus? want daaraan
moet het toch ontbroken hébben nu
niet allen in ons buts doordesemd
blijken.
Zeer zeker hebben onze theologen,
vele ecuwen lang, in reactie
liever verweer tegen elkander tel
kens opvolgende dwalingen om"
de Kerkelijke. Hiërarchie, zich lang
zamerhand te uitsluitend met de lee
omtrent die Hiijrarchic bezig ge
houden cn te weinig het besef van
het Mysterie, dat de Kerk is bran
dende gehouden.
Zij verdedigden liet gezag van de
Paus tegen de Gallicanisten en het
gezag der ganse hiërarchie tegen
protestanten en staats-absolutisten;
cn terwijl de Christenheld aldus
steeds nadrukkelijker haar aandacht
hoorde opeisen voor de zichtbare
macht, toen hij niet meer te stuiten
was, toen was het immers niet de
Christenheid die hij Zich herinnerde
als zijn helpster ter verkrijging van
zijn elementairste mensen-recht. Niet
het Christendom was al® gist in hem
toen hij gistte. En zelfs op dit ogen
blik: ie het Gist van Christus waar
mee wij hem naderen Sommigen
onzer naderen hem zelfs niet. in
tegendeel, en zij die hem naderen,
wie van hen durft de Armoede te
prediken zoals Christus deed, wie
heiligt hem met Christelijke Caritas
in plaats van met pragmatische
rechtvaardigheid en materialistische
richtingwijzers, waarin elk element
van liefdadigheid vervangen is door
koude van wet en bureaucratie? Wie
toont hein bet Mysterie? Wij Christe
nen, hebben wij dan de Liefde niet
meer, dat wij zo gezapig aanleunen
tegen de Staat die ons Goddelijk recht
beknot, het Eerstgeboorterecht van de
Liefde?
Maar wie de Liefde niet heeft, mist
het kenteken van de Kerk. Wie de
Liefde niet heeft is de Kerk niet en
noemt hij zioh desondanks de Kerk,
laat het hem dan niet verbazen, dat
de wereld van geen Kerk wil weten
en haar haat.
Zo hebben wij toegezien en zelfs
meegeholpen bij de ontkerstening der
Christenheid en terwijl wij nog
missionarissen sturen naar de verre
streken van hst oer-heidendom, heb
ben wij al te lang verzuimd missio
naris te zijn in Ons eigen huis. De
grote steden in geheel West-Europa,
ook die in Nederland, zijn missie
gebied geworden. Priesters en leken
hebben hier hum missie-pidcht, wij
allen, vooral Je jongeren, omdat zg
het best het daadwerkelijk élan zich
kunnen eigen maken waarmee de
Christenheid zich sedert enige jaren
steeds meer herinnert dat heiliging
het leven is van de Kerk.
Onze jeugd echter die na de aanvanke
lijk schrik allang niet meer bang is voor
de zwaarste atoombom, omdat ze zich
eenvoudig niet kan voorstellen welke
de uitwerking van zo'n ding is, onze
jeugd is ook niet meer bang te maken
met de hel. „Als die bestaat zullen we
het tegen die tijd wel merken" is het
laconieke commentaar. Met de ouder
wetse probate middeltjes behoeft men
bij haar niet jpiecr aan te komen. Dat
interesseert ze niets.
Toch heeft de Kerk en haar zielzor
gers de dure plicht om die jeugd, die
door geen atgombom meer uit het lood
te slaan is, naar haar einddoel, naar
God te leiden". Ook nu geldt het woord:
„Dwing ze binnen te komen". Onze gees-
telije leidslieden breken zich thans het
hoofd over de kardinale vraag: „Hoe
kunnen we onze jeugd warm maken
voor een zuiver geestelijk iets als het
H. Geloof?"
Wij vragen, ons af of er in Nederland
iemand, hoe geleerd of deskundig ook,
te vinden zal zijn die op deze vraag een
juist antwoord weet te geven. En mocht
hij ergens opduiken dan verwachten we
eerder dat hij uit de reclamewereld komt
dan bijvoorbeeld uit de stille cel van
een Trappistenklooster. Nu zal menige
priester rillen als hij denkt aan de com
binatie preekstoel-reclamebureau. En
toch, een deskundige, die een eerste
klas mensenkenner moet zijn, die het
publiek van haver tot gort kent, zal het
Evangelie met héél andere ogen lezen
dan de geleerde theoloog die jonge
seminaristen opleidt. Hij zal gemakke
lijker aanvoelen welke tekst de gelovige
zal aangrijpen, welke zal boeien en
welke niet.
Het is eigenlijk verwonderlijk dat we
nooit eerder op deze gedachte zijn ge^
komen. Dagelijks zien we om ons heen,
ja ondervinden we zelf, hoe onze inte
resse, vaak tegen wil en dank, wordt
gewekt voor dingen waaraan we aan
vankelijk niet de minste aandacht be
steedden. Door wetenschappelijk „uit
gekookte" advertenties, door gigan
tische prijsvragen wordt de massa in
enkele weken enthousiast gemaakt voor
een artikel waarvan ze tevoren nauwe
lijks iets gehoord had.
Heeft heel Parijs niet onlangs op
zijn 'kop gestaan om er achter te ko
men wat het geheimzinnige woord
„GARAP" betekende? En werden er
geen hele, millioenenverslindende ad
vertentiepagina's gebruikt om het
publiek te vertellen dat „GARAP"
niets, helemaal niets betekende? Maar
de reclame-deskundigen hadden hun
doel bereikt: zij hadden bewezen dat
men het grote publiek zelfs voor
NIETS kon interesseren, als dat „niets"
maar op een psychologisch verant
woorde manier Werd „opgediend".
In onze kerken staan onze priesters
te preken over God. Zij doen dat veel
al met alle gaven en talenten, die hun
geschonken zijn. En toch, wat blijft
er van hangen? Meer dan de helft
der parochianen" neemt zich soms
niet eens meer de moeite om naar
de kerk te komen en te luisteren. Ze
geloven het wel.
GARAP betekende niets en zette
heel Parijs op zijn kop. God betekent
alles, en millioenen halen onverschil
lig hun schouders voor Hem op.
„De kinderen der duisternis zijn slim
mer dan de kinderen des Lichts", heeft
Christus ons geleerd. Hoe duidelijk zien
we dat om ons heen. Niet alleen het
bedrijfsleven, maar ook moderne stro
mingen als socialisme, communisme en
humanisme maken een druk gebruik van
de resultaten der psychologische weten
schappen. En met succes! De balans op
St. Willibrorddag toont het ons telken-
jare duidelijker. Di' alles houdt voor
ons een belangrijke les in. Wij kunnen
er uit leren, dat ook bij de verkondiging
van het H. Evangelie zoveel mogelijk
gebruik moet worden gemaakt van de
resultaten der moderne wetenschap. Zij
kan ons helpen de eeuwige, onverander
lijke Waarheid voor onze jeugd in een
boeiend, aantrekkelijk licht te stellen.
wordt de aandaéht van het Katho
liek Nederland gericht op het binnen
lands apostolaat. De vorige week
vertelde een missionaris van N.O.
Brazilië van zijn werk. Ginds de
enorme uitgestrektheid van een mis-
sieveld met chronisch, noodlottig
tekort aan priesters zusters en fra
ters; wat kan een enkele priester
doen als zijn parochie vele tiendui
zenden bevat die dagreizen ver uit
elkander wonen? Zo is er altijd het
gevecht tegen het tekort, de ontoe
reikendheid der middelen en het ge
brek aan organisatie. En hier? Mis
schien is er op de gehele wereld geen
land zo perfect Katholiek georgani
seerd als Nederland. Geen Katho
liek of hij heeft op héél korte af
stand van zijn huis een eigen kerk,
eigen parochiegeestelijken, eigen
scholen en gebouwen. Bovendien zijn
er overal in ons land talrijke kloos
ters, abdijen, Katholieke centra en
vele retraitetuizen. De Katholieken
hebben drie grote landelijke dagbla
den en vele plaatselijke kranten. Zij
hebben de grootste radio-omroep; een
van de twee sterkste politieke par
tijen. Voor alle rangen, standen en
leeftijden zijn er organisaties met
nog de nodige overkoepelende orga
nen. En toch.
Zou de werkelijke Katholieke
invloed van de Katholieken op de
11 millioen mensen in dit kleine land
enigszins overeenkomen met hun uit
wendige machtspositie? De afglijding
zet zich onverstoord voort. De hoop
van de Kerk, de vaders en moeders
van morgen, de katholieke jeugd: zij
blijkt steeds meer ontvankelijk voor
alle andere invloeden dan voor de
invloed van de Kerk.
Vóór elke gift op de collecteschaal
ten bate van de St. Willibrord-ver-
eniging dient er gebeden te worden
om 't vuur van de H. Geest
macht en de voorrechten van Paus
bisschoppen, doofde in haar het be
sef, dat zg zelf cle Kerk i» en godde
lijk. een Mystiek Lichaam, waarin zij
met Christus vergoddelijkt en één is.
In het Godsrijk ging zij te sterk de
aardse realiteit onderkennen.
Zo is bet wel verklaarbaar waarom
ook de katholieken het. slachtoffer
werden van een eeuw rationalistisch
denken, van nat naturalisme, het
materialisme en emdelijk 't America-
nisme en de godloosheid van marxis
ten en moderne humanism
Ja, leidde niet nog veel meer daar
toe? De wetenschap bijvoorbeeld, die
zich hoe langer hoe meer afwendde
van de zuivere beschouwing, om zich
te keren tot de practijk. de daad?
Machines die de mens vermechani-
seerden, die zijn arbeid ontmense
lijkten en zijn persoonlijkheid ver
maalden met die der anderen tot een
grauwe, onpersoonlijke massa.' Zeker,
al die feiten en nog enkele meer, die
•elkander wederzijds veroorzaakten en
in bun gevolgen versterkten zijn een
verklaring voor de nog steeds toe
nemende onkerkelijkheid en zeIfs
anti-zakelijkheid van velen die tot
de Kerk hebben behoord.
Op HET OGENBLIK zijn het voor
al de arbeiders die van de Kerk
vervreemd zijn en haar haten.
I, het wonder? Toen hij in verzet
jtwam, de arbeider, cn die geweldige
worsteling naar vrijheid begon, naar
zelfbewustzijn en vervolgens naar
Dit i» jongerentaal
In de stralende ochtend van hun jonge leven
zien zij, wat teleurgesteld in hun idealen,
het onkruid tusaen de tarwe.
aar komt dan het onkruid vandaan?
Een vijandig men» heeft dit gedaan.
Jongeren speuren nu spoedig naar die vijandige mens.
Op een jongerensehool zou iedereen de volgende oefening
vlot kunnen afmaken.
Vul in de namen van het onkruid,
"volledige voor- en achternamen van personen die gij
„de onechtheid van
„de onoprechtheid van
„tle gezwollenheid van
„de hoge dunk van
„de jalousie van
„de geveinsde onverschilligheid tan
„de oppervlakkige beleefdheid van
„de geforceerde eenvoud van
„de nog niet afbetaalde luxe van
„de opgeblazen voornaamheid van
„de berekende hartelijkheid van
„de sluwe openhartigheid van
„de pose van
Het is altgd iets leugenachtigs,
want de vader van de leugen, de duivel, heeft het on
kruid gezaaid.
Willen Wjj het direct uitrukken?
Is deze jongerentaal geen jongerenkwaal?
De eerste edele jongeren in de Kerk riepen hetzelfde.
Zij, die de Heer wilden dienen met een vaart.
Petrus riep: willen wij er met het zwaard op in slaan?
Maar de Heer sprak: steek het zwaard in de schede.
En Johannes: Heer, willen We vuur uit de hemel laten
regenen, om ze te verdelgen?
Maar Hij keerde zich om en berispte hen.
„Willen wü het onkruid uitrukken?"
De Heer antwoordt: laat beide groeien tot de oogst.
Komen wij dan pas aan de beurt?
„Dan zal Ik zeggen".
Dan is bet dus Zijn beurt.
Dan zal Ik tot de maaiers zeggen.
Daarna is het de beurt van de maaiers.
Zij verzamelen het onkruid om liet tc binden en te ver
branden.
Zij bergen de tarwe in Zijn schuur.
Zijn zij het de engelen van de oordeelsdag?
En wanneer zgn wij dan aan de beurt?
Wij zgn aan de beurt gewéést.
Wg hebben gezaaid.
Hij zal oordelen.
Zij zullen verzamelen.
En wg
Dan zgn wg van knechten onkruid of tarwe geworden
Zo zij,, wij tenslotte nog ééns aan de beurt.
Ziet gjj nog onkruid om u heen?
Denk dan aan de balk en de splinter.
Aan de pot en de ketel, die zwart ziet.
Aan Jezus die schreef op de grond, toen Hij sprak:
wie uwer zonder zonde is, werpe de eerste steen.
Vul nu bovenstaande oefening nog eens in.
Waar past uw eigen naam?
Laat nu het onkruid om u heen maar even wachten.
Eens kom je zelf aan de beurt.
Ben Je dan onkruid of tarwe?
R. BECKERS, pr.
Vraag: En is het ook niet zo dat de
eerste mensen, Adam en Eva voo-r de
I zondenval geen kled ng droegen, dat ze
naakt waren? Een mooie geschiedenis zou
ik zeggen. En dat noemen ze dan een
■deale toestand. Daar moet je tegenwoordig
eens voor komen Van alle preekstoelen
van Nederland horen we op geregelde
ijden grote oekasen tegen de onzedige
kleding. Er is hier ook blijkbaar iets ver
anderd. Trouwens, het zou me n et ver
wonderen. dat de Kerk ook op dit punt
wel eens weer wat water ir, de wijn zou
doen. Er is in de laatste dertig jaren a!
heel wat veranderd en verruimd Ik heb
wel eens horen zeggen, dat, toen de eerste
vleeskleurige kousen verschenen, heel de
geestelijkheid op haar kop stond. Dat was
iets verschrikkelijks. Moet ie nu die .nylon
kousen zien! Dat is al heel wat anders. Nu
nog een stapje verder en we zijn weer tn
de paradijselijke toestand teruggekomen.
Antwoord: Men moet zo gauw niet over
dergelijke gecompliceerde problemen een
oordeel vellen. Zeker, de Schrift verhaalt
en verhaalt zelfs met nadruk, dat de eer
ste mensen naakt waren en dat was heel
gewoon. Maar na de zondeval legt ze er de
nadruk op, dat die mensen zich hiervoor
schaamden en zich onmiddellijk bedekten
Er is dus in die tussentijd .ets veranderd.
Die evenwichtigheid, waar '1, het de vorige
keer over had, was nl. verdwenen In die
toestand van evenwichtigheid zag men
elkaar en respecteerde men elkaar zoals
God de mens geschapen had fle mens >m
mers in zijn bezielde lichamelijkheid was
geschapen naar Gods Beeld en Gelijkenis.
Na de zondeval kwam de begeerlijkheid op
en werd vanzelf de ander gezien niet als
een persoon gelijkend op God, maar als
een voorwerp, dat men begeerde. Dat was
een ontmenselijking als het ware En daar
schaamden zg zich voor. Zo is 't schaamte
gevoel geheel diep geworteld in de geval
len menselijke natuur. De kleding heeft
als taak de gevolgen van de erfzonde op
dit gebied weg te nemen cn de mens voor
elkaar te herstellen in zgn waardigheid.
Daarom zal een smaakvolle kleding,
welke de schoonheid van het geheel doet
uitkomen, ook altijd een zedige kleding
zgn. Dit is natuurlijk aan verandering
onderhevig naar gelang plaats, opvatting
enz. Maar van de andere kant is dit niet
de enige reden, waarom de mens zich
kleedt. De mens is in tegenstelling met
het dier een cultuurwezen, een wezen, dat
zijn natuur door eigen keus vervolmaakt.
Zo heeft de kleding in het geheel van het
menselijke leven vele functies. Het kan
gchönheitsfehlcr verdoezelen, het kan de
uitdrukking zijn van een taak en functie,
van een groep, enz. H. B.
Weet U wat pilaarslijters zijn?
vat het niet direct? Ik zal het
verduidelijken. Pilaarslijter is
een neologisme, een nieuw
woord, in het leven geroepen
om in onze moderne tijd van
verflauwde godsdienstzin dié
groep van kerkgangers aan te
duiden, die 's Zondagsochtends
met hun ruggen de pilaren uit
hollen. Wanneer deze lieden de
gewijde zuilen slechts zouden
benutten om het vermoeide
lichaam steun te geven, terwijl
htm vrome geest zich inmiddels
verdiepte in de liturgie, dan zou
hun houding, hoewel aanstoot
gevend, toch vergeeflijk zijn.
Doch hun slappe lichaamsstand
symboliseert helaas op al te
duidelijke wijze hun innerlijke
houding, of zullen we het
lioudingloosheid noemen?
We zeggen wel eens van Iemand,
dat hij „zich geen houding weet te
geven". Daarmee bedoelen we dan,
dat hij zich geen houding wee^t te
geven passend bij de situatie, v jaar-
in hij vei'keert. En de houding van
de pilaarslijter in de kerk drukt on
verschilligheid uit, gebrek aan be
langstelling en eerbied.
Blijkbaar realiseert hij zich niet
waar hij is. De kerk is immers het
paleis van de Vorst der Vorsten,
machtiger dan eens keizer Hirohito
was, die thans door de Amerikanen
tot democatisch vorst (derde van
links met bolhoed) is gedegradeerd.
Wij moeten niet vergeten, dat koning
Christus en Zijn Rijk niet van deze
wereld zijn. Mensen trachten nu een-
maai alles en iedereen te meten met
menselijke maatstaven. Maar even
min als we een lichtstraal kunnen
grijpen of een donderslag kunnen
zien, evenmin zijn we in staat het
onstoffelijke, het bovennatuurlijke
op ons netvlies of trommelvlies op te
vangen.
Ook hier gelden de spreekwoorden:
„uit 't oog, uit 't hart", en „onbekend
maakt onbemind". Wie niet in de
kerk komt, wie God dus niet meer
thuis bezoekt, wie Hem dus uit het
oog verliest, die kent en bemint Hem
tenslotte ook niet meer.
Het is heus geen despotisme van
onze moeder de H. Kerk, dat zij de
eredienst op Zondag verplicht heeft
gesteld, neen, het is louter bezorgd
heid- Moeders zijn immers altijd be
zorgd voor haar kinderen. Wanneer
zij ons er niet van kan overtuigen,
dat één uurtje van eerbetoon per
week wel de allerminste tegenpres
tatie is voor de weldaden, die God
ons bewijst, dan is zij genoopt ons
daartoe te verplichten, opdat wij niet
elk contact met God zullen verliezen
Ais we dan niet uit liefde tot Chris
tus naar Zijn huis willen komen,
laten we het dan tenminste als een
ereplicht beschouwen.
Toen we als onderduikers in de
oorlog enige weken lang niet in slaat
waren de H. Mis bg te wonen, had
den we 's Zondagsmorgens een
vreemd, leeg gevoel. We misten iets:
!,e kerkgang, die vooral op de rust
dag iets plechtigs heeft, omdat ieder
een er zo feestelijk uitziet. Doch
kennelijk misten we ook het directe
contact met God, in Zijn eigen huis,
de tenipel, waarvan immers het
ruime gewelf de blik omhoog voert,
daarheen, waar wij nu eenmaal van
nature Gods aanwezigheid vermoe
den. Weliswaar nemen we aan, dat
Hij alomtegenwoordig is, naast ons
en tegelijk achter ons, doch dat is
moeilijk voorstelbaar en daarom bid
den wij tot Hem met opgeheven
hoofd, knielend, omdat wii aldus, ons
kleiner makend, onze volslagen on
belangrijkheid willen uitdrukken.
Waar de Mohammedanen voor Allah
in het stof liggen op snikhete pleinen
onder een meedogenloze zon, kunnen
wij toch wel knielen of minstens
staan in een 's winters verwarmde
kerk, één van de 168 uren, die de
week telt. Leunen tegen een muur of
pilaar van Gods tempel Is een teken
van tekort aan eerbied en belangstel
ling voor de Schepper en van een ge
brek aan inzicht in de verhoudingen.
Allen hebben wii te weinig eerbied
voor Christus, omdat wij mensen zijn
met een zo beperkt verstand, dat wij
Gods volmaaktheid onvoldoende op
waarde kunnen schatten. Maar we
moeten toch trachten althans enige
eerbied te tonen, en Hem voor al
de zonden, die wé hardnekkig blijven
bedrijven, tenminste énige genoeg
doening te schenken.
En wanneer sommige onder U dan
zeggen: „ik kan God niet beminnen,
want Hij heeft me ziekte gezonden
en ellende", dan vraag ik U: „Is de
eeuwige Gelukzaligheid U geen offer
waard?"
Ook is het belachelijk, wanneer
iemand Zegt: „ik heb God niet
nodig!", want we hebben Hem elke
seconde nodig.
De juiste werking van onze be
perkte hersenen is voor de weten
schap eigenlijk nog een geheim. God
kan dit mysterieuze mechanisme op
elk gewenst moment uitschakelen. Dc
auto, die U morgen in Utrecht zal
verpletteren, ziet Gods alziend oog
vandaag al in Zwolle aankomen.
Maar is het dan een schande te
bekennen, dat wij volkomen afhan
kelijk zijn van God? Onze vrijheids
drang, die zich richt tegen een dic
tator of een despotische chef, moet
ons niet obstinaat maken tegen onze
Almachtige Vader. Wanneer we allen
beter de verhoudingen zagen, bleven
er geen zogenaamde Katholieken
's Zondagsochtends in hun bed liggen,
hun kans op de hemel verslapend.
Zelfs zouden er geen pilaarslijters
meer Zijn, die nu helaas geleidelijk
met hun laatste steunpilaar: de reli
gieuze jeugd-herinneringen, de kerk
uitvallen. Velen van ons zijn lui.
Daarom moeten onze eerbied en onze
liefde voor God deze luiheid over
winnen. Ons bed is heerlijk, zeker,
maar oneindig veel heerlijker en van
bovenaardse kwaliteit zijn de gevoe
lens, die God in onze harten opwekt,
als we slechts de moeite nemen Hem
in Zijn gastvrije huis op te zoeken
Sommige afvalligen noemen de
H Mis een show. Goed! Waarom
zouden we wèl een schitterende
parade houden voor een aardse vorst
en geen eredienst met pracht en
praal voor de Schepper van mens en
dier, aarde en maan, van onze zon en
de millioenen verre zonnen in het
heelal en van een nabije hemel, waar
het eeuwig geluk ons wacht?
W. H. NOORDMAN
Bg Hem geen half werk en geen be
rekende halve toeleg. De wereld was Zgn
arbeidsveld; de liefde Zgn kracht; Zgn
lichaam in het Hjden een dienstbaar in
strument; Zgn hele persoonlijkheid het
beginsel van rusteloze en toch rustige
activiteit. Nooit streefde H(j het doel
voorbij of verloor Hg het uit het oog. Hg
wist waarom en waartoe, en zag niet op
tegen de kostbaarheid van leven en bloed.
Jong en onstuimig, volhardend en ver
trouwend, gezond en evenwichtig was Zgn
g'ver. Deze ijver heeft Hem verteerd en
tegelijkertijd boven alles doen uitgroeien
in godmenselijke grootheid. De arbeid lag
niet stil, het noodzakelijke woord bleef
niet ongesproken, de hand schrok niet
terug voor de gesel, de voeten waren
slechts vermoeid na een volbrachte tocht.
Zo was Zgn ijver, die niemand over
sloeg, zelfs niet de kleinen In de late
avond. Evenals Zijn Rijk is ook Zijn ijver
voor allen.
'Mill illllll
En nou zeggen
ze dat hy van
Striekwortel dit
jaar Sinterklaas,
zal wezen voor
de voogdijkinde
ren, nou vradg ik
ie, een Striek
wortel als Sinter
klaas, dat hebben
we hier nog nooit
beleefd; 't vorig
jaar hadden we
voor 't laatst Koos je Koeïewey, die pre
cies drie en twintig keer als Heilige Man
is opgetreden voor de voogdij en die 't
natuurlijk helemaal van buiten kende,
maar verleden keer begon tijdens de
plechtigheid z'n baard af te zakken en
toen moet. een van die opgeschoten lum
mels daar geroepen hebben van „hond
'm Konsje!" en toen raakte Koosje de
kluts kwijt en zodoende vindt-ie zich
zelf te oud worden, wat-ie eigenlijk
onder ons gezegd al tien jaar lang is;
maar goed, dat ze die Koosje Koeïewey
vervangen is tot daar aan-toe, maar
waarom nou. uitgerekend ene Striekwor
tel, vraag ik; je weet hoe de Striek-
wortels stuk voor stuk zijn daar heb je
Cobic met d'r zogezegde natte pleuris,
waarvan iedereen weet dat 't 'n kurk
droog rheumatiekie is: Leo Striekwortel
praat ik niet. over, dat begrijp ie, d'r zijn
grenzen, en over Dora kennen we ook
beter zwijgen sinds ze zogenaamd elke
Zondag gaat tennissennon, es kijken,
dan heb je nog Piet Striekwortel, die
met haar van Kaan is getrouwd; die
heeft z'n kinderen allemaal op de neu
trale school gedaan, toen Dollema hoofd
van de parochie-school is geworden,
avijn, dat is 'n verhaal apart; en dan
heb ie die Striekwortel. die bij openbare
werken is. hoe die heet weet ik niet,
Rudolf geloof ikvee Adolf, avijn ik
wil 't kwijt wezen: hij staat al negen
iaar op trouwen met haar van Rodelaar,
dat kind met. die stiefouders van Klab-
bers achter de toren, die indertijd samen
in 't voogdijhuis hebben gestaan, hy as
portier en zo en zij voor de keuken: zo
doende is Willem Striekwortel d'r juist
aan gekomen, dat-ie nou 't Sinterkiaas-
nakkie van de ouwe Koeïewey mort
overnemen; ik zeg tegen me man, 't is
wat je noemt 'n aanfluiting zea ik,
Willem Striekwortel als Sinterklaas,
kletsen kan-de wel. daar niet van, maar
ik zeg tegen me man, je ken 't zulke
kinderen eigenlijk niet, aandoen, die
schatten weten natuurlijk van niks, die
denken „kijk, daar heb je de Heilige
Man", en dan komt 'n geboren Striek
wortel binnen; en dat noemen se dan
kinderen opvoeden