DE KERK: EEN BOODSCHAP Mol AAN DE WERELD slap bego Waar het brood te vallen n Vandaag OP DE GRENZEN DER ONKERKS HEID* Jongeren lezen de Blijde Boodschap Zijn ijver Wetenschap in dienst van de moderne zielzorg Universele broederschap voor allen Wij allen steunden de ontkerstening aan zuurdesem 99; MA D6 HOOGTMSF ZATERDAG 7 NOVEMBER 1053 PAGINA 7 ZOEK DE OORZAAK m Reclame op de preekstoel? „G.A.R.A.P." Het standbeeld van St. Willibrord te Utrecht „Donanten van het onkruid zijn: Geen houding Zondagsplicht. Onze afhankelijkheid - O. Op Willibrord-Zoncfag wordt aandacht gevraagd voca.' het bin nenlands apostolaat. Er wordt morgen vanaf alle katholieke kan sels over dat binnentends aposto laat gepreekt. Ik zon er hier al leen maar op willen wijzen, dat waar er sprake is van apostolaat wezenlijke belangen van de Kerk in het geding zijn. De Kerk is een boodschap van God aan de w«ereld. Een lévende boodschap. Zij verkondigt zichzelf door te bestaan en mét zichzelf verkondigt zij Christus, die in haar leeft en werkt. Zij heeft god delijke opdaacht, om ter onder richting tot alle volken te gaan, het Evangelie te prediken en allen te dopen tot een nieuw leven. En allen, die haar boodschap verna men en die in geloof en in het doopsel van haar dit nieuwe god delijke leven ontvingen, behoren haar toe en maken deel uit van haar levende gemeenschap. In de aangrijpende negende symphonie van Beethoven wordt de broederschap van alle mensen in een harmonie van rijke en warme accoorden als een ver ideaal de wereld voorgehouden: „Alle Menschen werden Brüder", Het blijft bij een ver ideaal, ver tolkt door Wegglijdende klanken een schone maar vervluchtendc boodschap, die even ontroert, doch die in en tloor de muziek geen werkelijkheid wordt. Dit nieuws van een universele broederschap voor allen wordt slechts reëel en vruchtbaar verkondigd in en door Jesus Christus, in en door Zijn boodschap in Zijn Kerk, welke alle mensen wil verbroederen door hun te geven: „één Heer, één geloof, één doopsel: één God en Vader van allen, Die boven alles, door alles en in alles is." (Ef. 4:5). Gelovig luisterend naar deze boodschap, waarvan de Apostelen en hun opvolgers tot aan de uiter ste grenzen der aarde (dus ook binnen ónze grenzen) de dragers zijn, zullen wij uit alle schijnbare zinloosheid een uitweg weten. Ons hart krimpt niet ineen voor de problemen van vandaag, want de dragers der Blijde Boodschap hebben Christus in onze harten doen wonen door het geloof. Alle dingen krijgen perspectief, omdat wij dan, tezamen met vele broe ders ons een denkbeeld kunnen vormen van de breedte en lengte, de hoogte en diepte; omdat wij dan in deze boodschap de liefde Van Christus leren beseffen, die alle begrip te boven gaat, en ver vuld zullen worden van de ganse volheid van God. (verg. Ef. 3:7-20). Dat is dus één van de wezen lijke dingen, die de Kerk van Christus doet: zij verkondigt een boodschap aan de wer«ld. Deze boodschap dankt zij niet aan men selijk denken of menselijke vin dingrijkheid, maar zoals een der eerste en meest vurige dragers van deze boodschap het uitdrukte: „Aan Hem Die door de kracht, die j'n ons werkt, veel meer kan uit richten dan wat wij bidden of denken: Aan Hem zij de glorie in de Kerk en in Christus Jesus te allen tijde!" nci het vuur van Sint Willibrord ÏVTORGEN Ïs het weer Cint ^illibrordzondag. Sinds vijf jaar is dal de dag waarop katholiek Nederland de balans van het geloofsleven op maakt. Die balans biedt zeker geen rooskleurig beeld. Elk jaar dat haar cijfers in de pers werden gepubliceerd vertoonde ze een schrikbarend verliessaldo. \Vij kennen de posten al bijna uit ons hoofd: honderdduizen den niet meer practise rende katholieken, vooral in het dichtbevolkte Westen, liet onstellende aantal gemengde huwelijken, een steeds moei lijker te hinden jeugd, enzovoorts. En wat misschien nog zorgwekkender is: ook de activa op deze jaarlijkse balans dus de trouwe gelovigen die nog wel naar de kerk gaan blijken bij nadere beschouwing vaak van een gehalte waarop ook niet meer voor 101) pet. te bouwen is. Neen, juist in deze dagen van halansopmaken heseffen we scherper dan ooit dat het niet goed gaat met de Katholieke Kerk in Nederland. De jaarlijkse Willibrordusdag die voornamelijk ten doel heeft ons met de neus op de keiharde feiten te drukken zou vrij zinloos zijn als wij er ons van af maakten door met een royaal ge baar een gulden op de schaal te gooien en ons daarmee van iedere verdere ver- ontwoordelijkheid voor de geloofsafval ontslagen achtten. Zo is het uiteraard niet! We zijn er niet af met meewarig ons hoofd te schudden cn te zeggen: ,Ach, ach, wat is het toch erg! Ieder van ons voor wie het H. Geloof nog wél iets in het leven betekent draagt persoonlijk verantwoordelijkheid voor de huidige massale geloofsafval en zal alles moeten doen om deze ramp te keren. Wanneer we dat met enige kans op succes willen doen zullen we moeten be ginnen met te zoeken naar de oorzaak van dit kwaad. Er zijn er al zo meer dere aan te wijzen. Voorop kunnen we stellen, dat alle niet meer practiseren- den ergens een persoonlijke schuld heb ben aan het feit dat zij niet of onvol doende beantwoord hebben aan Gods genade, hun door het H. Geloof geschon ken. Tegenover deze „eigen schuld" staat echter doorgaans een zee van ver zachtende omstandigheden. Het ver schijnsel van de onverschilligheid en geloofsafval is bovendien zo massaal en zo algemeen, dat men zich er niet met een simpel „eigen schuld" van kan af maken. Er moeten ook gemeenschappe lijke oorzaken van buiten af zijn aan te wijzen. Ook deze kunnen we op een rijtje noemen: oorlog, materialisatische levensinstelling, armoede, woningnood, industrialisatie, nieuwe oorlogsdreiging, herbewapening, vervlakking cultuur en amusement enz. enz. En toch, al -ver klaart deze lange opsomming véél, ze verklaart nog lang niet alles van het waarom van de geloofsafval. Want is de oneindige schoonheid van God, is de figuur van Christus, is Diens Leer, ge grondvest op liefde en waarheid (twee elementen waar de wereld naar snakt) niet boeiender dan alle oorlogen, straal jagers en interlandwedstrijden bij el kaar? Toch speelt God in het leven van millioenen, die eens in Hem geloofden, nauwelijks nog een rol. Deze merkwaar dige reactie van de toch zo gemakkelijk te begeesteren massa moet ons tot na denken stemmen. Uiteraard kan de oor zaak van het falen nooit schuilen in de inhoud van ons geloof. Nooit mogen de begrippen God, Christus of de geloofs waarheden „aangepast" worden aan de eisen van de tijd. Maar wel kan en rtioet de manier waarop de Blijde Boodschap aan bet volk gebracht worden afgestemd worden op de mogelijkheden die zich ter plaatse voordoen. Of om het eens popu lair te zeggen: Ons artikel is wel voor treffelijk, maar de wijze waarop het op gediend wordt deugt niet (meer). Wij mogen de ogen niet meer sluiten voor het feit dat wij, jongeren, in 'n heel andere taal moeten worden aangespro ken dan onze ouders, en deze weer heel anders dan onze grootouders. Maar hoe veel preken, toespraken en inleidingen zijn er niet nog steeds afgestemd op onze grootouders die nog een heilige angst hadden voor dood, vagevuur en hel. Cf INT WILLIBRORD mag van ons verlangen, dat wij op zijn feest ons bijzonderlijk bezinnen op het erfdeel dat hij ons bracht. Hij kwam bij ons, zoals er nu nog broer» ver trekken naar streken waar de naam van 'Christus nooit is uitgesproken. MaarWlïKonhis kwam vanuit een gesloten Christengemeenschap naar buiten. Want slechts daarbuiten lag het heidendom. Zo was het nog bij het ingaan van de vorige eeuw. het heidendom was, wat buiten h t sloten territoir der Christenen Maar nu zien wij hoezeer aai sedertdien veranderd is. Op Christe lijke grond is het heidendom in nieuwe gedaante verrezen, een nieuW- heidendom temidden der Christenen en de heidense maatschappij dringt zich in hun eigen huis aan het dage lijks leven der Christenen op. Waar is die ondermijning begon nen. waar begon het brood slap te vallen bU gebrek aan zuurdesem, de Gist van Christus? want daaraan moet het toch ontbroken hébben nu niet allen in ons buts doordesemd blijken. Zeer zeker hebben onze theologen, vele ecuwen lang, in reactie liever verweer tegen elkander tel kens opvolgende dwalingen om" de Kerkelijke. Hiërarchie, zich lang zamerhand te uitsluitend met de lee omtrent die Hiijrarchic bezig ge houden cn te weinig het besef van het Mysterie, dat de Kerk is bran dende gehouden. Zij verdedigden liet gezag van de Paus tegen de Gallicanisten en het gezag der ganse hiërarchie tegen protestanten en staats-absolutisten; cn terwijl de Christenheld aldus steeds nadrukkelijker haar aandacht hoorde opeisen voor de zichtbare macht, toen hij niet meer te stuiten was, toen was het immers niet de Christenheid die hij Zich herinnerde als zijn helpster ter verkrijging van zijn elementairste mensen-recht. Niet het Christendom was al® gist in hem toen hij gistte. En zelfs op dit ogen blik: ie het Gist van Christus waar mee wij hem naderen Sommigen onzer naderen hem zelfs niet. in tegendeel, en zij die hem naderen, wie van hen durft de Armoede te prediken zoals Christus deed, wie heiligt hem met Christelijke Caritas in plaats van met pragmatische rechtvaardigheid en materialistische richtingwijzers, waarin elk element van liefdadigheid vervangen is door koude van wet en bureaucratie? Wie toont hein bet Mysterie? Wij Christe nen, hebben wij dan de Liefde niet meer, dat wij zo gezapig aanleunen tegen de Staat die ons Goddelijk recht beknot, het Eerstgeboorterecht van de Liefde? Maar wie de Liefde niet heeft, mist het kenteken van de Kerk. Wie de Liefde niet heeft is de Kerk niet en noemt hij zioh desondanks de Kerk, laat het hem dan niet verbazen, dat de wereld van geen Kerk wil weten en haar haat. Zo hebben wij toegezien en zelfs meegeholpen bij de ontkerstening der Christenheid en terwijl wij nog missionarissen sturen naar de verre streken van hst oer-heidendom, heb ben wij al te lang verzuimd missio naris te zijn in Ons eigen huis. De grote steden in geheel West-Europa, ook die in Nederland, zijn missie gebied geworden. Priesters en leken hebben hier hum missie-pidcht, wij allen, vooral Je jongeren, omdat zg het best het daadwerkelijk élan zich kunnen eigen maken waarmee de Christenheid zich sedert enige jaren steeds meer herinnert dat heiliging het leven is van de Kerk. Onze jeugd echter die na de aanvanke lijk schrik allang niet meer bang is voor de zwaarste atoombom, omdat ze zich eenvoudig niet kan voorstellen welke de uitwerking van zo'n ding is, onze jeugd is ook niet meer bang te maken met de hel. „Als die bestaat zullen we het tegen die tijd wel merken" is het laconieke commentaar. Met de ouder wetse probate middeltjes behoeft men bij haar niet jpiecr aan te komen. Dat interesseert ze niets. Toch heeft de Kerk en haar zielzor gers de dure plicht om die jeugd, die door geen atgombom meer uit het lood te slaan is, naar haar einddoel, naar God te leiden". Ook nu geldt het woord: „Dwing ze binnen te komen". Onze gees- telije leidslieden breken zich thans het hoofd over de kardinale vraag: „Hoe kunnen we onze jeugd warm maken voor een zuiver geestelijk iets als het H. Geloof?" Wij vragen, ons af of er in Nederland iemand, hoe geleerd of deskundig ook, te vinden zal zijn die op deze vraag een juist antwoord weet te geven. En mocht hij ergens opduiken dan verwachten we eerder dat hij uit de reclamewereld komt dan bijvoorbeeld uit de stille cel van een Trappistenklooster. Nu zal menige priester rillen als hij denkt aan de com binatie preekstoel-reclamebureau. En toch, een deskundige, die een eerste klas mensenkenner moet zijn, die het publiek van haver tot gort kent, zal het Evangelie met héél andere ogen lezen dan de geleerde theoloog die jonge seminaristen opleidt. Hij zal gemakke lijker aanvoelen welke tekst de gelovige zal aangrijpen, welke zal boeien en welke niet. Het is eigenlijk verwonderlijk dat we nooit eerder op deze gedachte zijn ge^ komen. Dagelijks zien we om ons heen, ja ondervinden we zelf, hoe onze inte resse, vaak tegen wil en dank, wordt gewekt voor dingen waaraan we aan vankelijk niet de minste aandacht be steedden. Door wetenschappelijk „uit gekookte" advertenties, door gigan tische prijsvragen wordt de massa in enkele weken enthousiast gemaakt voor een artikel waarvan ze tevoren nauwe lijks iets gehoord had. Heeft heel Parijs niet onlangs op zijn 'kop gestaan om er achter te ko men wat het geheimzinnige woord „GARAP" betekende? En werden er geen hele, millioenenverslindende ad vertentiepagina's gebruikt om het publiek te vertellen dat „GARAP" niets, helemaal niets betekende? Maar de reclame-deskundigen hadden hun doel bereikt: zij hadden bewezen dat men het grote publiek zelfs voor NIETS kon interesseren, als dat „niets" maar op een psychologisch verant woorde manier Werd „opgediend". In onze kerken staan onze priesters te preken over God. Zij doen dat veel al met alle gaven en talenten, die hun geschonken zijn. En toch, wat blijft er van hangen? Meer dan de helft der parochianen" neemt zich soms niet eens meer de moeite om naar de kerk te komen en te luisteren. Ze geloven het wel. GARAP betekende niets en zette heel Parijs op zijn kop. God betekent alles, en millioenen halen onverschil lig hun schouders voor Hem op. „De kinderen der duisternis zijn slim mer dan de kinderen des Lichts", heeft Christus ons geleerd. Hoe duidelijk zien we dat om ons heen. Niet alleen het bedrijfsleven, maar ook moderne stro mingen als socialisme, communisme en humanisme maken een druk gebruik van de resultaten der psychologische weten schappen. En met succes! De balans op St. Willibrorddag toont het ons telken- jare duidelijker. Di' alles houdt voor ons een belangrijke les in. Wij kunnen er uit leren, dat ook bij de verkondiging van het H. Evangelie zoveel mogelijk gebruik moet worden gemaakt van de resultaten der moderne wetenschap. Zij kan ons helpen de eeuwige, onverander lijke Waarheid voor onze jeugd in een boeiend, aantrekkelijk licht te stellen. wordt de aandaéht van het Katho liek Nederland gericht op het binnen lands apostolaat. De vorige week vertelde een missionaris van N.O. Brazilië van zijn werk. Ginds de enorme uitgestrektheid van een mis- sieveld met chronisch, noodlottig tekort aan priesters zusters en fra ters; wat kan een enkele priester doen als zijn parochie vele tiendui zenden bevat die dagreizen ver uit elkander wonen? Zo is er altijd het gevecht tegen het tekort, de ontoe reikendheid der middelen en het ge brek aan organisatie. En hier? Mis schien is er op de gehele wereld geen land zo perfect Katholiek georgani seerd als Nederland. Geen Katho liek of hij heeft op héél korte af stand van zijn huis een eigen kerk, eigen parochiegeestelijken, eigen scholen en gebouwen. Bovendien zijn er overal in ons land talrijke kloos ters, abdijen, Katholieke centra en vele retraitetuizen. De Katholieken hebben drie grote landelijke dagbla den en vele plaatselijke kranten. Zij hebben de grootste radio-omroep; een van de twee sterkste politieke par tijen. Voor alle rangen, standen en leeftijden zijn er organisaties met nog de nodige overkoepelende orga nen. En toch. Zou de werkelijke Katholieke invloed van de Katholieken op de 11 millioen mensen in dit kleine land enigszins overeenkomen met hun uit wendige machtspositie? De afglijding zet zich onverstoord voort. De hoop van de Kerk, de vaders en moeders van morgen, de katholieke jeugd: zij blijkt steeds meer ontvankelijk voor alle andere invloeden dan voor de invloed van de Kerk. Vóór elke gift op de collecteschaal ten bate van de St. Willibrord-ver- eniging dient er gebeden te worden om 't vuur van de H. Geest macht en de voorrechten van Paus bisschoppen, doofde in haar het be sef, dat zg zelf cle Kerk i» en godde lijk. een Mystiek Lichaam, waarin zij met Christus vergoddelijkt en één is. In het Godsrijk ging zij te sterk de aardse realiteit onderkennen. Zo is bet wel verklaarbaar waarom ook de katholieken het. slachtoffer werden van een eeuw rationalistisch denken, van nat naturalisme, het materialisme en emdelijk 't America- nisme en de godloosheid van marxis ten en moderne humanism Ja, leidde niet nog veel meer daar toe? De wetenschap bijvoorbeeld, die zich hoe langer hoe meer afwendde van de zuivere beschouwing, om zich te keren tot de practijk. de daad? Machines die de mens vermechani- seerden, die zijn arbeid ontmense lijkten en zijn persoonlijkheid ver maalden met die der anderen tot een grauwe, onpersoonlijke massa.' Zeker, al die feiten en nog enkele meer, die •elkander wederzijds veroorzaakten en in bun gevolgen versterkten zijn een verklaring voor de nog steeds toe nemende onkerkelijkheid en zeIfs anti-zakelijkheid van velen die tot de Kerk hebben behoord. Op HET OGENBLIK zijn het voor al de arbeiders die van de Kerk vervreemd zijn en haar haten. I, het wonder? Toen hij in verzet jtwam, de arbeider, cn die geweldige worsteling naar vrijheid begon, naar zelfbewustzijn en vervolgens naar Dit i» jongerentaal In de stralende ochtend van hun jonge leven zien zij, wat teleurgesteld in hun idealen, het onkruid tusaen de tarwe. aar komt dan het onkruid vandaan? Een vijandig men» heeft dit gedaan. Jongeren speuren nu spoedig naar die vijandige mens. Op een jongerensehool zou iedereen de volgende oefening vlot kunnen afmaken. Vul in de namen van het onkruid, "volledige voor- en achternamen van personen die gij „de onechtheid van „de onoprechtheid van „tle gezwollenheid van „de hoge dunk van „de jalousie van „de geveinsde onverschilligheid tan „de oppervlakkige beleefdheid van „de geforceerde eenvoud van „de nog niet afbetaalde luxe van „de opgeblazen voornaamheid van „de berekende hartelijkheid van „de sluwe openhartigheid van „de pose van Het is altgd iets leugenachtigs, want de vader van de leugen, de duivel, heeft het on kruid gezaaid. Willen Wjj het direct uitrukken? Is deze jongerentaal geen jongerenkwaal? De eerste edele jongeren in de Kerk riepen hetzelfde. Zij, die de Heer wilden dienen met een vaart. Petrus riep: willen wij er met het zwaard op in slaan? Maar de Heer sprak: steek het zwaard in de schede. En Johannes: Heer, willen We vuur uit de hemel laten regenen, om ze te verdelgen? Maar Hij keerde zich om en berispte hen. „Willen wü het onkruid uitrukken?" De Heer antwoordt: laat beide groeien tot de oogst. Komen wij dan pas aan de beurt? „Dan zal Ik zeggen". Dan is bet dus Zijn beurt. Dan zal Ik tot de maaiers zeggen. Daarna is het de beurt van de maaiers. Zij verzamelen het onkruid om liet tc binden en te ver branden. Zij bergen de tarwe in Zijn schuur. Zijn zij het de engelen van de oordeelsdag? En wanneer zgn wij dan aan de beurt? Wij zgn aan de beurt gewéést. Wg hebben gezaaid. Hij zal oordelen. Zij zullen verzamelen. En wg Dan zgn wg van knechten onkruid of tarwe geworden Zo zij,, wij tenslotte nog ééns aan de beurt. Ziet gjj nog onkruid om u heen? Denk dan aan de balk en de splinter. Aan de pot en de ketel, die zwart ziet. Aan Jezus die schreef op de grond, toen Hij sprak: wie uwer zonder zonde is, werpe de eerste steen. Vul nu bovenstaande oefening nog eens in. Waar past uw eigen naam? Laat nu het onkruid om u heen maar even wachten. Eens kom je zelf aan de beurt. Ben Je dan onkruid of tarwe? R. BECKERS, pr. Vraag: En is het ook niet zo dat de eerste mensen, Adam en Eva voo-r de I zondenval geen kled ng droegen, dat ze naakt waren? Een mooie geschiedenis zou ik zeggen. En dat noemen ze dan een ■deale toestand. Daar moet je tegenwoordig eens voor komen Van alle preekstoelen van Nederland horen we op geregelde ijden grote oekasen tegen de onzedige kleding. Er is hier ook blijkbaar iets ver anderd. Trouwens, het zou me n et ver wonderen. dat de Kerk ook op dit punt wel eens weer wat water ir, de wijn zou doen. Er is in de laatste dertig jaren a! heel wat veranderd en verruimd Ik heb wel eens horen zeggen, dat, toen de eerste vleeskleurige kousen verschenen, heel de geestelijkheid op haar kop stond. Dat was iets verschrikkelijks. Moet ie nu die .nylon kousen zien! Dat is al heel wat anders. Nu nog een stapje verder en we zijn weer tn de paradijselijke toestand teruggekomen. Antwoord: Men moet zo gauw niet over dergelijke gecompliceerde problemen een oordeel vellen. Zeker, de Schrift verhaalt en verhaalt zelfs met nadruk, dat de eer ste mensen naakt waren en dat was heel gewoon. Maar na de zondeval legt ze er de nadruk op, dat die mensen zich hiervoor schaamden en zich onmiddellijk bedekten Er is dus in die tussentijd .ets veranderd. Die evenwichtigheid, waar '1, het de vorige keer over had, was nl. verdwenen In die toestand van evenwichtigheid zag men elkaar en respecteerde men elkaar zoals God de mens geschapen had fle mens >m mers in zijn bezielde lichamelijkheid was geschapen naar Gods Beeld en Gelijkenis. Na de zondeval kwam de begeerlijkheid op en werd vanzelf de ander gezien niet als een persoon gelijkend op God, maar als een voorwerp, dat men begeerde. Dat was een ontmenselijking als het ware En daar schaamden zg zich voor. Zo is 't schaamte gevoel geheel diep geworteld in de geval len menselijke natuur. De kleding heeft als taak de gevolgen van de erfzonde op dit gebied weg te nemen cn de mens voor elkaar te herstellen in zgn waardigheid. Daarom zal een smaakvolle kleding, welke de schoonheid van het geheel doet uitkomen, ook altijd een zedige kleding zgn. Dit is natuurlijk aan verandering onderhevig naar gelang plaats, opvatting enz. Maar van de andere kant is dit niet de enige reden, waarom de mens zich kleedt. De mens is in tegenstelling met het dier een cultuurwezen, een wezen, dat zijn natuur door eigen keus vervolmaakt. Zo heeft de kleding in het geheel van het menselijke leven vele functies. Het kan gchönheitsfehlcr verdoezelen, het kan de uitdrukking zijn van een taak en functie, van een groep, enz. H. B. Weet U wat pilaarslijters zijn? vat het niet direct? Ik zal het verduidelijken. Pilaarslijter is een neologisme, een nieuw woord, in het leven geroepen om in onze moderne tijd van verflauwde godsdienstzin dié groep van kerkgangers aan te duiden, die 's Zondagsochtends met hun ruggen de pilaren uit hollen. Wanneer deze lieden de gewijde zuilen slechts zouden benutten om het vermoeide lichaam steun te geven, terwijl htm vrome geest zich inmiddels verdiepte in de liturgie, dan zou hun houding, hoewel aanstoot gevend, toch vergeeflijk zijn. Doch hun slappe lichaamsstand symboliseert helaas op al te duidelijke wijze hun innerlijke houding, of zullen we het lioudingloosheid noemen? We zeggen wel eens van Iemand, dat hij „zich geen houding weet te geven". Daarmee bedoelen we dan, dat hij zich geen houding wee^t te geven passend bij de situatie, v jaar- in hij vei'keert. En de houding van de pilaarslijter in de kerk drukt on verschilligheid uit, gebrek aan be langstelling en eerbied. Blijkbaar realiseert hij zich niet waar hij is. De kerk is immers het paleis van de Vorst der Vorsten, machtiger dan eens keizer Hirohito was, die thans door de Amerikanen tot democatisch vorst (derde van links met bolhoed) is gedegradeerd. Wij moeten niet vergeten, dat koning Christus en Zijn Rijk niet van deze wereld zijn. Mensen trachten nu een- maai alles en iedereen te meten met menselijke maatstaven. Maar even min als we een lichtstraal kunnen grijpen of een donderslag kunnen zien, evenmin zijn we in staat het onstoffelijke, het bovennatuurlijke op ons netvlies of trommelvlies op te vangen. Ook hier gelden de spreekwoorden: „uit 't oog, uit 't hart", en „onbekend maakt onbemind". Wie niet in de kerk komt, wie God dus niet meer thuis bezoekt, wie Hem dus uit het oog verliest, die kent en bemint Hem tenslotte ook niet meer. Het is heus geen despotisme van onze moeder de H. Kerk, dat zij de eredienst op Zondag verplicht heeft gesteld, neen, het is louter bezorgd heid- Moeders zijn immers altijd be zorgd voor haar kinderen. Wanneer zij ons er niet van kan overtuigen, dat één uurtje van eerbetoon per week wel de allerminste tegenpres tatie is voor de weldaden, die God ons bewijst, dan is zij genoopt ons daartoe te verplichten, opdat wij niet elk contact met God zullen verliezen Ais we dan niet uit liefde tot Chris tus naar Zijn huis willen komen, laten we het dan tenminste als een ereplicht beschouwen. Toen we als onderduikers in de oorlog enige weken lang niet in slaat waren de H. Mis bg te wonen, had den we 's Zondagsmorgens een vreemd, leeg gevoel. We misten iets: !,e kerkgang, die vooral op de rust dag iets plechtigs heeft, omdat ieder een er zo feestelijk uitziet. Doch kennelijk misten we ook het directe contact met God, in Zijn eigen huis, de tenipel, waarvan immers het ruime gewelf de blik omhoog voert, daarheen, waar wij nu eenmaal van nature Gods aanwezigheid vermoe den. Weliswaar nemen we aan, dat Hij alomtegenwoordig is, naast ons en tegelijk achter ons, doch dat is moeilijk voorstelbaar en daarom bid den wij tot Hem met opgeheven hoofd, knielend, omdat wii aldus, ons kleiner makend, onze volslagen on belangrijkheid willen uitdrukken. Waar de Mohammedanen voor Allah in het stof liggen op snikhete pleinen onder een meedogenloze zon, kunnen wij toch wel knielen of minstens staan in een 's winters verwarmde kerk, één van de 168 uren, die de week telt. Leunen tegen een muur of pilaar van Gods tempel Is een teken van tekort aan eerbied en belangstel ling voor de Schepper en van een ge brek aan inzicht in de verhoudingen. Allen hebben wii te weinig eerbied voor Christus, omdat wij mensen zijn met een zo beperkt verstand, dat wij Gods volmaaktheid onvoldoende op waarde kunnen schatten. Maar we moeten toch trachten althans enige eerbied te tonen, en Hem voor al de zonden, die wé hardnekkig blijven bedrijven, tenminste énige genoeg doening te schenken. En wanneer sommige onder U dan zeggen: „ik kan God niet beminnen, want Hij heeft me ziekte gezonden en ellende", dan vraag ik U: „Is de eeuwige Gelukzaligheid U geen offer waard?" Ook is het belachelijk, wanneer iemand Zegt: „ik heb God niet nodig!", want we hebben Hem elke seconde nodig. De juiste werking van onze be perkte hersenen is voor de weten schap eigenlijk nog een geheim. God kan dit mysterieuze mechanisme op elk gewenst moment uitschakelen. Dc auto, die U morgen in Utrecht zal verpletteren, ziet Gods alziend oog vandaag al in Zwolle aankomen. Maar is het dan een schande te bekennen, dat wij volkomen afhan kelijk zijn van God? Onze vrijheids drang, die zich richt tegen een dic tator of een despotische chef, moet ons niet obstinaat maken tegen onze Almachtige Vader. Wanneer we allen beter de verhoudingen zagen, bleven er geen zogenaamde Katholieken 's Zondagsochtends in hun bed liggen, hun kans op de hemel verslapend. Zelfs zouden er geen pilaarslijters meer Zijn, die nu helaas geleidelijk met hun laatste steunpilaar: de reli gieuze jeugd-herinneringen, de kerk uitvallen. Velen van ons zijn lui. Daarom moeten onze eerbied en onze liefde voor God deze luiheid over winnen. Ons bed is heerlijk, zeker, maar oneindig veel heerlijker en van bovenaardse kwaliteit zijn de gevoe lens, die God in onze harten opwekt, als we slechts de moeite nemen Hem in Zijn gastvrije huis op te zoeken Sommige afvalligen noemen de H Mis een show. Goed! Waarom zouden we wèl een schitterende parade houden voor een aardse vorst en geen eredienst met pracht en praal voor de Schepper van mens en dier, aarde en maan, van onze zon en de millioenen verre zonnen in het heelal en van een nabije hemel, waar het eeuwig geluk ons wacht? W. H. NOORDMAN Bg Hem geen half werk en geen be rekende halve toeleg. De wereld was Zgn arbeidsveld; de liefde Zgn kracht; Zgn lichaam in het Hjden een dienstbaar in strument; Zgn hele persoonlijkheid het beginsel van rusteloze en toch rustige activiteit. Nooit streefde H(j het doel voorbij of verloor Hg het uit het oog. Hg wist waarom en waartoe, en zag niet op tegen de kostbaarheid van leven en bloed. Jong en onstuimig, volhardend en ver trouwend, gezond en evenwichtig was Zgn g'ver. Deze ijver heeft Hem verteerd en tegelijkertijd boven alles doen uitgroeien in godmenselijke grootheid. De arbeid lag niet stil, het noodzakelijke woord bleef niet ongesproken, de hand schrok niet terug voor de gesel, de voeten waren slechts vermoeid na een volbrachte tocht. Zo was Zgn ijver, die niemand over sloeg, zelfs niet de kleinen In de late avond. Evenals Zijn Rijk is ook Zijn ijver voor allen. 'Mill illllll En nou zeggen ze dat hy van Striekwortel dit jaar Sinterklaas, zal wezen voor de voogdijkinde ren, nou vradg ik ie, een Striek wortel als Sinter klaas, dat hebben we hier nog nooit beleefd; 't vorig jaar hadden we voor 't laatst Koos je Koeïewey, die pre cies drie en twintig keer als Heilige Man is opgetreden voor de voogdij en die 't natuurlijk helemaal van buiten kende, maar verleden keer begon tijdens de plechtigheid z'n baard af te zakken en toen moet. een van die opgeschoten lum mels daar geroepen hebben van „hond 'm Konsje!" en toen raakte Koosje de kluts kwijt en zodoende vindt-ie zich zelf te oud worden, wat-ie eigenlijk onder ons gezegd al tien jaar lang is; maar goed, dat ze die Koosje Koeïewey vervangen is tot daar aan-toe, maar waarom nou. uitgerekend ene Striekwor tel, vraag ik; je weet hoe de Striek- wortels stuk voor stuk zijn daar heb je Cobic met d'r zogezegde natte pleuris, waarvan iedereen weet dat 't 'n kurk droog rheumatiekie is: Leo Striekwortel praat ik niet. over, dat begrijp ie, d'r zijn grenzen, en over Dora kennen we ook beter zwijgen sinds ze zogenaamd elke Zondag gaat tennissennon, es kijken, dan heb je nog Piet Striekwortel, die met haar van Kaan is getrouwd; die heeft z'n kinderen allemaal op de neu trale school gedaan, toen Dollema hoofd van de parochie-school is geworden, avijn, dat is 'n verhaal apart; en dan heb ie die Striekwortel. die bij openbare werken is. hoe die heet weet ik niet, Rudolf geloof ikvee Adolf, avijn ik wil 't kwijt wezen: hij staat al negen iaar op trouwen met haar van Rodelaar, dat kind met. die stiefouders van Klab- bers achter de toren, die indertijd samen in 't voogdijhuis hebben gestaan, hy as portier en zo en zij voor de keuken: zo doende is Willem Striekwortel d'r juist aan gekomen, dat-ie nou 't Sinterkiaas- nakkie van de ouwe Koeïewey mort overnemen; ik zeg tegen me man, 't is wat je noemt 'n aanfluiting zea ik, Willem Striekwortel als Sinterklaas, kletsen kan-de wel. daar niet van, maar ik zeg tegen me man, je ken 't zulke kinderen eigenlijk niet, aandoen, die schatten weten natuurlijk van niks, die denken „kijk, daar heb je de Heilige Man", en dan komt 'n geboren Striek wortel binnen; en dat noemen se dan kinderen opvoeden

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1953 | | pagina 7