Lof voor En overal: waren doorzetters de Nederlandse emigrant zij die slaagden, Kerstening van het werkmilieu De vertelkunst van Anton P. Tschechov ie als God-menselijke ontmoeting ZWERVEND DOOR EEN WERELDDEEL De deelneming van de katholiek aan de „oecumenische beweging" Kerkboeken geloof en lettermoraal en wereld ZATERDAG 7 NOVEMBER 1953 PAGINA 8 Door MARTIN W. DUYZINGS Voor de kinderen Er is hulp Over f ee jaar ga ik terug De héle nacht: flessen Bimienla?ids Apostolaat Het apostolaat van de katho lieke school Geen toeschouwer langs de weg VERSHEID VAN VIS WORDT ELECTRISCH „GEMETEN" ONSCHENDBAARHEID VAN DUCLOS GEHAND- HAAFD GODS LINKERHAND BON De man die een stadswijk kocht MELBOURNE, October. Jan Vossen bad geen klachten. Men vond hein in Moorac een half dozijn lage, door de zon gebleekte gebouwen in een vredige vallei, diep in Zuid-Auatralië en in de kleine kaasfabriek der Moorac Milk Production Company, waar Jan Vossen nu zijti wekelijkse twintig Ponden maakte, geurde bet penetrant naar zure melk en vers ge-oliede machines, doch Jan Vossen stond daar blozend en met een brede, tevreden glimlach achter de mengmachine, alsof hij thuis, in Giesbeek, op een vrije Zaterdag middag zijn eigen tuintje wiedde. Drie maanden geleden wandelde bij met diezelfde, door niets uit de plooi te brengen, ontwapenende glim lach bet kantoor van de directeur der Milk Company binnen, stak hij met een gewoontegebaar zijn beide brede banden diep in de zakken van zijn colbert en solliciteerde hij in zijn beste Engels naar een baan. Hij had zijn leven lang de grootste moeite gehad om een Edammer- van een Goudse kaas te onderscheiden en de kaasmarkt van Alkmaar kende hij alleen maar uit de legende; doch niettemin stond Jan Vossen uit Giesbeek aan de IJssel nauwelijks twintig minuten later buiten, in de milde lente-zon, te staren op een stukje papier dat hem meldde, dat bij drie dagen later een kersverse carrière als kaasmenger bij de Moorac Milk Production Company beginnen kon. Die carrière is nu drie maanden oud. Ergens in Moorac mengt Jan Vossen uit Giesbeek bij Arnhem nu kaas alsof hij zijn leven lang nooit anders beeft gedaan. Iedere Vrijdagavond klimt bij op zijn motor en rijdt bij over de heuvels naar zijn eigen buis, waar bij bet grauwe loonzakje met 20 vers verdiende Ponden ter tafel legt en waar hij, op zeven acres, zijn kleine boerenhof omringende grond nu al drie koeien en bijna tweehonderd beste kippen houdt. „En als u mij nou vraagt, hoe ik dat allemaal in een paar jaar klaar speelde", zegt nu Jan Vossen met dezelfde, baast verontschuldigende glimlach, „dan kan ik alleen'maar zeggen: bet kwam niet vanzelf, maar ik dééd bet zelf. Ik wachtte niet totdat ik geholpen werd. Ik stak de eerste de beste dag dat ik van de boot kwam, gewoon de handen uit de mouwen. Als je het zélf niet doet, raak je achterop Hij was negen-en-dertig nu, Jan Vossen, en wat hij in Giesbeek aan de IJssel des tijds bedreef, had niets met kaas te ma ken. Hij kwam uit een transportbedrijf en zelfs hier, in Moorac, vertelde hij nog altijd niet zonder trots, dat het een oer gezond familiebedrijf was met zes broers en zes vrachtwagens en twee autobussen. Doch naarmate de families der zes ge broeders begonnen uit te groeien Jan Vossen zelf had een Brabantse vrouw en een dochtertje werd toch de spoeling wat dunner en omdat men het bedrijf niet wilde laten uitsterven aan bloedarmoede, klommen Jan Vossen en een andere der gebroeders op de boot naar Australië, met diep in hun hart het voornemen om in de Jonge Wereld binnen de kortste keren een soort van Australisch filiaal van de familie-transportonderneming op te bouwen. „Ja zeker", zegt Jan Vossen, „maar ik was hier bij wijze van «spreken nog geen uur of ik had al dóór, dat zelfs in Austra lië het goud niet aan de bomen groeit. Dat is je eerste ontdekking als je hier ar riveert je bent niet meer Jan Vossen uit Giesbeek, je bent gewoon maar een niets betekenend man in een heel andere wereld, je moet helemaal van voren af aan beginnen, en als je aan die weten schap niet gauw kunt wennen, dan heb je hier gedurende je eerste maanden een allemachtig beroerde tijd". Jan Vossen had een beroerde tijd. Hij maakte het mee, verleden jaar tij dens een recessie, toen duizenden emi granten enige maanden achtereen bitter en vergeefs naar werkgelegenheid zoch ten, dat men op zijn hart kon kloppen als men bij een bierhandel een nogal pro zaïsch baantje kreeg dat met acht Pond per week alles behalve vorstelijk betaal de, en hij belééfde wel wat avonturen voor hij tenslotte drie maanden geleden die kaasfabriek in Moorac kwam binnen stappen. „Maar nu", zegt Jan Vossen, en hij is alles wat hij aan minder vriendelijke dingen in die eerste maanden meemaakte, alweer volmaakt vergeten, „nu bèn ik er politie-agent, die vrouw en kinderen in Nederland achter liet in de overtuiging, dat hij in één jaar tijds in de Jonge We reld een verbluffende carrière zou kun nen maken. De man betaalde zijn reis naar Australië voor de volle honderd procent. Hij stak er al zijn spaargeld in, en toen ging hij in Perth met de beste be doelingen van boord; doch hij ontdekte al gauw, dat he trade-unions aldaar nog al wat eisen stelden alvorens zij 'n voor malige Brabants politie-agent als meester schilder wilden erkennen. Hij ontdekte voorts, dat hij de keus slechts had tus sen een baantje als houthakker, diep in de bossen, of als assistent-metselaar er gens in de buitenwijken van Perth. De politie-agent nam na enkele dagen de trein naar Melbourne. Hij betaalde het van zijn laatste Ponden. Daar, in Mel bourne, zocht hij de Sibajak, het schip dat hem naar Australië gebracht had weer op, monsterde aan tegen een figuur lijk honorarium van zegge en schrijve één gulden, voer aldus per kerende post weer naar het oude vaderland terug, duizend teleurstellingen en een volmaakt uitgehold spaarbankboekje rijker.... Of men ontmoet hier in Melbouren een voormalige Tilburts kantoorbediende, die het zijn zeventien wekelijkse Ponden en zijn tweede-hands-automobiel ten spijt nog steeds niet verdragen kan dat zijn diploma's handelscorrespondentie en dubbele boekhouding hem nog altijd niet de weg openden naar een privé-kan- toor met wit-gelakte telefoons en nijver heen een weer hollende privé-secretares- sen, doch dat hij nu al twee jaar achter een zijn Ponden verdienen moet in de, inderdaad wat troosteloze monotonie van de lopende band in de Holden-automobiel- fabriek, waar men nu in adembenemend tempo tweehonderd wagens per dag ver vaardigt. Of men spreekt in Renmark, in een streek welke men, dank zjj het water van de Mvirray-River en een even enorm als kostbaar irrigatie-systeem met succes reeds heroverde op een, nu in het voor jaar reeds alles verdorrende zon. 'n voor malige schoenmaker uit de Langstraat, v„.-■ mauge scnoenmaKer uit ue Langstraat, dan ik heb een basis. Twintig Pond per ^je |,ej jn Melbourne cn in Adelaide ver week, en een eigen huisje en zeven acres grond en drie koeien, en 180 kip pen. en ik krijg drie-en-een-halve shilling voor elk dozijn eieren, en hier ga ik nu een paar jaar bl'iven...." Jan Vossen heeft geen haast. Hij leeft nog altijd in de overtuiging, dat ook in Australië het goud niet aan de eucalyp- tusbomen groeit. Hij beklaagt zich daar niet over. Hij heeft zijn nieuwe toekomst ingedeeld in etappes. De eerste van deze etappes heeft hij nu achter de rug hij heeft de basis gelegd, waarop hij kan voortbouwen. Straks, over enige jaren zet hij, met dat wat hij daar in Moorac aan ervaring en Ponden verzamelde, de volgende stap op de lange, soms sterk geaccidenteerde weg die elke pionier be wandelen moet, zo hij werkelijk slagen wil. „Je moet het voor de kinderen doen", zegt Jan Vossen, „en niet op de eerste plaats voor jezelf. Mijn tijd had het ook in Giesbeek wei geduurd. Als je j>et zo ziet. als je het alleen maar voor je kin deren doet. dan heb je geen' haast". Er komt straks, over enige jaren, ook in Australië nog wel eens een familie bedrijf, dat dan vermoedelijk The Vos sen Transport Company zal heten. Al leen met het oog daarop, mengt Jan Vossen nu zonder mopperen kaas in Moorac Daarom maakt ginds in New South Wales, vele hon -rden mijlen ver derop, de tweede der gebr-eders Vossen als electrisch lasser nu het ene over uur na het andere. Er zijn, zegt men, weken dat hij 32 Pond per week ver gaart. „Als je je handen maar niet ver keerd hebt staan", zegt ook hij, „als je het zélf maar doet en vooral niet wacht, totdat je ze uit meêljj komen helpen" Er bestaat in Australië een Common wealth Employment Service, die ook de emigrant met raad. daad en adviezen bij staat en in wier archieven men op het ogenblik nog altijd meer vacatures dan werkzoekenden vindt. Er arriveren emi granten in het kader van bepaalde sche ma's zoals dat van Pater Maas, en zij die. zorgvuldig geselecteerd, aldus in de Jonge Wereld aankomen, vinden in feite hét fundament hunner toekomst, waar aan een man als Jan Vosse" een paar jaar volop bouwen moest, al gereed. Men treft in Perth, in Adelaide, in Melbourne, in Bonagilla, op Tasmanië, in Sydney en Brisbane Nederlandse priesters en pre dikanten. wier taak zich voor een be langrijk deel uitstrekt op sociaal terrein en die ook op dat -ebied, helpend en steunend waar zij maar kunnen, uiterst belangrijk werk hebben verricht. Er is, tenslo:te, in Australië een Nederlands emigratie-apparaat dat niet alleen in Can berra als trait d'union fungeert tussen het officiële Australië en de uit Nederland arriverende New Australians, doch dat bovendien, zo ver dat althans in zijn ver mogen ligt de nieuw arriverende Neder landse immigrant lang nog, nadat hij in Perth, in Melbourne of in Sydney debar- keerde, helpen, adviseren en leiden blijft zo lang hij nog moeite heeft, zijn eigen weg te vinden. En inderdaad de Neder landse emigrant staat, in frappante tegen stelling tot tal van andere buitenlanders, die hier nu met hele scheepsladingen ar riveren, niet alleen, verloren en verlaten zo gauw hij de loopplank van het schip, dat hem naar het andere eind van de we reld bracht, achter zich gelaten heeft. Doch zo hij zich voorstelt, dat men zijn pad reeds volledig heeft gebaand en dat hij niets anders te doen heeft dan het openen van een bankrekening teneinde zijn toekomstige fortuinen op te bergen, zonder er blaren van in zijn handen te krijgen, zo gaat hij onvermijdelijk door een poel vol teleurstellingen Olj komt die teleurgestelden links en rechts in Australië wel tegen. Men ver- lelt u de geschiedenis van de Brabantse geefs probeerde cn die nu hier, in de country, waar voor de emigrant kenne lijk de beste kansen liggen, als sim pel grondwerker een behoorlijk loon ver dient. Hjj is er nog geen jaar en hjj be hoeft slechts om zich heen te kjjken, om te zien, dat ook in Australië een enkel jaar niets betekent op de moeilijke weg naar een nieuwe, veilige toekomst. Doch hij mist het geduld. Hjj wil terug naar de Langstraat en er «raat geen brief naar huis, of hjj waarschuwt zijn vrienden cn zijn familie blijf i" het vaderland, er gebeuren ook in Australië geen wonderen. „Over twee jaar", zegt hjj, „ga ik terug". En vermoedelijk zal hij gedurende deze twee jaar, dag in dag uit, wat bitter en teleurgesteld, vergeefs zitten wachten op het wonder dat zelfs in Australië, net zo min als in de Langstraat, gebeuren wilde. Er worden in Australië door Nieuwe Australiërs fantastische carrières gemaakt, en hoewel de ervaring ook de verslagge ver, zich moeilijk voortworstelend in een j doolhof vol indrukken en problemen, reeds leerde, dat men de meeste, adem benemende blitz-carrière-verhalen ook in dit jonge werelddeel wel met een hand vol zout dient te nemen, is het inderdaad wel zo, dat dit land elke demonstratie van harde, koppige pioniersgeest op de duur inderdaad soms gul en overdadig honoreert. Doch de pioniers maakten het zich nimmer gemakkelijk. Er woont in Perth een Nederlander, die practisch dag en nacht werkte om achthonderd Pond bij elkaar te sparen. Hij had er 'n auto of een lapje grond voor kunnen kopen, doch hij „kocht" voor die 800 Pond een., complete stadswijk. In deze stadswijk brengt hij nu de melk rond. Hij heeft er een monopolie. Hij distribueert er zijn flessen, iedere avond van hal' twaalf tot de volgende ochtend om zeven en men schat hem nu reeds op zestig Pond „schoon" .jer week. Ziin huis is nog altijd geen paleis. Zijn wagen is een krakend vehikel uit de dagen van Olim. waarmee hij zijn melk rondbrengt, en wat hij zegt, is „Ik heb geen haast, ik kwam hier niet omdat ik snakte naar automobielen en dure radio-toestellen-op-afbetaling. Ik kwam hier om hard te werken, en pas als ik wérkelijk iets bereikt heb, zal ik van mijn huis een villa, en van mijn vervoermiddel een dure Engelse sport wagen maken". Of men bezoekt in Seacomb Gardens buiten Adelaide een horlogemaker uit Hengelo, die tot verbazing van vriend en vijand een juweel van een, van alle moderne gemakken voorziene gloed nieuwe villa huui'de, ook al was hij dan pas enige maanden in Australië en ook al bestond er voor die villa's een afgrij selijk lange wachtlijst vol candidaten. „Het enige wat ik er voor deed was. dat ik om de haverklap in het bureau stond waar ze die huizen zaten uit te delen. Vermoedelijk gaven ze me tenslotte dat huis omdat ze van me af wilden wezen", zegt nu de horloge-maker uit Hengelo. Hij is een tevreden man en hij verdient niet meer dan veertien Pond per week en dat is zes volle Ponden minder dan Jan Vossen uit Giesbeek aan de IJssel! en hij wil eigenlijk nauwelijks méér, maar ook hij zegt tenslotte: „als ik er zelf zo hard niet voor had gevochten, als ik gewacht had totdat ze het me zouden voordoen, dan zou ik met. mijn familie vermoedelijk nu in een caravan huizen en sterven van het heimwee". Zo vindt men zijn pioniers, kleine en grote. De ambtenaar der Haagse gemeente werken die, op middelbare leeftijd, met vrouw en twee zonen naar Australië emi greerde en die nu in een der buiten wijken van Melbourne een reputatie ge niet als... tuinman. De stucadoor uit Den Haag die thuis in het vaderland in feite niet te mopperen had, doch die niette min naar Australië ging „omdat er altijd goede stucadoors gevraagd worden in 'n land met een schreeuwend huizentekort", en die nu, terwijl hij de grauwe barakken van het Woudside-Centre benoorden Adelaide nog niet achter de rug heeft, aan het eind van iedere week al 47 Pon den uittelt op een kleine, wankele tafel. De voormalige ambtenaar van het ar beidsbureau in Deventer die, in de buurt van Mount Gambier, volgend jaar als share-farmer al zal delen in de opbrengst van een florerend Australisch boerenbe drijf en die voor geen goud meer achter zijn bureau en zijn voorschriften, thuis in Deventer, zou willen...: zij allen toon den iets van de pioniersgeest welke men in Australië langzamerhand al „typisch Nederlands" begint te noemen. Zelfs mister Cain, de vinnige minister president van de staat Victoria die over de kansen der emigranten waarachtig geen rose-gekleurde sprookjes vertelt, had voor de meesten der Nederlandse emigranten, voor hun pioniersgeest, hun werkkracht en hun gedrag in het alge meen .niets anders dan woorden van lof, ook al voorspelde hjj (als zijnde een vurig lid der oppositie en een niet al te scrupuleus tegenstander van de minister voor de immigratie. Holt) tijdens het onderhoud dat wij in Melbourne met hem hadden, als terloops, voor het jaar 1954 een nieuwe recessie. De Nederlandse emigrant liééft, willen wij slechts zeggen, in Austra lië een uitstekende naam Omdat hij, een enkele uitzondering daargelaten, uit Nederland iets meenam, dat hem op tal van andere Nieuwe Australiërs (en zelfs op sommige Old-Austra lians een voorsprong gaf: een houding die, zo men haar tegen de achtergrond van deze Jonge Wereld projecteert, opeens veel minder ge compliceerd en duister lijkt dan men thuis in het vaderland wel zou ver wachten. Van onze redacteur) Als een der grondoorzaken van de onkerkelijkheid kunnen we beschou wen de ongodsdienstigheid van het milieu, waarin de mens werkt. De godsdienstige uitingen van de mens zijn teruggedrongen naar het kerk gebouw en de binnenkamers. Dit heeft natuurlijk zijn uitwerking op de individuen gehad, waarbij de leek aanvankelijk meende, dat het uitsluitend de taak van de priester was zich met het „sacrale te bemoeien. Zeer begrijpelijk, dat dit een gebrek aan geloofskennis tot gevolg had. Enige parate geloofskennis was er nog wel, zodat men in ieder geval tegen over andersdenkenden hij een eventuele „aanval" niet met de mond vol tanden stond, maar een zich verdiepen in het wezen van het H. Geloof, in de verhouding van de mens tot Christus, daar toe kwam men niet. Het zwaartepunt voor het leven van de christen kwam niet meer te liggen in zjjn verhouding tot Christus, maar in het onderhouden van de geboden, in het beoetenen van de deugden met andere woorden: de zedelijke deugden gingen prevaleren op de goddelijke deugden van geloof, hoop en liefde, die de mens juist onmiddellijk op God richten. Men kwam. zoals de hoofdaalmoezenier van de Arbeid in het bisdom Haarlem, C. Geraets. het uitdrukte: tot kerkboeken, geloof en lettermoraal. De mens moet weer de juiste kijk krij gen op de Kerk, hij moet zijn persoon lijke verantwoordelijkheid gaan beseffen ten aanzien van zijn medemensen. Dit geldt zeker ook voor de arbeider, die in het milieu waarin hij werkt, zo'n heilzame invloed kan uitoefenen. We behoeven niet opnieuw uit te weiden over de ontkerstening van de arbeidersmassa. Het is genoegzaam be kend. Maar wel willen wij als licht punt hier tegenover stellen, dat onder de arbeidende bevolking het verlan gen leeft naar meer dan materiële za ken. Onder grote groepen zoekt men naar vernieuwing, verdieping en wil men iets, dat uitgaat boven het pro fane en het leven van alledag. Uit de ervaringen van de aalmoezeniers in de bedrijven is dit gebleken. Om het individu te kerstenen, moet eerst het milieu gekerstend worden. Het ligt voor de hand, dat hierin eerst de christenen gevormd moeten worden tot leken-apostelen, wat de taak van de priester is Zo wil het Bedrjjfsapostolaat het werk-milieu kerstenen en zich via de leken-apostclen tot de onkerkeljjken richten. Hier en daar op de bedrjjven werken reeds kernen van katholieke arbeiders, die geregeld bijeen komen om zich apos tolisch te scholen en vooral door hun voorbeeld van echt godsdienstig leven veel voor hun mede-arbeiders kunnen betekenen. Voor het binnenlandse apostolaat is ook de katholieke school van enorme bete kenis. Het begint reeds bjj de kleuter school, vanwaar de kleinen thuis komen met iets, dat de katholieke levenssfeer in het gezin kan bevorderen. Ook het contact van de ouders met, de leerkrach ten en met andere katholieke ouders hebben op zo belangrijk is. Vele lauwe of zelfs in het geheel niet meer practiserende ka tholieken zjjn tot de Kerk teruggekomen, doordat de kinderen een katholieke school bezochten. Ook werkt het katholieke onderwijs bevruchtend op het katholieke organi satieleven, aangezien de overgang van de katholieke school naar de katholieke jeugdvereniging en vandaar naar katho lieke vak- en standsorganisaties vlotter geschiedt. De katholieke school kan èn door haar sfeer èn door uitdrukkelijke lessen er toe meehelpen, dat de kinderen een ech te geloofsovertuiging krijgen, die aan trekt en uitnodigt, maar niet afstoot als „bet-weterij". Belangrijk is ook, dat de leerlingen, vooral op de middelbare scholen, door het verkrijgen van enig inzicht in de dwalende opvatting van „andersdenkenden" de anderen leren verslaan. Door dit laatste kan de basis gelegd worden voor het latere „oecu menische gesprek", indien men daartoe rijp is. Is de eerste doelstelling van het Bin nenlands Apostolaat, dat bij de viering van de St. Willibrord-Zondag onze bij zondere aandacht vraagt: het apostolaat ten opzichte van het grote getal der on- kerkelijken, de tweede doelstelling is het Apostolaat der Hereniging. We kennen daarvoor de term oecu menische beweging", de beweging, die streeft naar vereniging van alle christe nen tn de éne Kerk van Christus. Voor de protestant betekent „oecumenische be weging": een zoeken naar de eenheid der Kerk. een beweging dus om te komen tot een eenheid in Kerk, in geloof, die er volgens hem, de protestant nog niet is. Voor de katholieken is de „oecume nische beweging": het terugvoeren naar het binnenvoeren in de reeds bestaande eenheid der Kerk. Ondanks dit wezenlijke verschil kun nen katholiek en protestant elkander in deze „oecumenische beweging'' treffen, contacten opnemen en verdiepen, opdat het verlangen naar eenheid het zoeken naar de eenheid versterkt en zo uit dit contact het licht van de Waarheid kan ontspringen. De katholiek mag niet als toeschou wer langs de weg blijven staan, waar anderen voorbijgaan, die de waarheid zoeken. Hij is geroepen om te helpen, om voor te gaan. de weg te wijzen. Deze taak van de katholiek en zijn op deze manier ook deelnemen aan de „oecu menische beweging", is niet alleen een zaak van wereldformaat en een wereld- Wat achter de woorden schuil gaat |~i R KWAM eens een jurist bij Tschechov op bezoek, I j die zijn gesprek terdege meende te heb ben voorbereid. Hij begon Tschechov omtrent diens werk een diepzinnige vraag te stellen. Met veel geleerde woorden formuleerde hij hetgeen hij te vra gen had, zonder twijfel trots op de indruk van hoge intelligentie die hij daarmede zou vestigen. Tsche chov gaf hem een nietszeggend antwoord en vroeg toen plotseling: „Houdt u van fotograferen?" Het bleek dat de vragensteller inderdaad een hartstoch telijk fotograaf was. Het onderwerp bracht hem in eens op gang, niet zoals hij zich had willen voordoen, als een diepgraver maar zoals hij werkelijk was. Maxim Gorki, die Tschechov goed gekend heeft, kan een gunstige invloed slappe" katholieken. Nog meer spreekt zulks bij de lagere en middelbaie aangelegenheid. Het is een wezensbelang school, waar het godsdienst-onderricht bovendien voor de missionering in al die gebieden ter wereld, waar de waarheid van Christus nog moet worden uitgedra gen Door een instituut te Pioen in Slees- wijk-Holstein is een electrisch apparaat geconstrueerd, dat de mate van versheid van vis moet vaststellen. Een bekende Westduitse firma maakt het apparaat thans gereed voor industriële productie. De werking van het apparaat berust op het feit, dat de geleiding van een elec- trische stroom door eeji vis toeneemt, naarmate de vis meer tot ontbinding overgaat. Het toestel zou op vismarkten kunnen worden gebruikt om menings verschillen over de versheid van aange voerde vis te voorkomen. vertelt een hele reeks soortgelijke anecdotes over zijn landgenoot. „In Tschechov's aanwezigheid" aldus Gorki „trachtte iedereen zonder dat hij het wilde, eenvoudig en waarachtig te zijn. Ik heb dikwijls meegemaakt hoe bezoekers te voorschijn traden uit de maskerade van boekenfrases, modewoorden en goedkope schijnwijsheid, waarmee Russen, als zij Europeaan willen spelen, zichzelf vermommen". Zulke dingen hinderden Tschechov. Telkens als hij iemand zo uitgedost zag, deed hij zijn best hem dade lijk te ontdoen van het masker, dat zijn ware gelaat en zijn levende ziel verborgen hield. Hij stelde zijn bezoekers op hun gemak door hun gelegenheid te bieden gewoon te doen. MET zijn lezers doet Tschethov het zelfde. Zijn verhalen ontlenen hun stof aan 't allergewoonste dagelijkse leven; geweldige gebeurtenissen komen er niet in voor. Zij stellen geen hoge eisen aan het intellect en zij schijnen ge schreven in simpele woorden met een passieloze, haast ongeïnteresseerde lauw heid. De lezer voelt, dit is eenvoudig, dit is de realiteit, zulke mensen, zulke situaties als Tschechov beschrijft, be staan werkelijk. Hier is een schrijver die „gewoon" doet. Over alledaagse dingen schrijven nu is iets dat weinig auteurs zich kunnen ver oorloven zonder onbeduidend te worden. Tschechov's verhalen zijn evenwel aller minst onbeduidend. Zij grijpen de lezer in het hart omdat Tschechov in dat alle daagse leven de tragische kern blootlegt. Omdat achter het gewoonste gesprek tus sen de gewoonste mensen steeds Tsche chov zelf staat, met een weemoed ge glimlach en een hart vol droefheid. „Dit" zo schijnt Tschechov te zeggen „is niet de goede manier om te leven". Hij zegt het nimmer. Tschechov heeft niets van een pedante schoolmeester. Hij laat het aan de lezer over te begrijpen wat hij bedoelt. Belangrijker dan de woorden van zijn verhalen is de donkere onder toon. Terwijl de woorden met een gladde eenvoud de gebeurtenissen vertellen, is het d'eze ondertoon die werkelijk telt. Een zacht, maar bitter verwijt klinkt daaruit op tegen de banaliteit van het burgerlijke leven. Want er is niets dat Tschechov zo kwelt als 't triviale dat hjj overal in zjin omgeving signaleert. Om dit goed te be grijpen dient men Tschechov te plaatsen in zijn tijd. Hij was de tolk van een libe raal interregnum in de geschiedenis van zjjn land. In 1860 geboren als zoon van een bevrijde slaaf, maakte hij in zijn jonge jaren de sociale revolutie mee, die tot de afschaffing der slavernij leidde. Zjjn leven viel in de nadagen van Keizer lijk Rusland. In zijn werk vindt men de sociale chaos weerspiegeld, die resul teerde uit de woekering van liberale denkbeelden in een archaische sociale structuur; een chaos waarin zelfingeno men en onbekwame notabelen de hoofd rol konden spelen. Tegen de geestelijke vlakheid van deze voornamen richt zich zijn bedroefd ver wijt. Onbarmhartig maar oprecht tekent hij hun deerniswekkend portret; met innige sympathie stelt hij daartegenover de hulpeloosheid van hen die hogere idealen hebben, maar tegen het banale leven niet zijn opgewassen. Het meest kenmerkende van Tsche chov is daarbij dat hij deze gedachten niet opdringt, zelfs niet uitspreekt. Wie HET CHRISTENDOM maakt ons, behalve op de geheimen Gods ook attent op de geheimen van ons eigen bestaan. Het geeft ons e>en visie op de wereld en op onszelf. En het christendom houdt strikt rekening met de wijze waarop wij als mens in de wereld te leven hebben. In ons eigen bestaan hebben wirj schijnbaar te maken met twee grootheden. Daar is enerzijds de wereld van het zichtbare, het hoorbare, het grijpbare, het onmiddellijk nabije; de wereld van klank en kleur, van concrete vormen, van stoffelijke schitte ring. welke zich zonder enige tussenweg rechtstreeks aan mij opdringt. Het is een' wereld, waarmee ik geen moeite heb om me er scherp bewust van te zijn. Het eten staat voor me op tafel; het geld draag ik in mijn portefeuille en een verblindende en oorverdovende reclame doet mij weten, wat ik er voor kan kopen. In deze uiterlijke wereld ben ik zelf opgenomen; ik maak er deel van uit; ik ga mee met haar rhythme; ik kan nie er niet van losmaken. Geen enkele poging, om die uiterlijke wereld te ontvluchten, zal slagen. Van nature bezit ik oveeigens ook geenszins de nei ging, om mij aan de glans van het uiterlijke en stof felijke te onttrekken. Integendeel, ik ben er gevoelig voor. Ik ben gevoelig voor haar soms intense en mee slepende schoonheid. Wat ik onderga en ervaar, wan neer een wonderlijke, harmonieuze samenklank van muziek mij omspoelt en overstelpt, vermag ik niet uit te drukken. Ik ken mezelf niet terug, wanneer ik in vervoering geconfronteerd word met de schone vorm welke de stof kan aannemen: de schoonheid van oude Europese steden, de ruige golving der Franse Alpen, de bruisende en eindeloos-monotone schoonheid van de wateren der zee, de ontroerende kracht en zachtheid der menselijke taal. de verovej rende glans en souplesse van het menselijk lichaam, wij worden erdoor omringd en meegetrokken. Dat is een wereld waarin wij ons thuis kunnen voelen, een wereld waartoe wij zelf behoren. ANDERZIJDS, juist in deze overweldigende we reld van het uiterlijke wordt mij een andere wereld openbaar. Ook deze andere wereld kan ik niet wegredeneren. Het geweld en de schoonheid van het uiterlijke zetten het innerlijke in beweging. De klankenrijkdom der geïnspireerde muziek raakt mij niet enkel uiterlijk, maar vooral inwendig. Ik ervaar en leef mee; ik voel en wordt mij bewust; en allerlei krachten en vermogens in mij, die ik niet kan zien of waarnemen, brengen mij in contact met deze andere wereld: de wereld van de geest, van het ge heimvolle maar zeer werkelijke. God. de smetteloos zuivere geest, kunnen wij slechts in de wereld van dit innerlijk ontmoeten. Voor Hem en voor ons is het uiterlijke slechts tus senweg. Hjj gebruikt het om ons te laten zien, dat Hij er is, en om ons enigszins te doen vermoeden, wie Hij is Hij gebruikt dus de uiterlijke wereld a!s waarschuwing, als teken en symbool. In die zin zou men heel de wereld een grandioos en alles omvattend Sacrament kunnen noemen: de verbin dingslijn tussen de mens en zijn God. In deze ge- dachtengang kan men ook begrijpen, hoe het komt dat God naar Zijn eigen getuigenis „de wereld zo zeer heeft liefgehad"; want uiteindelijk betekent de wereld voor God: de mensheid, en de brug van de mensheid naar God." Nu heeft God zelf door een onbegrepen mysterie in de uiterlijkheid van deze wereld willen delen; Hij nam een menselijke gestalte aan; Hij werd mens. Hier was in de persoon van Christus, geen brug meer tussen het goddelijke en het menselijke; hier waren beide één. Hier verborg een uiterlijke wereld (een zichtbare mensengedaante) een nog veel groter ge heim dan heel de wereld der glanzende en stralende stof ooit versluierd hield of in een mensenhart had opgeroepen. Hier was een Sacrament, dat niet alleen iets geheimvols, iets innerlijks en goddelijks symbo liseerde en aanduidde, maar het ook was en mee deelde. BIJ CHRISTUS ligt de sleutel van het mysterie der sacramentele symboliek in de Kerk. In Christus wordt het duidelijk, dat God de absolute wil bezit om binnen te dringen in onze uiterlijke wereld opdat Hij ons innerlijk voor zichzelf zou kunnen veroveren en gelukkig maken. In Christus doet God met ons mee en gaat Hij met ons om. En wie met mensen omgaat en verkeert, is aangewezen op tekenen en symbolen, op klanken en kleuren, op woorden en gebaren. Een God, die met Zjjn boodschap en met Zyn eigen leven wil doordringen tot de wereld van de menselijke geest, maakt daarbij gebruik van de wereld der uiterlijkheden, om onze aandacht te trek ken en om zich te verzekeren van een weg, een kanaal, waarlangs en waardoorheen Hij ons kan geven wat Hij in goddelijk-souvereine vrijheid wil schenken. Zo wordt de Kerk van God op aarde een gemeen schap. waarin de voortlevende Christus voortgaat ónze taal te spreken en alles wat Hij ons te zeggen en te bieden heeft op aangepaste wjjze aan ons° te openbaren. Zo is de Kerk voor de mensheid dus eens te meer het mateloos geheim van de levende Chris tus. die dezelfde is gisteren, vandaag en in eeuwig heid. j EZE CHRISTUS, die zich in onze wereld incar- I ncert, vindt tegenover zich een christenheid, die zich voortdurend met hem bezighoudt. Langs de weg der symboliek zal die christenheid een hele geschiedenis lang de voortlevende Christus trachten te benaderen. Zij moet daarbij deze „weg door de uitwendigheid" wel kiezen, omdat zij bestaat uit mensen en omdat voor deze mensen de gebonden heid aan de symboliek samenhangt met hun wezen. Herinnering en verbeelding, gevóél en hartstocht be dienen zich van de symboliek als praktisch middel om ziclikelf gestalte te verlenen cn eigen inhoud te manifesteren. Wij menen dat hier het wordings moment ligt van wat men wel eens „christelijke cultuur" noemt. OOK CHRISTUS zelf heeft echter Zijn best ge daan. Hij heeft gezorgd, dat Zijn gedachtenis levend zou blijven, en Hij is er beter en voor treffelijker in geslaagd dan wij met heel onze Euro pese cultuur. Deze cultuur drukt immers slechts uit wat zij van Christus denkt, wat zij zich van Hem herinnert en wat zij voor Hem voelt. Zy spreekt van Hem in schone stoffelijke vormen, 'in lijnen en fi guren, in woorden vol poëzie, in liederen en hymnen, in rustige en bruisende muziek. Maar zij geeft ons de Christus zelf niet; slechts een ongrijpbare herin nering aan Hem. Wü hebben de gigantische artis tieke pogingen van Michel Angelo. de wijd-golvende koralen uit de Mattheus-Passion, de milde Italiaanse fresco's de Divina Comedia, het Avondmaal van Leonardo da Vinei. En achter stof en klank en kleur en rhythme leeft een onvergelijkelijke weelde aan menselijk voorstellingsvermogen en menselijke crea tieve eeest.. De levende Christus echter leeft niet daar. Zijn Avondmaal vind ik in de realitiet van vandaag niet terug op 't doek van 'n Italiaanse meester, maar ergens anders, daar waar Christus zélf een levend en vruchtbaar teken heeft opgericht voor alle tiiden. toen Hij, Zijn mysterieuze woorden uitgesproken over het brood en de wijn, besloot met een „doet dit tot Mi.jn gedachtenis". ZEVEN SYMBOLEN heeft Hij geschapen, die rnéèv zijn dan symbolen, meer dan zinrijke voorstelling en troostende herinnering. In deze zeven tekenen, die wij „Sacramenten" noemen, d.w.z. heilige gehei men. goddelijke mysteries, heeft Christus zichzelf on sterfelijk gemaakt en Zijn aanwezigheid in de we reldgeschiedenis blijvend gewaarborgd Zeven mo numentale wonderen Gods. tot ons komend in de uiterlijke omhulling van woord en gebaar, van klank en kleur, garanderen ons een blijvende reële en con crete gedachtenis, aan Hem die mens werd en de wereld verloste. Zijn verlossing is niet enkel een his torisch feit. gedateerd op een bepaalde dag; langs zeven mysterieuze kanalen dwars door de eeuwen en door de tijd heen, is die Verlossing ook in het heden actuele werkelijkheid. Vandaag vind ik de goddelijke levenskracht van de historische Christus niet enkel afgebeeld en verzin nebeeld terug; ik ontdek die goddelijke levenskracht zélf en kan er persoonlijk en levend mee in contact komen. Hier is dus veel meer dan enkel zwakke uit beelding en gebrekkige uitdrukking van de verlos singskracht. Het kerkgebouw verandert, wanneer binnen zijn muren een der Sacramenten zich voltrekt. Dan wordt dit bouwwerk een kostbaar schrijn, waar in het heilige en goddelijke aan mensen wordt ge toond en gegeven. Dan wordt de kerk een geheim zinnige ruimte, waarbinnen God zelf op onbegrepen wijze werkzaam is. Dan is het een van die vele plaatsen waar de vruchtbare activiteit van de leven de Christus voortgang vindt. S. JELSMA M.S.C. zich in zijn venhalen verdiept, moet ter wijl hij met de ogen leest, de diepere be tekenis peilen met 'een orgaan dat ge voelig is voor sfeer en stemming Wat niet in woorden te lezen staat, de diepe zucht van een zuiver menselijk hart, kan slechts met een sensibel oor gehoord worden. Zo fijn is de alchemie van zijn verhalen en toneelstukken gedistilleerd, dat de zin van Tschechov's werk de aan vankelijke beoordelaars ontglipte; slechts de tovermacht van een uitzonderlijke toneelregisseur als Stanislavsky was in staat de onderstroom van Tschechov's woorden gestalte te gev'en, stilten hoor baar te maken, en de sombere druk van een hopeloze droefheid te doen voelen. EEN nieuwe bundel Tschechov-ver- halen gaf ons aanleiding tot dit ar tikel. Hij ontleent zijn titel aan het eerst'e der vier hierin opgenomen verhalen „Zaal 6". Na hetgeen hierboven gezegd werd zal het duidelijk zijn dat men Tschechov onrecht doet door de inhoud van zijn vertellingen weer te geven. Wie over „Zaal 6" zou zeggen dat dit verhaal handelt over 'n dokter, 'n zacht moedige, weinig zelfverzekerde scepticus, die in een zaal waar krankzinnigen ver pleegd worden voor het eerst een ver standige en belangwekkende mens ont moet die, wanneer men hem herhaal delijk m'et de verpleegde in diepzinnig tweegesprek aantreft, door zijn omge ving voortaan zelf als een geesteszieke wordt geschuwd en tenslotte in zaal 6 een ellendige dood sterft, wie kortom alleen de feiten resumeert van het ge geven, heeft van Tschechov weinig be grepen. De echte Tschechov zit dieper. Onder de oppervlakte der feiten is die melancholieke herfststemming waar neembaar, waarin voor de goede hoorder Tschechov's zachte muziek klinkt. Hij componeert eindeloze variaties op vaste thema's. Deernis met de intelligente mens die leven moet in een platvloerse wereld; afschuw van de bruutheid der zelfvoldanen; gedachten over goed en kwaad, lijden en geluk der mensen. Het is niets opzienbarends wat Tsche chov ons te verstaan geeft. Als een groot denker behoeft hij stellig niet beschouwd te worden. Maar wel is hij een groot schrijver, omdat hij de macht bezit voel baar te maken wat achter de woorden schuil gaat. En omdat hetgeen hij zeg- De Franse nationale vergadering heeft Vrijdag geweigerd de parlementaire on schendbaarheid van vijf vooraanstaande communistische afgevaardigden, onder wie Jasques Duclos op te heffen. Zoals men weet, worden zij beschuldigd van sa menzwering tegen, de staat. De stemver houding was 291 tegen 302. gen wil voortkomt uit een hart, even op recht bekommerd als het hart van de oude man uit „In het ravijn", de slot vertelling van de bundel; Wanneer deze oude een door het lijden geslagen vrouw met paard en wagen naar de stad rijdt, troost hij haar met zijn gerijpte levens kijk: „Het leven is lang, er komt nog goed en kwaad. Van alles komt er nog". Tschechov zelf kon zo getroost hebben. P. N.a.v. „Zaal 6". Vier vertellingen van Tschechov. Uitg. L. J. Veen, A'dam. £#8M Advertentie THE LEFT HAND OF GOD LA MAIN GAUCHE DE DIEU GOTTES LINKE HAND GUDS VENSTRE HAND in Amerika en Engeland in Frankrijk, in Duitsland in Denemarken in Nederland, en België is de titel van één der machtigste romans, die de laatste jaren zijn verschenen. U heeft erover gelezen, U heeft ervan gehoord, NU nog één stap en U is de gelukkige besitt(st)er van dit prachtboek, wantU kunt het kopen tegen de winkelprijs van f6.25, maar ook in precies dezelfde Iraaie uitvoering i i o RH r d te morden van HET voor slechts f Z.DU THIJMFONDS, het eerste, het grootste en het goedkoopste Nederlandse boekenfonds voor Katholieken. Géén inschrijfgeld. - Enige verplichtingminstens I jaar lid blijven en in dat jaar zes boeken ajnemen d f2,50 per stuk. Ook betaalbaar met f,25 p. mnd. Prospectus gratis op aanvraag. INVULLEN IN BLOKLETTERS Kaam: Adres: Plaats: wenst lid te worden van „Het Thijmfonds" tegen betaling van - fl.25 per maand f2.50 per boek f 15.— per jaar betaling geschiedt: per postgiro no. 268700, per kwitantie, verhoogd met incassokosten. Niet verlangde s.v.p. doorhalen. Handtekening: n I II era verzenden in ongejrankeerde envelovve Ueze bon invullen met op de adreszijde: Machtiging no 1557 Den Haag. Aanmelding kan ook geschieden per brief of briefkaart.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1953 | | pagina 8