Lof voor
En overal:
waren doorzetters
de Nederlandse emigrant
zij die slaagden,
Kerstening van het werkmilieu
De vertelkunst van Anton P. Tschechov
ie als God-menselijke ontmoeting
ZWERVEND DOOR EEN WERELDDEEL
De deelneming van de katholiek aan de
„oecumenische beweging"
Kerkboeken geloof en
lettermoraal
en wereld
ZATERDAG 7 NOVEMBER 1953
PAGINA 8
Door MARTIN W. DUYZINGS
Voor de kinderen
Er is hulp
Over f ee jaar ga ik terug
De héle nacht: flessen
Bimienla?ids Apostolaat
Het apostolaat van de katho
lieke school
Geen toeschouwer langs de weg
VERSHEID VAN VIS WORDT
ELECTRISCH „GEMETEN"
ONSCHENDBAARHEID
VAN DUCLOS GEHAND-
HAAFD
GODS LINKERHAND
BON
De man die een stadswijk kocht
MELBOURNE, October.
Jan Vossen bad geen klachten.
Men vond hein in Moorac een half dozijn lage, door de zon
gebleekte gebouwen in een vredige vallei, diep in Zuid-Auatralië
en in de kleine kaasfabriek der Moorac Milk Production Company,
waar Jan Vossen nu zijti wekelijkse twintig Ponden maakte, geurde
bet penetrant naar zure melk en vers ge-oliede machines, doch Jan
Vossen stond daar blozend en met een brede, tevreden glimlach achter
de mengmachine, alsof hij thuis, in Giesbeek, op een vrije Zaterdag
middag zijn eigen tuintje wiedde. Drie maanden geleden wandelde bij
met diezelfde, door niets uit de plooi te brengen, ontwapenende glim
lach bet kantoor van de directeur der Milk Company binnen, stak
hij met een gewoontegebaar zijn beide brede banden diep in de
zakken van zijn colbert en solliciteerde hij in zijn beste Engels naar
een baan. Hij had zijn leven lang de grootste moeite gehad om een
Edammer- van een Goudse kaas te onderscheiden en de kaasmarkt van
Alkmaar kende hij alleen maar uit de legende; doch niettemin stond
Jan Vossen uit Giesbeek aan de IJssel nauwelijks twintig minuten
later buiten, in de milde lente-zon, te staren op een stukje papier dat
hem meldde, dat bij drie dagen later een kersverse carrière als
kaasmenger bij de Moorac Milk Production Company beginnen kon.
Die carrière is nu drie maanden oud. Ergens in Moorac mengt Jan
Vossen uit Giesbeek bij Arnhem nu kaas alsof hij zijn leven lang nooit
anders beeft gedaan. Iedere Vrijdagavond klimt bij op zijn motor en
rijdt bij over de heuvels naar zijn eigen buis, waar bij bet grauwe
loonzakje met 20 vers verdiende Ponden ter tafel legt en waar hij, op
zeven acres, zijn kleine boerenhof omringende grond nu al drie koeien
en bijna tweehonderd beste kippen houdt. „En als u mij nou vraagt,
hoe ik dat allemaal in een paar jaar klaar speelde", zegt nu Jan
Vossen met dezelfde, baast verontschuldigende glimlach, „dan kan
ik alleen'maar zeggen: bet kwam niet vanzelf, maar ik dééd bet zelf.
Ik wachtte niet totdat ik geholpen werd. Ik stak de eerste de beste dag
dat ik van de boot kwam, gewoon de handen uit de mouwen. Als je
het zélf niet doet, raak je achterop
Hij was negen-en-dertig nu, Jan Vossen,
en wat hij in Giesbeek aan de IJssel des
tijds bedreef, had niets met kaas te ma
ken. Hij kwam uit een transportbedrijf
en zelfs hier, in Moorac, vertelde hij nog
altijd niet zonder trots, dat het een oer
gezond familiebedrijf was met zes broers
en zes vrachtwagens en twee autobussen.
Doch naarmate de families der zes ge
broeders begonnen uit te groeien Jan
Vossen zelf had een Brabantse vrouw en
een dochtertje werd toch de spoeling
wat dunner en omdat men het bedrijf niet
wilde laten uitsterven aan bloedarmoede,
klommen Jan Vossen en een andere der
gebroeders op de boot naar Australië,
met diep in hun hart het voornemen om
in de Jonge Wereld binnen de kortste
keren een soort van Australisch filiaal
van de familie-transportonderneming op
te bouwen.
„Ja zeker", zegt Jan Vossen, „maar ik
was hier bij wijze van «spreken nog geen
uur of ik had al dóór, dat zelfs in Austra
lië het goud niet aan de bomen groeit.
Dat is je eerste ontdekking als je hier ar
riveert je bent niet meer Jan Vossen
uit Giesbeek, je bent gewoon maar een
niets betekenend man in een heel andere
wereld, je moet helemaal van voren af
aan beginnen, en als je aan die weten
schap niet gauw kunt wennen, dan heb
je hier gedurende je eerste maanden een
allemachtig beroerde tijd".
Jan Vossen had een beroerde tijd.
Hij maakte het mee, verleden jaar tij
dens een recessie, toen duizenden emi
granten enige maanden achtereen bitter
en vergeefs naar werkgelegenheid zoch
ten, dat men op zijn hart kon kloppen als
men bij een bierhandel een nogal pro
zaïsch baantje kreeg dat met acht Pond
per week alles behalve vorstelijk betaal
de, en hij belééfde wel wat avonturen
voor hij tenslotte drie maanden geleden
die kaasfabriek in Moorac kwam binnen
stappen. „Maar nu", zegt Jan Vossen, en
hij is alles wat hij aan minder vriendelijke
dingen in die eerste maanden meemaakte,
alweer volmaakt vergeten, „nu bèn ik er
politie-agent, die vrouw en kinderen in
Nederland achter liet in de overtuiging,
dat hij in één jaar tijds in de Jonge We
reld een verbluffende carrière zou kun
nen maken. De man betaalde zijn reis
naar Australië voor de volle honderd
procent. Hij stak er al zijn spaargeld in,
en toen ging hij in Perth met de beste be
doelingen van boord; doch hij ontdekte
al gauw, dat he trade-unions aldaar nog
al wat eisen stelden alvorens zij 'n voor
malige Brabants politie-agent als meester
schilder wilden erkennen. Hij ontdekte
voorts, dat hij de keus slechts had tus
sen een baantje als houthakker, diep in
de bossen, of als assistent-metselaar er
gens in de buitenwijken van Perth. De
politie-agent nam na enkele dagen de
trein naar Melbourne. Hij betaalde het
van zijn laatste Ponden. Daar, in Mel
bourne, zocht hij de Sibajak, het schip
dat hem naar Australië gebracht had
weer op, monsterde aan tegen een figuur
lijk honorarium van zegge en schrijve
één gulden, voer aldus per kerende post
weer naar het oude vaderland terug,
duizend teleurstellingen en een volmaakt
uitgehold spaarbankboekje rijker....
Of men ontmoet hier in Melbouren een
voormalige Tilburts kantoorbediende, die
het zijn zeventien wekelijkse Ponden
en zijn tweede-hands-automobiel ten
spijt nog steeds niet verdragen kan
dat zijn diploma's handelscorrespondentie
en dubbele boekhouding hem nog altijd
niet de weg openden naar een privé-kan-
toor met wit-gelakte telefoons en nijver
heen een weer hollende privé-secretares-
sen, doch dat hij nu al twee jaar achter
een zijn Ponden verdienen moet in de,
inderdaad wat troosteloze monotonie van
de lopende band in de Holden-automobiel-
fabriek, waar men nu in adembenemend
tempo tweehonderd wagens per dag ver
vaardigt.
Of men spreekt in Renmark, in een
streek welke men, dank zjj het water van
de Mvirray-River en een even enorm als
kostbaar irrigatie-systeem met succes
reeds heroverde op een, nu in het voor
jaar reeds alles verdorrende zon. 'n voor
malige schoenmaker uit de Langstraat,
v„.-■ mauge scnoenmaKer uit ue Langstraat,
dan ik heb een basis. Twintig Pond per ^je |,ej jn Melbourne cn in Adelaide ver
week, en een eigen huisje en zeven
acres grond en drie koeien, en 180 kip
pen. en ik krijg drie-en-een-halve shilling
voor elk dozijn eieren, en hier ga ik nu
een paar jaar bl'iven...."
Jan Vossen heeft geen haast. Hij leeft
nog altijd in de overtuiging, dat ook in
Australië het goud niet aan de eucalyp-
tusbomen groeit. Hij beklaagt zich daar
niet over. Hij heeft zijn nieuwe toekomst
ingedeeld in etappes. De eerste van deze
etappes heeft hij nu achter de rug hij
heeft de basis gelegd, waarop hij kan
voortbouwen. Straks, over enige jaren
zet hij, met dat wat hij daar in Moorac
aan ervaring en Ponden verzamelde, de
volgende stap op de lange, soms sterk
geaccidenteerde weg die elke pionier be
wandelen moet, zo hij werkelijk slagen
wil.
„Je moet het voor de kinderen doen",
zegt Jan Vossen, „en niet op de eerste
plaats voor jezelf. Mijn tijd had het ook
in Giesbeek wei geduurd. Als je j>et zo
ziet. als je het alleen maar voor je kin
deren doet. dan heb je geen' haast".
Er komt straks, over enige jaren, ook
in Australië nog wel eens een familie
bedrijf, dat dan vermoedelijk The Vos
sen Transport Company zal heten. Al
leen met het oog daarop, mengt Jan
Vossen nu zonder mopperen kaas in
Moorac Daarom maakt ginds in New
South Wales, vele hon -rden mijlen ver
derop, de tweede der gebr-eders Vossen
als electrisch lasser nu het ene over
uur na het andere. Er zijn, zegt men,
weken dat hij 32 Pond per week ver
gaart. „Als je je handen maar niet ver
keerd hebt staan", zegt ook hij, „als je
het zélf maar doet en vooral niet wacht,
totdat je ze uit meêljj komen helpen"
Er bestaat in Australië een Common
wealth Employment Service, die ook de
emigrant met raad. daad en adviezen bij
staat en in wier archieven men op het
ogenblik nog altijd meer vacatures dan
werkzoekenden vindt. Er arriveren emi
granten in het kader van bepaalde sche
ma's zoals dat van Pater Maas, en zij
die. zorgvuldig geselecteerd, aldus in de
Jonge Wereld aankomen, vinden in feite
hét fundament hunner toekomst, waar
aan een man als Jan Vosse" een paar jaar
volop bouwen moest, al gereed. Men treft
in Perth, in Adelaide, in Melbourne, in
Bonagilla, op Tasmanië, in Sydney en
Brisbane Nederlandse priesters en pre
dikanten. wier taak zich voor een be
langrijk deel uitstrekt op sociaal terrein
en die ook op dat -ebied, helpend en
steunend waar zij maar kunnen, uiterst
belangrijk werk hebben verricht. Er is,
tenslo:te, in Australië een Nederlands
emigratie-apparaat dat niet alleen in Can
berra als trait d'union fungeert tussen
het officiële Australië en de uit Nederland
arriverende New Australians, doch dat
bovendien, zo ver dat althans in zijn ver
mogen ligt de nieuw arriverende Neder
landse immigrant lang nog, nadat hij in
Perth, in Melbourne of in Sydney debar-
keerde, helpen, adviseren en leiden blijft
zo lang hij nog moeite heeft, zijn eigen
weg te vinden. En inderdaad de Neder
landse emigrant staat, in frappante tegen
stelling tot tal van andere buitenlanders,
die hier nu met hele scheepsladingen ar
riveren, niet alleen, verloren en verlaten
zo gauw hij de loopplank van het schip,
dat hem naar het andere eind van de we
reld bracht, achter zich gelaten heeft.
Doch zo hij zich voorstelt, dat men zijn
pad reeds volledig heeft gebaand en dat
hij niets anders te doen heeft dan het
openen van een bankrekening teneinde
zijn toekomstige fortuinen op te bergen,
zonder er blaren van in zijn handen te
krijgen, zo gaat hij onvermijdelijk door
een poel vol teleurstellingen
Olj komt die teleurgestelden links en
rechts in Australië wel tegen. Men ver-
lelt u de geschiedenis van de Brabantse
geefs probeerde cn die nu hier, in de
country, waar voor de emigrant kenne
lijk de beste kansen liggen, als sim
pel grondwerker een behoorlijk loon ver
dient. Hjj is er nog geen jaar en hjj be
hoeft slechts om zich heen te kjjken, om
te zien, dat ook in Australië een enkel
jaar niets betekent op de moeilijke weg
naar een nieuwe, veilige toekomst. Doch
hij mist het geduld. Hjj wil terug naar
de Langstraat en er «raat geen brief naar
huis, of hjj waarschuwt zijn vrienden cn
zijn familie blijf i" het vaderland, er
gebeuren ook in Australië geen wonderen.
„Over twee jaar", zegt hjj, „ga ik terug".
En vermoedelijk zal hij gedurende deze
twee jaar, dag in dag uit, wat bitter en
teleurgesteld, vergeefs zitten wachten op
het wonder dat zelfs in Australië, net zo
min als in de Langstraat, gebeuren wilde.
Er worden in Australië door Nieuwe
Australiërs fantastische carrières gemaakt,
en hoewel de ervaring ook de verslagge
ver, zich moeilijk voortworstelend in een
j doolhof vol indrukken en problemen,
reeds leerde, dat men de meeste, adem
benemende blitz-carrière-verhalen ook in
dit jonge werelddeel wel met een hand
vol zout dient te nemen, is het inderdaad
wel zo, dat dit land elke demonstratie
van harde, koppige pioniersgeest op de
duur inderdaad soms gul en overdadig
honoreert. Doch de pioniers maakten het
zich nimmer gemakkelijk. Er woont in
Perth een Nederlander, die practisch dag
en nacht werkte om achthonderd Pond
bij elkaar te sparen. Hij had er 'n auto
of een lapje grond voor kunnen kopen,
doch hij „kocht" voor die 800 Pond een.,
complete stadswijk. In deze stadswijk
brengt hij nu de melk rond. Hij heeft er
een monopolie. Hij distribueert er zijn
flessen, iedere avond van hal' twaalf tot
de volgende ochtend om zeven en men
schat hem nu reeds op zestig Pond
„schoon" .jer week. Ziin huis is nog altijd
geen paleis. Zijn wagen is een krakend
vehikel uit de dagen van Olim. waarmee
hij zijn melk rondbrengt, en wat hij zegt,
is „Ik heb geen haast, ik kwam hier
niet omdat ik snakte naar automobielen
en dure radio-toestellen-op-afbetaling. Ik
kwam hier om hard te werken, en pas
als ik wérkelijk iets bereikt heb, zal ik
van mijn huis een villa, en van mijn
vervoermiddel een dure Engelse sport
wagen maken".
Of men bezoekt in Seacomb Gardens
buiten Adelaide een horlogemaker uit
Hengelo, die tot verbazing van vriend en
vijand een juweel van een, van alle
moderne gemakken voorziene gloed
nieuwe villa huui'de, ook al was hij dan
pas enige maanden in Australië en ook
al bestond er voor die villa's een afgrij
selijk lange wachtlijst vol candidaten.
„Het enige wat ik er voor deed was. dat
ik om de haverklap in het bureau stond
waar ze die huizen zaten uit te delen.
Vermoedelijk gaven ze me tenslotte dat
huis omdat ze van me af wilden wezen",
zegt nu de horloge-maker uit Hengelo.
Hij is een tevreden man en hij verdient
niet meer dan veertien Pond per week
en dat is zes volle Ponden minder dan
Jan Vossen uit Giesbeek aan de IJssel!
en hij wil eigenlijk nauwelijks méér,
maar ook hij zegt tenslotte: „als ik er
zelf zo hard niet voor had gevochten, als
ik gewacht had totdat ze het me zouden
voordoen, dan zou ik met. mijn familie
vermoedelijk nu in een caravan huizen
en sterven van het heimwee".
Zo vindt men zijn pioniers, kleine en
grote.
De ambtenaar der Haagse gemeente
werken die, op middelbare leeftijd, met
vrouw en twee zonen naar Australië emi
greerde en die nu in een der buiten
wijken van Melbourne een reputatie ge
niet als... tuinman. De stucadoor uit Den
Haag die thuis in het vaderland in feite
niet te mopperen had, doch die niette
min naar Australië ging „omdat er altijd
goede stucadoors gevraagd worden in 'n
land met een schreeuwend huizentekort",
en die nu, terwijl hij de grauwe barakken
van het Woudside-Centre benoorden
Adelaide nog niet achter de rug heeft,
aan het eind van iedere week al 47 Pon
den uittelt op een kleine, wankele tafel.
De voormalige ambtenaar van het ar
beidsbureau in Deventer die, in de buurt
van Mount Gambier, volgend jaar als
share-farmer al zal delen in de opbrengst
van een florerend Australisch boerenbe
drijf en die voor geen goud meer achter
zijn bureau en zijn voorschriften, thuis
in Deventer, zou willen...: zij allen toon
den iets van de pioniersgeest welke men
in Australië langzamerhand al „typisch
Nederlands" begint te noemen.
Zelfs mister Cain, de vinnige minister
president van de staat Victoria die over
de kansen der emigranten waarachtig
geen rose-gekleurde sprookjes vertelt,
had voor de meesten der Nederlandse
emigranten, voor hun pioniersgeest, hun
werkkracht en hun gedrag in het alge
meen .niets anders dan woorden van lof,
ook al voorspelde hjj (als zijnde een
vurig lid der oppositie en een niet al te
scrupuleus tegenstander van de minister
voor de immigratie. Holt) tijdens het
onderhoud dat wij in Melbourne met hem
hadden, als terloops, voor het jaar 1954
een nieuwe recessie.
De Nederlandse emigrant liééft,
willen wij slechts zeggen, in Austra
lië een uitstekende naam Omdat hij,
een enkele uitzondering daargelaten,
uit Nederland iets meenam, dat hem
op tal van andere Nieuwe Australiërs
(en zelfs op sommige Old-Austra
lians een voorsprong gaf: een
houding die, zo men haar tegen de
achtergrond van deze Jonge Wereld
projecteert, opeens veel minder ge
compliceerd en duister lijkt dan men
thuis in het vaderland wel zou ver
wachten.
Van onze redacteur)
Als een der grondoorzaken van de onkerkelijkheid kunnen we beschou
wen de ongodsdienstigheid van het milieu, waarin de mens werkt.
De godsdienstige uitingen van de mens zijn teruggedrongen naar het kerk
gebouw en de binnenkamers. Dit heeft natuurlijk zijn uitwerking op de
individuen gehad, waarbij de leek aanvankelijk meende, dat het uitsluitend
de taak van de priester was zich met het „sacrale te bemoeien.
Zeer begrijpelijk, dat dit een gebrek aan geloofskennis tot gevolg had.
Enige parate geloofskennis was er nog wel, zodat men in ieder geval tegen
over andersdenkenden hij een eventuele „aanval" niet met de mond vol
tanden stond, maar een zich verdiepen in het wezen van het H. Geloof, in
de verhouding van de mens tot Christus, daar toe kwam men niet.
Het zwaartepunt voor het leven van
de christen kwam niet meer te liggen in
zjjn verhouding tot Christus, maar in
het onderhouden van de geboden, in het
beoetenen van de deugden met andere
woorden: de zedelijke deugden gingen
prevaleren op de goddelijke deugden
van geloof, hoop en liefde, die de mens
juist onmiddellijk op God richten. Men
kwam. zoals de hoofdaalmoezenier van
de Arbeid in het bisdom Haarlem, C.
Geraets. het uitdrukte: tot kerkboeken,
geloof en lettermoraal.
De mens moet weer de juiste kijk krij
gen op de Kerk, hij moet zijn persoon
lijke verantwoordelijkheid gaan beseffen
ten aanzien van zijn medemensen.
Dit geldt zeker ook voor de arbeider,
die in het milieu waarin hij werkt, zo'n
heilzame invloed kan uitoefenen.
We behoeven niet opnieuw uit te
weiden over de ontkerstening van de
arbeidersmassa. Het is genoegzaam be
kend. Maar wel willen wij als licht
punt hier tegenover stellen, dat onder
de arbeidende bevolking het verlan
gen leeft naar meer dan materiële za
ken. Onder grote groepen zoekt men
naar vernieuwing, verdieping en wil
men iets, dat uitgaat boven het pro
fane en het leven van alledag. Uit de
ervaringen van de aalmoezeniers in de
bedrijven is dit gebleken.
Om het individu te kerstenen, moet
eerst het milieu gekerstend worden.
Het ligt voor de hand, dat hierin eerst
de christenen gevormd moeten worden
tot leken-apostelen, wat de taak van de
priester is Zo wil het Bedrjjfsapostolaat
het werk-milieu kerstenen en zich via
de leken-apostclen tot de onkerkeljjken
richten.
Hier en daar op de bedrjjven werken
reeds kernen van katholieke arbeiders,
die geregeld bijeen komen om zich apos
tolisch te scholen en vooral door hun
voorbeeld van echt godsdienstig leven
veel voor hun mede-arbeiders kunnen
betekenen.
Voor het binnenlandse apostolaat is ook
de katholieke school van enorme bete
kenis. Het begint reeds bjj de kleuter
school, vanwaar de kleinen thuis komen
met iets, dat de katholieke levenssfeer
in het gezin kan bevorderen. Ook het
contact van de ouders met, de leerkrach
ten en met andere katholieke ouders
hebben op
zo belangrijk is. Vele lauwe of zelfs in
het geheel niet meer practiserende ka
tholieken zjjn tot de Kerk teruggekomen,
doordat de kinderen een katholieke
school bezochten.
Ook werkt het katholieke onderwijs
bevruchtend op het katholieke organi
satieleven, aangezien de overgang van
de katholieke school naar de katholieke
jeugdvereniging en vandaar naar katho
lieke vak- en standsorganisaties vlotter
geschiedt.
De katholieke school kan èn door haar
sfeer èn door uitdrukkelijke lessen er
toe meehelpen, dat de kinderen een ech
te geloofsovertuiging krijgen, die aan
trekt en uitnodigt, maar niet afstoot als
„bet-weterij". Belangrijk is ook, dat de
leerlingen, vooral op de middelbare
scholen, door het verkrijgen van enig
inzicht in de dwalende opvatting van
„andersdenkenden" de anderen leren
verslaan. Door dit laatste kan de basis
gelegd worden voor het latere „oecu
menische gesprek", indien men daartoe
rijp is.
Is de eerste doelstelling van het Bin
nenlands Apostolaat, dat bij de viering
van de St. Willibrord-Zondag onze bij
zondere aandacht vraagt: het apostolaat
ten opzichte van het grote getal der on-
kerkelijken, de tweede doelstelling is
het Apostolaat der Hereniging.
We kennen daarvoor de term oecu
menische beweging", de beweging, die
streeft naar vereniging van alle christe
nen tn de éne Kerk van Christus. Voor
de protestant betekent „oecumenische be
weging": een zoeken naar de eenheid der
Kerk. een beweging dus om te komen
tot een eenheid in Kerk, in geloof, die er
volgens hem, de protestant nog niet
is. Voor de katholieken is de „oecume
nische beweging": het terugvoeren naar
het binnenvoeren in de reeds bestaande
eenheid der Kerk.
Ondanks dit wezenlijke verschil kun
nen katholiek en protestant elkander in
deze „oecumenische beweging'' treffen,
contacten opnemen en verdiepen, opdat
het verlangen naar eenheid het zoeken
naar de eenheid versterkt en zo uit dit
contact het licht van de Waarheid kan
ontspringen.
De katholiek mag niet als toeschou
wer langs de weg blijven staan, waar
anderen voorbijgaan, die de waarheid
zoeken. Hij is geroepen om te helpen,
om voor te gaan. de weg te wijzen. Deze
taak van de katholiek en zijn op deze
manier ook deelnemen aan de „oecu
menische beweging", is niet alleen een
zaak van wereldformaat en een wereld-
Wat achter de woorden schuil gaat
|~i R KWAM eens een jurist bij Tschechov op bezoek,
I j die zijn gesprek terdege meende te heb
ben voorbereid. Hij begon Tschechov omtrent
diens werk een diepzinnige vraag te stellen. Met veel
geleerde woorden formuleerde hij hetgeen hij te vra
gen had, zonder twijfel trots op de indruk van hoge
intelligentie die hij daarmede zou vestigen. Tsche
chov gaf hem een nietszeggend antwoord en vroeg
toen plotseling: „Houdt u van fotograferen?" Het
bleek dat de vragensteller inderdaad een hartstoch
telijk fotograaf was. Het onderwerp bracht hem in
eens op gang, niet zoals hij zich had willen voordoen,
als een diepgraver maar zoals hij werkelijk was.
Maxim Gorki, die Tschechov goed gekend heeft,
kan een gunstige invloed
slappe" katholieken. Nog meer spreekt
zulks bij de lagere en middelbaie aangelegenheid. Het is een wezensbelang
school, waar het godsdienst-onderricht bovendien voor de missionering in al die
gebieden ter wereld, waar de waarheid
van Christus nog moet worden uitgedra
gen
Door een instituut te Pioen in Slees-
wijk-Holstein is een electrisch apparaat
geconstrueerd, dat de mate van versheid
van vis moet vaststellen. Een bekende
Westduitse firma maakt het apparaat
thans gereed voor industriële productie.
De werking van het apparaat berust op
het feit, dat de geleiding van een elec-
trische stroom door eeji vis toeneemt,
naarmate de vis meer tot ontbinding
overgaat. Het toestel zou op vismarkten
kunnen worden gebruikt om menings
verschillen over de versheid van aange
voerde vis te voorkomen.
vertelt een hele reeks soortgelijke anecdotes over zijn
landgenoot. „In Tschechov's aanwezigheid" aldus
Gorki „trachtte iedereen zonder dat hij het wilde,
eenvoudig en waarachtig te zijn. Ik heb dikwijls
meegemaakt hoe bezoekers te voorschijn traden uit
de maskerade van boekenfrases, modewoorden en
goedkope schijnwijsheid, waarmee Russen, als zij
Europeaan willen spelen, zichzelf vermommen".
Zulke dingen hinderden Tschechov. Telkens als hij
iemand zo uitgedost zag, deed hij zijn best hem dade
lijk te ontdoen van het masker, dat zijn ware gelaat
en zijn levende ziel verborgen hield. Hij stelde zijn
bezoekers op hun gemak door hun gelegenheid te
bieden gewoon te doen.
MET zijn lezers doet Tschethov het
zelfde. Zijn verhalen ontlenen hun
stof aan 't allergewoonste dagelijkse
leven; geweldige gebeurtenissen komen
er niet in voor. Zij stellen geen hoge
eisen aan het intellect en zij schijnen ge
schreven in simpele woorden met een
passieloze, haast ongeïnteresseerde lauw
heid. De lezer voelt, dit is eenvoudig,
dit is de realiteit, zulke mensen, zulke
situaties als Tschechov beschrijft, be
staan werkelijk. Hier is een schrijver die
„gewoon" doet.
Over alledaagse dingen schrijven nu is
iets dat weinig auteurs zich kunnen ver
oorloven zonder onbeduidend te worden.
Tschechov's verhalen zijn evenwel aller
minst onbeduidend. Zij grijpen de lezer
in het hart omdat Tschechov in dat alle
daagse leven de tragische kern blootlegt.
Omdat achter het gewoonste gesprek tus
sen de gewoonste mensen steeds Tsche
chov zelf staat, met een weemoed ge
glimlach en een hart vol droefheid. „Dit"
zo schijnt Tschechov te zeggen „is niet
de goede manier om te leven". Hij zegt
het nimmer. Tschechov heeft niets van
een pedante schoolmeester. Hij laat het
aan de lezer over te begrijpen wat hij
bedoelt. Belangrijker dan de woorden
van zijn verhalen is de donkere onder
toon. Terwijl de woorden met een gladde
eenvoud de gebeurtenissen vertellen, is
het d'eze ondertoon die werkelijk telt.
Een zacht, maar bitter verwijt klinkt
daaruit op tegen de banaliteit van het
burgerlijke leven.
Want er is niets dat Tschechov zo
kwelt als 't triviale dat hjj overal in zjin
omgeving signaleert. Om dit goed te be
grijpen dient men Tschechov te plaatsen
in zijn tijd. Hij was de tolk van een libe
raal interregnum in de geschiedenis van
zjjn land. In 1860 geboren als zoon van
een bevrijde slaaf, maakte hij in zijn
jonge jaren de sociale revolutie mee, die
tot de afschaffing der slavernij leidde.
Zjjn leven viel in de nadagen van Keizer
lijk Rusland. In zijn werk vindt men de
sociale chaos weerspiegeld, die resul
teerde uit de woekering van liberale
denkbeelden in een archaische sociale
structuur; een chaos waarin zelfingeno
men en onbekwame notabelen de hoofd
rol konden spelen.
Tegen de geestelijke vlakheid van deze
voornamen richt zich zijn bedroefd ver
wijt. Onbarmhartig maar oprecht tekent
hij hun deerniswekkend portret; met
innige sympathie stelt hij daartegenover
de hulpeloosheid van hen die hogere
idealen hebben, maar tegen het banale
leven niet zijn opgewassen.
Het meest kenmerkende van Tsche
chov is daarbij dat hij deze gedachten
niet opdringt, zelfs niet uitspreekt. Wie
HET CHRISTENDOM maakt ons, behalve op de
geheimen Gods ook attent op de geheimen van
ons eigen bestaan. Het geeft ons e>en visie op de
wereld en op onszelf. En het christendom houdt
strikt rekening met de wijze waarop wij als mens in
de wereld te leven hebben.
In ons eigen bestaan hebben wirj schijnbaar te
maken met twee grootheden. Daar is enerzijds de
wereld van het zichtbare, het hoorbare, het grijpbare,
het onmiddellijk nabije; de wereld van klank en
kleur, van concrete vormen, van stoffelijke schitte
ring. welke zich zonder enige tussenweg rechtstreeks
aan mij opdringt. Het is een' wereld, waarmee ik geen
moeite heb om me er scherp bewust van te zijn. Het
eten staat voor me op tafel; het geld draag ik in mijn
portefeuille en een verblindende en oorverdovende
reclame doet mij weten, wat ik er voor kan kopen.
In deze uiterlijke wereld ben ik zelf opgenomen; ik
maak er deel van uit; ik ga mee met haar rhythme;
ik kan nie er niet van losmaken. Geen enkele poging,
om die uiterlijke wereld te ontvluchten, zal slagen.
Van nature bezit ik oveeigens ook geenszins de nei
ging, om mij aan de glans van het uiterlijke en stof
felijke te onttrekken. Integendeel, ik ben er gevoelig
voor. Ik ben gevoelig voor haar soms intense en mee
slepende schoonheid. Wat ik onderga en ervaar, wan
neer een wonderlijke, harmonieuze samenklank van
muziek mij omspoelt en overstelpt, vermag ik niet
uit te drukken. Ik ken mezelf niet terug, wanneer
ik in vervoering geconfronteerd word met de schone
vorm welke de stof kan aannemen: de schoonheid
van oude Europese steden, de ruige golving der
Franse Alpen, de bruisende en eindeloos-monotone
schoonheid van de wateren der zee, de ontroerende
kracht en zachtheid der menselijke taal. de verovej
rende glans en souplesse van het menselijk lichaam,
wij worden erdoor omringd en meegetrokken. Dat is
een wereld waarin wij ons thuis kunnen voelen, een
wereld waartoe wij zelf behoren.
ANDERZIJDS, juist in deze overweldigende we
reld van het uiterlijke wordt mij een andere
wereld openbaar. Ook deze andere wereld kan
ik niet wegredeneren. Het geweld en de schoonheid
van het uiterlijke zetten het innerlijke in beweging.
De klankenrijkdom der geïnspireerde muziek raakt
mij niet enkel uiterlijk, maar vooral inwendig. Ik
ervaar en leef mee; ik voel en wordt mij bewust; en
allerlei krachten en vermogens in mij, die ik niet kan
zien of waarnemen, brengen mij in contact met deze
andere wereld: de wereld van de geest, van het ge
heimvolle maar zeer werkelijke.
God. de smetteloos zuivere geest, kunnen wij
slechts in de wereld van dit innerlijk ontmoeten.
Voor Hem en voor ons is het uiterlijke slechts tus
senweg. Hjj gebruikt het om ons te laten zien, dat
Hij er is, en om ons enigszins te doen vermoeden,
wie Hij is Hij gebruikt dus de uiterlijke wereld
a!s waarschuwing, als teken en symbool. In die zin
zou men heel de wereld een grandioos en alles
omvattend Sacrament kunnen noemen: de verbin
dingslijn tussen de mens en zijn God. In deze ge-
dachtengang kan men ook begrijpen, hoe het
komt dat God naar Zijn eigen getuigenis „de
wereld zo zeer heeft liefgehad"; want uiteindelijk
betekent de wereld voor God: de mensheid, en de
brug van de mensheid naar God."
Nu heeft God zelf door een onbegrepen mysterie
in de uiterlijkheid van deze wereld willen delen; Hij
nam een menselijke gestalte aan; Hij werd mens.
Hier was in de persoon van Christus, geen brug meer
tussen het goddelijke en het menselijke; hier waren
beide één. Hier verborg een uiterlijke wereld (een
zichtbare mensengedaante) een nog veel groter ge
heim dan heel de wereld der glanzende en stralende
stof ooit versluierd hield of in een mensenhart had
opgeroepen. Hier was een Sacrament, dat niet alleen
iets geheimvols, iets innerlijks en goddelijks symbo
liseerde en aanduidde, maar het ook was en mee
deelde.
BIJ CHRISTUS ligt de sleutel van het mysterie der
sacramentele symboliek in de Kerk. In Christus
wordt het duidelijk, dat God de absolute wil bezit
om binnen te dringen in onze uiterlijke wereld opdat
Hij ons innerlijk voor zichzelf zou kunnen veroveren
en gelukkig maken. In Christus doet God met ons
mee en gaat Hij met ons om. En wie met mensen
omgaat en verkeert, is aangewezen op tekenen en
symbolen, op klanken en kleuren, op woorden en
gebaren. Een God, die met Zjjn boodschap en met
Zyn eigen leven wil doordringen tot de wereld van
de menselijke geest, maakt daarbij gebruik van de
wereld der uiterlijkheden, om onze aandacht te trek
ken en om zich te verzekeren van een weg, een
kanaal, waarlangs en waardoorheen Hij ons kan
geven wat Hij in goddelijk-souvereine vrijheid wil
schenken.
Zo wordt de Kerk van God op aarde een gemeen
schap. waarin de voortlevende Christus voortgaat
ónze taal te spreken en alles wat Hij ons te zeggen
en te bieden heeft op aangepaste wjjze aan ons° te
openbaren. Zo is de Kerk voor de mensheid dus eens
te meer het mateloos geheim van de levende Chris
tus. die dezelfde is gisteren, vandaag en in eeuwig
heid.
j EZE CHRISTUS, die zich in onze wereld incar-
I ncert, vindt tegenover zich een christenheid, die
zich voortdurend met hem bezighoudt. Langs
de weg der symboliek zal die christenheid een hele
geschiedenis lang de voortlevende Christus trachten
te benaderen. Zij moet daarbij deze „weg door de
uitwendigheid" wel kiezen, omdat zij bestaat uit
mensen en omdat voor deze mensen de gebonden
heid aan de symboliek samenhangt met hun wezen.
Herinnering en verbeelding, gevóél en hartstocht be
dienen zich van de symboliek als praktisch middel
om ziclikelf gestalte te verlenen cn eigen inhoud te
manifesteren. Wij menen dat hier het wordings
moment ligt van wat men wel eens „christelijke
cultuur" noemt.
OOK CHRISTUS zelf heeft echter Zijn best ge
daan. Hij heeft gezorgd, dat Zijn gedachtenis
levend zou blijven, en Hij is er beter en voor
treffelijker in geslaagd dan wij met heel onze Euro
pese cultuur. Deze cultuur drukt immers slechts uit
wat zij van Christus denkt, wat zij zich van Hem
herinnert en wat zij voor Hem voelt. Zy spreekt van
Hem in schone stoffelijke vormen, 'in lijnen en fi
guren, in woorden vol poëzie, in liederen en hymnen,
in rustige en bruisende muziek. Maar zij geeft ons
de Christus zelf niet; slechts een ongrijpbare herin
nering aan Hem. Wü hebben de gigantische artis
tieke pogingen van Michel Angelo. de wijd-golvende
koralen uit de Mattheus-Passion, de milde Italiaanse
fresco's de Divina Comedia, het Avondmaal van
Leonardo da Vinei. En achter stof en klank en kleur
en rhythme leeft een onvergelijkelijke weelde aan
menselijk voorstellingsvermogen en menselijke crea
tieve eeest.. De levende Christus echter leeft niet daar.
Zijn Avondmaal vind ik in de realitiet van vandaag
niet terug op 't doek van 'n Italiaanse meester, maar
ergens anders, daar waar Christus zélf een levend en
vruchtbaar teken heeft opgericht voor alle tiiden.
toen Hij, Zijn mysterieuze woorden uitgesproken over
het brood en de wijn, besloot met een „doet dit tot
Mi.jn gedachtenis".
ZEVEN SYMBOLEN heeft Hij geschapen, die rnéèv
zijn dan symbolen, meer dan zinrijke voorstelling
en troostende herinnering. In deze zeven tekenen,
die wij „Sacramenten" noemen, d.w.z. heilige gehei
men. goddelijke mysteries, heeft Christus zichzelf on
sterfelijk gemaakt en Zijn aanwezigheid in de we
reldgeschiedenis blijvend gewaarborgd Zeven mo
numentale wonderen Gods. tot ons komend in de
uiterlijke omhulling van woord en gebaar, van klank
en kleur, garanderen ons een blijvende reële en con
crete gedachtenis, aan Hem die mens werd en de
wereld verloste. Zijn verlossing is niet enkel een his
torisch feit. gedateerd op een bepaalde dag; langs
zeven mysterieuze kanalen dwars door de eeuwen
en door de tijd heen, is die Verlossing ook in het
heden actuele werkelijkheid.
Vandaag vind ik de goddelijke levenskracht van de
historische Christus niet enkel afgebeeld en verzin
nebeeld terug; ik ontdek die goddelijke levenskracht
zélf en kan er persoonlijk en levend mee in contact
komen. Hier is dus veel meer dan enkel zwakke uit
beelding en gebrekkige uitdrukking van de verlos
singskracht. Het kerkgebouw verandert, wanneer
binnen zijn muren een der Sacramenten zich voltrekt.
Dan wordt dit bouwwerk een kostbaar schrijn, waar
in het heilige en goddelijke aan mensen wordt ge
toond en gegeven. Dan wordt de kerk een geheim
zinnige ruimte, waarbinnen God zelf op onbegrepen
wijze werkzaam is. Dan is het een van die vele
plaatsen waar de vruchtbare activiteit van de leven
de Christus voortgang vindt.
S. JELSMA M.S.C.
zich in zijn venhalen verdiept, moet ter
wijl hij met de ogen leest, de diepere be
tekenis peilen met 'een orgaan dat ge
voelig is voor sfeer en stemming Wat
niet in woorden te lezen staat, de diepe
zucht van een zuiver menselijk hart, kan
slechts met een sensibel oor gehoord
worden. Zo fijn is de alchemie van zijn
verhalen en toneelstukken gedistilleerd,
dat de zin van Tschechov's werk de aan
vankelijke beoordelaars ontglipte; slechts
de tovermacht van een uitzonderlijke
toneelregisseur als Stanislavsky was in
staat de onderstroom van Tschechov's
woorden gestalte te gev'en, stilten hoor
baar te maken, en de sombere druk van
een hopeloze droefheid te doen voelen.
EEN nieuwe bundel Tschechov-ver-
halen gaf ons aanleiding tot dit ar
tikel. Hij ontleent zijn titel aan
het eerst'e der vier hierin opgenomen
verhalen „Zaal 6". Na hetgeen hierboven
gezegd werd zal het duidelijk zijn dat
men Tschechov onrecht doet door de
inhoud van zijn vertellingen weer te
geven.
Wie over „Zaal 6" zou zeggen dat dit
verhaal handelt over 'n dokter, 'n zacht
moedige, weinig zelfverzekerde scepticus,
die in een zaal waar krankzinnigen ver
pleegd worden voor het eerst een ver
standige en belangwekkende mens ont
moet die, wanneer men hem herhaal
delijk m'et de verpleegde in diepzinnig
tweegesprek aantreft, door zijn omge
ving voortaan zelf als een geesteszieke
wordt geschuwd en tenslotte in zaal 6
een ellendige dood sterft, wie kortom
alleen de feiten resumeert van het ge
geven, heeft van Tschechov weinig be
grepen.
De echte Tschechov zit dieper.
Onder de oppervlakte der feiten is die
melancholieke herfststemming waar
neembaar, waarin voor de goede hoorder
Tschechov's zachte muziek klinkt. Hij
componeert eindeloze variaties op vaste
thema's. Deernis met de intelligente
mens die leven moet in een platvloerse
wereld; afschuw van de bruutheid der
zelfvoldanen; gedachten over goed en
kwaad, lijden en geluk der mensen.
Het is niets opzienbarends wat Tsche
chov ons te verstaan geeft. Als een groot
denker behoeft hij stellig niet beschouwd
te worden. Maar wel is hij een groot
schrijver, omdat hij de macht bezit voel
baar te maken wat achter de woorden
schuil gaat. En omdat hetgeen hij zeg-
De Franse nationale vergadering heeft
Vrijdag geweigerd de parlementaire on
schendbaarheid van vijf vooraanstaande
communistische afgevaardigden, onder
wie Jasques Duclos op te heffen. Zoals men
weet, worden zij beschuldigd van sa
menzwering tegen, de staat. De stemver
houding was 291 tegen 302.
gen wil voortkomt uit een hart, even op
recht bekommerd als het hart van de
oude man uit „In het ravijn", de slot
vertelling van de bundel; Wanneer deze
oude een door het lijden geslagen vrouw
met paard en wagen naar de stad rijdt,
troost hij haar met zijn gerijpte levens
kijk: „Het leven is lang, er komt nog
goed en kwaad. Van alles komt er nog".
Tschechov zelf kon zo getroost hebben.
P.
N.a.v. „Zaal 6". Vier vertellingen van
Tschechov. Uitg. L. J. Veen, A'dam.
£#8M
Advertentie
THE LEFT HAND OF GOD
LA MAIN GAUCHE DE DIEU
GOTTES LINKE HAND
GUDS VENSTRE HAND
in Amerika en Engeland
in Frankrijk,
in Duitsland
in Denemarken
in Nederland, en België
is de titel van één der machtigste romans, die de laatste jaren
zijn verschenen. U heeft erover gelezen, U heeft ervan gehoord,
NU nog één stap en U is de gelukkige besitt(st)er van dit
prachtboek, wantU kunt het kopen tegen de winkelprijs
van f6.25, maar ook in precies dezelfde Iraaie uitvoering
i i o RH r d te morden van HET
voor slechts f Z.DU THIJMFONDS, het eerste, het
grootste en het goedkoopste Nederlandse boekenfonds voor
Katholieken.
Géén inschrijfgeld. - Enige verplichtingminstens I jaar lid
blijven en in dat jaar zes boeken ajnemen d f2,50 per stuk.
Ook betaalbaar met f,25 p. mnd.
Prospectus gratis op aanvraag.
INVULLEN IN BLOKLETTERS
Kaam:
Adres:
Plaats:
wenst lid te worden van „Het Thijmfonds" tegen betaling van
- fl.25 per maand f2.50 per boek f 15.— per jaar
betaling geschiedt: per postgiro no. 268700, per kwitantie,
verhoogd met incassokosten.
Niet verlangde s.v.p. doorhalen.
Handtekening:
n I II era verzenden in ongejrankeerde envelovve
Ueze bon invullen met op de adreszijde: Machtiging no 1557
Den Haag. Aanmelding kan ook geschieden
per brief of briefkaart.