Glaswanden of vensters f Het uitgangspunt van de moderne architect Karei Trautwein ALBERT GERVAIS VERTELT VERDER JAN DE HART O (ES „DE KLEINE ARK D De bouwkunst van de beweging In gesprek met Late erkenning van zijn meesterschap «.«wo»:"is Missie-arts in strijdend China (§od e#t wereld NOVEMBER 1953 PAGINA 5 f^.LAZENIERS vindt men vooral in het Zuiden. Is het daarom dat een kunste naar als Karei Trautwein lange tijd over het hoofd werd gezien wanneer er belangrijke opdrachten waren te verge ven? Karei Trautwein woont namelijk niet in Limburg of Brabant, maar in een oud grachtenhuis aan de Bakenes- sergracht te Haarlem. Geluk kig weet men hem daar tegen woordig te vinden, zoals blijkt uit de grote opdrachten die hij de laatste jaren ontvangen heeft. Voor Heiloo maakte hij een cyclus kapelramen die door hun zuiverheid van in tentie, de prachtige opbouw en het fijn coloriet tot het bes te behoren van hetgeen na de oorlog door Nederlandse gla zeniers werd gewrocht, de kapel van het Franciscanen- college te Katwijk heeft van hem een reeks voortreffelijke ramen, en thans is hij bezig biet enkele ramen voor de Paschaliskerk te Den Haag. Henri Jonas Groei Eigen wijsheid Tivee stromingen In New York, Londen, Parijs, Brussel en Amster dam verscheen deze tveek tegelijkertijd Jan de Har- tog's nieuwste roman. Schrijver, zetters, druk kers, binders en uitgevers leverden deze gesynchro niseerde prestatie be langeloos: de hele op brengst van de grote eer ste oplagen is bestemd voor het Nationaal Ram- penfonds. In dit boek ver telt Jan de Hartog, die in de F ebruari-dagen met zijn boot in Zeeland was, op zijn ivijze het verhaal van de stormramp. Geen diepgang 'r ^moderne" bouwkunst, bet blijkt zelfs in een vooruitstrevende stad a's botterdam is ondanks al baar kwaliteiten nog niet in staat de alge mene instemming in de wacht te slepen. Nog menig argeloos burger denkt met heimwee terug aan bet oude stadsbeeld, gecomponeerd uit smalle panden, die in hoge mate op zichzelf stonden, een wat eigengereid eu l'esloten leven leidden en het toonbeeld waren van een bijna deftige rust. He nieuwe ar chitectuur lijkt daartegenover dikwijls driftig, er zit vaak een bijna onstuitbare vaart in haar lijnen, die nog eens wordt voortgezet in aangrenzende gebouwen en in de vormen van straat en plein. Het lijkt of de bouwkunst iets meekrijgt van de lopende band, van de snelheid in iet mor erne ver eer en van de openheid waardoor tegenwoordig de maat- schappelijke omgang wordt gekenmerkt. SmwhHKt'mo^ steekt er achter de architectonische buurman. Het is alsof oprnrt vnnr trrr, «7?° na oorlog een ieder onderdeel van een stad in niet ge niet te willen Md' een houding van range mate op samenspel met het geheel wf maarirt,, fen staan bij het eigen bedacht is en dat ook wel extra wil laten and te willen reiken aan de merken. En in dat opzicht toont ook de Beweging en openheid. Het is 0V3riSens triest dat Traut wein tot zijn zestigste jaar op de volledige erkenning van zijn mees terschap beeit moeten wachten. Dit zou, had hij met in Haarlem maar in Limburg gewoond, niet het geval zijn geweest. „Op een stad als Haarlem" aldus Trautwein, „drukt sterk het stempel van 't koele protestantisme Er is hier wel een cultuur natuurlijk maar 't is een aftreksel van de oudé cultuur van Beets en van Van Lennep, het is de sfeer van het groene tafel- 1=1 de consistoriekamer en kpn. v! kamer. ZÜ doet mij al- r*A d0 trn aan de deftige equipages tijd denken a door Haarlem's die ik in mijn jeugd d begl.ip straten zag rijden L reU_ voor kunst en met nam gieuze kunst, zoals hei zo overvloedig manifesteert. Haarlem een zeldzaamheid is uitgegaan, een geheel eigen wijs heid heeft verworven. Trautwein is niet alleen een beeldend kunstenaar; hij is een man die graag een goed gesprek voert over cultuur in brede zin en die dit van zijn kant weet te doen met een rijp inzicht in velerlei zaken. E grondslag voor zijn veelzijdige ontwikkeling legde hij op de Amsterdamse Academie, waar Derkinderen en Roland Holst de op leiding breed hielden. Dat hij naar de academie ging, behoeft niet te ver wonderen wanneer men weet dat Trautwein's vader ook kunstenaar was. Het werk van Trautwein Sr is zelfs nog bekender dan dat van zijn zoon, want de vader, die hofschilder was, heeft o.a. de hand gehad in het decoreren van de Koninklijke gouden koets Op zijn academie-tijd ziet Traut wein graag terug. „Natuurlijk raakte je, zoals iedereen in die tijd, onder invloed van de stijl van Derkinderen en Roland Holst. Maar Derkinderen, mijn voornaamste leermeester, beïn vloedde je zonder je om hals te bren gen. Roland Holst daarentegen dreef je in zijn stramien, maar bij hem heb ik alleen maar de compositie klassen gevolgd. Weet u van wie ik op de academie het meest geleerd heb?" 9 „Van Henri Jonas. Stel u eens voor hoe 't vroeger op een academie toe ging. Wekenlang zat je maar aan een en dezelfde tekening te zwartselen en ik zie nog prof. van der Waay naar een model kjjken door zijn optisch instrument en ons na lang turen zeggen „Als de heren een doek van 1.60 by 1.32 M. opzetten, zal het er wel óp gaan". Jonas ging echter rus tig zijn eigen weg, schilderde dwars °r. a"e mathematische voorschrif ten heen en hij schilderde goed". Het was prof. Derkinderen, die Trautwein begrip voor het monu mentale bijbracht en toen de jonge kunstenaar na zijn militaire dienst in de mobilisatietijd de academie had afgemaakt, was hij vastbesloten gla zenier te worden. Om het ambacht te leren ging hij enkele jaren in de leer op een Haarlems atelier. Want Traut wein wilde zelf zijn ontwerpen uit voeren', welbewust streefde hij er naar de eigenaardigheden van het materiaal tot in de finesses zelf te beheersen. OB de Parklaan in Haarlem open de hij toen een eigen atelier. „int-Aanvankeli.ik ging het niet al te '2 zijn onderhoud te voor glas in j meer dan eens gewone fèw'mê een?™6" maken' afgewiS" kapei hier of ^er)g& voor d00P" gens in een kwam zijn eerste grote ondrache de kapel van het Juvenaat Eikenburg bij Eindhoven. Htj maakte vervolgens reizen naar Charti es Waar hj. mgt zijn reisgenoten hele dagen in de ka thedraal doorbracht tot ze er door de koster uitgegooid werden - en naar Italië. Daarna heeft hij zijn atelier ,n 1939 thans geholpen door een zelf opge- leide assistent. Ramen m e Zulke rebelse boutades laat Traut- wein zich gaarne ontvallen. ,Jk hen eigenwijs", zegt hij van zichzelf, en wij kunnen daar in zoverre mee ac- coord gaan, dat hij zich in 'n vrucht baar leven, waarin zijn belangstel ling naar vele terreinen van de geest te Laag Soeren, in Lage Vuur de kapittelzaal van de Abdij te g mond, in een ziekenhuis te Zaandam en kortelings in Heiloo en Katwijk.^ Zijn werk in Heiloo toont hoe z\l" talent gerijpt is, maar ook hoe deze kunstenaar zich voortdurend is bltf- ven ontwikkelen. Het ligt niet in zijn «°m star le h'Üven vasthouden an een eenmaal verworven manier. „L Va" ""kinderen moge r^rtT KCV°rm?' he* voorbeeld van Chartresmoge hem hebben ge ïnspireerd, hu bleef zichzelf een kunstenaar met een gedegen ambach telijke kennis, een mens met een zui ver religieuze instelling, en met een originele kjjk op veel zaken, de vrucht van in tientallen jaren ver worven eigen wijsheid. Nederlandse bouwkunst zich een kind van onze tijd. De historie heeft zo haar slingerende bewegingen. De voortdurende spanning in de verhouding tussen individu en gemeen schap wordt nu eens ten gunste van de eerste en dan weer ten gunste van de laatste opgelost. In onze tijd komen indi vidualistische stromingen al heel slecht aan hun trekken. Wij hebben niet alleen symbolisch met het woord „maatschappij" gebroken en de term „gemeenschap" daar voor in de plaats gesteld. Voor al onze bezigheden hebben we een organisatie ge sticht of het nu ons beroep is dan wel het liefhebberen in postzegels of de bouw van radio-toestellen. Ook het privé-leven is voor een niet on beduidend part in factoren ontbonden, want voor onze sportbeoefening behoren wij weer bij een andere bond. dan voor het uitoefenen van onze weldadigheid. Zelfs drinken onze kinderen dikwijls de melk niet meer thuis maar op school 'en hun tand,verzorging is ook al bijna aan de vaderlijke verantwoordelijkheid ont trokken. Zo dringt het gezin naaa> de ge meenschap en de gemeenschap zich binnen in het gezin. Er bestaat een voortdurende en intensieve wisselwerking tussen beide en is het dan een wonder dat het huis tegenwoordig niet meer genoeg schijnt te hebben aan een simpel venster op de bui tenwereld, maar liefst een hele glazen wand vraagt. De mens moet zich in zijn huis kunnen terugtrekken denken we nogal gemakkelijk, maar hoe weinig komt daar van in de huidige maatschappelijke struc tuur terecht. De telefoon ho-udt ons voort durend in verbinding met de buitenwereld en de zakenman gaat dikwijls zijn huis uit om eens wat rust te nemen. En daarmee staat de bouwkunst voor een vreemd conflict. Zo wonderlijk kon zij zich in het verleden niet gedragen, zij kon spitsboogvensters va.n een beangsti gende hoogte hanteren of de verschillen de onderdelen van de ruimte zo bewege lijk componeren, dat de zwerftocht door een Barok-kerk een spannend avontuur werd in een welgeschapen jungle, steeds bleef de gedachte in de Westerse wereld althans overheersen, dat een raam een onderbreking was van de wand en niet een plaatsvervanger daarvan. En plotse ling komt de neiging allerlei gebouwen eenvoudig open te breken, en onzicht bare wanden de plaats van de zichtbare te laten innemen. De tegenstelling tussen binnen en buiten wordt steeds minder sterk bij de architectuur, die ons ais modern wordt aangeprezen. En bovendien is er een ander ver schijnsel, dat al gauw de aandacht trekt: Juist gangen en trappen worden met bijzondere zorgvuldigheid in glas ver pakt. Het is of de volle aandacht gevraagd wordt voor beweging en wat statisch is aan de stoffelijke kant van het menselijk bestaan zoveel mogelijk wordt verhuld. Ook de vormen van de vensters, die breed gehouden worden en soms langs meerdere vertrekken tegelijk lopen suggereren beweging en snelheid en zo ontstaat het driftige stadsbeeld, dat alle zin aan het even driftige verkeer schijnt te ontlenen. Toch is deze „moderne" stroming niet het enige wat op het vaderlandse archi tectuur-toneel wordt opgevoerd. De groep, die de zogenaamde modernen „modernistisch" noemt, zoekt totaal andere oplossingen en geeft gebouwen ten beste, die door de anders gerichte groeperingen maar al te gretig van het etiquet „archaïstisch" wordt voorzien. Bij hen blijft het venster zijn elementaire bescheidenheid houden, hun gebouwen zijn massaler van constructie en vertonen niet dat ijle samenspel van glas er wanden en bij voorkeur worden ze afge dekt met een schuine kap, waardoor de afsluiting van het gebouw naar boven duidelijk expressie vindt. Openhartig gesprek Onlangs hebben aanhangers van deze tegengestelde stromingen in een openhar tig gesprek hun standpunten en bezwa ren tegen de andere richting kunnen uiten. Vooral jongeren ondere de archi tectuur-beoefenaars bleken te voelen voor het ijle vormenspel, waarbij de stoffelijke materie uitgeschakeld lijkt en de wand verdund schijnt tot een afslui tend vlak, terwijl grote delen daarin eenvoudig door glas zijn vervangen. Zij stelden hun gedachtengang vooral op de idee. dat alle bouwen dient te beginnen bij het afpalen van een ruimte door tekens, zoals palen of zuilen. Vier paal tjes kunnen, zo is de redenering, al een afgescheiden rechthoekige ruimte in het leven roepen, de verlenging daarvan tot wanden, die zelfs nog buiten de hap doorlopen, bevredigt omdat daarmee dui delijk het contact tussen het gebouw en de omgeving daarbuiten wordt uitge- De ramp getekend met kleurkrijt drukt, zoals ook gebeurt door een gedeel telijke vervanging van de wand door men In wezen was dit betoog een pleidooi voor een hedendaagse vorm van archi- traafbouw. In de Westerse wereld is veelal begonnen met het plaatsen van palen en een verbinding daartussen. Maar d!e By zantijnse cultuur kent het tegengestelde procédé: Men begint met de muren, waar in de ruimte uitgehold schijnt en de ramen S;"""jt;Vêkende vondst" Voor het kind, dat gehapt lijken. Een massalere opbouw, een i ^rwerelfnog aan 't ontlekLn is en voor rijkere plastiek en een minder naar het wie ellce nieuwe ervaring een wonder be- abstracte ne gende vormgeving is daarvan het gevolg. Toch bleek in het verloop van het gesprek, dat de kloof tussen de par tijen niet zo diep was, als dikwijls wordt ET LIJKT ONGEPAST een beeld van menselijke ellende te schilderen in vriendelijke kleuren. Een rouwstoet beeldt eerder uit met houtskool dan met kleurkrijt en wie over een ramp schrijft accentueert eerder de donkere dan de lichte partijen. Maar*het leven gaat verder. Men kan niet altijd in ronwstemming blijven; kleur en vrolijkheid keren terug, zelfs na een ramp als ons land in Februari trof. De golf van deernis die Nederland in die dagen overspoelde, is langzaam teruggeebd binnen de dijken van het alledaagse leven. Dit te constateren behoeft aan de piëteit jegens de slachtoffers allerminst afbreuk te doen. Voor de romanschrijver volgt hieruit evenwel dat hij. schrijvend over de ramp in de alarmerende stijl der eerste ooggetuigen, thans niet meer dezelfde weerklank in liet gemoed van de lezer zou vinden als de krantenverslagen, onder de verse indruk der gebeurtenissen uit het rampgebied geseind. De kunstenaar moet afstand nemen van de feitelijke gegevens, en deze bezien vanuit een andere gezichtshoek dan de verslag gever. Niet om de feiten te bagatelliseren, maar juist om ze in zijn nieuwe artistieke visie nieuwe ontroering *te doen wekken. Utgaande van zulk een gedachtegang heeft Jan de Hartog in zijn roman „De Kleine Ark" de Februari-ramp gezien met de ogen van twee kinderen. verondersteld. Het is meer een zaak van klemtoon, dan van principieel verschil, want aan het slot van d>e gedachtenwisse- ling kwam de wederzijdse bekentenis, dat de ene methode van ontwerpen de andere nooit helemaal kan ontberen. Verhelderend werkte daarbij nog d'e op merking, dat de „modernen" uitdrukking wilden geven aan wat in hun tijd leeft; wat natuurlijk weer de vraag opriep, in hoeverre de architectuur de maatschappe lijke ontwikkeling heeft te aanvaarden en in hoeverre zij die moet beïnvloeden. Want ieder kind van zijn tijd. moet ook zijn tijd mee helpen maken en op deze regel vormt de bouwkunst geen uitzondering. Het is duidelijk, dat aan het antwoord daarop wel opnieuw een uitgebreide dis cussie kan worden besteed. Voor ons staat echter voorop, dat alleen een naar eigen aard ontplooide persoonlijkheid het recht en het vermogen heeft om aan het hakken van een tijdsbeeld mee te wer ken. En een architectuur, die de wand wel schept, maar die voor een goed deel weer ontkracht door de afsluiting op sommige punten door glaswanden van alle intuïtieve voelbaarheid te beroven, haar eigen aard geweld aandoet, dient eerst zichzelf te hervormen voor zij aan de gemeenschap begint. V. R. tekent, vormt een watersnoodramp een voudig een opwindende episode in een eindeloze reeks van wonderbaarlijke din gen. De verbijstering en geslagenheid der volwassenen kent het evenmin als diens intens medelijden; het neemt de gebeur tenissen waar zonder de ontzettende ge volgen er van te kunnen doorgronden. Door nu het verhaal van de stormramp te vertellen zoals het zich aan verbaasde kinderogen voordeed, heeft de schrijver de geschiedenis geheven uit de sombere sfeer van de actuele reportage. Het kind, zo kan hij gedacht hebben, is de eerste die afstand neemt, die door een verschrikke lijk gebeuren niet totaal uit het veld ge slagen wordt, maar het zonder meer in schakelt in zijn wereld, zoals de volwas senen noodgedwongen na verloop van tijd ook zullen moeten doen. Het zou waanzin zijn te zeggen, dat de ramp voor kinderen een pretje is ge weest. Dat is natuurlijk niet zo. Nog min der is de Hartog's boek een vrolijk boek. Belangrijker dan het kinderspel op de voorgrond zijn immers de hartverscheu rende dingen die rond hen gebeuren en waarvan zij zich nauwelijks bewust zijn. Juist doordat het slechts wordt aangeduid of voor de lezer opgeroepen in beelden, die de kinderen zien zonder de draag wijdte er van te kunnen begrijpen, ver schijnt het leed van de rampweek in een bijzonder navrante gestalte. Maar laten wij onze lezers eerst met de inhoud van de roman in kennis brengen. Rust in een plastische ooww. 4dinda, het halfbloedje met haar zonderlinge Franse achternaam en de stroblonde Jan Brink zijn de twee pleegkinderen van dominee Grijp- ma uit Nieuwerland op Schouwen Duiveland. Hun vader, het trappen klimmen moe, heeft het luiden van de torenklok sinds enige tijd aan de kin deren toevertrouwd en zo werd de torenkamer hun speeldomein. Daar fantaseert Jan zijn opwindend zee- roversspel, voortdurend gecorrigeerd door de even mysterieuze als nuchtere wijsheid van zijn Oosters pleegzusje. Van daaruit zien zij de doodgraver als een grijze mol wroeten in de grond van het kerkhof, de veldwachter als een dikke muis op zijn miniatuurfietsje rijden, en het hele dorp verkleind tot het formaat van een tinnen soldaatjes- spel, omringd door akkertjes zo groot als een zakdoek. In de torenkamer be gint voor hen ook het drama van de storm en de dijkdoorbraken, wanneer zij op de avond van de ramp, onder vaders geleide door de bolderende storm geloodst, de noodklok gaan luiden. Hun gang naar de torenkamer betekent de redding voor henzelf maar ook voor de hond, de kat en het konijn, de drie lievelingsdieren die hen op hun zwerf tocht zullen vergezellen. In het begin laat Jan de Hartog de dieren door blik of reacties ook actief deelnemen aan het drama; weldra laat hij dit achterwege en maakt de indruk romantechnisch met deze menagerie, waarbij zich nog een haan voegt, danig in zijn maag te zitten. Er is trouwens, na de sublieme inzet van de roman, over de hele lijn een neergang bespeurbaar; het lijkt alsof het boek, met veel zorg begonnen, haastig werd vol tooid. Het drama begint als Jan na de ramp nacht vanuit zijn hoge uitkijkpost de ontstellende waarneming doet dat de kerktoren op drift geraakt schijnt Nieuwe stof voor zijn romantische fanta sie, die nu op volle toeren komt.totdat hij, beneden in de toren het lijk van zijn moeder ziet liggen. Dan is het Adinda die de leiding overneemt. Haar moederlijk instinct ont waakt en zij vindt de uitweg naar het tegen de toren geslagen woonschip. Daar op dobbert het tweetal rond, op hun weg de meest afgrijselijke symptomen van het onheil ontmoetend. Van het woonschip worden zij overgebracht naar een Urker vissersboot, waar Jan zijn hart ophaalt aan de rauwe zeemanstaal der trouwhar tige Urkers „de muziek der vrijheid" en waar de lezer intussen gelegenheid krijgt voor een eresaluut aan het stille heldendom der redders van het eerste uur. Een hospitaalschip herbergt hen enige da gen, zet hen aan land maar als versteke lingen in een doodkist weten zij opnieuw aan boord te komen. Zij keren terug naar hun verdronken dorp waar zij hun vader de dominee, terugvinden in innige vriend schap met een oude pastoor bezig met het reddingswerk. Jan de Hartog toont zich ook in dit boek een meesterlijk verteller. In zijn romans waait de wind van ruimte en vrijheidszin; met de merkwaardige men geling van sentimentaliteit en ruwheid, hem eigen, kan htj diep treffen, ook al blijft hy aan de oppervlakte, luchtig en raak typerend zonder tot afgeronde karak tertekening te komen. Het huisgezin van de dominee, de storm, de sfeer van de torenkamer, het kleine paradijs van de knusse woonschuit, de ruigheid der vissers ware zeerovers met hun bontmutsen, oorringen en wangen als raspen de si nistere bedrijvigheid op 't hospitaalschip, alles wordt vlot en vluchtig geschetst met de bravoureuze gevoeligheid van de schrijver van „Hollands Glorie" maar zonder de solide plastiek van een grote romanstijl. Ook de kinderen zelf zijn geejt door- tekende karakters, al is aan hun type ring bijzondere aandacht besteed. Goed geobserveerd is telkens de verhouding tussen de kinderen en de volwassenen; wanneer men van een diepere betekenis van het boek kan spreken, dan ligt deze ongetwijfeld hier, met name in de ge dachte dat kinderen, door ouderen ge meenlijk ais een last beschouwd, in dagen van groot verdriet plotseling van hen de grootste tederheid ontmoeten. Maar in dit boeiende originele verhaal zoeke men overigens geen diepe gedachten. Het heeft niet meer diepgang dan de platte vaartui gen waarmee de mensenredders door de overstroomde dorpsstraten voeren. N.a.v. „De Kleine Ark" door Jan Hartog Uitg. Elsevier, A'aam. de E lamlendigheid die TJ zo veracht en die als een gebrek, als een zwakte meent te moeten beschou wen, is misschien wel een van de groot ste geheime krachten van dit paradoxale volk. „Deze woorden geeft Albert Ger- vais in de mond van een van de personen uit zijn boek: „Aesculape en Chine", waarmee hij enkele tientallen jaren ge leden terecht een grote bekendheid ver wierf. Deze Franse missiearts toont zich in dit boek niet alleen een uitmuntend verteller van de deels koddige, deels De betekenis van het alledaagse IJ kunnen een feit of een gebeurtenis nooit geschiedenis staat, om van daar uit, uit zijn eigen V^/ WIJ IVM«1«V« VV« 1CH UI een gcucut «VV1I losmaken of losdenken uit de omringende geschiedenis. Alles wat op deze wereld ge schiedt, maakt deel uit van een groot geheel. Het bloeit op uit een verleden; het staat in het heden en het werkt door in een verre toekomst. Gebeur tenissen hebben haar achtergrond en invloed. Al les wat mensen doen, hoe klein het ook is, heeft ergens een lange voorbereiding gehad en een eerste beweging; ergens anders trilt het nog na en maakt het sluimerende krachten wakker. Zelfs de geringste voorvallen bevinden zich al dus in een grote ruimte. Als ik een beslissing neem, verander ik de loop der geschiedenis en be- invloed ik mijn omgeving. Een bepaalde daad, die ik stel, kan ik richten op bepaalde personen, voor wie deze daad bestemd is. Ik kan een toespraak houden voor énkelen; doch ik weet niet, of ande ren, die naar de toespraak niet geluisterd hebben, er misschien tóch niet door beïnvloed worden. Wat ik in die toespraak heb gezegd, kan door de genen, die luisterden bewust of onbewust worden doorgegeven. Er zijn misschien sommigen, die met de uitgesproken gedachten rekening houden in hun persoonlijk bestaaii en die daardoor weer nieuwsgierigheid, critiek, bewondering of navol ging losslaan bij anderen. Zo heeft het goede, dat door een mens ondernomen wordt, zijn eigen verborgen vruchtbaarheid, door hem zelf niet nauwkeurig te controleren, maar wel reëel aanwezig in de menselijke geschiedenis. Iemand kan ook een daad stellen, die in beginsel voor iedereen bestemd is en dlc dus bewust is bedoeld om allen met zijn invloed te bereiken. Een dergelijke handeling is er op aangelegd dóór te werken in de historie en betekenis te hebben voor alle tijden en voor alle mensengeslachten. Wij kunnen ons dit indenken van een politiek feit of van een omvangrijke en definitie ve culturele beslissing. We kunnen ons echter ook indenken, dat de Heer en Meester der geschiedenis zélf plotseling ingrijpt, waardoor de koers der geschiedenis gewijzigd wordt voor eens en voor altijd. Er is een Voorzienig heid die voortdurend de koers bepaalt, zonder dat wij het merken. Er is ook een Voorzienigheid, die onver wachts te voorschijn komt, onder een duidelijk teken, in storm of onweer of vuur, zoals herhaaldelijk ge schied is in het Oude Testament. Er is tenslotte een Voorzienigheid, die in de mense lijke gestalte van Christus, op ons toekomt; een Voor zienigheid die niet langer zelf buiten en boven de tijdeloos en goddelijk domein te beïnvloeden en in te grijpen; maar die zélf deel uitmaakt van de mense lijke geschiedenis, er in lééft, en die haar beïnvloedt van binnenuit, door er persoonlijk beperkte, tijdelijke, menselijke handelingen in te verrichten; schijnhaar heel gewone, kleine menselijke handelingen, maar verricht in het bewustzijn en met de opzet, dat zij voor het lot van alle mensen bepalend zullen zijn. O staat op een zekere avond de mens Jesus in een kleine bovenzaal, ergens in de binnenstad van Jerusalem. Hij richt een maaltijd aan. Enke le mannen zijn met Hem aan tafel. Hij geeft hun brood om te eten en wijn om te drinken. Dat lijkt een eenvoudige daad, zonder veel consequenties. Een zeer beperkte ruimte is hier binnen deze vier muren, een heel klein stukje van de wereld maar. Het duurt niet lang: een onderdeel van één der vele avonden, die met duisternis en zachtheid over de wereld ko men. Er zijn slechts dertien mensen aanwezig, niet méér; en wat zij doen verheft zich, naar het uiter lijk te oordelen, niet boven het niveau der normale dagelijkse menselijke verrichtingen. En toch, bij het begin van deze avond zegt die Ene, dat Hij naar deze simpele bijeenkomst heeft uitgezien en dat Hij met onstuimig verlangen naar deze maai tijd verlangd heeft. Dit kan onmogelijk betrekking hebben op de uitwendige handelingen van de voet wassing, van het eten en drinken alléén. Wat hier gebeurt, moet een diepere betekenis hebben, in staat om het geweldig verlangen en de godmenselijke hunkeringen van deze Mens in bewe ging te zetten. Als H\j dan ook Zijn mysterieuze woorden begint, te spreken over het kleine stuk brood, dat Hij in Zijn handen houdt en over de beker met wijn, lijkt het of de ruimte plotseling groter wordt en of de kring der Apostelen zich uitbreidt. Want dit is het lichaam, dat wordt overgeleverd voor vele n, en dit is. Zijn bloed, dat voor vele n wordt, vergoten. De maaltijd, die klein begon, wordt groot en krijgt eindeloos perspectief. Allen moeten er aan deelnemen. Deze maaltijd eindigt niet meer. Hij moet worden voortgezet tot gedachtenis aan Hem Die er mee begon. De wanden van de bovenzaal in Jerusalem vallen weg en de wereld komt open te liggen voor een machtig ingrijpen Gods in de geschiedenis der men sen. Déze avond was deze avond niet meer, maar de eindtijd, de avond van een wisselende en avontuurlijke historie, waarin mensen op zoek waren naar het diepste geluk dat, zonder dat zij het wellicht besef ten, bestond in het innigste contact met hun God. De lampen branden, men eet en drinkt, er wordt zacht gefluiserd, er wordt gebeden, men zingt een danklied. Het linnen ligt blank over de tafel; de ge zichten van hen die aanliggen zijn warm en gloeien nog na van de maaltijd, van de wijn en van de span ning, die deze kleine zaal vervult. Daar staat het brood, dat nog is overgebleven; een hand houdt de beker omklemd: er liggen hier en daar wat kruimels op tafel. Alles is zo heel erg concreet en dichtbij, zo vol weldadige menselijkheid, zo heel en al getuigend van innig samenzijn. Niets bijzonders, niets opvallends. MAAR wie gelooft in Hem, Die aan het hoofd van de tafel zit en Die zojuist het beslissende woord heeft gesproken, weet dat hier dingen zijn ge beurd, waarvan de invloed en de betekenis nooit meer zullen voorbijgaan. Hij kan aanvoelen wat er bedoeld wordt, wanneer de Meester zegt, dat Hij, zoals Hij hier nu zit, niet meer aan deze maaltijd zal deelnemen, totdat Hij haar eenmaal in Zijn glorie en heerlijkheid met ons allen zal voortzetten voor eeuwig. Wie gelooft wordt zich bewust van de schokkende betekenis van dat woordje „totdat", waarmee alle grenzen en beperkingen worden gebroken en wegge nomen, zodat God de ruimte krijgt, die Hij nodig heeft om met, in en nabij de mensen te zijn, zoals Hij dat wil. Dit geloof zet ons denken en verlangen op weg naar de grote dingen die ons te wachten staan en die ons beloofd zijn. En ons begrip gaat open voor het myste rieuze feit, dat God grootheid kan scheppen in het kleine en diepte en glans kan verlenen aan het ge wone alledaagse. hartverscheurende voorvallen uit zijn praktijk, hij geeft ook blijk van een diep psychologisch inzicht in het schier on doorgrondelijke Chinese volk. De hierboven geuite suppositie wordt bewaarheid in een tweede boek van zijn hand, dat kortgeleden onder de titel „Aes culape en Chine en révolte", het licht zag. Opnieuw treffen wij Gervais in China aan, vechtend tegen ten hemel schreiende hygiënische toestanden, wanbegrip en be vooroordeeld conservatisme, hierin bijge staan door een handjevol heldhaftige zus- sters Franciscanessen, die als verpleeg ster dienst doen in een soort van zieken huis, een gebouw, dat echter nauwelijks recht heeft op dit praedicaat. Wij staan aan de vooravond van de ver raderlijke Japanse aanval op Pearl Har bour, die van China opnieuw strijdtoneel zou maken en onnoemelijk veel oorlogs ellende over zijn inwoners zou brengen. Het besef in oorlog te zijn dringt eerst langzaam tot de Chinez'en door en het leed, dat de snel oprukkende en goed uitgeruste Japanse troepen over de aan grenzende provincies storten, maakt hoe genaamd geen indruk. Immers, naasten liefde en medelijden zijn de Chinees bui ten de kring van zijn eigen familie onbe kend. Vanuit zijn hospitaal, een uitnemende waarnemingspost, verhaalt Gervais ons in zijn heldere verteltrant over het oor logsgeweld, echter zonder in gruwel sprookjes te vervallen. Ondergaan de Chinezen aanvankelijk met philosophi- sche passiviteit al 't leed, de wreedheden van deoverweldiger doen langzaam een sluimerend patriotisme ontwaken. Traag en machtig als een voorhistorisch mon ster, komt het Chinese volk overeind, om van zich af te bijten. Er ontstaat een ver zetsbeweging onder de in het buitenland gevormde studenten, die allengs snel om zich heen grijpt. Zelfs de boeren, die al eeuwen lang zich hardnekkig afzijdig hielden laten hun akkers in de steek, om mee te helpen de erfvijand te verdrij ven. Aan het hoofd van deze beweging staat een mooi jong meisje, dat intelligent en ongemerkt het verzet organiseert en leidt. Toch valt de jonge heldin in de strijd, doch zij heeft het getij zien keren, en weet, dat de uiteindelijke overwinning niet ver meer is. Gervais boek bereikt in dit relaas van ontwakend patriotisme en verzet, een hoogtepunt. Het is alleen jam mer. dat de schrijver een overigens kort stondige amourette met de verzetsheldin inlast, te onbeduidend evenwel om het geheel noemenswaard te kunnen schaden. Als Gervais eindigt, is de geallieerde overwinning nog maar een kwestie van Wat wU als mensen met elkaar doen en het grote dat wij met een ander mens kunnen beleven, begint meestal zo gewoon. Hoe begint b.v. menselijke liefde? Is er meer voor nodig dan een toevallige ontmoeting of een onvoorziene kleine gebeurtenis? Maar welk 'n bete- tijd doch dit doet voor de schrijver wei- kenis heeft dan zo'n ontmoeting of zo'n klein voorval? nig'ter zake. Hij heeft zijn geloof in het Er kan een avontuur uit opbloeien, een heel leven vol Chinese volk bevestigd gezien en ook diepte, warmte en geluk. In de liefde tussen God en mens is het zeker niet anders. Het begint zo gewoon en zo heel in het klein; op een zekere avond; het was zó laat en de tafel stond gedektMaar juist da&r, bij die gedekte tafel begon het diepste en ondoorgrondelijkste liefdegeheim, dat ooit bestond en bestaan zal tussen hen die aanzitten en Hem Die deze maaltijd heeft aangericht. S. JELSMA M.S.C. zijn lezers ervan weten te overtuigen, dat deze natie wel degelijk de mogelijkheid tot actief leven en ontwikkeling in z'ich draagt. Ziedaar de voornaamste verdienste van dit voortreffelijke boek, dat alleszins een waardig vervolg mag heten op een vroe gere best-seller. F. A.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1953 | | pagina 5