Glaswanden of vensters f
Het uitgangspunt van de moderne architect
Karei Trautwein
ALBERT GERVAIS VERTELT VERDER
JAN DE HART O (ES
„DE KLEINE ARK
D
De bouwkunst van de beweging
In gesprek met
Late erkenning van zijn meesterschap
«.«wo»:"is
Missie-arts in strijdend China
(§od e#t wereld
NOVEMBER 1953
PAGINA 5
f^.LAZENIERS vindt men
vooral in het Zuiden. Is
het daarom dat een kunste
naar als Karei Trautwein
lange tijd over het hoofd werd
gezien wanneer er belangrijke
opdrachten waren te verge
ven? Karei Trautwein woont
namelijk niet in Limburg of
Brabant, maar in een oud
grachtenhuis aan de Bakenes-
sergracht te Haarlem. Geluk
kig weet men hem daar tegen
woordig te vinden, zoals blijkt
uit de grote opdrachten die hij
de laatste jaren ontvangen
heeft. Voor Heiloo maakte hij
een cyclus kapelramen die
door hun zuiverheid van in
tentie, de prachtige opbouw
en het fijn coloriet tot het bes
te behoren van hetgeen na de
oorlog door Nederlandse gla
zeniers werd gewrocht, de
kapel van het Franciscanen-
college te Katwijk heeft van
hem een reeks voortreffelijke
ramen, en thans is hij bezig
biet enkele ramen voor de
Paschaliskerk te Den Haag.
Henri Jonas
Groei
Eigen
wijsheid
Tivee stromingen
In New York, Londen,
Parijs, Brussel en Amster
dam verscheen deze tveek
tegelijkertijd Jan de Har-
tog's nieuwste roman.
Schrijver, zetters, druk
kers, binders en uitgevers
leverden deze gesynchro
niseerde prestatie be
langeloos: de hele op
brengst van de grote eer
ste oplagen is bestemd
voor het Nationaal Ram-
penfonds. In dit boek ver
telt Jan de Hartog, die in
de F ebruari-dagen met
zijn boot in Zeeland was,
op zijn ivijze het verhaal
van de stormramp.
Geen diepgang
'r ^moderne" bouwkunst, bet blijkt zelfs in een vooruitstrevende stad
a's botterdam is ondanks al baar kwaliteiten nog niet in staat de alge
mene instemming in de wacht te slepen. Nog menig argeloos burger denkt
met heimwee terug aan bet oude stadsbeeld, gecomponeerd uit smalle
panden, die in hoge mate op zichzelf stonden, een wat eigengereid eu
l'esloten leven leidden en het toonbeeld waren van een bijna deftige rust.
He nieuwe ar
chitectuur lijkt daartegenover dikwijls driftig, er zit vaak
een bijna onstuitbare vaart in haar lijnen, die nog eens wordt voortgezet
in aangrenzende gebouwen en in de vormen van straat en plein. Het lijkt
of de bouwkunst iets meekrijgt van de lopende band, van de snelheid in
iet mor erne ver eer en van de openheid waardoor tegenwoordig de maat-
schappelijke omgang wordt gekenmerkt.
SmwhHKt'mo^ steekt er achter de architectonische buurman. Het is alsof
oprnrt vnnr trrr, «7?° na oorlog een ieder onderdeel van een stad in niet ge
niet te willen Md' een houding van range mate op samenspel met het geheel
wf maarirt,, fen staan bij het eigen bedacht is en dat ook wel extra wil laten
and te willen reiken aan de merken. En in dat opzicht toont ook de
Beweging en openheid.
Het is 0V3riSens triest dat Traut
wein tot zijn zestigste jaar op de
volledige erkenning van zijn mees
terschap beeit moeten wachten. Dit
zou, had hij met in Haarlem maar in
Limburg gewoond, niet het geval zijn
geweest. „Op een stad als Haarlem"
aldus Trautwein, „drukt sterk het
stempel van 't koele protestantisme
Er is hier wel een cultuur natuurlijk
maar 't is een aftreksel van de oudé
cultuur van Beets en van Van Lennep,
het is de sfeer van het groene tafel-
1=1 de consistoriekamer en
kpn. v! kamer. ZÜ doet mij al-
r*A d0 trn aan de deftige equipages
tijd denken a door Haarlem's
die ik in mijn jeugd d begl.ip
straten zag rijden L reU_
voor kunst en met nam
gieuze kunst, zoals hei
zo overvloedig manifesteert.
Haarlem een zeldzaamheid
is uitgegaan, een geheel eigen wijs
heid heeft verworven. Trautwein is
niet alleen een beeldend kunstenaar;
hij is een man die graag een goed
gesprek voert over cultuur in brede
zin en die dit van zijn kant weet te
doen met een rijp inzicht in velerlei
zaken.
E grondslag voor zijn veelzijdige
ontwikkeling legde hij op de
Amsterdamse Academie, waar
Derkinderen en Roland Holst de op
leiding breed hielden. Dat hij naar de
academie ging, behoeft niet te ver
wonderen wanneer men weet dat
Trautwein's vader ook kunstenaar
was. Het werk van Trautwein Sr is
zelfs nog bekender dan dat van zijn
zoon, want de vader, die hofschilder
was, heeft o.a. de hand gehad in het
decoreren van de Koninklijke gouden
koets
Op zijn academie-tijd ziet Traut
wein graag terug. „Natuurlijk raakte
je, zoals iedereen in die tijd, onder
invloed van de stijl van Derkinderen
en Roland Holst. Maar Derkinderen,
mijn voornaamste leermeester, beïn
vloedde je zonder je om hals te bren
gen. Roland Holst daarentegen dreef
je in zijn stramien, maar bij hem
heb ik alleen maar de compositie
klassen gevolgd.
Weet u van wie ik op de academie
het meest geleerd heb?"
9
„Van Henri Jonas. Stel u eens voor
hoe 't vroeger op een academie toe
ging. Wekenlang zat je maar aan een
en dezelfde tekening te zwartselen en
ik zie nog prof. van der Waay naar
een model kjjken door zijn optisch
instrument en ons na lang turen
zeggen „Als de heren een doek van
1.60 by 1.32 M. opzetten, zal het er
wel óp gaan". Jonas ging echter rus
tig zijn eigen weg, schilderde dwars
°r. a"e mathematische voorschrif
ten heen en hij schilderde goed".
Het was prof. Derkinderen, die
Trautwein begrip voor het monu
mentale bijbracht en toen de jonge
kunstenaar na zijn militaire dienst in
de mobilisatietijd de academie had
afgemaakt, was hij vastbesloten gla
zenier te worden. Om het ambacht te
leren ging hij enkele jaren in de leer
op een Haarlems atelier. Want Traut
wein wilde zelf zijn ontwerpen uit
voeren', welbewust streefde hij er
naar de eigenaardigheden van het
materiaal tot in de finesses zelf te
beheersen.
OB de Parklaan in Haarlem open
de hij toen een eigen atelier.
„int-Aanvankeli.ik ging het niet al te
'2 zijn onderhoud te voor
glas in j meer dan eens gewone
fèw'mê een?™6" maken' afgewiS"
kapei hier of ^er)g& voor d00P"
gens in een
kwam zijn eerste grote ondrache de
kapel van het Juvenaat Eikenburg bij
Eindhoven. Htj maakte vervolgens
reizen naar Charti es Waar hj. mgt
zijn reisgenoten hele dagen in de ka
thedraal doorbracht tot ze er door
de koster uitgegooid werden - en
naar Italië.
Daarna heeft hij zijn atelier ,n 1939
thans geholpen door een zelf opge-
leide assistent. Ramen m e
Zulke rebelse boutades laat Traut-
wein zich gaarne ontvallen. ,Jk hen
eigenwijs", zegt hij van zichzelf,
en
wij kunnen daar in zoverre mee ac-
coord gaan, dat hij zich in 'n vrucht
baar leven, waarin zijn belangstel
ling naar vele terreinen van de geest
te Laag Soeren, in Lage Vuur
de kapittelzaal van de Abdij te g
mond, in een ziekenhuis te Zaandam
en kortelings in Heiloo en Katwijk.^
Zijn werk in Heiloo toont hoe z\l"
talent gerijpt is, maar ook hoe deze
kunstenaar zich voortdurend is bltf-
ven ontwikkelen. Het ligt niet in zijn
«°m star le h'Üven vasthouden
an een eenmaal verworven manier.
„L Va" ""kinderen moge
r^rtT KCV°rm?' he* voorbeeld
van Chartresmoge hem hebben ge
ïnspireerd, hu bleef zichzelf een
kunstenaar met een gedegen ambach
telijke kennis, een mens met een zui
ver religieuze instelling, en met een
originele kjjk op veel zaken, de
vrucht van in tientallen jaren ver
worven eigen wijsheid.
Nederlandse bouwkunst zich een kind van
onze tijd.
De historie heeft zo haar slingerende
bewegingen. De voortdurende spanning in
de verhouding tussen individu en gemeen
schap wordt nu eens ten gunste van de
eerste en dan weer ten gunste van de
laatste opgelost. In onze tijd komen indi
vidualistische stromingen al heel slecht
aan hun trekken. Wij hebben niet alleen
symbolisch met het woord „maatschappij"
gebroken en de term „gemeenschap" daar
voor in de plaats gesteld. Voor al onze
bezigheden hebben we een organisatie ge
sticht of het nu ons beroep is dan wel het
liefhebberen in postzegels of de bouw van
radio-toestellen.
Ook het privé-leven is voor een niet on
beduidend part in factoren ontbonden,
want voor onze sportbeoefening behoren
wij weer bij een andere bond. dan voor
het uitoefenen van onze weldadigheid.
Zelfs drinken onze kinderen dikwijls
de melk niet meer thuis maar op school
'en hun tand,verzorging is ook al bijna aan
de vaderlijke verantwoordelijkheid ont
trokken. Zo dringt het gezin naaa> de ge
meenschap en de gemeenschap zich binnen
in het gezin. Er bestaat een voortdurende
en intensieve wisselwerking tussen beide
en is het dan een wonder dat het huis
tegenwoordig niet meer genoeg schijnt te
hebben aan een simpel venster op de bui
tenwereld, maar liefst een hele glazen
wand vraagt. De mens moet zich in zijn
huis kunnen terugtrekken denken we nogal
gemakkelijk, maar hoe weinig komt daar
van in de huidige maatschappelijke struc
tuur terecht. De telefoon ho-udt ons voort
durend in verbinding met de buitenwereld
en de zakenman gaat dikwijls zijn huis
uit om eens wat rust te nemen.
En daarmee staat de bouwkunst voor
een vreemd conflict. Zo wonderlijk kon
zij zich in het verleden niet gedragen, zij
kon spitsboogvensters va.n een beangsti
gende hoogte hanteren of de verschillen
de onderdelen van de ruimte zo bewege
lijk componeren, dat de zwerftocht door
een Barok-kerk een spannend avontuur
werd in een welgeschapen jungle, steeds
bleef de gedachte in de Westerse wereld
althans overheersen, dat een raam een
onderbreking was van de wand en niet
een plaatsvervanger daarvan. En plotse
ling komt de neiging allerlei gebouwen
eenvoudig open te breken, en onzicht
bare wanden de plaats van de zichtbare
te laten innemen. De tegenstelling tussen
binnen en buiten wordt steeds minder
sterk bij de architectuur, die ons ais
modern wordt aangeprezen.
En bovendien is er een ander ver
schijnsel, dat al gauw de aandacht trekt:
Juist gangen en trappen worden met
bijzondere zorgvuldigheid in glas ver
pakt. Het is of de volle aandacht
gevraagd wordt voor beweging en wat
statisch is aan de stoffelijke kant van
het menselijk bestaan zoveel mogelijk
wordt verhuld. Ook de vormen van de
vensters, die breed gehouden worden en
soms langs meerdere vertrekken tegelijk
lopen suggereren beweging en snelheid
en zo ontstaat het driftige stadsbeeld, dat
alle zin aan het even driftige verkeer
schijnt te ontlenen.
Toch is deze „moderne" stroming niet
het enige wat op het vaderlandse archi
tectuur-toneel wordt opgevoerd. De
groep, die de zogenaamde modernen
„modernistisch" noemt, zoekt totaal
andere oplossingen en geeft gebouwen
ten beste, die door de anders gerichte
groeperingen maar al te gretig van het
etiquet „archaïstisch" wordt voorzien. Bij
hen blijft het venster zijn elementaire
bescheidenheid houden, hun gebouwen
zijn massaler van constructie en vertonen
niet dat ijle samenspel van glas er
wanden en bij voorkeur worden ze afge
dekt met een schuine kap, waardoor de
afsluiting van het gebouw naar boven
duidelijk expressie vindt.
Openhartig gesprek
Onlangs hebben aanhangers van deze
tegengestelde stromingen in een openhar
tig gesprek hun standpunten en bezwa
ren tegen de andere richting kunnen
uiten. Vooral jongeren ondere de archi
tectuur-beoefenaars bleken te voelen
voor het ijle vormenspel, waarbij de
stoffelijke materie uitgeschakeld lijkt en
de wand verdund schijnt tot een afslui
tend vlak, terwijl grote delen daarin
eenvoudig door glas zijn vervangen. Zij
stelden hun gedachtengang vooral op de
idee. dat alle bouwen dient te beginnen
bij het afpalen van een ruimte door
tekens, zoals palen of zuilen. Vier paal
tjes kunnen, zo is de redenering, al een
afgescheiden rechthoekige ruimte in het
leven roepen, de verlenging daarvan tot
wanden, die zelfs nog buiten de hap
doorlopen, bevredigt omdat daarmee dui
delijk het contact tussen het gebouw en
de omgeving daarbuiten wordt uitge-
De ramp getekend met kleurkrijt
drukt, zoals ook gebeurt door een gedeel
telijke vervanging van de wand door
men
In wezen was dit betoog een pleidooi
voor een hedendaagse vorm van archi-
traafbouw. In de Westerse wereld is veelal
begonnen met het plaatsen van palen en
een verbinding daartussen. Maar d!e By
zantijnse cultuur kent het tegengestelde
procédé: Men begint met de muren, waar
in de ruimte uitgehold schijnt en de ramen S;"""jt;Vêkende vondst" Voor het kind, dat
gehapt lijken. Een massalere opbouw, een i ^rwerelfnog aan 't ontlekLn is en voor
rijkere plastiek en een minder naar het wie ellce nieuwe ervaring een wonder be-
abstracte ne gende vormgeving is daarvan
het gevolg. Toch bleek in het verloop van
het gesprek, dat de kloof tussen de par
tijen niet zo diep was, als dikwijls wordt
ET LIJKT ONGEPAST een beeld van menselijke ellende
te schilderen in vriendelijke kleuren. Een rouwstoet beeldt
eerder uit met houtskool dan met kleurkrijt en wie over
een ramp schrijft accentueert eerder de donkere dan de lichte
partijen. Maar*het leven gaat verder. Men kan niet altijd in
ronwstemming blijven; kleur en vrolijkheid keren terug, zelfs
na een ramp als ons land in Februari trof. De golf van deernis
die Nederland in die dagen overspoelde, is langzaam teruggeebd
binnen de dijken van het alledaagse leven. Dit te constateren
behoeft aan de piëteit jegens de slachtoffers allerminst afbreuk
te doen. Voor de romanschrijver volgt hieruit evenwel dat hij.
schrijvend over de ramp in de alarmerende stijl der eerste
ooggetuigen, thans niet meer dezelfde weerklank in liet gemoed
van de lezer zou vinden als de krantenverslagen, onder de
verse indruk der gebeurtenissen uit het rampgebied geseind.
De kunstenaar moet afstand nemen van de feitelijke gegevens,
en deze bezien vanuit een andere gezichtshoek dan de verslag
gever. Niet om de feiten te bagatelliseren, maar juist om ze
in zijn nieuwe artistieke visie nieuwe ontroering *te doen
wekken.
Utgaande van zulk een gedachtegang
heeft Jan de Hartog in zijn roman
„De Kleine Ark" de Februari-ramp
gezien met de ogen van twee kinderen.
verondersteld. Het is meer een zaak van
klemtoon, dan van principieel verschil,
want aan het slot van d>e gedachtenwisse-
ling kwam de wederzijdse bekentenis, dat
de ene methode van ontwerpen de andere
nooit helemaal kan ontberen.
Verhelderend werkte daarbij nog d'e op
merking, dat de „modernen" uitdrukking
wilden geven aan wat in hun tijd leeft;
wat natuurlijk weer de vraag opriep, in
hoeverre de architectuur de maatschappe
lijke ontwikkeling heeft te aanvaarden en
in hoeverre zij die moet beïnvloeden. Want
ieder kind van zijn tijd. moet ook zijn tijd
mee helpen maken en op deze regel vormt
de bouwkunst geen uitzondering.
Het is duidelijk, dat aan het antwoord
daarop wel opnieuw een uitgebreide dis
cussie kan worden besteed. Voor ons
staat echter voorop, dat alleen een naar
eigen aard ontplooide persoonlijkheid het
recht en het vermogen heeft om aan het
hakken van een tijdsbeeld mee te wer
ken. En een architectuur, die de wand
wel schept, maar die voor een goed deel
weer ontkracht door de afsluiting op
sommige punten door glaswanden van
alle intuïtieve voelbaarheid te beroven,
haar eigen aard geweld aandoet, dient
eerst zichzelf te hervormen voor zij aan
de gemeenschap begint.
V. R.
tekent, vormt een watersnoodramp een
voudig een opwindende episode in een
eindeloze reeks van wonderbaarlijke din
gen. De verbijstering en geslagenheid der
volwassenen kent het evenmin als diens
intens medelijden; het neemt de gebeur
tenissen waar zonder de ontzettende ge
volgen er van te kunnen doorgronden.
Door nu het verhaal van de stormramp te
vertellen zoals het zich aan verbaasde
kinderogen voordeed, heeft de schrijver
de geschiedenis geheven uit de sombere
sfeer van de actuele reportage. Het kind,
zo kan hij gedacht hebben, is de eerste die
afstand neemt, die door een verschrikke
lijk gebeuren niet totaal uit het veld ge
slagen wordt, maar het zonder meer in
schakelt in zijn wereld, zoals de volwas
senen noodgedwongen na verloop van tijd
ook zullen moeten doen.
Het zou waanzin zijn te zeggen, dat
de ramp voor kinderen een pretje is ge
weest. Dat is natuurlijk niet zo. Nog min
der is de Hartog's boek een vrolijk boek.
Belangrijker dan het kinderspel op de
voorgrond zijn immers de hartverscheu
rende dingen die rond hen gebeuren en
waarvan zij zich nauwelijks bewust zijn.
Juist doordat het slechts wordt aangeduid
of voor de lezer opgeroepen in beelden,
die de kinderen zien zonder de draag
wijdte er van te kunnen begrijpen, ver
schijnt het leed van de rampweek in een
bijzonder navrante gestalte. Maar laten
wij onze lezers eerst met de inhoud van
de roman in kennis brengen.
Rust in een plastische ooww.
4dinda, het halfbloedje met haar
zonderlinge Franse achternaam en
de stroblonde Jan Brink zijn de
twee pleegkinderen van dominee Grijp-
ma uit Nieuwerland op Schouwen
Duiveland. Hun vader, het trappen
klimmen moe, heeft het luiden van de
torenklok sinds enige tijd aan de kin
deren toevertrouwd en zo werd de
torenkamer hun speeldomein. Daar
fantaseert Jan zijn opwindend zee-
roversspel, voortdurend gecorrigeerd
door de even mysterieuze als nuchtere
wijsheid van zijn Oosters pleegzusje.
Van daaruit zien zij de doodgraver als
een grijze mol wroeten in de grond van
het kerkhof, de veldwachter als een
dikke muis op zijn miniatuurfietsje
rijden, en het hele dorp verkleind tot
het formaat van een tinnen soldaatjes-
spel, omringd door akkertjes zo groot
als een zakdoek. In de torenkamer be
gint voor hen ook het drama van de
storm en de dijkdoorbraken, wanneer
zij op de avond van de ramp, onder
vaders geleide door de bolderende storm
geloodst, de noodklok gaan luiden.
Hun gang naar de torenkamer betekent
de redding voor henzelf maar ook voor
de hond, de kat en het konijn, de drie
lievelingsdieren die hen op hun zwerf
tocht zullen vergezellen. In het begin
laat Jan de Hartog de dieren door blik
of reacties ook actief deelnemen aan het
drama; weldra laat hij dit achterwege en
maakt de indruk romantechnisch met
deze menagerie, waarbij zich nog een
haan voegt, danig in zijn maag te zitten.
Er is trouwens, na de sublieme inzet van
de roman, over de hele lijn een neergang
bespeurbaar; het lijkt alsof het boek, met
veel zorg begonnen, haastig werd vol
tooid.
Het drama begint als Jan na de ramp
nacht vanuit zijn hoge uitkijkpost
de ontstellende waarneming doet dat
de kerktoren op drift geraakt schijnt
Nieuwe stof voor zijn romantische fanta
sie, die nu op volle toeren komt.totdat
hij, beneden in de toren het lijk van zijn
moeder ziet liggen.
Dan is het Adinda die de leiding
overneemt. Haar moederlijk instinct ont
waakt en zij vindt de uitweg naar het
tegen de toren geslagen woonschip. Daar
op dobbert het tweetal rond, op hun weg
de meest afgrijselijke symptomen van het
onheil ontmoetend. Van het woonschip
worden zij overgebracht naar een Urker
vissersboot, waar Jan zijn hart ophaalt
aan de rauwe zeemanstaal der trouwhar
tige Urkers „de muziek der vrijheid"
en waar de lezer intussen gelegenheid
krijgt voor een eresaluut aan het stille
heldendom der redders van het eerste uur.
Een hospitaalschip herbergt hen enige da
gen, zet hen aan land maar als versteke
lingen in een doodkist weten zij opnieuw
aan boord te komen. Zij keren terug naar
hun verdronken dorp waar zij hun vader
de dominee, terugvinden in innige vriend
schap met een oude pastoor bezig met het
reddingswerk.
Jan de Hartog toont zich ook in dit
boek een meesterlijk verteller. In zijn
romans waait de wind van ruimte en
vrijheidszin; met de merkwaardige men
geling van sentimentaliteit en ruwheid,
hem eigen, kan htj diep treffen, ook al
blijft hy aan de oppervlakte, luchtig en
raak typerend zonder tot afgeronde karak
tertekening te komen. Het huisgezin van
de dominee, de storm, de sfeer van de
torenkamer, het kleine paradijs van de
knusse woonschuit, de ruigheid der vissers
ware zeerovers met hun bontmutsen,
oorringen en wangen als raspen de si
nistere bedrijvigheid op 't hospitaalschip,
alles wordt vlot en vluchtig geschetst met
de bravoureuze gevoeligheid van de
schrijver van „Hollands Glorie" maar
zonder de solide plastiek van een grote
romanstijl.
Ook de kinderen zelf zijn geejt door-
tekende karakters, al is aan hun type
ring bijzondere aandacht besteed. Goed
geobserveerd is telkens de verhouding
tussen de kinderen en de volwassenen;
wanneer men van een diepere betekenis
van het boek kan spreken, dan ligt deze
ongetwijfeld hier, met name in de ge
dachte dat kinderen, door ouderen ge
meenlijk ais een last beschouwd, in dagen
van groot verdriet plotseling van hen de
grootste tederheid ontmoeten. Maar in
dit boeiende originele verhaal zoeke men
overigens geen diepe gedachten. Het heeft
niet meer diepgang dan de platte vaartui
gen waarmee de mensenredders door de
overstroomde dorpsstraten voeren.
N.a.v. „De Kleine Ark" door Jan
Hartog Uitg. Elsevier, A'aam.
de
E lamlendigheid die TJ zo veracht
en die als een gebrek, als een
zwakte meent te moeten beschou
wen, is misschien wel een van de groot
ste geheime krachten van dit paradoxale
volk. „Deze woorden geeft Albert Ger-
vais in de mond van een van de personen
uit zijn boek: „Aesculape en Chine",
waarmee hij enkele tientallen jaren ge
leden terecht een grote bekendheid ver
wierf. Deze Franse missiearts toont zich
in dit boek niet alleen een uitmuntend
verteller van de deels koddige, deels
De betekenis van het alledaagse
IJ kunnen een feit of een gebeurtenis nooit geschiedenis staat, om van daar uit, uit zijn eigen V^/
WIJ IVM«1«V« VV« 1CH UI een gcucut «VV1I
losmaken of losdenken uit de omringende
geschiedenis. Alles wat op deze wereld ge
schiedt, maakt deel uit van een groot geheel. Het
bloeit op uit een verleden; het staat in het heden
en het werkt door in een verre toekomst. Gebeur
tenissen hebben haar achtergrond en invloed. Al
les wat mensen doen, hoe klein het ook is, heeft
ergens een lange voorbereiding gehad en een
eerste beweging; ergens anders trilt het nog na en
maakt het sluimerende krachten wakker.
Zelfs de geringste voorvallen bevinden zich al
dus in een grote ruimte. Als ik een beslissing
neem, verander ik de loop der geschiedenis en be-
invloed ik mijn omgeving. Een bepaalde daad, die
ik stel, kan ik richten op bepaalde personen, voor
wie deze daad bestemd is. Ik kan een toespraak
houden voor énkelen; doch ik weet niet, of ande
ren, die naar de toespraak niet geluisterd hebben,
er misschien tóch niet door beïnvloed worden.
Wat ik in die toespraak heb gezegd, kan door de
genen, die luisterden bewust of onbewust worden
doorgegeven. Er zijn misschien sommigen, die met
de uitgesproken gedachten rekening houden in
hun persoonlijk bestaaii en die daardoor weer
nieuwsgierigheid, critiek, bewondering of navol
ging losslaan bij anderen.
Zo heeft het goede, dat door een mens ondernomen
wordt, zijn eigen verborgen vruchtbaarheid, door hem
zelf niet nauwkeurig te controleren, maar wel reëel
aanwezig in de menselijke geschiedenis. Iemand kan
ook een daad stellen, die in beginsel voor iedereen
bestemd is en dlc dus bewust is bedoeld om allen
met zijn invloed te bereiken. Een dergelijke handeling
is er op aangelegd dóór te werken in de historie en
betekenis te hebben voor alle tijden en voor alle
mensengeslachten. Wij kunnen ons dit indenken van
een politiek feit of van een omvangrijke en definitie
ve culturele beslissing.
We kunnen ons echter ook indenken, dat de Heer
en Meester der geschiedenis zélf plotseling ingrijpt,
waardoor de koers der geschiedenis gewijzigd wordt
voor eens en voor altijd. Er is een Voorzienig
heid die voortdurend de koers bepaalt, zonder dat wij
het merken. Er is ook een Voorzienigheid, die onver
wachts te voorschijn komt, onder een duidelijk teken,
in storm of onweer of vuur, zoals herhaaldelijk ge
schied is in het Oude Testament.
Er is tenslotte een Voorzienigheid, die in de mense
lijke gestalte van Christus, op ons toekomt; een Voor
zienigheid die niet langer zelf buiten en boven de
tijdeloos en goddelijk domein te beïnvloeden en in te
grijpen; maar die zélf deel uitmaakt van de mense
lijke geschiedenis, er in lééft, en die haar beïnvloedt
van binnenuit, door er persoonlijk beperkte, tijdelijke,
menselijke handelingen in te verrichten; schijnhaar
heel gewone, kleine menselijke handelingen, maar
verricht in het bewustzijn en met de opzet, dat zij
voor het lot van alle mensen bepalend zullen zijn.
O staat op een zekere avond de mens Jesus in
een kleine bovenzaal, ergens in de binnenstad
van Jerusalem. Hij richt een maaltijd aan. Enke
le mannen zijn met Hem aan tafel. Hij geeft hun
brood om te eten en wijn om te drinken. Dat lijkt
een eenvoudige daad, zonder veel consequenties. Een
zeer beperkte ruimte is hier binnen deze vier muren,
een heel klein stukje van de wereld maar. Het duurt
niet lang: een onderdeel van één der vele avonden,
die met duisternis en zachtheid over de wereld ko
men. Er zijn slechts dertien mensen aanwezig, niet
méér; en wat zij doen verheft zich, naar het uiter
lijk te oordelen, niet boven het niveau der normale
dagelijkse menselijke verrichtingen.
En toch, bij het begin van deze avond zegt die Ene,
dat Hij naar deze simpele bijeenkomst heeft uitgezien
en dat Hij met onstuimig verlangen naar deze maai
tijd verlangd heeft. Dit kan onmogelijk betrekking
hebben op de uitwendige handelingen van de voet
wassing, van het eten en drinken alléén.
Wat hier gebeurt, moet een diepere betekenis
hebben, in staat om het geweldig verlangen en de
godmenselijke hunkeringen van deze Mens in bewe
ging te zetten. Als H\j dan ook Zijn mysterieuze
woorden begint, te spreken over het kleine stuk brood,
dat Hij in Zijn handen houdt en over de beker met
wijn, lijkt het of de ruimte plotseling groter wordt
en of de kring der Apostelen zich uitbreidt. Want dit
is het lichaam, dat wordt overgeleverd voor
vele n, en dit is. Zijn bloed, dat voor vele n
wordt, vergoten. De maaltijd, die klein begon, wordt
groot en krijgt eindeloos perspectief. Allen moeten
er aan deelnemen. Deze maaltijd eindigt niet meer.
Hij moet worden voortgezet tot gedachtenis aan
Hem Die er mee begon.
De wanden van de bovenzaal in Jerusalem vallen
weg en de wereld komt open te liggen voor een
machtig ingrijpen Gods in de geschiedenis der men
sen. Déze avond was deze avond niet meer, maar de
eindtijd, de avond van een wisselende en avontuurlijke
historie, waarin mensen op zoek waren naar het
diepste geluk dat, zonder dat zij het wellicht besef
ten, bestond in het innigste contact met hun God.
De lampen branden, men eet en drinkt, er wordt
zacht gefluiserd, er wordt gebeden, men zingt een
danklied. Het linnen ligt blank over de tafel; de ge
zichten van hen die aanliggen zijn warm en gloeien
nog na van de maaltijd, van de wijn en van de span
ning, die deze kleine zaal vervult. Daar staat het
brood, dat nog is overgebleven; een hand houdt de
beker omklemd: er liggen hier en daar wat kruimels
op tafel. Alles is zo heel erg concreet en dichtbij, zo
vol weldadige menselijkheid, zo heel en al getuigend
van innig samenzijn. Niets bijzonders, niets
opvallends.
MAAR wie gelooft in Hem, Die aan het hoofd van
de tafel zit en Die zojuist het beslissende woord
heeft gesproken, weet dat hier dingen zijn ge
beurd, waarvan de invloed en de betekenis nooit meer
zullen voorbijgaan. Hij kan aanvoelen wat er bedoeld
wordt, wanneer de Meester zegt, dat Hij, zoals Hij hier
nu zit, niet meer aan deze maaltijd zal deelnemen,
totdat Hij haar eenmaal in Zijn glorie en heerlijkheid
met ons allen zal voortzetten voor eeuwig.
Wie gelooft wordt zich bewust van de schokkende
betekenis van dat woordje „totdat", waarmee alle
grenzen en beperkingen worden gebroken en wegge
nomen, zodat God de ruimte krijgt, die Hij nodig heeft
om met, in en nabij de mensen te zijn, zoals Hij dat
wil.
Dit geloof zet ons denken en verlangen op weg naar
de grote dingen die ons te wachten staan en die ons
beloofd zijn. En ons begrip gaat open voor het myste
rieuze feit, dat God grootheid kan scheppen in het
kleine en diepte en glans kan verlenen aan het ge
wone alledaagse.
hartverscheurende voorvallen uit zijn
praktijk, hij geeft ook blijk van een diep
psychologisch inzicht in het schier on
doorgrondelijke Chinese volk.
De hierboven geuite suppositie wordt
bewaarheid in een tweede boek van zijn
hand, dat kortgeleden onder de titel „Aes
culape en Chine en révolte", het licht zag.
Opnieuw treffen wij Gervais in China
aan, vechtend tegen ten hemel schreiende
hygiënische toestanden, wanbegrip en be
vooroordeeld conservatisme, hierin bijge
staan door een handjevol heldhaftige zus-
sters Franciscanessen, die als verpleeg
ster dienst doen in een soort van zieken
huis, een gebouw, dat echter nauwelijks
recht heeft op dit praedicaat.
Wij staan aan de vooravond van de ver
raderlijke Japanse aanval op Pearl Har
bour, die van China opnieuw strijdtoneel
zou maken en onnoemelijk veel oorlogs
ellende over zijn inwoners zou brengen.
Het besef in oorlog te zijn dringt eerst
langzaam tot de Chinez'en door en het
leed, dat de snel oprukkende en goed
uitgeruste Japanse troepen over de aan
grenzende provincies storten, maakt hoe
genaamd geen indruk. Immers, naasten
liefde en medelijden zijn de Chinees bui
ten de kring van zijn eigen familie onbe
kend.
Vanuit zijn hospitaal, een uitnemende
waarnemingspost, verhaalt Gervais ons
in zijn heldere verteltrant over het oor
logsgeweld, echter zonder in gruwel
sprookjes te vervallen. Ondergaan de
Chinezen aanvankelijk met philosophi-
sche passiviteit al 't leed, de wreedheden
van deoverweldiger doen langzaam een
sluimerend patriotisme ontwaken. Traag
en machtig als een voorhistorisch mon
ster, komt het Chinese volk overeind, om
van zich af te bijten. Er ontstaat een ver
zetsbeweging onder de in het buitenland
gevormde studenten, die allengs snel om
zich heen grijpt. Zelfs de boeren, die al
eeuwen lang zich hardnekkig afzijdig
hielden laten hun akkers in de steek, om
mee te helpen de erfvijand te verdrij
ven.
Aan het hoofd van deze beweging staat
een mooi jong meisje, dat intelligent en
ongemerkt het verzet organiseert en leidt.
Toch valt de jonge heldin in de strijd,
doch zij heeft het getij zien keren, en
weet, dat de uiteindelijke overwinning
niet ver meer is. Gervais boek bereikt in
dit relaas van ontwakend patriotisme en
verzet, een hoogtepunt. Het is alleen jam
mer. dat de schrijver een overigens kort
stondige amourette met de verzetsheldin
inlast, te onbeduidend evenwel om het
geheel noemenswaard te kunnen schaden.
Als Gervais eindigt, is de geallieerde
overwinning nog maar een kwestie van
Wat wU als mensen met elkaar doen en het grote
dat wij met een ander mens kunnen beleven, begint
meestal zo gewoon. Hoe begint b.v. menselijke liefde?
Is er meer voor nodig dan een toevallige ontmoeting of
een onvoorziene kleine gebeurtenis? Maar welk 'n bete- tijd doch dit doet voor de schrijver wei-
kenis heeft dan zo'n ontmoeting of zo'n klein voorval? nig'ter zake. Hij heeft zijn geloof in het
Er kan een avontuur uit opbloeien, een heel leven vol Chinese volk bevestigd gezien en ook
diepte, warmte en geluk.
In de liefde tussen God en mens is het zeker niet
anders. Het begint zo gewoon en zo heel in het klein;
op een zekere avond; het was zó laat en de tafel stond
gedektMaar juist da&r, bij die gedekte tafel begon
het diepste en ondoorgrondelijkste liefdegeheim, dat
ooit bestond en bestaan zal tussen hen die aanzitten
en Hem Die deze maaltijd heeft aangericht.
S. JELSMA M.S.C.
zijn lezers ervan weten te overtuigen, dat
deze natie wel degelijk de mogelijkheid
tot actief leven en ontwikkeling in z'ich
draagt.
Ziedaar de voornaamste verdienste van
dit voortreffelijke boek, dat alleszins een
waardig vervolg mag heten op een vroe
gere best-seller.
F. A.