Vandaag
Een Knots-contact je
KNOTS-ers vechten tegen geloofsafval
Overladen
agenda
VISIE van een OUDERE
fÈ 'T
vijf
iSil&G
Knock at any door!
yr
In de stationsrestauratie
Gelukszatte katholieken laten
medemens verkommeren
Niet meer
dan
enthousiasten
in
Amsterdam
ZATERDAG 12 DECEMBER 1953
PAGINA 7
18111 p s
m a w 0 im
DUIZENDEN DEUREN OM OP TE KLOPPEN
Ook apostelen hebben een
persoonlijk leven
Rijstebrijberg van moeilijk
heden
fö' t
KNOTS is de naam, die een groep
Amsterdamse jongeren gaf aan een
actie, die een veel dieper doel had
dan de kolderachtige naam deed
vermoeden. Deze jongeren hadden
met grote zorg kennis genomen
van de schrikwekkende nood on-
de huidige jeugd, ze hadden met
schrik gezien hoe snel de geloofs
afval en ontkerstening in de grote
steden toenam en na deze nood
toestand geconstateerd te hebben
zeiden ze bovendien: „Lieve help,
wat doen we daaraan!"
En deze jongeren gingen onder
25000 katholieke Amsterdammers
van hun leeftijd, waarvan een groot
deel bezig was de Kerk de rug toe
te keren, zes maanden achtereen
gratis het blad KNOTS verspreiden.
Het grondmotief van dit blad was:
„Alleen door bewust en totaal
Christus te volgen kunnen we de
ivereld weer bewoonbaar maken".
Na iedere uitgifte van eer blad trok
een legertje van „100 jongeren"
de stad in om bjj de jongeren
eens te polsen hoe ze over de ideeën
die in KNOTS gelanceerd werden,
dachten. De reactie zowel op
KNOTS, in de vorm van stapels
brieven, als op de enquête, in de
vorm van honderden boeiende en
vaak zeer leerzame gesprekken, was
zeer verheugend. Na afloop van de
campagne was de algemene conclu
sie: „Dit eerste contact met onze
jeugd moet voortgezet en uitge
bouwd worden".
Het feit dat er nu geen blad
„KNOTS" meer verschijnt, heeft
vele jongeren diep teleurgesteld.
„Zie je wel", zeggen ze. ,,'t Is alle
maal niks waard. Men begint met
fanfare en verdwijnt na een tijdje
met de stille trom".
Dit is echter niet het geval. Daar
de jongeren de zeer hoge kosten,
die aan de gratis verspreiding
van een krant verbonden zijn, nooit
lang konden opbrengen, of lie
ver: bij elkaar bedelen, waren ze
reeds van meet af aan van plan de
krant slechts zes keer uit te geven.
En al is die krant nu verdwenen, de
geest is in Amsterdam nog steeds
springlevend. Het leger vecht dóór!
Want na de eerste actie is het pas
duidelijk geworden hoe groot de
geestelijke nood in Amsterdam is.
Vooral onder de zg. goede katho
lieken!
En hiermee is dan vandaag een
aantal Amsterdammers aan het
woord. De Haagse pagina heeft
reacties verwekt, zoals was te voor
zien. De radio-causerie in de ru
briek „Dit is Leven" van 15 De
cember (half zeven) zal aan het
onderwerp „Angst en verwachting"
gewijd worden.
P. WESSELING
C.s.s.R.
„Twee zusjes. 22 en 25 jaar. Import uit de provincie. Ouders goed R.K.
Eenmaal weg uit „bekrompen" streek vinden ze het hier in Amsterdam
har gezellig. Ze gaan uit met de eerste de beste die hen op straat aan
spreekt. Ongelukkig heeft de oudste in een café een buitenlander leren
kennen, oud ruim 40 jaar. Om zijn verveling te overleven heeft hij nu
^vriendschap" gesloten met een der zusjes. Zij heeft niets door en toont
trots de sieraden die ze van hem beeft gekregen. Ze is er heilig van over
tuigd dat hij haar trouwen zal. Ze kent hem een paar maanden. Af en toe
verdwijnen de zusjes voor een weekend naar een stille streek. Ze ge
bruiken allerlei trucjes om hun ouders te misleiden. Zijn ook enkele
weken aan een stuk ergens aan het strand geweest. (Foto s gezien die har
en hoos waren)Ze hebben verder helemaal geen kennissen en vinden
het „dol" als ik ze aan vlotte jongelui help". Zo ongeveer luidde het
rapportje van een meisje, dat er in het kader van de KNOTS-actie in
Amsterdam op uittrok en toevallig op dit noodgeval stuitte. Onmiddellijk
vroeg ze zich af hoe ze hier het best kon helpen. Ze gaf een persoonlijke
interpretatie op Paulus' „Griek met de Grieken" en werd „fuifnummer
met de fuifnummers"! „Vanaf het eerste moment", schreef ze verder,
„voelde ik dat deze meisjes alleen wat van je accepteerden als je even
vlot en even mondain deed als zij. Ze bleken geen notie te hebben van
bet doel van mijn komst, en wilden me direct in bun gezelschap opnemen.
Ik ben een dagje met ze uitgeweest. Het werd een wilde liftpartij met
jongemannen in mooie auto's en ze stapten in iedere wagen die voor hen
stopte, zonder dat ze ook maar vroegen waar de reis naar toe was
HIER MOET ACUUT HULP VAN ANDERE KNOTSLEDEN
KOMEN, WANT IK KAN DIE TWEE ZIELEPOTEN NIET
LLLEEN VAN DE ZEKERE ONDERGANG REDDEN.
HELPEN JULLIE EEN HANDJE? WIJ KUNNEN ZE BE
SLIST UIT DE PUREE HOUDEN ALS WE MAAR VEEL
CONTACT MET ZE HOUDEN EN IN ONZE KRING UIT-
NODIGEN!", aldus het verslag.
„Hue vind je KNOTS?", vroeg een
ander meisje aan een steno-typiste, wier
gesprek we hier letterlijk weergeven.
A. „Ik vind het blad heel aardig 'maar
het zal, zoals1 al die initiatieven wel
weer op niets uitdraaien."
V. „Dat hoeft helemaal niet en is ook
niet zo. Je moet niet vergeten dat
deze actie uitgaat van een stel jonge
enthousiaste mensen, die verduveld
goed weten wat ze willen."
A. „Ik geloof niet dat er in Amsterdam
nog 5 te vinden zijn."
V. „Nou, vijf is wel wat heel erg wei
nig. Het is een feit dat wij jongeren
allemaal veel te laks en te traag zijn,
vooral als het op het geloof aankomt-
Maar daarom is deze actie juist be
gonnen!"
A. „Ja, (spottend), ik heb zoiets gelezen
over „radicaal Christendom".
V. „Hebben we dat dan niet hard nodig?
Als iemand ons aanvalt op ons ge
loof en zelfs, als iemand zijn licht bij
ons wil opsteken over het geloof of
de Kerk, dan hebben we vaak de
moed niet of vertikken het eenvou
dig, de moeite te nemen om een nor
maal antwoord te geven. Deze actie is
juist ondernomen om de jonge men
sen eens flink wakker te schudden en
ze eraan te herinneren dat katholiek
zijn nog wel wat anders betekent dan
Zondags naar de kerk gaan omdat het
moet."
A. „Je woorden zijn allemaal heel prach
tig, maar ik ben helemaal niet zo
katholiek als jij en anderen denken."
V. „Dan moet dat toch wel iets van de
laatste tijd zijn."
A. „Ja, inderdaad. Toen ik pas van school
was, werd er met- grote zorg een be
trekking voor -me uitgezocht, 't Was
schitterend voor elkaar. Een katho
lieke baas, bijna allemaal katholiek
personeel. Mijn ouders dachten me
een weldaad te bewijzen, maar nu ik
achterom kijk is het dat allesbehalve
geweest."
V. „Was het werk er niet prettig of zat
't 'm in dat katholieke?"
A. „Ja, dóór zat het 'm in. Wat ik daar
allemaal heb gehoord en meegemaakt
van al die katholieken, die Zondags
allemaal met hun schijnheilige gezicht
vooraan in de kerk zitten is gewoon
niet te beschrijven."
V- „Was het zö erg?"
A. „Ongelofelijk. Niets dan kwaadspre
kerij en dubbelzinnigheden. Stel daar
nu eens tegenover mijn tegenwoordige
baan. Ik zit nu op een bedrijf dat
allesbehalve katholiek is, maar ik ge
loof niet dat er ergens anders zo pret
tig wordt samengewerkt. De heren
zijn zonder uitzondering even galant
en attent voor de meisjes. Vuile
praatjes hoor je hier nooit en de
atmosfeer is hier tenminste gezond.
Hier gunnen de mensen elkaar het
licht in de ogen wél en hier wordt
niét met de ellebogen gewerkt."
V. „En dit heeft jou natuurlijk aan het
denken gebracht."
A. „Inderdaad! Ik ben er nu heilig van
overtuigd dat het er helemaal niet op
aan komt of je nu katholiek, protes
tant of mohammedaan bent. Geef mij
maar mensen die werkelijk goed
leven. En die mooie katholieken noe
men zich de „ware Kerk". En nu kun
je wel zeggen dat al die katholieken
die er maar op los leven „het geloof"
niet uitmaken, maar naar mijn smaak
zijn er wel wat te veel!"
En na zo de ruïnes van wat eens een
bloeiend geestelijk leven was in ogen
schouw te hebben genomen, kon het
KNOTS-meisje aan de wederopbouw be
ginnen. Voor dit ene geval kon ze als
ze het tenminste goed wilde doen rus
tig een jaar uittrekken. Maar haar lijst
was nog lang, daarom kon ze aan dit
meisje één, hooguit twee avonden be
steden
Slechts twee van de vele
Twee huisbezoekjes, twee van de hon
derden die naar aanleiding van de uit
gifte van KNOTS werden gehouden. Zij
zijn haast alle even ontstellend, maar
toch haast alle even hoopgevend. Wan
neer al die zorglijke gevallen een goede
vriend of vriendin hadden, iemand die
hun op het goede wist te wijzen tn-
plaats van ze naar de ondergang te
slepen zouden de noodgevallen ziender-
oog slinken.
Zo mogelijk zijn de ervaringen bij de
jongemannen nog triester. Toch is de
apathie niet zó groot als allerwegen be
weerd wordt. Het is meer een gebrek
aan vertrouwen. De meeste jongeren ge
loven nergens meer in, niet in het ka
tholieke geloof, maar ook niet in com
munisme, socialisme of humanisme. In
hun ogen hebben al die geloven en stel
sels gefaald. Geen van hen heeft het
geluk gebracht dat zij beloofden. Maar
de jeugd van nu blijft hunkeren naar
dat geluk, dat ze nergens vinden.
Wij, katholieken, die nog wel geloven,
zelfmoordenaars gevraagd
„Wat hebben jullie met je KNOTS-
actie in Amsterdam nu eigenlijk be
reikt?'', vroe» ons onlangs iemand.
En hij 'was niet de enige die ons dat
vroeg.
je
heel
meent dat we een
-paschanten teruggebracht
„Als
leger non-pas*-
bebben naar de Moederkerk, hn
'noeten we je teleurstellen wat ons
antwoord, „Dat ligt trouwens nooit
ht onze bedoeling. We zagen die
eerste KNOTS-actie dan ook meer
als een verkenning van het gebied
dat we wilden gaan bewerken. De
voornaamste resultaten van die ver
kenning is wel dat we een rijstebrij
berg van nieuwe moeilijkheden heb
ben ontdekt die ons wel eens doet
verzuchten: „Hemel, wat zijn we be
gonnen!" Maar die verkenning beeft
ook onze overtuiging gesterkt dat cr,
ongeacht de ontzettende moeilijk
heden, heel snel iets voor onze jon
geren 'gedaan moet worden. Dc nood
is groot.
vPe moeilijkheden, waarop we met ons
OTS-werk stuitten, zou men in twee
grote groepen kunnen verdelen: de pro
blemen in betrekking tot degenen met
wie contact wordt gezocht, dus „de be
zochten", en de problemen waarmee
R* contactzoekers, dus de KNOTS-ers, te
kampen hebben. Al is er over de eerste
categorie al een boek te schrijven, toch
willen wij ons hier, kortheidshalve, be
perken tot problemen van degenen die,
bezield door heilig vuur, apostolaat wil
len plegen onder de jongeren van rood
Amsterdam.
Als er uit de afgelopen KNOTS-actie
iets is gebleken dan is het wel, dat we er
met goede wil alléén niet meer komen.
Degenen die zich aan dit moeilijke werk
willen geven, moeten aan hoge eisen vol -
doen. Hun doel is immers in contact te
komen met dat leger van jongeren die de
zin van het leven niet meer begrijpen,
die hun eigen weg zijn gegaan, die al
kopschuw worden als ze het woord gods
dienst. of kerk horen noemen. Hoe moei
lijk is het hun vertrouwen te winnen. De
tijd is goddank voorbij dat de
„Apostel" bij de niet practiserende ka
tholiek op bezoek kwam om hem eens
even de les te lezen en dan met een
„Ziezo, nou weet je het!" de denr achtcr
zich dicht te trekken. De „apostelen van
thans en dat geldt niet alleen voor üt
KNOTS-ers bellen niet meer zo zeu-
verzekerd aan. We weten dat je je apos
tolaat het best kunt beginnen met eens te
luisteren naar wat de ander op het hart
heeft. En niet uit tactiek, maar omdat
je er zoveel van kan opsteken, om niet
te zeggen „in je zak steken". Om goed
te kunnen luisteren, moet je in de huid
van de ander kunnen kruipen. En hier
beginnen de moeilijkheden. Want tien
liuisbezoeken betekenen tien verschillende
huidjes. Je komt bij studenten, bij arbei
ders, bij ateliermeisjes, bij artisten, bij
een jongere die protestant, communist of
humanist geworden is, bij mensen met
interesse voor muziek of voor boksen. En
om die jongeren nu goed te leren begrij
pen, om je in hun situatie te kunnen in
leven moet men van al die dingen iets
afweten, van het een meer, van het ander
minder. Wie dit werk serieus doet, voelt
al gauw de leemte: dat hal ik moeten
weten, dat had ik kunnen weten
Geen avond meer vrij
Maar daar is toch nog wel een mouw
aan te passen, zal de tegenwerping lui
den. Inderdaad, in theorie wel. En vele
KNOTS-ers zijn serieus gaan leren en
studeren. Allereerst zetten zij hun eigen
geloofskennis eens op de helling. Niet al
leen blijken daar in de practijk vaak be
angstigende leemten in te zitten, maar
bovendien is het nodig dat we ons Ge
loof eens uit een heel andere hoek gaan
bezien. Hemel en hel maken geen indruk
meer, met formules en wetjes, met „je
mag dit niet" en „je mag dat niet" behoef
je tegenwoordig niet meer aan boord te
komen. Men wil een geloof waar men ge
lukkig, en niet waar men bang van wordt.
Zulk een geloof bezitten we, maar een
grondige revisie van onze kennis is no
dig om het ons zo te laten zien.
Wanneer we nu de agenda van de
hardwerkende KNOTS-er eens nakijken
dan zien we dat die al aardig vol begint
te raken. Een paar avonden per week
huisbezoek (dit kan geen paar jaar uit
gesteld worden, want de nood is groot),
een paar avonden lezen en studeren om
„bij" te blijven (event, cursussen volgen).
Dan zijn er de broodnodige groepsbijeen
komsten om ervaringén uit te wisselen,
verslag uit te brengen en de zo nodige
vriendschapsbanden levendig te houden,
om nieuwe plannen te beramen. Dan
komt het maar al te vaak voor dat een
kamerbewoner of een andere jongere na
een boeiend gesprek zegt: „kom eens
gauw terugZulk een contact moet
koste wat kost gehandhaafd blijven.
Maar dat kost weer nieuwe tijd. Wie zich
dan ook met hart en ziel op deze nieuwe
vorm van apostolaat toelegt is binnen
enkele weken wat je noemt „verkocht".
Hii of zii wordt een van de ongezeüigste
klanten voor zijn naaste omgeving ls
nooit thuis, loopt vele studle-week-ends
af. Hij heeft maai' één excuus: „Sorry,
het is zo belangi'ijk.Maar wie be
grijpt dat?
Bij deze opsomming hebben wij het al
lerbelangrijkste nog niet genoemd: name
lijk de zorg voor het geestelijk funda
ment dat de ziel van het apostolaatswerk
moet zijn. Het is overduidelijk (al wordt
er in de practijk vaak te weinig aan
gedacht) dat alle kennis, zelfs van
het geloof van moderne stromingen,
van psychologie en philosophic, dat alle
spreekvaardigheid en belezenheid van nul
en gener waarde zijn als dit ten koste
gaat van de geestelijke verdieping, van
het gebedsleven, van het geestelijk con
tact met God. De moderne apostel kan
zijn taak alleen volbrengen in nauwe ver
bondenheid met Christus, hij moet naar
Hem luisteren, zijn kompas voortdurend
op Hem afstellen. In het apostolaatswerk
moet het geestelijke leven eigenlijk hele
maal voorop staan. Maar nu zien we weer
naar die overvolle agenda, getuigenis van
onblusbare activiteit. Zelfs als hierop een
uurtje voor God alleen kan worden vrij
gemaakt is dat vaak totaal onvoldoende
om de geest even tot rust te brengen en
open te stellen voor de Geest die alles
moet bezielen. Dit is een van de grootste
problemen van het huidige apostolaats
werk.
Maar stél nu eens dat we dit allemaal
opgelost hebben. Dus dat we èn ons
geestelijk leven op oeil houden èn huis
bezoek doen èn onze kennis voortdurend
verrijken. We zijn het er over eens dat
die agenda dan wel boordevol is! Maar
nu dient men niet te vergeten dat dit
huzarenstukje uitgevoerd wordt door
jongelui die ook nog ergens een per
soonlijk leven ht' ben. En nu spreken
we nog niet eens over het feit dat ze
o erdag vaak hard moeten werken. Al
leen dit stelt hun uithoudingsvermogen
al op een zware proef. Maar na het aan
vankelijke enthousiasme gaan die jon
geren weer aan hun toekomst denken.
Die wordt je tegenwoordig ook niet in
de schoot geworpen. Daarvoor moet ie
ook wat presteren. Vele werkgevers
eisen van hun personeel dat zij door
cursussen hun vakbekwaamheid verho
gen. De jonge apostelen staan dan .voor
de keus en velen kiezen volkomen
begrijpelijk hun carrière. Ze zijn verlo
ren voor de huidige KNOTS-activiteit.
zijn de schatbewaarders van het geluk
waarnaar anderen snakken. Maar met
een mond vol naastenliefde laten we ze
rustig verkommeren
„Het verzwakte schaap hebt gij niet
gesterkt, het zieke niet genezen, het ge
wonde niet verbonden, het verdwaalde
niet teruggebracht, het vermiste niet op
gezochtZowaar Ik leef, spreekt
Jahweh, de Heer, Ik zal zê!
En dat zei Jahweh waarachtig niet
alleen tegen de Joden!
Een andere factor die bressen in het
KNOTS-leger slaat is onze vriend Amor.
Vele meisjes hebben er geen bezwaar
tegen als hun jongen aposolaatswerk
doet, integendeel. Maar, vinden ze,
het moet niet zo gek worden dat ik
hem ééns in de zes weken even te
spreken krijg. Een paar avondjes per
week vinden ze al heel erg mooi. Maar
met die paar avondjes is het KNOTS-
werk niet gebaat. Het eist de mensen
totaal op.
Dit zijn zo de problemen waarmee wij
geconfronteerd werden na een half jaar
KNOTS-werk. Schier onoplosbare pro
blemen. Maar hoe groot de moeilijkheden
ook zijn, de nood onder de jeugd is
groter. Daarom moet er een oplossing
voor gevonden worden Wij hebben ons
wel enig idee gevormd in welke richting
de oplossing gezocht moet worden.
Schijnbaar zouden we een heel eind
opschieten als het, nog steeds verbeten
vechtende KNOTS-legertje, aanzienlijk
werd versterkt. Vele handen maken het
werk licht. Toch is dit slechts schijn
baar. Zo onmetelijk is het arbeidsterrein
in Amsterdam (waarom zouden we ons
beperken tot de non-paschanten; de
hoofdstad telt 800.000 inwoners!) dat
zelfs 1000 felle jongeren er de handen
overvol aan zouden hebben.
Een andere oplossing schuilt mogelijk
in de vraag in hoeverre bij het moderne
apostolaat de beroepsfactor kan worden
ingeschakeld. Ook in dit werk kunnen
vakmensen niet gemist worden en zij
zouden, gesteund door een elite-corps
van vrijwilligers veel meer kunnen be
reiken dan thans door de „amateurs"
bereikt wordt. Hiervoor is echter veel
geld nodig en helaas is het nog niet tot
onze talloze katholieke organisaties door
gedrongen dat elke steun die ze aan dit
fundamentele werk verlenen dubbel en
dwars zijn rente voor hun organisatie
oplevert.
Hoeven we dus niet onze hoop te
stellen op een plotselinge aanwas van
het KNOTS-leger, noch op een milde
steun van onze organisaties, dan blijft
er slechts één weg over om de grote
geestelijke nood te keren. Nodig is een
stel felle, vastberaden jongelieden al
waren het er maar twaalf die zich
aanmelden voor de totale dienstplicht
voor Christus, niet in een klooster,
maar als leek in het volle leven. Zij
zullen hun carrière, ja zo nodig hun
persoonlijke liefde achter moeten stel
len totdat de positie van Christus in
Amsterdam zodanig versterkt is dat zij
afgelost kunnen worden. Zó groot is
de nood, dat zij die zich melden, er bij
voorbaat van verzekerd kunnen zijn
dat zij zich kapot zullen moeten wer
ken- Daarom zeiden we dan ook. „Zelf
moordenaars gevraagdMaar
zelfmoordenaars" tn de Geest van
Christus die zegt: „Wie zijn leven ver
liest om Mijnentwil, zal leven
Hij streek neer op een van de twee
lege stoelen aan ons tafeltje in de
stationsrestauratie. „Hij" was een
sympathiek uitziende jongeman, „wij"
waren m'n vriend en ik. M'n vriend
noemde zich „KNOTS"; ik werd door
mijn omgeving nog voor normaal ver
sleten. Dus niet-knots. We praatten
samen nog wat na over de> bijeen
komst die we hadden bijgewoond,
toen de jongeman ons plotseling
vroeg: „Weet u ook hoe je 'n vrouwe
lijke advocaat moet aanspreken
Terwijl ik in mijn agenda nog nijver
de lange lijst titulatuur zat na te
pluizen had m'n vriend z'n antwoord
eJ klaar. „Als ze niet getrouwd is zeg
je maar juffrouw; anders mummel je
maar watEn in een oogwenk
zaten die twee in een geanimeerd ge
sprek over verzekeringen (daarom
moest die jongeman naar die advo
caat). Ze hadden zich beide wel eens
opgelicht gevoeld door een of andere
agent en voelden zich direct lots-
verbonden. De jongeman vertelde,
dat hij met snuisterijen „betere
genre" door het land reisde, een be
hoorlijk bestaan had weten te ver
overen en in de loop van enkele jaren
een enorme mensenkennis had opge
daan
Ik wilde wel eens zien hoe die
KNOTS-er het gesprek nu van souve
nirs naar God zou leiden want dat
ie daar op aanstuurde stond voor mij
als een paal boven water en ik
hield me daarom wijselijk buiten het
gesprek. Toen de jongeman begon
over gemeenheid en bedrog in de
handel en wandel van zovele mensem,
voelde ik, dat het gesprek al de ge
wenste kant uitging. En op het mo
ment dat de jonge handelsreiziger
sprekend over „eerlijk zakendoen"
plotseling zei; „Ik heb nog een ge
weten ook; ik ben van huis uit
christelijk", wist ik, dat mijn KNOTS-
vriend contact had in de volle zin van
het woord.
Schijnbaar geheel van onderwerp
veranderend, begon de KNOTS-er
over het werk onder de jongeren in
Amsterdam, de pogingen om al die
zoekenden weer de weg te wijzen
naar God. „Als jij nu een van onze
contacten was, zouden we niet zo'n
heel zware karwei aan je hebben. Wij
verdelen degenen met wie we in ge
sprek raken altijd in twee groepen:
degenen die niet (meer) en degenen
die (nog) wel in God geloven. De eer
ste groep is zeer moeilijk te benade
ren. Maar als men zegt, dat men nog
wel in een God gelooft, zijn we al
een heel eind".
Dat zegt niets in mijn leven
De jongeman lachte schampertjes.
„Van dat Godsgeloof van mij moet je
je niet veel voorstellen. Dat zegt niets
in mijn leven. Vaak word ik 's mor
gens wakker met de kwellende vraag:
„Waarom leef ik eigenlijk?". Dat kan
me ontzettend bezig houden. En een
antwoord weet ik er niet meer op.
Ja, ik ben van huis uit ook katholiek.
M'n ouders zijn het nog; heel goed.
M'n moeder is ontzettend lief en be
zorgd voor me. Maar toch heb ik niks
aan haar, als je begrijpt hoe ik dat
bedoel. Zij snapt mijn moeilijkheden
niet. Ik moet alles maar alleen uit
vechten. Mijn moeder gelooft alles,
vindt alles heel duidelijk. Ik vind
niets duidelijk. Ik heb ook een katho
liek meisje. Een lief kind, maar met
heel andere opvattingen dar. ik. Ze is
vreselijk precies en doodsbang dat ze
een doodzonde doet. Dan kan ze een
hele nacht niet slapen. Ik zie alles
veel soepeler, gemakkelijker; en toch
maak ik het me niet gemakkelijk".
En om dit te staven vertelt hij, dat
hij bij een psychiater loopt. „Ik ben
soms helemaal verdoofd om mijn
mond en kan dan haast niet praten.
„Een geestelijke kwestie", zei m'n
huisdokter, en verwees me naar zo'n
zielekenner. Deze vroeg me duizend
dingen en bevestigde de diagnose van
mijn huisdoktert „Je tobt en prakki
seert teveel", zei die. Nu zoekt hij
naar een oplossing voor mijn tobbe
rijen
M'n vriend knikte.
„Als jij wat meer houvast had, als
je meer lijn in je leven zag, als je er
weer van overtuigd was, dat het leven
waard is geleefd te worden, dan zou
die psychiater gauw met je klaar zijn,
vermoed ik", zei hij.
„Dat weet ik wel zeker, maar wie
geeft me dat houvast? Ik heb nog
nooit iemand ontmoet die zich op die
manier voor mij interesseerde".
M'n vriend stond op en krabbelde
wat op een papiertje.
„Hier heb je m'n naam en adres.
Als je nog eens in Mokum komt, kom
je maar langs. Dan kunnen we eens
verder bomen
De andere gaf hem een envelop
waarop zijn gegevens stonden. „Hier,
laten we contact houden". En hij
schudde ons ten afscheid de hand of
we gezworen kameraden waren.
Ik kon niet nalaten mijn vriend in
de trein een klopje op de schouders te
geven. „Dat heb je fantastisch ge
daanMaar hij keek me aan of
hij me levend verslinden wilde.
„Ben jij ook niet katholiek?",
vroeg ie.
Ik knikte.
„Nou, suffert, zag je dan rflet, dat
er nog wel honderd tafeltjes in die
restauratie stonden met volle en lege
stoelen. En je ziet, overal waar je
gaat zitten is het raak. Je bent hier
niet op aarde gekomen om koffie te
drinken in de grote Baas z'n tijd...".
Sindsdien ga ik KNOTS maar hele
maal uit de weg.
Voorzichtigheid, wijsheid en ge
duld zijn niet de sterkste zijde van
de jongeren. Hoe zou dat ook kun
nen! Die deugden kunnen immers
slechts ontspruiten aan kennis en
ervaring, en om die te verzamelen
heeft men tijd van leven nodig.
Voorzichtigheid en wijsheid gaan
te werk met beleid en overleg, zij
kiezen met zorg hun wegen en gaan
die stap voor stap. Maar de jonge
mens, als hij ergens zijn zinnen op
gezet heeft, verliest spoedig zijn ge
duld bij dat schouwspel, hij is veel
eer geneigd zichzelf en zijn doel
voorbij te hollen als er maar wat
gebeurt. Beleid beschouwt, hij al
gauw als gebrek aan moed, overleg
riekt hem te zeer naar besluiteloos
heid en geduld ziet hij aan voor
lauwheid.
Van hem is het niet gezegd: Als
ge maar warm of koud waart, maar
omdat ge lauw zijt zal Ik u uitspu
wen uit Mijn mond".
Om het even of het zijn boosheid
of z'ijn liefde is, de jonge mens
wordt „geparst" en 't werkt in hem
„als nieuwe wijn, die tot de spou
uitbarst". Wat hij is, is hij zonder
bedenken en radicaal. Wat hij doet,
doet hij blindelings stormerderhand
En hij loopt het gevaar voor Icarus.
Natuurlijk zijn er ook jonge men
sen die op ouwe mannetjes lijken
Ik ken er die als grijsaard geborei
schijnen, ik heb ze nooit hard zien
lopen, nooit horen schateren, vaak
zag ik ze flauwtjes glimlachen en
nog vaker huilen. Op de speelplaats
waren „Dat durf ik niet" en „Moe
der, moeder!" hun vervaarlijkste
krachttermen. Het waren zonder
twijfel brave jongetjes maar het
zijn even zeker op het ogenblik niet
wat wij „de jongeren noemen".
De jongeren zijn zij die waarlijk
jong zijn: onvoorzichtig, ongedul
dig en onwijs genoeg om super
schoolmeesters die men onder de
ouderen altijd te kust en te keur
vindt in de kwaal te spelen, maar
dan toch vurig, fel en moedig ge
noeg om onvoorwaardelijk te doen
wat zij menen dat gedaan moet
worden.
Hoe prachtig kan de Liefde in hen
belichaamd worden over welke de
felle Paulus schreef: „Caritas Christi
urget nos". Hun vurigheid gelijkt
die Liefde reeds. En de Liefde maakt
hun vurigheid tot Pinkstervlam
men en hun ongeduld tot een Pink-
sterstorm. Als het aanschijn der
aarde vernieuwd moet worden: zij
doen het, waar zij gaan of staan,
zonder overleg maar ook zonder
reserve.
Gij die jong zijt: neemt toe in
wijsheid, maar verliest nooit de
sterkste kracht die gij bezit: uw felle
vurigheid.
Wij hebben op
Sinterklaasavond
zes pakjes gekre
gen één van on
ze ouders, een
van onze hospita,
een van een oude
vriend, een van
een zusje en twee van
onbekenden.
Het gaat nu over één
van die pakjes van on
bekenden. Het bevatte
een lang gedicht en een
marsepeinen jenever
kruikje. Het voordeel
van onbekenden is, dat
je hen niet kunt bedan
ken; het nadeel is, dat
je hen niet kunt beris
pen. In het copcrete ge
val weegt het nadeel
het zwaarst. Immers
wat moeten ,wij denken
van een marsepeinen
jeneverkruikje? En ur
genter nog, wat moeten
wij ermee doen? Het
geheel als een grap. be
schouwen is een opgave
welke de schenker on
getwijfeld voor ogen
heeft gestaan, maar
welke aan ons gevoel
voor humor ten enen
male ontstijgt. Jenever
is een ernstige zaak.
marsepein is typisch
Sinterklaasachtig en in
diepste wezen dus vro
lijke schijn. Een combi
natie van deze twee is
een onding. Wij kunnen
er dus niets over denken
en wij kunnen er niets
aan doen. Wat als grap
was bedoeld en dus als
een spelen van en met
de menselijke geest,
werd in werkelijkheid
niet meer en niet min
der dan een aanfluiting
van diezelfde menselij
ke geest.
Wij gaan er opzettelijk
zo diep op in, om
dat hierin een symbool
steekt van het zoge
naamde jeugdprobleem.
Kort samengevat men
heeft de jeugd al te
lang 'n snoeperig mar
sepeinen omhulsel voor
gehouden in plaats van
een goed gevulde kruik
jenever en men ver
wachtte, dat deze jeugd
zulks ofwel niet zou
merken, ofwel bij de
ontdekking in lachen
zou uitbarsten. Daar
dit laatste achterwege
bleef, meende men te
mogen besluiten, dat
deze jeugd, hard en
door en door realistisch
geworden haar ge
voel voor humor heeft
verspeeld.
Maar wat wil
men marsepei
nen kruikjes doen
ons hoogstens
denken aan ech
te; wat dan bij je
neverliefhebbers
gevoelens van
heimwee pleegt wak
ker te roepen en bij
jeneverhaters gevoelens
van walging.
„Ha, ha!" concluderen
onmiddellijk de rappor
teurs en de leiders van
enquêtes onder deze
jeugd „het existentia
lisme en de moderne
wanhoop, vermengd met
een onvervreemdbaar
heimwee, heeft zich
van onze jongere gene
ratie meester gemaakt
Hoe moeten wij het ge
vaar keren?!"
Ons antwoord aan de
ze wijze ouderen kan
hoogst eenvoudig zijn
„Geef ons geen schijn,
maar werkelijkheid,
geef ons geen marsepei
nen onding, maar een
echt Schiedams ding,
geef ons geen stenen
voor brood, geef ons
geen half-zachte „sur
prise", maar een stevi
ge oude klare. Of des
noods een jonge.
KARAKTEROLOOG.
HUWELIJK EN KIND
Vr. U zei de vorige keer iets over het
huwelijk, wat velen in deze tijd op het
eerste gezicht cru zal voorkomen. N.l. het
huwelijk zou er voor het kind zijn. Nu dat
ontken ik ten stelligste. Mij dunkt, dat
het huwelijk er op de eerste plaats voor is,
opdat man en vrouw samen in liefde door
het leven kunnen gaan in wederzijdse aan
vulling. Het kind komt slechts op de twee
de plaats. En als u een beetje in de wer
kelijkheid zoudt leven, zoudt u begrijpen,
dat bij de huwelijksomgang het kind niet
op de eerste plaats komt, maar dat dit
gezien en beleefd althans moet worden als
een uiting en uitdrukking van de weder
zijdse liefde. U kunt dit nu wel blijven
volhouden, maar dan zullen er weinigen
zijn, die het met u eens zijn.
Antw. U behoeft het met mij niet eens te
zijn. Dit is gewoon de leer der Openba
ring. Zo zegt God ook op de eerste blad
zijde van de Schrift: „Wast en vermenig
vuldigt u." Maar u zult onderscheid moe
ten maken tussen het huwelijk als instel
ling en het huwelijk als beleving. Waarom
heeft God man en vrouw geschapen juist
als man en vrouw? Om daardoor het men
selijk geslacht voort te doen planten. Dit
geschiedt in feite door de instelling van
het huwelijk. Het eerste doel van deze in
stelling is dan ook: de voortbrenging en
opvoeding van de kinderen. Maar dit be
hoeft zo niet beleefd te worden, als u er
maar niet tegen ingaat- Laat ik een voor
beeld aanhalen ter verduidelijking. Waar
dient het voedsel voor? Klaarblijkelijk om
u te voeden enz. Maar als u gaat eten,
gaat u niet bij u zelf denken nu ga Ik mijn
calorieën vermeerderen, maar u eet, omdat
u honger hebt en dan worden de ealorieën
vanzelf vermeerderd. Zo ook het huwe
lijk. Het huwelijk is er op de eerste plaats
voor het kind. Maar als u gaat trouwen en
het huwelijksleven beleeft uit liefde
wordt dat doel vanzelf bereikt U weet al
leen. dat u het niet zo moogt beleven, dat
het Roel van de instelling van het huwe
lijk niet bereikt wordt door uw eigen men
selijk opzet.
II.B.