Vandaag Een Knots-contact je KNOTS-ers vechten tegen geloofsafval Overladen agenda VISIE van een OUDERE fÈ 'T vijf iSil&G Knock at any door! yr In de stationsrestauratie Gelukszatte katholieken laten medemens verkommeren Niet meer dan enthousiasten in Amsterdam ZATERDAG 12 DECEMBER 1953 PAGINA 7 18111 p s m a w 0 im DUIZENDEN DEUREN OM OP TE KLOPPEN Ook apostelen hebben een persoonlijk leven Rijstebrijberg van moeilijk heden fö' t KNOTS is de naam, die een groep Amsterdamse jongeren gaf aan een actie, die een veel dieper doel had dan de kolderachtige naam deed vermoeden. Deze jongeren hadden met grote zorg kennis genomen van de schrikwekkende nood on- de huidige jeugd, ze hadden met schrik gezien hoe snel de geloofs afval en ontkerstening in de grote steden toenam en na deze nood toestand geconstateerd te hebben zeiden ze bovendien: „Lieve help, wat doen we daaraan!" En deze jongeren gingen onder 25000 katholieke Amsterdammers van hun leeftijd, waarvan een groot deel bezig was de Kerk de rug toe te keren, zes maanden achtereen gratis het blad KNOTS verspreiden. Het grondmotief van dit blad was: „Alleen door bewust en totaal Christus te volgen kunnen we de ivereld weer bewoonbaar maken". Na iedere uitgifte van eer blad trok een legertje van „100 jongeren" de stad in om bjj de jongeren eens te polsen hoe ze over de ideeën die in KNOTS gelanceerd werden, dachten. De reactie zowel op KNOTS, in de vorm van stapels brieven, als op de enquête, in de vorm van honderden boeiende en vaak zeer leerzame gesprekken, was zeer verheugend. Na afloop van de campagne was de algemene conclu sie: „Dit eerste contact met onze jeugd moet voortgezet en uitge bouwd worden". Het feit dat er nu geen blad „KNOTS" meer verschijnt, heeft vele jongeren diep teleurgesteld. „Zie je wel", zeggen ze. ,,'t Is alle maal niks waard. Men begint met fanfare en verdwijnt na een tijdje met de stille trom". Dit is echter niet het geval. Daar de jongeren de zeer hoge kosten, die aan de gratis verspreiding van een krant verbonden zijn, nooit lang konden opbrengen, of lie ver: bij elkaar bedelen, waren ze reeds van meet af aan van plan de krant slechts zes keer uit te geven. En al is die krant nu verdwenen, de geest is in Amsterdam nog steeds springlevend. Het leger vecht dóór! Want na de eerste actie is het pas duidelijk geworden hoe groot de geestelijke nood in Amsterdam is. Vooral onder de zg. goede katho lieken! En hiermee is dan vandaag een aantal Amsterdammers aan het woord. De Haagse pagina heeft reacties verwekt, zoals was te voor zien. De radio-causerie in de ru briek „Dit is Leven" van 15 De cember (half zeven) zal aan het onderwerp „Angst en verwachting" gewijd worden. P. WESSELING C.s.s.R. „Twee zusjes. 22 en 25 jaar. Import uit de provincie. Ouders goed R.K. Eenmaal weg uit „bekrompen" streek vinden ze het hier in Amsterdam har gezellig. Ze gaan uit met de eerste de beste die hen op straat aan spreekt. Ongelukkig heeft de oudste in een café een buitenlander leren kennen, oud ruim 40 jaar. Om zijn verveling te overleven heeft hij nu ^vriendschap" gesloten met een der zusjes. Zij heeft niets door en toont trots de sieraden die ze van hem beeft gekregen. Ze is er heilig van over tuigd dat hij haar trouwen zal. Ze kent hem een paar maanden. Af en toe verdwijnen de zusjes voor een weekend naar een stille streek. Ze ge bruiken allerlei trucjes om hun ouders te misleiden. Zijn ook enkele weken aan een stuk ergens aan het strand geweest. (Foto s gezien die har en hoos waren)Ze hebben verder helemaal geen kennissen en vinden het „dol" als ik ze aan vlotte jongelui help". Zo ongeveer luidde het rapportje van een meisje, dat er in het kader van de KNOTS-actie in Amsterdam op uittrok en toevallig op dit noodgeval stuitte. Onmiddellijk vroeg ze zich af hoe ze hier het best kon helpen. Ze gaf een persoonlijke interpretatie op Paulus' „Griek met de Grieken" en werd „fuifnummer met de fuifnummers"! „Vanaf het eerste moment", schreef ze verder, „voelde ik dat deze meisjes alleen wat van je accepteerden als je even vlot en even mondain deed als zij. Ze bleken geen notie te hebben van bet doel van mijn komst, en wilden me direct in bun gezelschap opnemen. Ik ben een dagje met ze uitgeweest. Het werd een wilde liftpartij met jongemannen in mooie auto's en ze stapten in iedere wagen die voor hen stopte, zonder dat ze ook maar vroegen waar de reis naar toe was HIER MOET ACUUT HULP VAN ANDERE KNOTSLEDEN KOMEN, WANT IK KAN DIE TWEE ZIELEPOTEN NIET LLLEEN VAN DE ZEKERE ONDERGANG REDDEN. HELPEN JULLIE EEN HANDJE? WIJ KUNNEN ZE BE SLIST UIT DE PUREE HOUDEN ALS WE MAAR VEEL CONTACT MET ZE HOUDEN EN IN ONZE KRING UIT- NODIGEN!", aldus het verslag. „Hue vind je KNOTS?", vroeg een ander meisje aan een steno-typiste, wier gesprek we hier letterlijk weergeven. A. „Ik vind het blad heel aardig 'maar het zal, zoals1 al die initiatieven wel weer op niets uitdraaien." V. „Dat hoeft helemaal niet en is ook niet zo. Je moet niet vergeten dat deze actie uitgaat van een stel jonge enthousiaste mensen, die verduveld goed weten wat ze willen." A. „Ik geloof niet dat er in Amsterdam nog 5 te vinden zijn." V. „Nou, vijf is wel wat heel erg wei nig. Het is een feit dat wij jongeren allemaal veel te laks en te traag zijn, vooral als het op het geloof aankomt- Maar daarom is deze actie juist be gonnen!" A. „Ja, (spottend), ik heb zoiets gelezen over „radicaal Christendom". V. „Hebben we dat dan niet hard nodig? Als iemand ons aanvalt op ons ge loof en zelfs, als iemand zijn licht bij ons wil opsteken over het geloof of de Kerk, dan hebben we vaak de moed niet of vertikken het eenvou dig, de moeite te nemen om een nor maal antwoord te geven. Deze actie is juist ondernomen om de jonge men sen eens flink wakker te schudden en ze eraan te herinneren dat katholiek zijn nog wel wat anders betekent dan Zondags naar de kerk gaan omdat het moet." A. „Je woorden zijn allemaal heel prach tig, maar ik ben helemaal niet zo katholiek als jij en anderen denken." V. „Dan moet dat toch wel iets van de laatste tijd zijn." A. „Ja, inderdaad. Toen ik pas van school was, werd er met- grote zorg een be trekking voor -me uitgezocht, 't Was schitterend voor elkaar. Een katho lieke baas, bijna allemaal katholiek personeel. Mijn ouders dachten me een weldaad te bewijzen, maar nu ik achterom kijk is het dat allesbehalve geweest." V. „Was het werk er niet prettig of zat 't 'm in dat katholieke?" A. „Ja, dóór zat het 'm in. Wat ik daar allemaal heb gehoord en meegemaakt van al die katholieken, die Zondags allemaal met hun schijnheilige gezicht vooraan in de kerk zitten is gewoon niet te beschrijven." V- „Was het zö erg?" A. „Ongelofelijk. Niets dan kwaadspre kerij en dubbelzinnigheden. Stel daar nu eens tegenover mijn tegenwoordige baan. Ik zit nu op een bedrijf dat allesbehalve katholiek is, maar ik ge loof niet dat er ergens anders zo pret tig wordt samengewerkt. De heren zijn zonder uitzondering even galant en attent voor de meisjes. Vuile praatjes hoor je hier nooit en de atmosfeer is hier tenminste gezond. Hier gunnen de mensen elkaar het licht in de ogen wél en hier wordt niét met de ellebogen gewerkt." V. „En dit heeft jou natuurlijk aan het denken gebracht." A. „Inderdaad! Ik ben er nu heilig van overtuigd dat het er helemaal niet op aan komt of je nu katholiek, protes tant of mohammedaan bent. Geef mij maar mensen die werkelijk goed leven. En die mooie katholieken noe men zich de „ware Kerk". En nu kun je wel zeggen dat al die katholieken die er maar op los leven „het geloof" niet uitmaken, maar naar mijn smaak zijn er wel wat te veel!" En na zo de ruïnes van wat eens een bloeiend geestelijk leven was in ogen schouw te hebben genomen, kon het KNOTS-meisje aan de wederopbouw be ginnen. Voor dit ene geval kon ze als ze het tenminste goed wilde doen rus tig een jaar uittrekken. Maar haar lijst was nog lang, daarom kon ze aan dit meisje één, hooguit twee avonden be steden Slechts twee van de vele Twee huisbezoekjes, twee van de hon derden die naar aanleiding van de uit gifte van KNOTS werden gehouden. Zij zijn haast alle even ontstellend, maar toch haast alle even hoopgevend. Wan neer al die zorglijke gevallen een goede vriend of vriendin hadden, iemand die hun op het goede wist te wijzen tn- plaats van ze naar de ondergang te slepen zouden de noodgevallen ziender- oog slinken. Zo mogelijk zijn de ervaringen bij de jongemannen nog triester. Toch is de apathie niet zó groot als allerwegen be weerd wordt. Het is meer een gebrek aan vertrouwen. De meeste jongeren ge loven nergens meer in, niet in het ka tholieke geloof, maar ook niet in com munisme, socialisme of humanisme. In hun ogen hebben al die geloven en stel sels gefaald. Geen van hen heeft het geluk gebracht dat zij beloofden. Maar de jeugd van nu blijft hunkeren naar dat geluk, dat ze nergens vinden. Wij, katholieken, die nog wel geloven, zelfmoordenaars gevraagd „Wat hebben jullie met je KNOTS- actie in Amsterdam nu eigenlijk be reikt?'', vroe» ons onlangs iemand. En hij 'was niet de enige die ons dat vroeg. je heel meent dat we een -paschanten teruggebracht „Als leger non-pas*- bebben naar de Moederkerk, hn 'noeten we je teleurstellen wat ons antwoord, „Dat ligt trouwens nooit ht onze bedoeling. We zagen die eerste KNOTS-actie dan ook meer als een verkenning van het gebied dat we wilden gaan bewerken. De voornaamste resultaten van die ver kenning is wel dat we een rijstebrij berg van nieuwe moeilijkheden heb ben ontdekt die ons wel eens doet verzuchten: „Hemel, wat zijn we be gonnen!" Maar die verkenning beeft ook onze overtuiging gesterkt dat cr, ongeacht de ontzettende moeilijk heden, heel snel iets voor onze jon geren 'gedaan moet worden. Dc nood is groot. vPe moeilijkheden, waarop we met ons OTS-werk stuitten, zou men in twee grote groepen kunnen verdelen: de pro blemen in betrekking tot degenen met wie contact wordt gezocht, dus „de be zochten", en de problemen waarmee R* contactzoekers, dus de KNOTS-ers, te kampen hebben. Al is er over de eerste categorie al een boek te schrijven, toch willen wij ons hier, kortheidshalve, be perken tot problemen van degenen die, bezield door heilig vuur, apostolaat wil len plegen onder de jongeren van rood Amsterdam. Als er uit de afgelopen KNOTS-actie iets is gebleken dan is het wel, dat we er met goede wil alléén niet meer komen. Degenen die zich aan dit moeilijke werk willen geven, moeten aan hoge eisen vol - doen. Hun doel is immers in contact te komen met dat leger van jongeren die de zin van het leven niet meer begrijpen, die hun eigen weg zijn gegaan, die al kopschuw worden als ze het woord gods dienst. of kerk horen noemen. Hoe moei lijk is het hun vertrouwen te winnen. De tijd is goddank voorbij dat de „Apostel" bij de niet practiserende ka tholiek op bezoek kwam om hem eens even de les te lezen en dan met een „Ziezo, nou weet je het!" de denr achtcr zich dicht te trekken. De „apostelen van thans en dat geldt niet alleen voor üt KNOTS-ers bellen niet meer zo zeu- verzekerd aan. We weten dat je je apos tolaat het best kunt beginnen met eens te luisteren naar wat de ander op het hart heeft. En niet uit tactiek, maar omdat je er zoveel van kan opsteken, om niet te zeggen „in je zak steken". Om goed te kunnen luisteren, moet je in de huid van de ander kunnen kruipen. En hier beginnen de moeilijkheden. Want tien liuisbezoeken betekenen tien verschillende huidjes. Je komt bij studenten, bij arbei ders, bij ateliermeisjes, bij artisten, bij een jongere die protestant, communist of humanist geworden is, bij mensen met interesse voor muziek of voor boksen. En om die jongeren nu goed te leren begrij pen, om je in hun situatie te kunnen in leven moet men van al die dingen iets afweten, van het een meer, van het ander minder. Wie dit werk serieus doet, voelt al gauw de leemte: dat hal ik moeten weten, dat had ik kunnen weten Geen avond meer vrij Maar daar is toch nog wel een mouw aan te passen, zal de tegenwerping lui den. Inderdaad, in theorie wel. En vele KNOTS-ers zijn serieus gaan leren en studeren. Allereerst zetten zij hun eigen geloofskennis eens op de helling. Niet al leen blijken daar in de practijk vaak be angstigende leemten in te zitten, maar bovendien is het nodig dat we ons Ge loof eens uit een heel andere hoek gaan bezien. Hemel en hel maken geen indruk meer, met formules en wetjes, met „je mag dit niet" en „je mag dat niet" behoef je tegenwoordig niet meer aan boord te komen. Men wil een geloof waar men ge lukkig, en niet waar men bang van wordt. Zulk een geloof bezitten we, maar een grondige revisie van onze kennis is no dig om het ons zo te laten zien. Wanneer we nu de agenda van de hardwerkende KNOTS-er eens nakijken dan zien we dat die al aardig vol begint te raken. Een paar avonden per week huisbezoek (dit kan geen paar jaar uit gesteld worden, want de nood is groot), een paar avonden lezen en studeren om „bij" te blijven (event, cursussen volgen). Dan zijn er de broodnodige groepsbijeen komsten om ervaringén uit te wisselen, verslag uit te brengen en de zo nodige vriendschapsbanden levendig te houden, om nieuwe plannen te beramen. Dan komt het maar al te vaak voor dat een kamerbewoner of een andere jongere na een boeiend gesprek zegt: „kom eens gauw terugZulk een contact moet koste wat kost gehandhaafd blijven. Maar dat kost weer nieuwe tijd. Wie zich dan ook met hart en ziel op deze nieuwe vorm van apostolaat toelegt is binnen enkele weken wat je noemt „verkocht". Hii of zii wordt een van de ongezeüigste klanten voor zijn naaste omgeving ls nooit thuis, loopt vele studle-week-ends af. Hij heeft maai' één excuus: „Sorry, het is zo belangi'ijk.Maar wie be grijpt dat? Bij deze opsomming hebben wij het al lerbelangrijkste nog niet genoemd: name lijk de zorg voor het geestelijk funda ment dat de ziel van het apostolaatswerk moet zijn. Het is overduidelijk (al wordt er in de practijk vaak te weinig aan gedacht) dat alle kennis, zelfs van het geloof van moderne stromingen, van psychologie en philosophic, dat alle spreekvaardigheid en belezenheid van nul en gener waarde zijn als dit ten koste gaat van de geestelijke verdieping, van het gebedsleven, van het geestelijk con tact met God. De moderne apostel kan zijn taak alleen volbrengen in nauwe ver bondenheid met Christus, hij moet naar Hem luisteren, zijn kompas voortdurend op Hem afstellen. In het apostolaatswerk moet het geestelijke leven eigenlijk hele maal voorop staan. Maar nu zien we weer naar die overvolle agenda, getuigenis van onblusbare activiteit. Zelfs als hierop een uurtje voor God alleen kan worden vrij gemaakt is dat vaak totaal onvoldoende om de geest even tot rust te brengen en open te stellen voor de Geest die alles moet bezielen. Dit is een van de grootste problemen van het huidige apostolaats werk. Maar stél nu eens dat we dit allemaal opgelost hebben. Dus dat we èn ons geestelijk leven op oeil houden èn huis bezoek doen èn onze kennis voortdurend verrijken. We zijn het er over eens dat die agenda dan wel boordevol is! Maar nu dient men niet te vergeten dat dit huzarenstukje uitgevoerd wordt door jongelui die ook nog ergens een per soonlijk leven ht' ben. En nu spreken we nog niet eens over het feit dat ze o erdag vaak hard moeten werken. Al leen dit stelt hun uithoudingsvermogen al op een zware proef. Maar na het aan vankelijke enthousiasme gaan die jon geren weer aan hun toekomst denken. Die wordt je tegenwoordig ook niet in de schoot geworpen. Daarvoor moet ie ook wat presteren. Vele werkgevers eisen van hun personeel dat zij door cursussen hun vakbekwaamheid verho gen. De jonge apostelen staan dan .voor de keus en velen kiezen volkomen begrijpelijk hun carrière. Ze zijn verlo ren voor de huidige KNOTS-activiteit. zijn de schatbewaarders van het geluk waarnaar anderen snakken. Maar met een mond vol naastenliefde laten we ze rustig verkommeren „Het verzwakte schaap hebt gij niet gesterkt, het zieke niet genezen, het ge wonde niet verbonden, het verdwaalde niet teruggebracht, het vermiste niet op gezochtZowaar Ik leef, spreekt Jahweh, de Heer, Ik zal zê! En dat zei Jahweh waarachtig niet alleen tegen de Joden! Een andere factor die bressen in het KNOTS-leger slaat is onze vriend Amor. Vele meisjes hebben er geen bezwaar tegen als hun jongen aposolaatswerk doet, integendeel. Maar, vinden ze, het moet niet zo gek worden dat ik hem ééns in de zes weken even te spreken krijg. Een paar avondjes per week vinden ze al heel erg mooi. Maar met die paar avondjes is het KNOTS- werk niet gebaat. Het eist de mensen totaal op. Dit zijn zo de problemen waarmee wij geconfronteerd werden na een half jaar KNOTS-werk. Schier onoplosbare pro blemen. Maar hoe groot de moeilijkheden ook zijn, de nood onder de jeugd is groter. Daarom moet er een oplossing voor gevonden worden Wij hebben ons wel enig idee gevormd in welke richting de oplossing gezocht moet worden. Schijnbaar zouden we een heel eind opschieten als het, nog steeds verbeten vechtende KNOTS-legertje, aanzienlijk werd versterkt. Vele handen maken het werk licht. Toch is dit slechts schijn baar. Zo onmetelijk is het arbeidsterrein in Amsterdam (waarom zouden we ons beperken tot de non-paschanten; de hoofdstad telt 800.000 inwoners!) dat zelfs 1000 felle jongeren er de handen overvol aan zouden hebben. Een andere oplossing schuilt mogelijk in de vraag in hoeverre bij het moderne apostolaat de beroepsfactor kan worden ingeschakeld. Ook in dit werk kunnen vakmensen niet gemist worden en zij zouden, gesteund door een elite-corps van vrijwilligers veel meer kunnen be reiken dan thans door de „amateurs" bereikt wordt. Hiervoor is echter veel geld nodig en helaas is het nog niet tot onze talloze katholieke organisaties door gedrongen dat elke steun die ze aan dit fundamentele werk verlenen dubbel en dwars zijn rente voor hun organisatie oplevert. Hoeven we dus niet onze hoop te stellen op een plotselinge aanwas van het KNOTS-leger, noch op een milde steun van onze organisaties, dan blijft er slechts één weg over om de grote geestelijke nood te keren. Nodig is een stel felle, vastberaden jongelieden al waren het er maar twaalf die zich aanmelden voor de totale dienstplicht voor Christus, niet in een klooster, maar als leek in het volle leven. Zij zullen hun carrière, ja zo nodig hun persoonlijke liefde achter moeten stel len totdat de positie van Christus in Amsterdam zodanig versterkt is dat zij afgelost kunnen worden. Zó groot is de nood, dat zij die zich melden, er bij voorbaat van verzekerd kunnen zijn dat zij zich kapot zullen moeten wer ken- Daarom zeiden we dan ook. „Zelf moordenaars gevraagdMaar zelfmoordenaars" tn de Geest van Christus die zegt: „Wie zijn leven ver liest om Mijnentwil, zal leven Hij streek neer op een van de twee lege stoelen aan ons tafeltje in de stationsrestauratie. „Hij" was een sympathiek uitziende jongeman, „wij" waren m'n vriend en ik. M'n vriend noemde zich „KNOTS"; ik werd door mijn omgeving nog voor normaal ver sleten. Dus niet-knots. We praatten samen nog wat na over de> bijeen komst die we hadden bijgewoond, toen de jongeman ons plotseling vroeg: „Weet u ook hoe je 'n vrouwe lijke advocaat moet aanspreken Terwijl ik in mijn agenda nog nijver de lange lijst titulatuur zat na te pluizen had m'n vriend z'n antwoord eJ klaar. „Als ze niet getrouwd is zeg je maar juffrouw; anders mummel je maar watEn in een oogwenk zaten die twee in een geanimeerd ge sprek over verzekeringen (daarom moest die jongeman naar die advo caat). Ze hadden zich beide wel eens opgelicht gevoeld door een of andere agent en voelden zich direct lots- verbonden. De jongeman vertelde, dat hij met snuisterijen „betere genre" door het land reisde, een be hoorlijk bestaan had weten te ver overen en in de loop van enkele jaren een enorme mensenkennis had opge daan Ik wilde wel eens zien hoe die KNOTS-er het gesprek nu van souve nirs naar God zou leiden want dat ie daar op aanstuurde stond voor mij als een paal boven water en ik hield me daarom wijselijk buiten het gesprek. Toen de jongeman begon over gemeenheid en bedrog in de handel en wandel van zovele mensem, voelde ik, dat het gesprek al de ge wenste kant uitging. En op het mo ment dat de jonge handelsreiziger sprekend over „eerlijk zakendoen" plotseling zei; „Ik heb nog een ge weten ook; ik ben van huis uit christelijk", wist ik, dat mijn KNOTS- vriend contact had in de volle zin van het woord. Schijnbaar geheel van onderwerp veranderend, begon de KNOTS-er over het werk onder de jongeren in Amsterdam, de pogingen om al die zoekenden weer de weg te wijzen naar God. „Als jij nu een van onze contacten was, zouden we niet zo'n heel zware karwei aan je hebben. Wij verdelen degenen met wie we in ge sprek raken altijd in twee groepen: degenen die niet (meer) en degenen die (nog) wel in God geloven. De eer ste groep is zeer moeilijk te benade ren. Maar als men zegt, dat men nog wel in een God gelooft, zijn we al een heel eind". Dat zegt niets in mijn leven De jongeman lachte schampertjes. „Van dat Godsgeloof van mij moet je je niet veel voorstellen. Dat zegt niets in mijn leven. Vaak word ik 's mor gens wakker met de kwellende vraag: „Waarom leef ik eigenlijk?". Dat kan me ontzettend bezig houden. En een antwoord weet ik er niet meer op. Ja, ik ben van huis uit ook katholiek. M'n ouders zijn het nog; heel goed. M'n moeder is ontzettend lief en be zorgd voor me. Maar toch heb ik niks aan haar, als je begrijpt hoe ik dat bedoel. Zij snapt mijn moeilijkheden niet. Ik moet alles maar alleen uit vechten. Mijn moeder gelooft alles, vindt alles heel duidelijk. Ik vind niets duidelijk. Ik heb ook een katho liek meisje. Een lief kind, maar met heel andere opvattingen dar. ik. Ze is vreselijk precies en doodsbang dat ze een doodzonde doet. Dan kan ze een hele nacht niet slapen. Ik zie alles veel soepeler, gemakkelijker; en toch maak ik het me niet gemakkelijk". En om dit te staven vertelt hij, dat hij bij een psychiater loopt. „Ik ben soms helemaal verdoofd om mijn mond en kan dan haast niet praten. „Een geestelijke kwestie", zei m'n huisdokter, en verwees me naar zo'n zielekenner. Deze vroeg me duizend dingen en bevestigde de diagnose van mijn huisdoktert „Je tobt en prakki seert teveel", zei die. Nu zoekt hij naar een oplossing voor mijn tobbe rijen M'n vriend knikte. „Als jij wat meer houvast had, als je meer lijn in je leven zag, als je er weer van overtuigd was, dat het leven waard is geleefd te worden, dan zou die psychiater gauw met je klaar zijn, vermoed ik", zei hij. „Dat weet ik wel zeker, maar wie geeft me dat houvast? Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zich op die manier voor mij interesseerde". M'n vriend stond op en krabbelde wat op een papiertje. „Hier heb je m'n naam en adres. Als je nog eens in Mokum komt, kom je maar langs. Dan kunnen we eens verder bomen De andere gaf hem een envelop waarop zijn gegevens stonden. „Hier, laten we contact houden". En hij schudde ons ten afscheid de hand of we gezworen kameraden waren. Ik kon niet nalaten mijn vriend in de trein een klopje op de schouders te geven. „Dat heb je fantastisch ge daanMaar hij keek me aan of hij me levend verslinden wilde. „Ben jij ook niet katholiek?", vroeg ie. Ik knikte. „Nou, suffert, zag je dan rflet, dat er nog wel honderd tafeltjes in die restauratie stonden met volle en lege stoelen. En je ziet, overal waar je gaat zitten is het raak. Je bent hier niet op aarde gekomen om koffie te drinken in de grote Baas z'n tijd...". Sindsdien ga ik KNOTS maar hele maal uit de weg. Voorzichtigheid, wijsheid en ge duld zijn niet de sterkste zijde van de jongeren. Hoe zou dat ook kun nen! Die deugden kunnen immers slechts ontspruiten aan kennis en ervaring, en om die te verzamelen heeft men tijd van leven nodig. Voorzichtigheid en wijsheid gaan te werk met beleid en overleg, zij kiezen met zorg hun wegen en gaan die stap voor stap. Maar de jonge mens, als hij ergens zijn zinnen op gezet heeft, verliest spoedig zijn ge duld bij dat schouwspel, hij is veel eer geneigd zichzelf en zijn doel voorbij te hollen als er maar wat gebeurt. Beleid beschouwt, hij al gauw als gebrek aan moed, overleg riekt hem te zeer naar besluiteloos heid en geduld ziet hij aan voor lauwheid. Van hem is het niet gezegd: Als ge maar warm of koud waart, maar omdat ge lauw zijt zal Ik u uitspu wen uit Mijn mond". Om het even of het zijn boosheid of z'ijn liefde is, de jonge mens wordt „geparst" en 't werkt in hem „als nieuwe wijn, die tot de spou uitbarst". Wat hij is, is hij zonder bedenken en radicaal. Wat hij doet, doet hij blindelings stormerderhand En hij loopt het gevaar voor Icarus. Natuurlijk zijn er ook jonge men sen die op ouwe mannetjes lijken Ik ken er die als grijsaard geborei schijnen, ik heb ze nooit hard zien lopen, nooit horen schateren, vaak zag ik ze flauwtjes glimlachen en nog vaker huilen. Op de speelplaats waren „Dat durf ik niet" en „Moe der, moeder!" hun vervaarlijkste krachttermen. Het waren zonder twijfel brave jongetjes maar het zijn even zeker op het ogenblik niet wat wij „de jongeren noemen". De jongeren zijn zij die waarlijk jong zijn: onvoorzichtig, ongedul dig en onwijs genoeg om super schoolmeesters die men onder de ouderen altijd te kust en te keur vindt in de kwaal te spelen, maar dan toch vurig, fel en moedig ge noeg om onvoorwaardelijk te doen wat zij menen dat gedaan moet worden. Hoe prachtig kan de Liefde in hen belichaamd worden over welke de felle Paulus schreef: „Caritas Christi urget nos". Hun vurigheid gelijkt die Liefde reeds. En de Liefde maakt hun vurigheid tot Pinkstervlam men en hun ongeduld tot een Pink- sterstorm. Als het aanschijn der aarde vernieuwd moet worden: zij doen het, waar zij gaan of staan, zonder overleg maar ook zonder reserve. Gij die jong zijt: neemt toe in wijsheid, maar verliest nooit de sterkste kracht die gij bezit: uw felle vurigheid. Wij hebben op Sinterklaasavond zes pakjes gekre gen één van on ze ouders, een van onze hospita, een van een oude vriend, een van een zusje en twee van onbekenden. Het gaat nu over één van die pakjes van on bekenden. Het bevatte een lang gedicht en een marsepeinen jenever kruikje. Het voordeel van onbekenden is, dat je hen niet kunt bedan ken; het nadeel is, dat je hen niet kunt beris pen. In het copcrete ge val weegt het nadeel het zwaarst. Immers wat moeten ,wij denken van een marsepeinen jeneverkruikje? En ur genter nog, wat moeten wij ermee doen? Het geheel als een grap. be schouwen is een opgave welke de schenker on getwijfeld voor ogen heeft gestaan, maar welke aan ons gevoel voor humor ten enen male ontstijgt. Jenever is een ernstige zaak. marsepein is typisch Sinterklaasachtig en in diepste wezen dus vro lijke schijn. Een combi natie van deze twee is een onding. Wij kunnen er dus niets over denken en wij kunnen er niets aan doen. Wat als grap was bedoeld en dus als een spelen van en met de menselijke geest, werd in werkelijkheid niet meer en niet min der dan een aanfluiting van diezelfde menselij ke geest. Wij gaan er opzettelijk zo diep op in, om dat hierin een symbool steekt van het zoge naamde jeugdprobleem. Kort samengevat men heeft de jeugd al te lang 'n snoeperig mar sepeinen omhulsel voor gehouden in plaats van een goed gevulde kruik jenever en men ver wachtte, dat deze jeugd zulks ofwel niet zou merken, ofwel bij de ontdekking in lachen zou uitbarsten. Daar dit laatste achterwege bleef, meende men te mogen besluiten, dat deze jeugd, hard en door en door realistisch geworden haar ge voel voor humor heeft verspeeld. Maar wat wil men marsepei nen kruikjes doen ons hoogstens denken aan ech te; wat dan bij je neverliefhebbers gevoelens van heimwee pleegt wak ker te roepen en bij jeneverhaters gevoelens van walging. „Ha, ha!" concluderen onmiddellijk de rappor teurs en de leiders van enquêtes onder deze jeugd „het existentia lisme en de moderne wanhoop, vermengd met een onvervreemdbaar heimwee, heeft zich van onze jongere gene ratie meester gemaakt Hoe moeten wij het ge vaar keren?!" Ons antwoord aan de ze wijze ouderen kan hoogst eenvoudig zijn „Geef ons geen schijn, maar werkelijkheid, geef ons geen marsepei nen onding, maar een echt Schiedams ding, geef ons geen stenen voor brood, geef ons geen half-zachte „sur prise", maar een stevi ge oude klare. Of des noods een jonge. KARAKTEROLOOG. HUWELIJK EN KIND Vr. U zei de vorige keer iets over het huwelijk, wat velen in deze tijd op het eerste gezicht cru zal voorkomen. N.l. het huwelijk zou er voor het kind zijn. Nu dat ontken ik ten stelligste. Mij dunkt, dat het huwelijk er op de eerste plaats voor is, opdat man en vrouw samen in liefde door het leven kunnen gaan in wederzijdse aan vulling. Het kind komt slechts op de twee de plaats. En als u een beetje in de wer kelijkheid zoudt leven, zoudt u begrijpen, dat bij de huwelijksomgang het kind niet op de eerste plaats komt, maar dat dit gezien en beleefd althans moet worden als een uiting en uitdrukking van de weder zijdse liefde. U kunt dit nu wel blijven volhouden, maar dan zullen er weinigen zijn, die het met u eens zijn. Antw. U behoeft het met mij niet eens te zijn. Dit is gewoon de leer der Openba ring. Zo zegt God ook op de eerste blad zijde van de Schrift: „Wast en vermenig vuldigt u." Maar u zult onderscheid moe ten maken tussen het huwelijk als instel ling en het huwelijk als beleving. Waarom heeft God man en vrouw geschapen juist als man en vrouw? Om daardoor het men selijk geslacht voort te doen planten. Dit geschiedt in feite door de instelling van het huwelijk. Het eerste doel van deze in stelling is dan ook: de voortbrenging en opvoeding van de kinderen. Maar dit be hoeft zo niet beleefd te worden, als u er maar niet tegen ingaat- Laat ik een voor beeld aanhalen ter verduidelijking. Waar dient het voedsel voor? Klaarblijkelijk om u te voeden enz. Maar als u gaat eten, gaat u niet bij u zelf denken nu ga Ik mijn calorieën vermeerderen, maar u eet, omdat u honger hebt en dan worden de ealorieën vanzelf vermeerderd. Zo ook het huwe lijk. Het huwelijk is er op de eerste plaats voor het kind. Maar als u gaat trouwen en het huwelijksleven beleeft uit liefde wordt dat doel vanzelf bereikt U weet al leen. dat u het niet zo moogt beleven, dat het Roel van de instelling van het huwe lijk niet bereikt wordt door uw eigen men selijk opzet. II.B.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1953 | | pagina 7