Nergens wordt dat grote Natuur-kind zo
slecht begrepen als hier
I
I
A
Johan Elsensohn 70 jaar
Een modehuiswaar de
mode niet in tel is
laatste
DE MUZIEK DER MATERIE
Rubens-tentoonstelling in Museum
Boymans te Rotterdam
Veelzijdig en
eerlijk kunstenaar
TONEELCOSTUUMS TE HUUR
Romeinen, Indianen, Marie-Antoinettes, I
Sinterklazen en middeleeuwse krijgs
lieden broederlijk verenigd
en Zv n wereld
ZATERDAG 9 JANUARI 1954
PAGINA 5
Virtuoos en vindingrijk
99
99
Een goede rubens-tentoonstelling
Elementaire uitdrukkings
vormen
Zij die geen idee en geen geest in
dit werk vinden, die menen dat het
geboortig is uit ronkend onbenul,
uit de pronkzucht en de grond-loze
begeerte tot imponeren van een op
pervlakkige geest de mening is
verre van zeldzaam zijn te klein
voor de liefde van deze grote mens.
En zij die geen klaarheid vinden in
Rubens' wereld, kennen de klaar
heid der liefde niet. Zij is het die
de hartstochten en het lijden in zijn
levensbeeld dat beeld is er vol
van overal waar zij de mens
aangrijpen, verheldert en opneemt
in de glans van het geluk.
Katholieke kunst
Eigen atelier
Voor de Nederlandse Opera
werkt Serné niet, die immers
heeft haar costuums meestal
jaren achtereen nodig en be
schikt daarom over eigen cos-
tuumsateliers. „Butterfly" van
de Italianen echter werd, al
thans voor een deel, door Serné
gekleed. Belangrijke afnemers
vormen voorts de amateur
toneelgezelschappen. Daar van
zijn er in ons land circa zesdui
zend. Veelal spelen die moderne
stukken, waarbij de spelers zich
in hun eigen kledij kunnen ver
tonen, maar spelen ze een „cos-
tuumstuk", dan is er een grote
kans, dat ze een beroep op Serné
doen.
Harnassen en helmen
motvrij
Geen gebrek aan ruimte
Eigen stukken
Bij de film
Geen voorkeur
BIJ RUBENS is ALLES MATELOOS
Met ongelooflijke virtuositeit, vinding
rijk als niemand voor of na hem zelfs
Tintoretto niet in compositie en voor
dracht, verbluffend snel en speels, vaak
verrukkelijk vol-rijp van kleur en onge
hoord oorspronkelijk, liet Rubens op deze
kleine paneeltjes en doeken zijn verbeel
ding los, die hoe mateloos en snel zij
ook stroomde nooit sneller en zwieriger
opdrong dan zijn penseel in hetzelfde
ogenblik wist toe te slaan.
Hier vindt men in de kiem, in zijn een
voudigste vorm, in zijn simpelste samen
vatting en overzichtelijkheid in zijn meest
directe en pure emotionaliteit (door het
handschrift van zijn fluwelig penseel voor
ieder leesbaar) de gehele „Rubens". Geen
tentoonstelling kan meer geëigend zijn om
hier het begin van begrip te verwekken,
zonder hetwelk de Hollander voor altijd
verstoken zal blijven van de katliarsis
welke Rubens hem kan geven en die hü
gemeenlijk zo zeer van node heeft.
Het is een goed spreekwoord dat zegt:
„zo veel talen als men kent, zoveel malen
is men mens". En een groot tekort in het
mens-zijn is het, tegenover de geest die
Rubens vertegenwoordigt te staan als voor
een gesloten boek. Zodra men de zuivere
musische schildervreugde die in deze
schetsen en modelli zo onverhuld en ver
overend opglanst heeft „gezien" en mce-
geproefd, gaat de eerste bladzijde van dat
boek open.
En daarom zien wij nu nog hoopvoller
reikhalzend uit naar een overzichtsten
toonstelling van Rubens schilderijen, dan
tevoren. K. S.
OP 13 Januari wordt de „Els"
zoals Johan Elsensohn doorzijn
vrienden en bekenden wordt
genoemd zeventig. Een respecta
bele leeftijd voor iemand. Een leef
tijd waarop men doorgaans nog
slechts zijdelings aan het openbare
leven deelneemt door het geven van
adviezen, vanwege de „ervaring".
Maar Johan Elsensohn vormt hierop
een uitzondering. Hij blijft toneel
spelen, ondanks zijn hoge leeftijd.
„Pensioen is er niet bij", zegt hij,
terwijl hij op de hem karakteristieke
wijze ernstig in de verte tuurt.
Elsensohn is een rasechte Amster
dammer, die nu al 38 jaar aan het
toneel is. In 1916 begon hij bij het
gezelschap Langenaken. Het was een
reizend groepje komedianten, dat in
een schuur reperteerde. Elsensohn
was toen soufleur en hij mocht een
Elias vaart in een vurige uiagen ten hemel. Een der olieverf schetsen van Rubens op de tentoonstelling in
Museum Boymans.
weelderige, tronende madonnas omstuwd door inii^
naar haar gunst dingende giganten, en hun vreze Gods
houdt ze voor heidense Vernissen. Zij wenden zich
uit weerzin af van zijn feestelijk of tumultueuze
mensen-guirlandes en -kransen, gevlochten uit goden
en godessen, bacchanten, tritons, nymphen en faunen,
ontbloeid in de luister van het licht en stralend in dc
luister van hun vlees; zij wenden zich af als van een
weerzinwekkend abattoir, hun eigenaardige kuisheid
ziet ze onkuis, hun beklemde levensgevoel houdt die
schitterende vreugde voor theater en overspanning.
Met spot beladen zij het schoonheidsideaal waarnaar
Rubens de vrouw schilderde: die beauty vinden zij
maar corpulent, overvolwassen, boers en smakeloos.
De Rubensiaanse man is hun een belachelijk over
dreven spierballen-spectakel.
betekent in Holland nog altijd een kans om een
kille leegte te vullen. Nergens wellicht wordt dat grote
Natuurkind zo slecht begrepen als hier in het land van
Geertgen en Vermeer. Niet alleen staalkundig voltrok
zich in Rubens' dagen de scheiding tussen Noord en
Zuid in de Nederlanden, maar ook in de kunst en in
de geest. En hijzelf is de eerste geweest wiens kunst
die duidelijk van het Noordelijk Nederlandse onder
scheiden geest ademt, die sedertdien in de cultuur
bleef voortleven als het eigen „Vlaamse" (lees: Zuid-
Nederlandse) karakter. Het onderscheid evolueerde
zelfs tot een scherpe tegenstelling, naarmate de
„Hollandse" geest zich liet doortrekken van Calvijnse
edik. Nu, in ^953, begrijpt de gemiddelde Hollander
nog altijd minder dan niets van de geniaalste schilder
uit de geschiedenis. Zij zien ontsteld naar zijn
TT EEFT DIE MARIE-ANTOINETTE de goede maat? Jazeker, maar
H hebt u nu ook nog een beer voor mij? Neen, de beer is uit; kunt u
het niet met een leeuw doen? Dat zijn zo van die gesprek-
fragmenten, die je opvangt in het bekendste costuumhuis van Nederland:
dat*van de heren Serné aan de Groenburgwal te Amsterdam. De firma
Serné verhuurt costuums aan beroepstoneelgezelschappen en aan
amateurs; zij steekt de deelnemers aan een historische optocht in het
pak en wie naar een hal-mastjué gaat kan eveneens vooi een costuum
hij haar terecht.
In twee grote panden, schuin tegenover elkaar gelegen, bevinden zich
dc duizenden en duizenden costuums, die de bedrijfsvoorraad vormen
van deze merkwaardige onderneming. Hoeveel costuums er precies zijn?
Ach, dat weet men waarschijnlijk niet eens: in het ene pand, een
pakhuis dat uit zeven verdiepingen bestaat, bevinden zich er circa
12.000; het andere bevat er ook vele duizenden.... Die voorraad wordt
nog telkens aangevuld.
AL WIE in Nederland Rubens bewondert
en liefheeft, zodanig dat hi.i gepoogd
heeft hem aan anderen te openbaren,
zal waarschijnlijk al spoedig moeite heb
ben gekregen om te geloven dat aan dat
onbegrip iets te verhelpen valt. Wat hij
ook zegt om de bekering een kans te ge
ven het schijnt alleen te bewerken dat
ook' hijzelf het odium der smakeloosheid
deelachtig wordt en het medelijden waar
mee men zo gemakkelijk en vrijmoedig de
"vidente belachelijkheid tooit.
Maar Rubens blijft de Hollander levens
vreemd. De zin voor werkelijkheid van die
Vlaming is vrij van de schroom en de nei
ging tot analyseren en tot metaphvsische
bespiegeling over tijd en eeuwigheid, die
de Hollandse werkelijkheidszin beurte
lings zo verpuurd en verstild, zo detaillis
tisch en diepzinnig heeft gemaakt. Maar
zijn zin voor werkelijkheid is nochtans
Rubens' grootste kracht geweest, de gave
waardoor hij en hij alleen in staat
was, in zijn werk het conflict tussen antie
ken en middeleeuwen te verzoenen iets
waf de Italiaanse renaissance nooit gelukt
is de antithese tussen statische repre
sentatie (het „teken") en hartstochtelijk
bewogen dramatiek, tussen pose en natuur,
■tussen plastiek en picturaliteit, (door de
Venetianen nog ten gunste van het laatste
beslecht), geheel en al overwinnen.
HU bracht dit tot stand door zijn men-
selgkc gestalten te scheppen als elemen
taire uitdrukkingsvormen van de natuur,
integrerende verschoningen die land-
schappen en atmosfeer oproepen gelijk
bomen, wind en water, lucht en licht
tegelijkertijd en op dezelfde wijze.
F eest der zinnen
OM DIT ALLES te bereiken, moest hij
'zich beslist distancicren van dc ab
stracte in waarheid levensvreemde
concepties van het humanistisch klassi-
sisme, dat Hollandse en Vlaamse rena s
sancisten gelijkelijk zo mamerlij
gelegd wijsgerig bedreven hebben.
Maar daarvoor was tevens nodig, dat mj
het feest der zinnen vierde, al de ogenlus
en als het ware al de klank en de aanslag,
geheel de muziek der materie, de dans en
de drang van alle beweging, van alle
waaien en stromen lijfelijk onderging, vrij
maakte en teruggaf.
Er is dan ook geen schilder wiens werk
zo onstuitbaar, zo ongekweld, vreugdig .-n
juichend aandoet. De vreugde is er ele
mentair in en mateloos. Alles is mateloos
i-1 Rubens. Het is de mateloosheid van de
natuur zelf waarmee zijn gestalten en zijn
rhythmen zich uitbreiden en tot de natuur
ingaan, waarmee zij zich tot elkander
neigen in de gemeenschap der liefde, el
kander hun eigen drang en beweging
meedelen, elkaar verlengen en uitbreiden,
zich met elkander verstrengelen.
HET is daarom dat Rubens' schilder
kunst een waarachtig Katholieke
kunst genoemd mag worden. Zij is
in de kunst de schoonste en diePz'°"1f.s
representante van de contra-reformatie.
Maar het wordt tijd dat ik u in kennis
breng met. de aanleiding tot deze lange
apologie. Zij is te vinden in 'net Boymans-
museum te Rotterdam, en wel in een niet
te volprijzen tentoonstelling van meer dan
honderd olie verf schetsen en modello's van
Rubens.
Olieverf schetsen
Gelijk men weet, werd de als weini
gen gevierde meester die bovendien
nog staatsman en diplomaat was bij
voortduring zodanig bedolven onder de
opdrachten, dat onmogelijk lijd kon
vinden ze alle eigenhandig te vervullen
en de hulp van zijn talloze leerlingen
gebruikte om ze klaar te krijgen. Hij
maakte dan kleine ontwerpen, olieverf-
schetsen in „grisaille" of direct in
kleur, welke zijn helpers met behulp
vdn een ruiten-schema vergroot op het
definitieve paneel overbrachten en
SERNé levert vrijwel alle costuums
voor de Nederlandse Comedie (o.a.
voor de Gijsbreght brengt dat heel
wat werk met zich mede!) daartoe
beschikt het bedrijf sinds enige tijd ook
over een eigen atelier in de Amsterdam
se Stadsschouwburg. Voorts betrekken
Rotterdams. Toneel, de Haagsche Comedie
de Toneelvereniging, de toneelgroep
Theater te Arnhem en Ruys' Vrije To
neel geregeld costuums van dit huis.
Uiteraard moet men voor de meeste stuk
ken nieuwe costuums maken, omdat de
costuumontwerpers van de gezelschap
pen nu eenmaal dikwijls iets creëren,
dat niet in voorraad is. Welnu, dan wor
den ze gemaakt tenzij de ontwerpen
zó exotisch zijn, dat Serné later die
genomen. Ook onder de grote voltooi
de Rubens-schilderijen is er menig dat
geheel eigenhandig door hem zelf ge
maakt is.
Soms was ter verkrijging van het con
tract met de opdrachtgever nodig, dat de
schilder een vollediger ontwerp kon laten
zien, een min of meer doorwerkt model".
Zo zijn er onder de geëxposeerde stukken
ook een aantal van deze modello's, vrijwel
volledige schilderijen dus van klein for
maat, die het overzicht over het ontstaan
van zijn oeuvre en over zijn werkwijze
aangenaam volledig maken, buitengewoon
leerzaam en des te boeiender.
Terwijl links Mar ie Antoinette
wordt uitgedost, geeft de heer
doorwerkten, waarna Rubens er ge- j Serné jr de finishing touch aan de
woonlijk zelf de laatste hand aan legde, j gjtr u st in z van een toneel-leeuw. Ecu
Hier maq wel bij aangetekend worden v
dat deze gang van zaken toch veel min- l "^1 d<' Plainer van beder-
der, regel was dan nieestdl wordt aan-1 lands grootste •ioneelcostuuin-arseiuiuL
m
De eenheid van het Evangelie
MET EhKELE jonge mensen had ik een gesprek
over dc mogelijkheid of onmogelijkheid van
het lezen en bestuderen van het Evangelie. Het
is opvallend, hoe men van de noodzaak van kennis
neming van het Evangelie overtuigd kan zijn, zonder-
dat men in de praktijk hieraan toekomt. Voor velen
is en blijft het Evangelie een vreemd, bock en een
acsloten hoek. Men luistert ivel graag eens naar een
of andere passage; men hoort wel graag eens een
of ander fragment uitleggen en verklaren; maar zélf
-al men het Boek der Boeken zelden of nooit ter
hand nemen. Men durft niet, men vindt het te onge
woon of men zegt: ik. kan cr toch met uithalen wat
crTzit. Vooral dit laats te»™™** UeTuZetTen
men vermoedt, dat men hier te rijkdom
waarachtig rijk boek, maw men vermag w^gkdov^
ervan niet te ontdekken en men worai
bewust van eigen geestelijke armoede.
Wanneer men het Evangelie, begint 'c'ezen, be^
merkt men zeer goed, hoe klem en aan
eigen menselijke woord is om werkelijkh d
te duiden, die van God komen en die alle meni
lijke bedenking volkomen overtreffen. H'et
gelie spreekt tegelijkertijd, b.v. omtrent de Lu
ristie. duidelijke taal en onbegrijpelijke taal.
delijk blgft de allereerste bedoeling van hetgeen
Christus wil openbaren: Zijn vlees voor het leven
der wereld. Hoe Hij dit zal doen en wat van deze
bijna roekeloze daad de heilige motieven en de
uiterste consequenties zullen zijn blijft echter voor
de lezer van alle tijden grotendeels onbegrijpelijk.
In de eigenlijke kern van het mysterie kan hij niet
binnendringen.
Heeft het dan nog zin zich met. het mysterie bezig
te houden? Ja. Want met de hand op het Evangelie
wijst de voortlevende Christus in Zijn Kerk ons zonder
aarzelen de kern van dit mysterie aan en zij zegt
voor allen, die het willen horen: dit geheim is het
peheim van Jesus' lijden en dood, dat wij t.e verkon
digen hebben nü en altijd, totdat Hy komt!
IN HET GEHEEL van het Evangelie is hét his
torische feit van Jesus' eenzaam sterven, met
ziin bittere tragiek en in z«n hartverscheurende
ongerechtigheid ten volle de aandacht waard. Het
krijgt echter eerst zijn volledige betekenis, wanneer
W dit sterven met alles wat er onmiddelhjk aan
voorafging en alles wat er onmiddellijk op o gde,
gaan zien als een stuk historie, dat door God zelf
in een wonder van almacht, wijsheid en
en boven de geschiedenis werd opgetild, opaat ïeaei-
een in elke tijd tot op de laatste dagen ermee in
contact zou kunnen komen.
Voor deze werkelijkheid plaatst ons de beschrij
ving van het laatste Avondmaal in de Evangeliën.
Daar wordt al over „gedachtenis" gesproken, ter
wijl het feit, dat herdacht, wordt, nog plaats moet.
vinden. De geschiedkundige volgorde der dingen
heeft iiier geen enkele betékenis meer voor de God,
Die zelf geen geschiedenis kent, voor de Eeuwige,
Die voor Zichzelf van geen tijdsindeling weet. „Doet
dit tot gedachtenis aan Mij" en wat is dit anders
dan het concrete en bloedige gebeuren met het
lichaam, dat wordt overgeleverd en het bloed dat
wordt vergoten? Daar gaat het om, want de slacht
offering van de mens Jesus Christus is het centrale
feit van heel het christendom en daardoor van heel
de wereldgeschiedenis Zonder dit feit zou er geen
christendom bestaan en zou de wereldgeschiedenis
in volstrekte zinloosheid neerstorten in duistere
leegte. Alles wat gezegd en geschreven werd over
lichaam en bloed, over brood en wijn, over Sacra
ment en Offer, over het brood des levens en over
het eten en drinken van spijs ep drank ten eeuwigen
leven: het cirkelt allemaal rond deze éne door God
zelf tijdeloos en onvergankelijk gemaakte gebeur
tenis van het Kruis op de Calvarieberg.
Men kan met name het zesde hoofdstuk van Johan
nes niet lezen en zich dan afvragen: waarom wil Hi
ons (lit te eten en te drinken geven? zonder daarbij
te denken aan hetgeen niet Zijn vlees en Zijn bloed
gaat geschieden in het uur van Golgotha. Men kan
het Evangelie van Christus evenmin als Zijn leven
in stukken verdelen. Het Sacrament des Altaars en
alles wat Christus erover zegt in dat zesde hoofdstuk
van het Johanncs-Evangelie of in de beschrijving van
het Avondmaal wordt pas zinvol en krijgt onpcilbari
en onuitputtelijke diepte, wanneer we het gaan zier
in zijn verband met de levenwekkende dood van d<
Heer. Zonder deze dood zijn alle Sacramenten ijde
en niets dan vruchteloze en niet ter zake dlenendi
uiterlijkheid.
ECHTER: Jesus is gestorven; en juist omdat Hi;
gestorven is in koninklijke vrijheid tot vergiffe
nis der zonden en tot heiliging en omdat Hij
het was, die stierf en omdat Hij stierf eens en voor
altijd en voor alle mensen en omdat God wilde, dat
dit niet voorbij zou gaan doch voortgezet en vastge
houden zou worden in levende en werkelijke gedach
tenis: daarom en daarom alléén is het Altaarsacra
ment vruchtbare realiteit, actueel wezenlijk christen
dom en geheim van diepe, verlossende en geheim
zinnige innerlijkheid.
„Het is de geest die leven brengt", zegt Christus,
„het vlees brengt niets daartoe bij: de woorden die
ik tot U sprak zijn geest en leven". Het gaat hier
dus niet ont een symbool of een uiterlijke plechtigheid,
die men aardig kan vinden of naast zich neer kan
leggen; het. gaat hier om geest en leven; om het
leven, dat door Jesus geofferd werd; en om de geest,
waarmee en waarin Hij dit. offer bracht.
In welke geest heeft Hij het gedaan? De mens
Jesus is niet voor niets gestorven. Zijn sterven^was Indianenj achttiende.eeuwse hovelingen
costuums nooit meer zou kunnen gebrui
ken, in welk geval de gezelschappen
zulke costuums zelf (laten) vervaardigen,
of.... de ontwerper zijn creatie wat
verandert.
UIT het amateurtoneel is het bedrijf
ouistaan. De grootmoeder van de
tegenwoordige eigenaar was name
lijk-toneeiamatrice. Zoals in die tijd bij
het amateurtoneel gebruikelijk was,
maakte ze alle costuums, die ze moest
dragen, zelf. Op een gegeven ogenblik,
i in 1866, kwam ze op de gedachte, die de
basis 'legde voor dit bedrijf: ze besloot,
ook costuums te gaan maken voor andere
I amateur-toneelspelers en haar eigen
costuums na gebruik aan anderen le gaan
I verhuren. Dat maakte opgang: hele ver-
enigingen telde zij weldra onder haar
i klanten; van alle kanten stroomden de
j mensen die een toneelcostuum nodig
hadden naar dc Groenburgwal 56, waar
Iwee kamers en een zolder voor het be-
I drijf werden ingericht.
Haar man, meubelmaker van beroep,
fabriceerde nu en dan ook toneelrequi-
sieten, maar die tak van de zaak heeft
men later gekapt.
Allengs breidde de kring van relaties
en daarmee de voorraad costuums zich
uit. Haar zoon zette later het bedrijf
voort; diens zoon, de tegenwoordige
eigenaar Bart Serné nam op zijn beurt
de zaak over en ook Barts zoon, Arend,
is rut in het bedrijf opgenomen. Lang
zamerhand kwam men in het oude, hoge
pand ruimte te kort. Zo werd in 1923 één
etage aan de overkant gehuurd. Nu zijn
alle zeven de etages ook daar in ge
bruik en wéér worstelt men met ruimte
gebrek
Het verhuren van costuums, waarbij
het uiteraard dikwijls aankomt op histo-
rische of folkloristische juistheid, ver-
eist een groot cultuurhistorisch inzicht.
Bart Serné heeft destijds colleges in
kunstgeschiedenis gevolgd en ook Arend h
studeert nu kunstgeschiedenis aan de
Amsterdamse Universiteit. Daardoor f
kunnen ze hun huurders dikwijls waar-
devotie adviezen geven.
EEN kijkje in de ateliers en berg
ruimten geeft een indruk van de
enorme verscheidenheid van cos
tuums, van de Romeinse tijd af tot 1900
toe. De laatste mode is hier natuurlijk
niet in tel, maar er zijn wel costuums,
die van alle tijden zijn: die van Sint
Nicolaas, waarvan men er zelfs vijftig in
voorraad heeft! Behalve wat Sinterklaas
betreft zoekt de firma het overigens niet
zozeer in series als in grote verscheiden
heid.
We noemden de costuums van Marie-
Antoinette al (in verschillende maten),
zo zijn er costuums uit allerlei tijden en
van allerlei volken. Spanjaarden hangen
er naast oude Romeinen, Chinezen naast
enkele keer een klein rolletje zeg
gen. Voordien was hij in Belgie
werkzaam geweest, maar niet op het
gebied van de schone kunsten. Toen
de eerste oorlog uitbrak, moest hij
weg, want hij was verbonden aan een
Amerikaans huis.
De eerste stukken waarin Elsen
sohn meewerkte, werden voor de mi
litairen opgevoerd. Daarna ging hij
naar het Rozentheater.
In zijn jeugd bezat Amsterdam elf
theaters, zodat de tonelisten aan
schouwburgruimte geen gebrek had
den. Maar toen hij inspiciënt werd
bij Inte Osman kreeg Elsensohn zijn
eerste contact met het volkstoneel,
dat hij in zijn leven eigenlijk altijd
trouw is gebleven. Nadat Osman op
gehouden was. kwam Cor Hermus
als regisseur in het Rozentheater.
In 1920 speelde Elsensohn een rol
in het bekende stuk van Herman
Bouber „De Jantjes". Hij viel in voor
een zieke en mocht veertien dagen
de rol spelen. Dat was de aanvanke
lijke opzet, maar Elsensohn is die rol
blijven spelen. Zijn eerste grote rol
kreeg hij in een ander stuk van Bou
ber, n.l. in „Tussen tafel en bed", be
ter bekend als „Oranje Hein". Het
was een komische rol van een
schoenmaker, die het goed deed. En
daarna ging Elsensohn van het ene
gezelschap naar het andere. Hij
zwierf veel, leerde veel, trad op in
bioscopen en in De Karseboom.
WANNEER schreef U uw eerste
tekst?
„In 1925 met „Duif en doffer",
dat een groot succes had. Dit was het
eerste stuk dat vermeld werd onder
de rubriek Kunst en Letteren. Alle
stukken werden n.l. in die tijd ver
slagen in de rubriek „Tussen 8 en 12"
of „Uitgaan", behalve de stukken in
de Stadsschouburg en Het Paleis
voor Volksvlijt".
„Duif en doffer'' is honderd keer
gegaan. Met Aaf en Herman Bouber,
Maurits de Vries, Annie Verhulst en
Jo Fischer heeft Elsensohn met zijn
stuk door de provincie gereisd. In
1926 schreef hij „Het huishouden van
Jan Steen". Dit stuk ging ook hon
derd keer.
„En de revue?"
„Na 1927 schreef ik mijn eerste re
vue: „Van eigen bodem" met Louis
Davids. Daarna weer een revue „Al
lemaal Jan Klaassen".
Intussen bleef Elsensohn toneel
spelen. Hij „stond" in het vervolg op
De Jantjes en in Querido's „De Jor-
daan", in Bouber's „De vreemde
eend" en „Zeemansvrouwen".
In 1930 werd hij door Cor van der
Lugt Melsert geëngageerd. „Hij heeft
me de kans gegeven in de Kunst met
een grote K. Ik ben vijf jaar bij hem
gebleven in Den Haag". Intussen
speelde hij ook Thomasvaer in Rot
terdam. Een van zijn grote rollen was
de titelrol in „Rembrandt".
„Maar ik wou weer gaan zwerven
en daarom ben ik weggegaan".
een sterven voor de zonde, in geest van
boetvaardigheid en niet een absolute wil tot herstel
Er moesten nieuwe mogelijkheden komen. Er moest
een weg worden aangelegd uit de wildernis der men
selijke zondigheid naar de bloeiende toppen en pla
teau's der christelijke heiligheid. Daarvoor is Hij ge
komen en daarvoor is Hij ook gestorvenopdat wij
het leven zouden hebben en het in overvloed zouden
bezitten Een heiligmakende Geest was aanwezig in
Zijn leven, Zijn sterven en Zijn opstanding voor ons.
's Avonds vóór Zijn lijden zegt Hij in gebed tot Zijn
Vader- Heilig hen in de waarheid; Uw woord is
waarheid Ik" heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij
in waarheid geheiligd mogen zijn" (Jo. 17—20), Hei
liging: dat betekent, dat het Jesus alleen maar hierom
ging dat wij betere mensen zouden zjjn, met meer
vrijheid, niet dieper geluk en levend uit een ruimer
en edelmoediger liefde.
DIT ITEILIGINGSWERK kerfde wonden in Zijn ziel
en in Zjin lichaam: het kostte Hem Zijn leven.
En het Offer, dat Hij bracht voor allen, zou
ook voor allen onmiddellijke actualiteit en nabije ge
dachtenis moeten kunnen zijn, tot op de laatste dag.
Daarom: zo dikwijls wij van het brood eten en van
de kelk drinken, verkondigen wij de dood des Heren,
iotdat Hij komt. Intenser nog en meer rechtstreeks
dan welk ander Sacrament brengt de Eucharistie ons
in levend contact met dit vruchtbare sterven en daar
door ook met alle verlossing, bevrijding, herstel en
heiliging, die er het gevolg van zijn. Daarom spreekt
het Evangelie de onverbiddelijke woorden: „Wie Mijn
vlees niet eet en Mijn bloed niet drinkt, heeft het
even niet in zich!" Het Evangelie groepeert ons
•ondom het Kruis. Alleen daar kan het worden ver
staan. S. JELSMA, M.S.C.
naast middeleeuwse krijgslieden. Alle
costuums zijn van goede, sterke stoffen ji
gemaakt, want ze moeten lang mee. Dat
gaan ze ook voor zover de motten, f
waartegen met kamfer, kloppen en luch-
ten een onafgebroken strijd wordt ge
voerd, 't niet al te bont maken. Die mot
ten hebben in elk geval geen kans in de
harnassen, de degens, de helmen, de mus
ketten, de lansen e. d.„ die óók tot de
uitrusting der Serné's behoren.
Wjj vroegen, wat de grootste opdrach
ten van dc firma zijn geweest. Kwamen
die van CarcI Briels, de specialist in het
massale? Dat bleek niet het geval: Serné
heeft wel voor de Rijn in de R.A.I. een
200 costuums geleverd, maar dat aantal
werd vorig jaar ver overtroffen door de
Staatsmanen, die voor een optocht 1200
costuums nodig hadden. Daarmee zelfs
was echter het record van 1938 niet
overtroffen: toen deed men voor een his
torische optocht ter gelegenheid van het
regeringsjubileum van Koningin Wilhel-
mina een beroep op Serné en werden
1300 deelnemers aan die optocht aan hun
historische costuums geholpen. En nu
moet u niet denken, dat zulke costuums
op goed geluk worden gezonden: niet
slechts voor dc toneelgezelschappen,
maar ook voor zulke optochten van de
Staatsmijnen e. d. wordt alles voor elke
deelnemer precies op maat gemaakt!
Ko.
MAAR U hebt niet alleen toneel
gespeeld en geschreven, maar
ook gefilmd" en dan vertelt
Elsensohn ons dat hij voor 1930 in
drie stomme films heeft gespeeld, n.l.
„De Jantjes". „Oranje Hein" en
„Bleke Bet", die door Binger werden
gemaakt. Na 1935 speelde hij in de
sprekende films „De Sutkerfreule",
„Oranje Hein", „Bleke Bet", „Een
dag in Mei" en „Kermisklanten".
„Hoe vond U dat?"
„Laten we daar maar over zwijgen,
maar ik verdiende ermee."
In 1931 schreef Elsensohn dc eer
ste revue voor Bouwmeester, dat hij
tien jaar lang volhield. Samen met
Ficn de la Mar en Jan van Ees speel
de h(j cabaret in „De Blokkedoos".
In 1937—'38 maakte hij een tournee
door Ned. Oost-Indië en hij werd in
1939 geëngageerd door Cor van der
Lugt Melsert, die toen het beheer
had over de Stadsschouwburg te Am
sterdam. Daar speelde hij in de grote
toneelwerken als „Peer Gynt", „Dul
cinea" van Baty, „Spoken" van Ibsen,
de titelrol in „De Burgeredelman" en
Diderik van Haarlem in De Gijs
breght van Aemstel, verder Jonker
Tobias in „Driekoningenavond", de
nachtwaker in „Veel leven om niets"
en de doodgraver in „De Spaanse
Brabander".
Na de oorlog speelde Elsensohn bij
Kaart, bij het ATG, maar werd door
de commissie weggecoördineerd, om
dat men voor hem geen plaats had.
Twee jaar lang speelde hij weer in
zelfgeschreven revues bij Bouwmees-
ster en ging op tournee met „Schip
per naast God".
In 1948 kwam Elsensohn bij Het
Volkstoneel, daarna bij Wim Kan en
de Ned. Comedie. In het seizoen 1951
—'52 speelde hij de rol van de vader
in het jubileumstuk van Rika Hop
per „De Ander". Dit seizoen is hij
verbonden aan De Toneelvereniging.
Een gevarieerd leven. Tussen de
bedrijven door verzorgde hij nog een
radiorubriek, maar met een zekere
bitterheid merkte Elsensohn op, dat
hij nooit vaste voet heeft kunnen
krijgen op het grote toneel.
„Het is in de kunst de kunst om
dankbare rollen te houden en on
dankbare weg te geven".
„Wat doet U het liefst?"
„Ik heb geen voorkeur. Ik zou wel
weer willen gaan schrijven, maar heb
er de tijd niet voor". En dan filoso
feert hij verder. „Er is nog nooit een
acteur gestorven, van wie men heeft
gezegd dat hij een genie was, maar
het nooit heeft kunnen opmerken
Het repertoire maakt onze kunst. Wij
huppelen er achteraan. Toneelspelen
is als het maken van een pak. Is de
stof goed, maar de kleermaker slecht,
dan wordt het een slecht pak. Is de
stof slecht maar de kleermaker goed,
dan blijft het pak toch slecht".
„Hoe stonden uw ouders tegenover
uw roeping?"
„Mijn vader was brandweerman,
die veel thuis over toneel praatte.
Hij had o.m. Sarah Bernhardt ge
zien. Maar toen ik hem vertelde dat
ik aan het toneel wilde, wou hij er
niets van weten. De kunst was te
mooi dan dat ik ze zou kunnen be
oefenen. Hij is dan ook nooit naar
me komen kijken".
Elsensohn heeft zware tijden ge
kend. Bij Bouber kwam het voor dat
er wekenlang geen gages werden uit
gekeerd. In 1928 ging Elsensohn de
leden van de Kunstcommissie in de
gemeenteraad langs voor een subsi
die. Hij kreeg die, omdat een Vondel
herdenking niet doorging. En nu ziet
hij weer verder wat er met hem zal
gebeuren. De harde realiteit die toch
in de wereld van de verbeelding
heerst, heeft hem niet klein kunnen
krijgen. Elsensohn blijft een groot
karakterspeler. Hij houdt van het to
neel en hij hoopt dat nog eens voor
hem op zijn hoge leeftijd de zon zal
gaan schijnen.