Nergens wordt dat grote Natuur-kind zo slecht begrepen als hier I I A Johan Elsensohn 70 jaar Een modehuiswaar de mode niet in tel is laatste DE MUZIEK DER MATERIE Rubens-tentoonstelling in Museum Boymans te Rotterdam Veelzijdig en eerlijk kunstenaar TONEELCOSTUUMS TE HUUR Romeinen, Indianen, Marie-Antoinettes, I Sinterklazen en middeleeuwse krijgs lieden broederlijk verenigd en Zv n wereld ZATERDAG 9 JANUARI 1954 PAGINA 5 Virtuoos en vindingrijk 99 99 Een goede rubens-tentoonstelling Elementaire uitdrukkings vormen Zij die geen idee en geen geest in dit werk vinden, die menen dat het geboortig is uit ronkend onbenul, uit de pronkzucht en de grond-loze begeerte tot imponeren van een op pervlakkige geest de mening is verre van zeldzaam zijn te klein voor de liefde van deze grote mens. En zij die geen klaarheid vinden in Rubens' wereld, kennen de klaar heid der liefde niet. Zij is het die de hartstochten en het lijden in zijn levensbeeld dat beeld is er vol van overal waar zij de mens aangrijpen, verheldert en opneemt in de glans van het geluk. Katholieke kunst Eigen atelier Voor de Nederlandse Opera werkt Serné niet, die immers heeft haar costuums meestal jaren achtereen nodig en be schikt daarom over eigen cos- tuumsateliers. „Butterfly" van de Italianen echter werd, al thans voor een deel, door Serné gekleed. Belangrijke afnemers vormen voorts de amateur toneelgezelschappen. Daar van zijn er in ons land circa zesdui zend. Veelal spelen die moderne stukken, waarbij de spelers zich in hun eigen kledij kunnen ver tonen, maar spelen ze een „cos- tuumstuk", dan is er een grote kans, dat ze een beroep op Serné doen. Harnassen en helmen motvrij Geen gebrek aan ruimte Eigen stukken Bij de film Geen voorkeur BIJ RUBENS is ALLES MATELOOS Met ongelooflijke virtuositeit, vinding rijk als niemand voor of na hem zelfs Tintoretto niet in compositie en voor dracht, verbluffend snel en speels, vaak verrukkelijk vol-rijp van kleur en onge hoord oorspronkelijk, liet Rubens op deze kleine paneeltjes en doeken zijn verbeel ding los, die hoe mateloos en snel zij ook stroomde nooit sneller en zwieriger opdrong dan zijn penseel in hetzelfde ogenblik wist toe te slaan. Hier vindt men in de kiem, in zijn een voudigste vorm, in zijn simpelste samen vatting en overzichtelijkheid in zijn meest directe en pure emotionaliteit (door het handschrift van zijn fluwelig penseel voor ieder leesbaar) de gehele „Rubens". Geen tentoonstelling kan meer geëigend zijn om hier het begin van begrip te verwekken, zonder hetwelk de Hollander voor altijd verstoken zal blijven van de katliarsis welke Rubens hem kan geven en die hü gemeenlijk zo zeer van node heeft. Het is een goed spreekwoord dat zegt: „zo veel talen als men kent, zoveel malen is men mens". En een groot tekort in het mens-zijn is het, tegenover de geest die Rubens vertegenwoordigt te staan als voor een gesloten boek. Zodra men de zuivere musische schildervreugde die in deze schetsen en modelli zo onverhuld en ver overend opglanst heeft „gezien" en mce- geproefd, gaat de eerste bladzijde van dat boek open. En daarom zien wij nu nog hoopvoller reikhalzend uit naar een overzichtsten toonstelling van Rubens schilderijen, dan tevoren. K. S. OP 13 Januari wordt de „Els" zoals Johan Elsensohn doorzijn vrienden en bekenden wordt genoemd zeventig. Een respecta bele leeftijd voor iemand. Een leef tijd waarop men doorgaans nog slechts zijdelings aan het openbare leven deelneemt door het geven van adviezen, vanwege de „ervaring". Maar Johan Elsensohn vormt hierop een uitzondering. Hij blijft toneel spelen, ondanks zijn hoge leeftijd. „Pensioen is er niet bij", zegt hij, terwijl hij op de hem karakteristieke wijze ernstig in de verte tuurt. Elsensohn is een rasechte Amster dammer, die nu al 38 jaar aan het toneel is. In 1916 begon hij bij het gezelschap Langenaken. Het was een reizend groepje komedianten, dat in een schuur reperteerde. Elsensohn was toen soufleur en hij mocht een Elias vaart in een vurige uiagen ten hemel. Een der olieverf schetsen van Rubens op de tentoonstelling in Museum Boymans. weelderige, tronende madonnas omstuwd door inii^ naar haar gunst dingende giganten, en hun vreze Gods houdt ze voor heidense Vernissen. Zij wenden zich uit weerzin af van zijn feestelijk of tumultueuze mensen-guirlandes en -kransen, gevlochten uit goden en godessen, bacchanten, tritons, nymphen en faunen, ontbloeid in de luister van het licht en stralend in dc luister van hun vlees; zij wenden zich af als van een weerzinwekkend abattoir, hun eigenaardige kuisheid ziet ze onkuis, hun beklemde levensgevoel houdt die schitterende vreugde voor theater en overspanning. Met spot beladen zij het schoonheidsideaal waarnaar Rubens de vrouw schilderde: die beauty vinden zij maar corpulent, overvolwassen, boers en smakeloos. De Rubensiaanse man is hun een belachelijk over dreven spierballen-spectakel. betekent in Holland nog altijd een kans om een kille leegte te vullen. Nergens wellicht wordt dat grote Natuurkind zo slecht begrepen als hier in het land van Geertgen en Vermeer. Niet alleen staalkundig voltrok zich in Rubens' dagen de scheiding tussen Noord en Zuid in de Nederlanden, maar ook in de kunst en in de geest. En hijzelf is de eerste geweest wiens kunst die duidelijk van het Noordelijk Nederlandse onder scheiden geest ademt, die sedertdien in de cultuur bleef voortleven als het eigen „Vlaamse" (lees: Zuid- Nederlandse) karakter. Het onderscheid evolueerde zelfs tot een scherpe tegenstelling, naarmate de „Hollandse" geest zich liet doortrekken van Calvijnse edik. Nu, in ^953, begrijpt de gemiddelde Hollander nog altijd minder dan niets van de geniaalste schilder uit de geschiedenis. Zij zien ontsteld naar zijn TT EEFT DIE MARIE-ANTOINETTE de goede maat? Jazeker, maar H hebt u nu ook nog een beer voor mij? Neen, de beer is uit; kunt u het niet met een leeuw doen? Dat zijn zo van die gesprek- fragmenten, die je opvangt in het bekendste costuumhuis van Nederland: dat*van de heren Serné aan de Groenburgwal te Amsterdam. De firma Serné verhuurt costuums aan beroepstoneelgezelschappen en aan amateurs; zij steekt de deelnemers aan een historische optocht in het pak en wie naar een hal-mastjué gaat kan eveneens vooi een costuum hij haar terecht. In twee grote panden, schuin tegenover elkaar gelegen, bevinden zich dc duizenden en duizenden costuums, die de bedrijfsvoorraad vormen van deze merkwaardige onderneming. Hoeveel costuums er precies zijn? Ach, dat weet men waarschijnlijk niet eens: in het ene pand, een pakhuis dat uit zeven verdiepingen bestaat, bevinden zich er circa 12.000; het andere bevat er ook vele duizenden.... Die voorraad wordt nog telkens aangevuld. AL WIE in Nederland Rubens bewondert en liefheeft, zodanig dat hi.i gepoogd heeft hem aan anderen te openbaren, zal waarschijnlijk al spoedig moeite heb ben gekregen om te geloven dat aan dat onbegrip iets te verhelpen valt. Wat hij ook zegt om de bekering een kans te ge ven het schijnt alleen te bewerken dat ook' hijzelf het odium der smakeloosheid deelachtig wordt en het medelijden waar mee men zo gemakkelijk en vrijmoedig de "vidente belachelijkheid tooit. Maar Rubens blijft de Hollander levens vreemd. De zin voor werkelijkheid van die Vlaming is vrij van de schroom en de nei ging tot analyseren en tot metaphvsische bespiegeling over tijd en eeuwigheid, die de Hollandse werkelijkheidszin beurte lings zo verpuurd en verstild, zo detaillis tisch en diepzinnig heeft gemaakt. Maar zijn zin voor werkelijkheid is nochtans Rubens' grootste kracht geweest, de gave waardoor hij en hij alleen in staat was, in zijn werk het conflict tussen antie ken en middeleeuwen te verzoenen iets waf de Italiaanse renaissance nooit gelukt is de antithese tussen statische repre sentatie (het „teken") en hartstochtelijk bewogen dramatiek, tussen pose en natuur, ■tussen plastiek en picturaliteit, (door de Venetianen nog ten gunste van het laatste beslecht), geheel en al overwinnen. HU bracht dit tot stand door zijn men- selgkc gestalten te scheppen als elemen taire uitdrukkingsvormen van de natuur, integrerende verschoningen die land- schappen en atmosfeer oproepen gelijk bomen, wind en water, lucht en licht tegelijkertijd en op dezelfde wijze. F eest der zinnen OM DIT ALLES te bereiken, moest hij 'zich beslist distancicren van dc ab stracte in waarheid levensvreemde concepties van het humanistisch klassi- sisme, dat Hollandse en Vlaamse rena s sancisten gelijkelijk zo mamerlij gelegd wijsgerig bedreven hebben. Maar daarvoor was tevens nodig, dat mj het feest der zinnen vierde, al de ogenlus en als het ware al de klank en de aanslag, geheel de muziek der materie, de dans en de drang van alle beweging, van alle waaien en stromen lijfelijk onderging, vrij maakte en teruggaf. Er is dan ook geen schilder wiens werk zo onstuitbaar, zo ongekweld, vreugdig .-n juichend aandoet. De vreugde is er ele mentair in en mateloos. Alles is mateloos i-1 Rubens. Het is de mateloosheid van de natuur zelf waarmee zijn gestalten en zijn rhythmen zich uitbreiden en tot de natuur ingaan, waarmee zij zich tot elkander neigen in de gemeenschap der liefde, el kander hun eigen drang en beweging meedelen, elkaar verlengen en uitbreiden, zich met elkander verstrengelen. HET is daarom dat Rubens' schilder kunst een waarachtig Katholieke kunst genoemd mag worden. Zij is in de kunst de schoonste en diePz'°"1f.s representante van de contra-reformatie. Maar het wordt tijd dat ik u in kennis breng met. de aanleiding tot deze lange apologie. Zij is te vinden in 'net Boymans- museum te Rotterdam, en wel in een niet te volprijzen tentoonstelling van meer dan honderd olie verf schetsen en modello's van Rubens. Olieverf schetsen Gelijk men weet, werd de als weini gen gevierde meester die bovendien nog staatsman en diplomaat was bij voortduring zodanig bedolven onder de opdrachten, dat onmogelijk lijd kon vinden ze alle eigenhandig te vervullen en de hulp van zijn talloze leerlingen gebruikte om ze klaar te krijgen. Hij maakte dan kleine ontwerpen, olieverf- schetsen in „grisaille" of direct in kleur, welke zijn helpers met behulp vdn een ruiten-schema vergroot op het definitieve paneel overbrachten en SERNé levert vrijwel alle costuums voor de Nederlandse Comedie (o.a. voor de Gijsbreght brengt dat heel wat werk met zich mede!) daartoe beschikt het bedrijf sinds enige tijd ook over een eigen atelier in de Amsterdam se Stadsschouwburg. Voorts betrekken Rotterdams. Toneel, de Haagsche Comedie de Toneelvereniging, de toneelgroep Theater te Arnhem en Ruys' Vrije To neel geregeld costuums van dit huis. Uiteraard moet men voor de meeste stuk ken nieuwe costuums maken, omdat de costuumontwerpers van de gezelschap pen nu eenmaal dikwijls iets creëren, dat niet in voorraad is. Welnu, dan wor den ze gemaakt tenzij de ontwerpen zó exotisch zijn, dat Serné later die genomen. Ook onder de grote voltooi de Rubens-schilderijen is er menig dat geheel eigenhandig door hem zelf ge maakt is. Soms was ter verkrijging van het con tract met de opdrachtgever nodig, dat de schilder een vollediger ontwerp kon laten zien, een min of meer doorwerkt model". Zo zijn er onder de geëxposeerde stukken ook een aantal van deze modello's, vrijwel volledige schilderijen dus van klein for maat, die het overzicht over het ontstaan van zijn oeuvre en over zijn werkwijze aangenaam volledig maken, buitengewoon leerzaam en des te boeiender. Terwijl links Mar ie Antoinette wordt uitgedost, geeft de heer doorwerkten, waarna Rubens er ge- j Serné jr de finishing touch aan de woonlijk zelf de laatste hand aan legde, j gjtr u st in z van een toneel-leeuw. Ecu Hier maq wel bij aangetekend worden v dat deze gang van zaken toch veel min- l "^1 d<' Plainer van beder- der, regel was dan nieestdl wordt aan-1 lands grootste •ioneelcostuuin-arseiuiuL m De eenheid van het Evangelie MET EhKELE jonge mensen had ik een gesprek over dc mogelijkheid of onmogelijkheid van het lezen en bestuderen van het Evangelie. Het is opvallend, hoe men van de noodzaak van kennis neming van het Evangelie overtuigd kan zijn, zonder- dat men in de praktijk hieraan toekomt. Voor velen is en blijft het Evangelie een vreemd, bock en een acsloten hoek. Men luistert ivel graag eens naar een of andere passage; men hoort wel graag eens een of ander fragment uitleggen en verklaren; maar zélf -al men het Boek der Boeken zelden of nooit ter hand nemen. Men durft niet, men vindt het te onge woon of men zegt: ik. kan cr toch met uithalen wat crTzit. Vooral dit laats te»™™** UeTuZetTen men vermoedt, dat men hier te rijkdom waarachtig rijk boek, maw men vermag w^gkdov^ ervan niet te ontdekken en men worai bewust van eigen geestelijke armoede. Wanneer men het Evangelie, begint 'c'ezen, be^ merkt men zeer goed, hoe klem en aan eigen menselijke woord is om werkelijkh d te duiden, die van God komen en die alle meni lijke bedenking volkomen overtreffen. H'et gelie spreekt tegelijkertijd, b.v. omtrent de Lu ristie. duidelijke taal en onbegrijpelijke taal. delijk blgft de allereerste bedoeling van hetgeen Christus wil openbaren: Zijn vlees voor het leven der wereld. Hoe Hij dit zal doen en wat van deze bijna roekeloze daad de heilige motieven en de uiterste consequenties zullen zijn blijft echter voor de lezer van alle tijden grotendeels onbegrijpelijk. In de eigenlijke kern van het mysterie kan hij niet binnendringen. Heeft het dan nog zin zich met. het mysterie bezig te houden? Ja. Want met de hand op het Evangelie wijst de voortlevende Christus in Zijn Kerk ons zonder aarzelen de kern van dit mysterie aan en zij zegt voor allen, die het willen horen: dit geheim is het peheim van Jesus' lijden en dood, dat wij t.e verkon digen hebben nü en altijd, totdat Hy komt! IN HET GEHEEL van het Evangelie is hét his torische feit van Jesus' eenzaam sterven, met ziin bittere tragiek en in z«n hartverscheurende ongerechtigheid ten volle de aandacht waard. Het krijgt echter eerst zijn volledige betekenis, wanneer W dit sterven met alles wat er onmiddelhjk aan voorafging en alles wat er onmiddellijk op o gde, gaan zien als een stuk historie, dat door God zelf in een wonder van almacht, wijsheid en en boven de geschiedenis werd opgetild, opaat ïeaei- een in elke tijd tot op de laatste dagen ermee in contact zou kunnen komen. Voor deze werkelijkheid plaatst ons de beschrij ving van het laatste Avondmaal in de Evangeliën. Daar wordt al over „gedachtenis" gesproken, ter wijl het feit, dat herdacht, wordt, nog plaats moet. vinden. De geschiedkundige volgorde der dingen heeft iiier geen enkele betékenis meer voor de God, Die zelf geen geschiedenis kent, voor de Eeuwige, Die voor Zichzelf van geen tijdsindeling weet. „Doet dit tot gedachtenis aan Mij" en wat is dit anders dan het concrete en bloedige gebeuren met het lichaam, dat wordt overgeleverd en het bloed dat wordt vergoten? Daar gaat het om, want de slacht offering van de mens Jesus Christus is het centrale feit van heel het christendom en daardoor van heel de wereldgeschiedenis Zonder dit feit zou er geen christendom bestaan en zou de wereldgeschiedenis in volstrekte zinloosheid neerstorten in duistere leegte. Alles wat gezegd en geschreven werd over lichaam en bloed, over brood en wijn, over Sacra ment en Offer, over het brood des levens en over het eten en drinken van spijs ep drank ten eeuwigen leven: het cirkelt allemaal rond deze éne door God zelf tijdeloos en onvergankelijk gemaakte gebeur tenis van het Kruis op de Calvarieberg. Men kan met name het zesde hoofdstuk van Johan nes niet lezen en zich dan afvragen: waarom wil Hi ons (lit te eten en te drinken geven? zonder daarbij te denken aan hetgeen niet Zijn vlees en Zijn bloed gaat geschieden in het uur van Golgotha. Men kan het Evangelie van Christus evenmin als Zijn leven in stukken verdelen. Het Sacrament des Altaars en alles wat Christus erover zegt in dat zesde hoofdstuk van het Johanncs-Evangelie of in de beschrijving van het Avondmaal wordt pas zinvol en krijgt onpcilbari en onuitputtelijke diepte, wanneer we het gaan zier in zijn verband met de levenwekkende dood van d< Heer. Zonder deze dood zijn alle Sacramenten ijde en niets dan vruchteloze en niet ter zake dlenendi uiterlijkheid. ECHTER: Jesus is gestorven; en juist omdat Hi; gestorven is in koninklijke vrijheid tot vergiffe nis der zonden en tot heiliging en omdat Hij het was, die stierf en omdat Hij stierf eens en voor altijd en voor alle mensen en omdat God wilde, dat dit niet voorbij zou gaan doch voortgezet en vastge houden zou worden in levende en werkelijke gedach tenis: daarom en daarom alléén is het Altaarsacra ment vruchtbare realiteit, actueel wezenlijk christen dom en geheim van diepe, verlossende en geheim zinnige innerlijkheid. „Het is de geest die leven brengt", zegt Christus, „het vlees brengt niets daartoe bij: de woorden die ik tot U sprak zijn geest en leven". Het gaat hier dus niet ont een symbool of een uiterlijke plechtigheid, die men aardig kan vinden of naast zich neer kan leggen; het. gaat hier om geest en leven; om het leven, dat door Jesus geofferd werd; en om de geest, waarmee en waarin Hij dit. offer bracht. In welke geest heeft Hij het gedaan? De mens Jesus is niet voor niets gestorven. Zijn sterven^was Indianenj achttiende.eeuwse hovelingen costuums nooit meer zou kunnen gebrui ken, in welk geval de gezelschappen zulke costuums zelf (laten) vervaardigen, of.... de ontwerper zijn creatie wat verandert. UIT het amateurtoneel is het bedrijf ouistaan. De grootmoeder van de tegenwoordige eigenaar was name lijk-toneeiamatrice. Zoals in die tijd bij het amateurtoneel gebruikelijk was, maakte ze alle costuums, die ze moest dragen, zelf. Op een gegeven ogenblik, i in 1866, kwam ze op de gedachte, die de basis 'legde voor dit bedrijf: ze besloot, ook costuums te gaan maken voor andere I amateur-toneelspelers en haar eigen costuums na gebruik aan anderen le gaan I verhuren. Dat maakte opgang: hele ver- enigingen telde zij weldra onder haar i klanten; van alle kanten stroomden de j mensen die een toneelcostuum nodig hadden naar dc Groenburgwal 56, waar Iwee kamers en een zolder voor het be- I drijf werden ingericht. Haar man, meubelmaker van beroep, fabriceerde nu en dan ook toneelrequi- sieten, maar die tak van de zaak heeft men later gekapt. Allengs breidde de kring van relaties en daarmee de voorraad costuums zich uit. Haar zoon zette later het bedrijf voort; diens zoon, de tegenwoordige eigenaar Bart Serné nam op zijn beurt de zaak over en ook Barts zoon, Arend, is rut in het bedrijf opgenomen. Lang zamerhand kwam men in het oude, hoge pand ruimte te kort. Zo werd in 1923 één etage aan de overkant gehuurd. Nu zijn alle zeven de etages ook daar in ge bruik en wéér worstelt men met ruimte gebrek Het verhuren van costuums, waarbij het uiteraard dikwijls aankomt op histo- rische of folkloristische juistheid, ver- eist een groot cultuurhistorisch inzicht. Bart Serné heeft destijds colleges in kunstgeschiedenis gevolgd en ook Arend h studeert nu kunstgeschiedenis aan de Amsterdamse Universiteit. Daardoor f kunnen ze hun huurders dikwijls waar- devotie adviezen geven. EEN kijkje in de ateliers en berg ruimten geeft een indruk van de enorme verscheidenheid van cos tuums, van de Romeinse tijd af tot 1900 toe. De laatste mode is hier natuurlijk niet in tel, maar er zijn wel costuums, die van alle tijden zijn: die van Sint Nicolaas, waarvan men er zelfs vijftig in voorraad heeft! Behalve wat Sinterklaas betreft zoekt de firma het overigens niet zozeer in series als in grote verscheiden heid. We noemden de costuums van Marie- Antoinette al (in verschillende maten), zo zijn er costuums uit allerlei tijden en van allerlei volken. Spanjaarden hangen er naast oude Romeinen, Chinezen naast enkele keer een klein rolletje zeg gen. Voordien was hij in Belgie werkzaam geweest, maar niet op het gebied van de schone kunsten. Toen de eerste oorlog uitbrak, moest hij weg, want hij was verbonden aan een Amerikaans huis. De eerste stukken waarin Elsen sohn meewerkte, werden voor de mi litairen opgevoerd. Daarna ging hij naar het Rozentheater. In zijn jeugd bezat Amsterdam elf theaters, zodat de tonelisten aan schouwburgruimte geen gebrek had den. Maar toen hij inspiciënt werd bij Inte Osman kreeg Elsensohn zijn eerste contact met het volkstoneel, dat hij in zijn leven eigenlijk altijd trouw is gebleven. Nadat Osman op gehouden was. kwam Cor Hermus als regisseur in het Rozentheater. In 1920 speelde Elsensohn een rol in het bekende stuk van Herman Bouber „De Jantjes". Hij viel in voor een zieke en mocht veertien dagen de rol spelen. Dat was de aanvanke lijke opzet, maar Elsensohn is die rol blijven spelen. Zijn eerste grote rol kreeg hij in een ander stuk van Bou ber, n.l. in „Tussen tafel en bed", be ter bekend als „Oranje Hein". Het was een komische rol van een schoenmaker, die het goed deed. En daarna ging Elsensohn van het ene gezelschap naar het andere. Hij zwierf veel, leerde veel, trad op in bioscopen en in De Karseboom. WANNEER schreef U uw eerste tekst? „In 1925 met „Duif en doffer", dat een groot succes had. Dit was het eerste stuk dat vermeld werd onder de rubriek Kunst en Letteren. Alle stukken werden n.l. in die tijd ver slagen in de rubriek „Tussen 8 en 12" of „Uitgaan", behalve de stukken in de Stadsschouburg en Het Paleis voor Volksvlijt". „Duif en doffer'' is honderd keer gegaan. Met Aaf en Herman Bouber, Maurits de Vries, Annie Verhulst en Jo Fischer heeft Elsensohn met zijn stuk door de provincie gereisd. In 1926 schreef hij „Het huishouden van Jan Steen". Dit stuk ging ook hon derd keer. „En de revue?" „Na 1927 schreef ik mijn eerste re vue: „Van eigen bodem" met Louis Davids. Daarna weer een revue „Al lemaal Jan Klaassen". Intussen bleef Elsensohn toneel spelen. Hij „stond" in het vervolg op De Jantjes en in Querido's „De Jor- daan", in Bouber's „De vreemde eend" en „Zeemansvrouwen". In 1930 werd hij door Cor van der Lugt Melsert geëngageerd. „Hij heeft me de kans gegeven in de Kunst met een grote K. Ik ben vijf jaar bij hem gebleven in Den Haag". Intussen speelde hij ook Thomasvaer in Rot terdam. Een van zijn grote rollen was de titelrol in „Rembrandt". „Maar ik wou weer gaan zwerven en daarom ben ik weggegaan". een sterven voor de zonde, in geest van boetvaardigheid en niet een absolute wil tot herstel Er moesten nieuwe mogelijkheden komen. Er moest een weg worden aangelegd uit de wildernis der men selijke zondigheid naar de bloeiende toppen en pla teau's der christelijke heiligheid. Daarvoor is Hij ge komen en daarvoor is Hij ook gestorvenopdat wij het leven zouden hebben en het in overvloed zouden bezitten Een heiligmakende Geest was aanwezig in Zijn leven, Zijn sterven en Zijn opstanding voor ons. 's Avonds vóór Zijn lijden zegt Hij in gebed tot Zijn Vader- Heilig hen in de waarheid; Uw woord is waarheid Ik" heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij in waarheid geheiligd mogen zijn" (Jo. 17—20), Hei liging: dat betekent, dat het Jesus alleen maar hierom ging dat wij betere mensen zouden zjjn, met meer vrijheid, niet dieper geluk en levend uit een ruimer en edelmoediger liefde. DIT ITEILIGINGSWERK kerfde wonden in Zijn ziel en in Zjin lichaam: het kostte Hem Zijn leven. En het Offer, dat Hij bracht voor allen, zou ook voor allen onmiddellijke actualiteit en nabije ge dachtenis moeten kunnen zijn, tot op de laatste dag. Daarom: zo dikwijls wij van het brood eten en van de kelk drinken, verkondigen wij de dood des Heren, iotdat Hij komt. Intenser nog en meer rechtstreeks dan welk ander Sacrament brengt de Eucharistie ons in levend contact met dit vruchtbare sterven en daar door ook met alle verlossing, bevrijding, herstel en heiliging, die er het gevolg van zijn. Daarom spreekt het Evangelie de onverbiddelijke woorden: „Wie Mijn vlees niet eet en Mijn bloed niet drinkt, heeft het even niet in zich!" Het Evangelie groepeert ons •ondom het Kruis. Alleen daar kan het worden ver staan. S. JELSMA, M.S.C. naast middeleeuwse krijgslieden. Alle costuums zijn van goede, sterke stoffen ji gemaakt, want ze moeten lang mee. Dat gaan ze ook voor zover de motten, f waartegen met kamfer, kloppen en luch- ten een onafgebroken strijd wordt ge voerd, 't niet al te bont maken. Die mot ten hebben in elk geval geen kans in de harnassen, de degens, de helmen, de mus ketten, de lansen e. d.„ die óók tot de uitrusting der Serné's behoren. Wjj vroegen, wat de grootste opdrach ten van dc firma zijn geweest. Kwamen die van CarcI Briels, de specialist in het massale? Dat bleek niet het geval: Serné heeft wel voor de Rijn in de R.A.I. een 200 costuums geleverd, maar dat aantal werd vorig jaar ver overtroffen door de Staatsmanen, die voor een optocht 1200 costuums nodig hadden. Daarmee zelfs was echter het record van 1938 niet overtroffen: toen deed men voor een his torische optocht ter gelegenheid van het regeringsjubileum van Koningin Wilhel- mina een beroep op Serné en werden 1300 deelnemers aan die optocht aan hun historische costuums geholpen. En nu moet u niet denken, dat zulke costuums op goed geluk worden gezonden: niet slechts voor dc toneelgezelschappen, maar ook voor zulke optochten van de Staatsmijnen e. d. wordt alles voor elke deelnemer precies op maat gemaakt! Ko. MAAR U hebt niet alleen toneel gespeeld en geschreven, maar ook gefilmd" en dan vertelt Elsensohn ons dat hij voor 1930 in drie stomme films heeft gespeeld, n.l. „De Jantjes". „Oranje Hein" en „Bleke Bet", die door Binger werden gemaakt. Na 1935 speelde hij in de sprekende films „De Sutkerfreule", „Oranje Hein", „Bleke Bet", „Een dag in Mei" en „Kermisklanten". „Hoe vond U dat?" „Laten we daar maar over zwijgen, maar ik verdiende ermee." In 1931 schreef Elsensohn dc eer ste revue voor Bouwmeester, dat hij tien jaar lang volhield. Samen met Ficn de la Mar en Jan van Ees speel de h(j cabaret in „De Blokkedoos". In 1937—'38 maakte hij een tournee door Ned. Oost-Indië en hij werd in 1939 geëngageerd door Cor van der Lugt Melsert, die toen het beheer had over de Stadsschouwburg te Am sterdam. Daar speelde hij in de grote toneelwerken als „Peer Gynt", „Dul cinea" van Baty, „Spoken" van Ibsen, de titelrol in „De Burgeredelman" en Diderik van Haarlem in De Gijs breght van Aemstel, verder Jonker Tobias in „Driekoningenavond", de nachtwaker in „Veel leven om niets" en de doodgraver in „De Spaanse Brabander". Na de oorlog speelde Elsensohn bij Kaart, bij het ATG, maar werd door de commissie weggecoördineerd, om dat men voor hem geen plaats had. Twee jaar lang speelde hij weer in zelfgeschreven revues bij Bouwmees- ster en ging op tournee met „Schip per naast God". In 1948 kwam Elsensohn bij Het Volkstoneel, daarna bij Wim Kan en de Ned. Comedie. In het seizoen 1951 —'52 speelde hij de rol van de vader in het jubileumstuk van Rika Hop per „De Ander". Dit seizoen is hij verbonden aan De Toneelvereniging. Een gevarieerd leven. Tussen de bedrijven door verzorgde hij nog een radiorubriek, maar met een zekere bitterheid merkte Elsensohn op, dat hij nooit vaste voet heeft kunnen krijgen op het grote toneel. „Het is in de kunst de kunst om dankbare rollen te houden en on dankbare weg te geven". „Wat doet U het liefst?" „Ik heb geen voorkeur. Ik zou wel weer willen gaan schrijven, maar heb er de tijd niet voor". En dan filoso feert hij verder. „Er is nog nooit een acteur gestorven, van wie men heeft gezegd dat hij een genie was, maar het nooit heeft kunnen opmerken Het repertoire maakt onze kunst. Wij huppelen er achteraan. Toneelspelen is als het maken van een pak. Is de stof goed, maar de kleermaker slecht, dan wordt het een slecht pak. Is de stof slecht maar de kleermaker goed, dan blijft het pak toch slecht". „Hoe stonden uw ouders tegenover uw roeping?" „Mijn vader was brandweerman, die veel thuis over toneel praatte. Hij had o.m. Sarah Bernhardt ge zien. Maar toen ik hem vertelde dat ik aan het toneel wilde, wou hij er niets van weten. De kunst was te mooi dan dat ik ze zou kunnen be oefenen. Hij is dan ook nooit naar me komen kijken". Elsensohn heeft zware tijden ge kend. Bij Bouber kwam het voor dat er wekenlang geen gages werden uit gekeerd. In 1928 ging Elsensohn de leden van de Kunstcommissie in de gemeenteraad langs voor een subsi die. Hij kreeg die, omdat een Vondel herdenking niet doorging. En nu ziet hij weer verder wat er met hem zal gebeuren. De harde realiteit die toch in de wereld van de verbeelding heerst, heeft hem niet klein kunnen krijgen. Elsensohn blijft een groot karakterspeler. Hij houdt van het to neel en hij hoopt dat nog eens voor hem op zijn hoge leeftijd de zon zal gaan schijnen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 5