'':'x; 1 Christendom en cafetaria s OVER DE GRENZEN Jongeren lezen de Blijde Boodschap „MIJN HOND EN IK" 0 B JOB 'j^mÊSÊÊSÊÊ De zin van R.K. dans avondjes Ons Jongerenprogram f ZATERDAG 9 JANUARI 1954 PAGINA 7 t% 4„f llll |l Een bruggenhoofd Als de aap uit de mouw komt Groepen uitgeschakeld HET HUWELIJK EN HET KIND Fundamentele vergissing Paard van Troje Nog gekker .«v c~ F f> §m GODS INITIATIEVEN KF*.S, Mozes, de krachtfiguur uit liet Oude Verbond in uie Gods initiatief zo duidelijk aan de dag trad, naar een beeld van Michel Angela. On de kentering der tijden geboren, in onze ogen nog de ondergangen „Up de tenter jj. geplooid ten nieuwen van oude werelden, cue veroieiveu, 11 or groet", zo beschreef reeds lang geleden de bekende dichteres Henriette Koland Holst deze tijd en dit geslacht. We hebben het allen meegemaakt deze ondergang van de oude wereld, onder het geluid van de sirenes, onder liet gieren van vliegtuigen en hommen, onder het geloei van vlam men, die gehele steden opteerden. En met koortsachtige haast zijn we na de oorlog begonnen op de puinhopen van onze verwoeste steden en dorpen nieuwe huizen op te trekken en Nederland een nieuw aanschijn tc geven. .Vernieuwing" is nu <le roep van deze tijd en wel op elk gebied, zowel economisch als'sociaal; ja zelfs op godsdienstig terrein verlangen wc aan- nassin" en vernieuwing. Enorme acties worden hiervoor ontplooid. Men zou bijna zeggen, dat vele ijverige en apostolische christenen menen, dat de nieuwe en vernieuwde christenheid van hun werken en liun zwoegen op de eerste plaats afhankelijk is. ste aankondiging van de Messias, die het aanschijn der aarde zou vernieuwen. Dan begint een merkwaardige episode in de mensengeschiedenis: God bereidt de mens voor op dit nieuwe begin. Ik zeg met nadruk: God bereidt de mens voor. Telkens grijpt Hij in. Hij is het, die Abraham uitkiest, die het Joodse volk schept, dat Z ij n volk zou zijn. Natuur lijk sprak het vanzelf, dat dit volk ook zelf graag een duit in het zakje wilde doen. Vandaar die voortdurende moeilijkheden met God, dat voortduren de verval, zodat God telkens moest ingrijpen en weer een nieuw begin maken. Dan pas zou het Godsrijk aan wezig zijn, als Gods wil de wet van ons leven zóu zijn; zijn initiatief ons ini tiatief. De tijden gaan voorbij en de vervulling van de belofte is nabij. Weer gaat het initiatief uit van God bij dit volstrekte nieuwe begin, dat Christus is; de Heer, die de geschiedenis maakt, treedt zelf de geschiedenis binnen, om als het ware hier een bruggenhoofd te vestigen, vanwaaruit Hij opereren kan. De laatste phase van de mensengeschiedenis begint, dc tijd, die verloopt tussen de eerste en tweede komst van Christus, de tijd. waarin wij nu leven, de eindtijd, de tijd van de Kerk, de tijd, die beheerst wordt door Christus. Van nu af kan vernieu wing slechts van Christus uitgaan; ver val en vernietiging van ons zelf. Steeds blijft het gelden „Het hangt niet af van degene, die wil of zijn krachten inspant." Telkens grijpt Christus in en maakt alles nieuw- Ieder mensenleven, dat ver nieuwd wil worden, kan dit slechts door Hem. Steeds neemt Hij het initiatief. Bij het toedienen en ontvangen van dc Sacramenten, die vaak ook aan de mens een volstrekt nieuw begin geven, is Hij het, die werkt. Bii iedere preek, die wij horen, is Hij het, die spreekt. Zijn voor komende genade zet ons telkens op weg en zelfs onze medewerking staat nog ge heel onder Zijn greep. Een ding doen wc werkelijk zelf en daar kunnen we trots op zijn, dat is de zonde. Zo gaat ons leven verder, zo gaat de mensengeschiedenis verder met haar ups en downs, met haar vernieuwing en ver- val, naarmate we het initiatief aan God overlaten en of aan ons zelf. We leven in een belangrijke tijd: de toekomst hangt af van dit geslacht. Vernieuwing is alom de roep, maar vergeet het niet: zij hangt op fie eerste plaats van de vrije en sou- vereine God af, de Heer van leven en dood, de Meester der geschiedenis. Laat Hem op de eerste plaats werken voor de vernieuwing. Wij moeten onder Zijn greep staan. Zo gaan de tijden verder en eens, zo weten wij, zal de vernieuwing volstrekt zijn, als de souvereine God voor de laatste keer in de geschiedenis ingrijpt, op het ogenblik, dat Hij wil en Hij een nieuwe hemel en aarde zal scheppen. ri. r>. -f» hebben. Dat neemt een jongere niet. DE vorige keer eindigden we niet liet verzoek nog eens iets te Zeg een jongere maar gerust niet mogen zeggen over christendom en cafetaria s en dit verzoek zoals wij het nu hier doen s.v.p^. is ingewilligd. We mogen. Laten we eerst even verduidelijken wat we met die aanduiding bedoelen, want naar alle waarschijnlijkheid dat je namens Christus komt. Dan weet-ie tenminste wat voor vlees hij in de kuip heeft. is dat nu niet zo bepaald glashelder. Er is een jongerenvraagstuk en er zijn mensen die daar iets aan willen doen. Daar kunnen we niets tegenin brengen. We hebben al eens gezegd, dat het ten slotte heter is iets te doen en fouten te maken, dan niets te doen en dus een veel grotere fout te maken. Waarmee we het fouten maken niet willen verheffen, fout blijft verkeerd. en als ze in dat roomse verband zit ten en we zitten maar al maar rooms-verband-te-zitten, wat doen we dan eigenlijk? Hierin kan ik wer kelijk niets zien. Dat het een middel is om gemengde huwelijken te voor komen kan wellicht wel aangetoond worden met kaartsystemen en cijfers, maar hier ligt het probleem heel wat dieper. R.K. aan R.K. koppelen is wel iets, maar echt niet alles. Beter iets dan niets, zegt U? Wij willen alles! Stoer hè? Er zjjn ook andere mensen die dit alles opzetten met een ander doel in hun achterhoofd. Ze beginnen wel met dansavonden en allerlei „leuke" dingen, maar daar gaat het niet om. Het gaat hun om het geloof. Dat we voor hen meer waardering kunnen hebben is duidelijk, alhoewel we dat „aparte" geloof wel vreemd vinden. Men ziet het dansen etc. als aankno pingspunt. Als dat aanknopingspunt er is kunnen we twee kanten op: de klok terugzetten en zeggen, dat de jonge mensen, die nu zo trouw op de dansavonden komen nu voortaan ook weer moeten deelnemen aan de maandelijkse algemene Heilige Com munie in de parochie, weer naar de congregaties moeten komen, etc. Dat dit niet lukt kunnen anderen U beter vertellen. Ik vind het zo iets als mijn opoe, die hups ronddartelt om toch maar te laten zien wat een jong hart ze wel heeft. Mag ik even lachen of vindt U het niet aardig. Neen, als je A zegt moet je ook B zeggen, d.w.z. als jè „modern" gaat doen dan moet je dat moderne ook consequent door zetten en niet halverwege weer je oude pak aanschieten. Dan lachen we heus erg oneerbiedig. Ga je door in die „moderne" wat een gek woord eigenlijk rich ting dan zit er nog iets dwars. De mensen voelen zich „genomen". Ze meenden dat je van dansen hield en van film en van reizen en trekken, maar nu komt de aap uit de mouw: je wilt ze alleen maar naar de kerk De volgende gedachtengang blijkt soms gevolgd te worden. Voor godsdienst „en zo" voelen jonge mensen niets. Daar moet je niet mee aankomen. Als je jonge mensen wilt trekken dan moet je ze ker met iets anders beginnen, met iets waar ze wat voor voelen. Dans scholen lijden geen gebrek, biosco pen kunnen er wel van komen, voet balclubs zijn nu niet zo van alle men sen verlaten, etc. Welnu, wij gaan dan hetzelfde doen, maar rooms-katholiek en er verschijnen allerlei verenigingen die het vermaak gaan bieden waar jonge mensen blijkbaar en uitsluitend iets voor voelen. We zetten er R.K. voor en halen er een geestelijk adviseur bij en de zaak is rond. Ik vraag me af wat het nut hier van is. Moet ik als ambtenaar, als kruidenier, als handelaar in gedistil leerd dansavonden gaan organiseren of ligt dat op het terrein van de R.K. dansleraren? Moet ik filmavonden gaan organiseren of ligt dat op het terrein van de katholiek die in de filmbranche werkt etc. Men kan zeggen; ja, maar met die beroepskerstening is het nog zo ver niet en dus.Neen, dan wordt het tijd dat er meer gedaan wordt aan de beroepskerstening, maar als ieder een er een vak bij gaat nemen ter- wille van het apostolaat dan wordt het een beetje gekke situatie. Wat hebben we er overigens mee voor? Soms schijnt het dat de per sonen die als organisatoren optreden er nu helemaal niets bijzonders mee voor hebben. Alleen zo maar. Een heleboel mensen, ieder lid brengt een nieuw lid aan en dan hebben we er 200 en dan weer opnieuw een „actie" en dan zijn het er 400. Zo'n vaart loopt het nu wel niet, maar waarom? Om „ze bij elkaar te heb ben", „om ze in Rooms verband te hebben"? Maar al6 ze bij elkaar zijn Bovendien is er nog iets gebeurd. Als je een dergelijke jeugdclub op richt met dansen dus en zo dan schakel je al dadelijk een grote groep uit en wel die mensen die „rijp" zijn, die zitten te wachten op het eerste woord om onmiddellijk te antwoor den, die zitten te wachten op een uit gestoken vinger om de hele hand da delijk te grijpen. Er zijn talloze men sen, waarin zoals wij dat zeggen „niets leeft", maar waarin dan toch i'n ieder geval de roepstem van Christus nadrukkelijk klinkt. Dat zijn er geen tien, maar duizenden, die niet weten wat ze nu precies willen, die niet weten in welke richting, maar die het is vaag toch wel iets willen. Die hele groep is teleur gesteld als we met dansen beginnen, want daar zitten ze nu net niet op te wachten, daar hebben ze wellicht al een kater van, die voor een tien tje vis heeft opgegeten. Een tweede groep, die we spre ken nu uit ervaring! we uitscha kelen is de groep van hen, die van de Kerk vervreemd zijn, die niet tot een Kerk hebben behoord. Dacht U dat al die we spreken nu even naar de mens verdwaalden, al die zoekenden, die we spreken we derom naar de mens „buiten staan" zullen zeggen: hè ja, zeg, daar zat ik nu op te wachten Een fijne dansavond in het parochiehuis voor 25 cent. Nu heb ik het, nu zie ik het. Ook hen lopen we voorbij en wat krijgen we dus: de wat je zou kun nen noemen goedwillenden zonder meer. Hebben nooit iets verkeerds gedaan en zullen nooit iets verkeerds doen. Het zijn nu typisch juist die mensen, die onze zorg op de laat ste plaats nodig hebben. Je kan er niets kwaads van zeggen, maar je moet ook niet vragen: Zeg,"zou jij nu eens niet dit kunnen doen of dat, want dat gaat dan net nooit. Ze hebben hun studie, hun meisje, hun zwemclub. hun naaicursus, hun noem maar op. Er zijn heel wat mogelijk heden hebben we ontdekt. Hoe goed bedoeld ook: het komt me voor, dat deze soort van jeugd beweging met een razende vaart zich te pletter loopt op het stootblok, een soort zelfmoordbrigade. Doch dit bovenstaande is niet meer dan een zeer oppervlakkig en onvol ledig terrein verkennen. Er is meer dat in ons hoofd spookt. Daarover een volgende keer. v. d. H. Vr. Ik zou nog wel eens graag willen terugkomen op het huwelijk in verband met het kind en met name in verband met het aantal kinderen. Heb ik het goed begrepen, dat het eerste doel van het huwelijk als instelling het kind is? Dus daar zou ik uit moeten afleiden, dat een huwelijk dat het meeste aantal kinderen heeft, het meest christelijke huwelijk is. Dit meen ik ook op te maken, uit wat vele katholieken zeggen en denken. Per soonlijk lijkt mij dit niet juist. Zeker, de Schrift zegt: „Groeit aan en vermenigvul digt u". Maar ik zou hier ook willen vragen: wordt hiermede bedoeld: dat de christenen een zo groot mogelijk aanlal kinderen moeten hebben? Het lijkt me wel wat cru. Ik ken zeer en zeer goede gezin nen, waar men slechst weinig kinderen heeft en ik ken andere gezinnen, waar men veel kinderen heeft, maar het gezin is er ook vaak naar. Het is toch een beetje vreemd de norm van iemands katholiciteü af te meten naar het aantal kinderen. Ik meen, dat Christus als norm geeft de naastenliefde. Ant. Deze vraag is zo maar niet ecn- twee-drie op te lossen. Er zitten zoveel haken en ogen aan. En om zo maar par does te zeggen, dat het kinderaantal de norjn is van iemands katholiciteit, lijkt me nogal simplistisch. Van de andere kant is het ook een feit, dat streken, waar liet kinderaantal gering is, waar blijkbaar veel aan geboortebeperking gedaan wordt, juist die streken zijn, waar het geloof kwijnt cn de mensen materialistisch zijn. Ergens zit er een verband tussen. Laten we vast blijven houden, dat het doel van de huwelijksinstelling het kind is. Maar ook geldt: dat de omgang van de gehuw den onder elkaar geen instinctmatige om gang is tussen twee mensen, maar dat ook hier de vrije wil het belangrijkste is. Dat wil zeggen, dat het kinderaantal ge regeld moet worden door het verstand, voorgelicht door het geloof. Dit kan l>ü ieder gezin anders liggen, gezien de feite lijke situatie. Ik ga hier niet verder op in, daar dit een kwestie is, die iedereen met zijn eigen biechtvader moet uitmaken en een algemene uitspraak gemakkelijk tot misverstand leidt. H. B. Of is het niet zo? Of deMri U dat ook riet? Beken het maar eerlijk, in aue geval U doet alsof. Maar dan heeft U het ook heerlijk mis! U moet de volgende woorden van St Paul us niet alleen eens lezen, maar ook overdenken en met Uw daden confron teren: „Het hangt met af van degene, die wil of zijn krachten inspant, maar van de barmhartigheid van God." Als er echt sprake wil zijn van een nieuw be gin, van echte vernieuwing dus niet van zo'n beetje gepruts en aanpassing dan moet het van God uitgaan: „Zie Ik maak alles nieuw" zegt God in het Boek der Openbaring. Zo is het altijd geweest. Steeds was het God, die ingreep, vrij en souverein, in de mensengeschiedenis. Van Hem en van Hem alleen kunnen wij waarachtig zeggen, dat Hij geschiedenis a Telkens zien we een nieuw be gin in de godsdienstgeschiedenis en wel van Hem uit. Wat zitten wij daaraan steeds maai' actief te prutsen, alsof wij werkelijk zelf maar èèn ding volstrekt nieuw zouden kunnen maken! In den beginne was het Gods woord, dat uitgesproken werd boven de leegte van het niet zijn, vrij en door niemand gedwongen en zie: opeens was alles ér: de hemel en de aarde en al wat leeft en wat zou bhjven leven vanuit dit begin. Hoe vreemd moet het eerste verschij nen van de mens geweest zijn. zijn vóórgeschiedenis? We weten h niet, we kunnen slechts gissen. Ma evolutie of niet, èèn ding behoeven we niet te gissen: het ging van God uit, die de mens schiep naar Zijn Beeld en Ge lijkenis, vol menselijke heerlijkheid en goddelijke pracht. Maar God had als het ware met de schep ping van de merts, het paard van .Troje in de schepping binnengehaald- Wij dachten ook iets te kunnen doen, God een beetje te kunnen imiteren cn zo als God te zijn. De eerste mens gaf even een nummertje weg van zijn kunnen. Hij zondigde. Een pracht resultaat! Maar dit was allesbehalve „vernieuwing". Of kun nen we alleen maar actièf zijn in de ver nietiging, met name in de zonde? God greep weer in en richtte de mens in zijn verval weer op de toekomst door de belofte van een nieuw begin, de eer- In dagbladen en tijdschriften wij zen talrijke artikelen op de „afwe zigheid" van de Kerk in de moderne wereld. Maar tegelijkertijd moeten we vaststellen, dat er minstens even veel aandacht wordt besteed aan de Kerk. Zij is nu misschien meer dan ooit „steen des aanstoots" en voor werp van discussie. Men schrijft over de Kerk en het communisme; over de verhouding tussen Kerk en Staat; over de Kerk en de politiek. In Frankrijk is de aandacht, gericht op de nieuwe apos tolische experimenten; in Spanje is het nieuwe concordaat met 't Vati- caan aan de orde; in Amerika is er de schoolstrijd, die telkens weer op nieuw oplaait; achter het IJzeren Gordijn vraagt telkens weer de on verzoenlijke tegenstelling tussen de Kerk en het marxisme de aandacht. De deelnemers aan de „Semaine des intellectuels cathoiiques", on langs in Frankrijk gehouden, con stateerden, dat een nieuw atheïsme, nieuw minstens in zijn verschij ningsvorm, zich momenteel aan diende. Maar zij stelden daarnaast vast dat er een krachtige godsdien stige opleving viel op te merken. Een van de sprekers dr Friedrich Heer, een Oostenrijks katholiek schrijver van naam, vroeg om een „open katholicisme" een apos tolische mentaliteit, die over de grenzen durft te zien. Zo schreef de redactie van „l'Actualité religieuse dans le monde" in haar laatste afle veringen. Zover mogelijk willen we trach ten dit uitstekende orgaan in haar bevindingen en documentaties te volgen. In de voortrelfelijke reeks „Prisma- boeken" van het Spectrum is een boekje verschenen, dat een moderne versie geeft van het Boek Job. Joseph Roth, de schrijver, heeft zelf een uiterst moeilijk teven gehad. Geboren :n 1894 aan de Galicische grens, was hij ver bonden aan de Joodse zowel als aan de Slavische volkstraditie Hij studeerde in Wenen vocht mee in de eerste wereld oorlog'en was daarna een zwerver zon der vaderland. In 1933 verliet hij Duits land en leefde als een rusteloos emigrant in Parijs, Wenen en Amsterdam. Kort voor de tweede wereldoorlog stierf hij op een hotelkamer in Parijs. „Job" wordt zijn beste boek genoemd. Het is het verhaal van de Jood Mendel Singer, uit Zuchnow Deborah, zijn vrouw, js hem trouw, maar ze wordt op de duur verbitterd als tij ziet hoe haar man geen initiatieven durft te nemen. Zijn ene zoon emigreert naar Amerika, zijn dochter wenst te leven voor korte vreugden, waarmee ze de naargees tige stemming van. 't eigen huis tracht te verdrijven. Een andere zoon, Menuchim, is door zijn mismaaktheid 't grote ver driet van z'n ouders. Wanneer Mendel Singer ook naar Amerika verhuisd is treft hem weer de hand des Heren, in één slag gaat zijn gezin en zijn pover geluk aan scherven Hij vloekt zijn Heer, maar dan schenkt de Heer hem een wonder van barmhartigheid: zijn ml?v,or?l^ t™0,? keert gezond en genezen tot hem terug. En Mendel looft zijn Heer- Verschenen is de Mensenzoon in Zijn Kei k. Sint Jan zag Hem zo voor het eerst op Patmos. ..Toen ik Hem zag, schrijft hij, viel ik als dood aan maar Hij legde op mij Zijn rechterhand en sprak: vrees niet, Ik ben de Eerste Hij is ons allen voorgegaan vanaf Zijn geboorte, in Zijn groei, Zijn leven, Zijn dood. Zijn verrijzenis en Zijn heerlijkheid. Hij is de eerste. Zijn groei is ons jongerenprogram. Wie luisterde niet eens met ontroering als zijn Moeder zong? 7ii zinet ons op twee klare Zondagmorgens van dit nieuwe J jaar als een Blijde Boodschap ons jongerenprogram met de woorden van Lucas A 4U „Hij groeide op, werd steiK, vervuld met wijsheid en Gods genade rustte op Hem „Hij nam toe in wijsheid on gestalte en in welbehagen bij God en de mensen. en in weioenagen dij uuu ui j 't Zijn twee coupletten met eenzelfde mnoua. Sterk en toenemen in gestalte. Dat lokt ons jongeren aan. Bereiken wij het door sport? j„„„„v,tend Ik bedoel geen duivensport, waar je de hele Zonda» zo stil bij zit, dat je zelfs geen been uitsteekt on^rjaar ae^ Het gaat hier om de ontwikkeling van ons lichaam. Voetbal, hockey, tennis, cricket. Wat is het beste voor je lichaam. 't Is moeilijk uit te maken? Vreemd dat zo iets buiten je dagelijkse plichten óm nood zakelijk is om fit te blijven. Nog vreemder is het dat vele felle beoefenaren van die sporten toch niet fit. zijn. ïk heb wel eens gehoord, dat onze sport een lapmiddel is, een noodzakelijk lapmiddel, om aan te vullen, wat aan onze dagelijkse levenswijze ontbreekt. De sport, die je beoefent zou daarnaar gekozen moeten zijn, en meestal veelzijdiger. Kleding en eten zouden er een grotere rol in moeten spelen. Gezonde kost, vasten op zijn tijd. Geen nicotine en geen alcohol 't Is maar een idee en een vi aag. „Verstandige" bejaarde mensen lachen ei mee. Sommige jongeren dwepen er mee. Sint Jan heeft het dunkt me, zo gedaan. Lucas beschrijft hem als een parallel van Jesus. Uil uijU XJLIL-Cta ue&VlJUJL ijxt JLIC1JU ozo VV" r Het is het verhaal van duizenden voor En aj zyn er wejnjg voortrekkers, j fpn werden in ue hpHVipn 7Ü Vic»+ mic:er»Vnpn nipt. bii h -V ID net, en na hem- die getroffen werden d «impele wensen van hun hart en eens a belofte van hun Heer wonderlijk vervuil zagen. Het is een verhaal van Gods initia tief. -*11 1 (11 Z.IJ 11 Cl VV Cllilg V WJ. u* i hebben zij het misschien niet bij het rechte eind. Een voortrekker is een voorloper. Is hun ideaal niet voorloper des Heren te zijn. In dit licht moet je sterk zijn en toenemen in gestalte. Dat is punt één van Ons Jongerenprogram. Wijsheid. Dat is het tweede programmapunt. Vele ouderen lachen met wijsheid van jongeren. Hoe komt dat? Omdat vele jongeren hier een vergissing maken. Er staat: Hij nam toe in wijsheid. Wijsheid heb je niet ineens, zoals je een haas aanrijdt, of een snoek strikt.. Wijsheid groeit in je. Vele jongeren willen een debatingclub, geven daar pardoes hun mening en houden vol, vol, vol, tot diep in de nacht. Dit is alleen maar eigenwijsheid. Anderen veroordelen direct de mening van ouderen, zeker van hun eigen ouders. Dat is dezelfde kwaal. Sommige jongeren lezen niets, geen boek geen krant, geen eigen vakblad of katholiek weekblad, maar oordelen over alles met één afdoende zin. Eigenwijsheid. Toenemen in wijsheid.' Hoe moet dat gebeuren? Door te luisteren en gelijk te geven. Wel niet voor honderd procent, maar wel voor een deel. Hiervoor is nodig om eerst even na te denken, soms een hele dag of een week. En dan weet je in hoever je de ander gelijk geven kunt, al is het ook maar voor een heel klein deel. Dan heb je leren denken. Dan heb je geleerd vriendschap te onderhouden. Dan heb je weer wat wijsheid verworven. Dat is toenemen in wijsheid. Vele jongeren kennen dit kunstje nog niet. Het gaat er mee als met een goocheltoer: vaak oefenen! Alleen: het is geen kwestie van handigheid, maar van deugdzaamheid: nederigheid, voorzichtigheid en liefde. Het derde programmapunt is Gods Welbehagen. Gods Welbehagen dale op je neer als op de blanke gestalte van Jesus in de Jordaan: „in U heb Ik mijn welbehagen". Als je rustig en regelmatig je krachten naar lichaam en geest ontplooit, ga je open, als een bloem voor de zon, in Gods ogen. Gods Welbehagen. Hij heeft je lichaam en geest gegeven als een glanzend levend geheel. Als eens de harde dood, als straf voor de zonde, ze zal scheiden, maar als de zonde je niet deerde en doodde, zal God de Heer ze triumphant verenigen in de heerlijkheid van de verrijzenis zoals hij bij Jesus deed. Dan rijkt Gods welbehagen van Kerstmis tot Pasen, van je geboorte tot je verrijzenis, als je steeds toeneemt in kracht en wijsheid. Gods Welbehagen. En het welbehagen der mensen Gaat hiermee parallel, voor zover ze goed zijn. R. BECKERS, pr. De laatste klanken van de „negende" van Beethoven waren verklonken. Ik draaide de knop van de radio om. Het was voorhij. Hier zijn woorden zonder zin. Over een meesterwerk moet men niet spreken. Men kan alleen zijn invloed ondergaan en zich er aaii geven. En terwijl nvn ogen vaag door de kamer ronddwaalden, bemerk ik, dat rn'n hond „Stroepie" tekenen van onust begon te vertonen. „Wel allemachtig, wat mankeer jij? Vond jij het soms niet mooi?" Zijn staart begon enkele bewegingen te vertonen. Ik heb die hond al lang, en versta de taal van de staart. Mijn hond spreekt n.l. een staarttaal. Zeker hij blaft ook, maar dat is zo ongenuanceerd. Hij heeft veel meer nuances in zijn staart. Laat hondenstaarten uw tolk zijn! Na een beetje oefening kan ik nu gemakkelijk zijn gedachten volgen en vertalen. Om op mijn chapiter terug te komen: zijn staartreacties bevielen me niet. Er zat hier en daar een lijn in, en een knik, die noodzakelijker wijze ontknikt moesten worden. Ik vertaalde „niets aan die hele symphonie". Ik kan m'n ogen niet geloven. „Draai je nog eens om, zo dat ik het beter kan zien. Neen, hier met je achterste". Start nog eens met je staart. Lang zaam en duidelijk zodat ik elke ge dachte kan volgen. Zo! Juist. Ik had me niet vergist. Mijn hond vond er niets aan. „Wat bevalt je er dan niet aan". Even een bewegen van zijn staart. Juist ik begrijp het- Een sterker gesyncopeerd rhythme had er moeten zijn. Juist ga verder. O, mijn heer vindt, dat de motieven niet vol doende uitgewerkt waren. Het was alles te moeilijk. Rij had alleen maar klanken gehoord En het slot: een krul in zijn staart. Ik vertaalde: „geef mij maar liever worst". „Wel allemachtig! Je bent weet je toch maar 'n hond. Wat heb jij nou toch voor verstand van 'n symphonie. Wil jij je staart maar voor je houden of liever achter je houden. Daar kan jij toch niet over oordelen, Stroepie. Jij bent maar een hond, jij hebt geen mensenverstand. O zo!" Gek verhaal, hè? Maar ik ken nog een gekker verhaal. Ik ken mensen, die zich aanmatigen zelfs 'n oordeel over God en zijn daden te vellen. Dit is nog veel krankzinniger. Het ver schil tussen God en mens is oneindig groter- dan tussen een mens en een dier. Wie zijn wij, dat wij Gods mo tieven, Gods plan, Gods voorzienig heid durven critiseren? „Mijn we gen", zo zegt God, „zijn niet uwe wegen". God heeft een plan met de mensheid in haar geheel, en ieder mens neemt daaraan op een bepaalde wijze deel. En naarmate de mensheid en de mens zich daarnaar voegen, zal het meer tot ontplooiing komen. Maar wij denken vooral veel te menselijk over God. We laten Hem denken en plannen maken als een mens. En als Gods plan met het onze niet overeenkomt, met onze gedachten en onze wensen, dan zijn wij het niet- die het mis hebben hoe zou dat ooit kunnen maar Hij. Hoe kan de voorzienigheid dat ooit toelaten, zeggen we dan En we worden ge schokt in ons geloof en vertrouwen- Wat zijn we toch klein en opgeblazen dan, als we over God denken en spreken. Een hond, die een oordeel zou vellen, over een symphonie, is niet zo erg er aan toe, als wanneer wij het doen over God. Heb een beetje geloof en vertrouwen in God. Hij heeft zijn eigen wegen. Daar kunnen wij niet over oordelen. We zouden waarschijnlijk alles anders aangepakt hebben, met het uiteindelijk gevolg, dat alles in de prak zou lopen. „Alles is «•- voor de uitverkorenen", heeft Christus eens gezegd. We zien dit niet In het stramien van de ge schiedenis: we zien oorlog, ziekte en verval. We zien ondergang cn dood. En wc begrijpen niet, waar dat naar toe moet. We willen graag vernieu wing en we willen dit zo, als wij het denken- Laat God nu maar begaan! Hjj heeft er meer verstand van dan U. Vrij en souverein beschikt Hij voor alles. V hoeft het „hoe" en „waarom" niet in te zien. We moeten slechts een beetje geloof in Hem heb ben. „Wat God doet, is welgedaan", is een oude zegswijze. Eigenlijk den ken we in ons hart: zelf zouden we het beter doen. Maar eens zal er een ogenblik komen, dat we tot de con clusie komen, dat alles, alles- alles „genade" geweest is. Tot zolang: Meet God niet naar uw eigen kleine gedachten. Wees tenminste niet dom mer dan een hond H. B.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 7