'':'x;
1
Christendom en cafetaria s
OVER DE GRENZEN
Jongeren lezen de Blijde Boodschap
„MIJN HOND EN IK"
0
B
JOB
'j^mÊSÊÊSÊÊ
De zin van R.K. dans
avondjes
Ons Jongerenprogram
f
ZATERDAG 9 JANUARI 1954
PAGINA 7
t%
4„f llll |l
Een bruggenhoofd
Als de aap uit de mouw
komt
Groepen uitgeschakeld
HET HUWELIJK EN
HET KIND
Fundamentele vergissing
Paard van Troje
Nog gekker
.«v
c~
F
f>
§m
GODS INITIATIEVEN
KF*.S,
Mozes, de krachtfiguur uit liet Oude Verbond in uie Gods initiatief zo
duidelijk aan de dag trad, naar een beeld van Michel Angela.
On de kentering der tijden geboren, in onze ogen nog de ondergangen
„Up de tenter jj. geplooid ten nieuwen
van oude werelden, cue veroieiveu, 11 or
groet", zo beschreef reeds lang geleden de bekende dichteres Henriette
Koland Holst deze tijd en dit geslacht. We hebben het allen meegemaakt
deze ondergang van de oude wereld, onder het geluid van de sirenes,
onder liet gieren van vliegtuigen en hommen, onder het geloei van vlam
men, die gehele steden opteerden. En met koortsachtige haast zijn we na
de oorlog begonnen op de puinhopen van onze verwoeste steden en dorpen
nieuwe huizen op te trekken en Nederland een nieuw aanschijn tc geven.
.Vernieuwing" is nu <le roep van deze tijd en wel op elk gebied, zowel
economisch als'sociaal; ja zelfs op godsdienstig terrein verlangen wc aan-
nassin" en vernieuwing. Enorme acties worden hiervoor ontplooid. Men
zou bijna zeggen, dat vele ijverige en apostolische christenen menen, dat
de nieuwe en vernieuwde christenheid van hun werken en liun zwoegen
op de eerste plaats afhankelijk is.
ste aankondiging van de Messias, die het
aanschijn der aarde zou vernieuwen. Dan
begint een merkwaardige episode in de
mensengeschiedenis: God bereidt de
mens voor op dit nieuwe begin. Ik zeg
met nadruk: God bereidt de mens voor.
Telkens grijpt Hij in. Hij is het, die
Abraham uitkiest, die het Joodse volk
schept, dat Z ij n volk zou zijn. Natuur
lijk sprak het vanzelf, dat dit volk
ook zelf graag een duit in het zakje
wilde doen. Vandaar die voortdurende
moeilijkheden met God, dat voortduren
de verval, zodat God telkens moest
ingrijpen en weer een nieuw begin
maken. Dan pas zou het Godsrijk aan
wezig zijn, als Gods wil de wet van ons
leven zóu zijn; zijn initiatief ons ini
tiatief.
De tijden gaan voorbij en de vervulling
van de belofte is nabij. Weer gaat het
initiatief uit van God bij dit volstrekte
nieuwe begin, dat Christus is; de
Heer, die de geschiedenis maakt, treedt
zelf de geschiedenis binnen, om als het
ware hier een bruggenhoofd te vestigen,
vanwaaruit Hij opereren kan. De laatste
phase van de mensengeschiedenis begint,
dc tijd, die verloopt tussen de eerste en
tweede komst van Christus, de tijd.
waarin wij nu leven, de eindtijd, de tijd
van de Kerk, de tijd, die beheerst wordt
door Christus. Van nu af kan vernieu
wing slechts van Christus uitgaan; ver
val en vernietiging van ons zelf. Steeds
blijft het gelden „Het hangt niet af van
degene, die wil of zijn krachten inspant."
Telkens grijpt Christus in en maakt
alles nieuw- Ieder mensenleven, dat ver
nieuwd wil worden, kan dit slechts door
Hem. Steeds neemt Hij het initiatief. Bij
het toedienen en ontvangen van dc
Sacramenten, die vaak ook aan de mens
een volstrekt nieuw begin geven, is Hij
het, die werkt. Bii iedere preek, die wij
horen, is Hij het, die spreekt. Zijn voor
komende genade zet ons telkens op weg
en zelfs onze medewerking staat nog ge
heel onder Zijn greep. Een ding doen wc
werkelijk zelf en daar kunnen we trots
op zijn, dat is de zonde.
Zo gaat ons leven verder, zo gaat de
mensengeschiedenis verder met haar ups
en downs, met haar vernieuwing en ver-
val, naarmate we het initiatief aan God
overlaten en of aan ons zelf. We leven in
een belangrijke tijd: de toekomst hangt
af van dit geslacht. Vernieuwing is alom
de roep, maar vergeet het niet: zij hangt
op fie eerste plaats van de vrije en sou-
vereine God af, de Heer van leven en
dood, de Meester der geschiedenis. Laat
Hem op de eerste plaats werken voor de
vernieuwing. Wij moeten onder Zijn
greep staan. Zo gaan de tijden verder en
eens, zo weten wij, zal de vernieuwing
volstrekt zijn, als de souvereine God voor
de laatste keer in de geschiedenis
ingrijpt, op het ogenblik, dat Hij wil en
Hij een nieuwe hemel en aarde zal
scheppen.
ri. r>.
-f» hebben. Dat neemt een jongere niet.
DE vorige keer eindigden we niet liet verzoek nog eens iets te Zeg een jongere maar gerust niet
mogen zeggen over christendom en cafetaria s en dit verzoek zoals wij het nu hier doen s.v.p^.
is ingewilligd. We mogen. Laten we eerst even verduidelijken wat
we met die aanduiding bedoelen, want naar alle waarschijnlijkheid
dat je namens Christus komt. Dan
weet-ie tenminste wat voor vlees hij
in de kuip heeft.
is dat nu niet zo bepaald glashelder.
Er is een jongerenvraagstuk en er zijn mensen die daar iets aan
willen doen. Daar kunnen we niets tegenin brengen. We hebben al
eens gezegd, dat het ten slotte heter is iets te doen en fouten te
maken, dan niets te doen en dus een veel grotere fout te maken.
Waarmee we het fouten maken niet willen verheffen, fout blijft
verkeerd.
en als ze in dat roomse verband zit
ten en we zitten maar al maar
rooms-verband-te-zitten, wat doen
we dan eigenlijk? Hierin kan ik wer
kelijk niets zien. Dat het een middel
is om gemengde huwelijken te voor
komen kan wellicht wel aangetoond
worden met kaartsystemen en cijfers,
maar hier ligt het probleem heel wat
dieper. R.K. aan R.K. koppelen is
wel iets, maar echt niet alles. Beter
iets dan niets, zegt U? Wij willen
alles! Stoer hè?
Er zjjn ook andere mensen die dit
alles opzetten met een ander doel in
hun achterhoofd. Ze beginnen wel
met dansavonden en allerlei „leuke"
dingen, maar daar gaat het niet om.
Het gaat hun om het geloof. Dat we
voor hen meer waardering kunnen
hebben is duidelijk, alhoewel we dat
„aparte" geloof wel vreemd vinden.
Men ziet het dansen etc. als aankno
pingspunt. Als dat aanknopingspunt
er is kunnen we twee kanten op: de
klok terugzetten en zeggen, dat de
jonge mensen, die nu zo trouw op
de dansavonden komen nu voortaan
ook weer moeten deelnemen aan de
maandelijkse algemene Heilige Com
munie in de parochie, weer naar de
congregaties moeten komen, etc. Dat
dit niet lukt kunnen anderen U beter
vertellen. Ik vind het zo iets als mijn
opoe, die hups ronddartelt om toch
maar te laten zien wat een jong hart
ze wel heeft. Mag ik even lachen of
vindt U het niet aardig. Neen, als je
A zegt moet je ook B zeggen, d.w.z.
als jè „modern" gaat doen dan moet
je dat moderne ook consequent door
zetten en niet halverwege weer je
oude pak aanschieten. Dan lachen we
heus erg oneerbiedig.
Ga je door in die „moderne"
wat een gek woord eigenlijk rich
ting dan zit er nog iets dwars. De
mensen voelen zich „genomen". Ze
meenden dat je van dansen hield en
van film en van reizen en trekken,
maar nu komt de aap uit de mouw:
je wilt ze alleen maar naar de kerk
De volgende gedachtengang blijkt
soms gevolgd te worden.
Voor godsdienst „en zo" voelen
jonge mensen niets. Daar moet je
niet mee aankomen. Als je jonge
mensen wilt trekken dan moet je ze
ker met iets anders beginnen, met
iets waar ze wat voor voelen. Dans
scholen lijden geen gebrek, biosco
pen kunnen er wel van komen, voet
balclubs zijn nu niet zo van alle men
sen verlaten, etc.
Welnu, wij gaan dan hetzelfde
doen, maar rooms-katholiek en er
verschijnen allerlei verenigingen die
het vermaak gaan bieden waar jonge
mensen blijkbaar en uitsluitend iets
voor voelen. We zetten er R.K. voor
en halen er een geestelijk adviseur bij
en de zaak is rond.
Ik vraag me af wat het nut hier
van is. Moet ik als ambtenaar, als
kruidenier, als handelaar in gedistil
leerd dansavonden gaan organiseren
of ligt dat op het terrein van de R.K.
dansleraren? Moet ik filmavonden
gaan organiseren of ligt dat op het
terrein van de katholiek die in de
filmbranche werkt etc.
Men kan zeggen; ja, maar met die
beroepskerstening is het nog zo ver
niet en dus.Neen, dan wordt het
tijd dat er meer gedaan wordt aan
de beroepskerstening, maar als ieder
een er een vak bij gaat nemen ter-
wille van het apostolaat dan wordt
het een beetje gekke situatie.
Wat hebben we er overigens mee
voor? Soms schijnt het dat de per
sonen die als organisatoren optreden
er nu helemaal niets bijzonders mee
voor hebben. Alleen zo maar. Een
heleboel mensen, ieder lid brengt
een nieuw lid aan en dan hebben we
er 200 en dan weer opnieuw een
„actie" en dan zijn het er 400. Zo'n
vaart loopt het nu wel niet, maar
waarom? Om „ze bij elkaar te heb
ben", „om ze in Rooms verband te
hebben"? Maar al6 ze bij elkaar zijn
Bovendien is er nog iets gebeurd.
Als je een dergelijke jeugdclub op
richt met dansen dus en zo dan
schakel je al dadelijk een grote groep
uit en wel die mensen die „rijp" zijn,
die zitten te wachten op het eerste
woord om onmiddellijk te antwoor
den, die zitten te wachten op een uit
gestoken vinger om de hele hand da
delijk te grijpen. Er zijn talloze men
sen, waarin zoals wij dat zeggen
„niets leeft", maar waarin dan toch
i'n ieder geval de roepstem van
Christus nadrukkelijk klinkt. Dat
zijn er geen tien, maar duizenden, die
niet weten wat ze nu precies willen,
die niet weten in welke richting,
maar die het is vaag toch wel
iets willen. Die hele groep is teleur
gesteld als we met dansen beginnen,
want daar zitten ze nu net niet op
te wachten, daar hebben ze wellicht
al een kater van, die voor een tien
tje vis heeft opgegeten.
Een tweede groep, die we spre
ken nu uit ervaring! we uitscha
kelen is de groep van hen, die van de
Kerk vervreemd zijn, die niet tot
een Kerk hebben behoord. Dacht U
dat al die we spreken nu even
naar de mens verdwaalden, al die
zoekenden, die we spreken we
derom naar de mens „buiten
staan" zullen zeggen: hè ja, zeg, daar
zat ik nu op te wachten Een fijne
dansavond in het parochiehuis voor
25 cent. Nu heb ik het, nu zie ik het.
Ook hen lopen we voorbij en wat
krijgen we dus: de wat je zou kun
nen noemen goedwillenden zonder
meer. Hebben nooit iets verkeerds
gedaan en zullen nooit iets verkeerds
doen. Het zijn nu typisch juist die
mensen, die onze zorg op de laat
ste plaats nodig hebben. Je kan er
niets kwaads van zeggen, maar je
moet ook niet vragen: Zeg,"zou jij
nu eens niet dit kunnen doen of dat,
want dat gaat dan net nooit. Ze
hebben hun studie, hun meisje, hun
zwemclub. hun naaicursus, hun noem
maar op. Er zijn heel wat mogelijk
heden hebben we ontdekt.
Hoe goed bedoeld ook: het komt
me voor, dat deze soort van jeugd
beweging met een razende vaart zich
te pletter loopt op het stootblok, een
soort zelfmoordbrigade.
Doch dit bovenstaande is niet meer
dan een zeer oppervlakkig en onvol
ledig terrein verkennen. Er is meer
dat in ons hoofd spookt. Daarover
een volgende keer.
v. d. H.
Vr. Ik zou nog wel eens graag willen
terugkomen op het huwelijk in verband
met het kind en met name in verband
met het aantal kinderen. Heb ik het goed
begrepen, dat het eerste doel van het
huwelijk als instelling het kind is? Dus
daar zou ik uit moeten afleiden, dat een
huwelijk dat het meeste aantal kinderen
heeft, het meest christelijke huwelijk is.
Dit meen ik ook op te maken, uit wat
vele katholieken zeggen en denken. Per
soonlijk lijkt mij dit niet juist. Zeker, de
Schrift zegt: „Groeit aan en vermenigvul
digt u". Maar ik zou hier ook willen
vragen: wordt hiermede bedoeld: dat de
christenen een zo groot mogelijk aanlal
kinderen moeten hebben? Het lijkt me wel
wat cru. Ik ken zeer en zeer goede gezin
nen, waar men slechst weinig kinderen
heeft en ik ken andere gezinnen, waar men
veel kinderen heeft, maar het gezin is er
ook vaak naar. Het is toch een beetje
vreemd de norm van iemands katholiciteü
af te meten naar het aantal kinderen. Ik
meen, dat Christus als norm geeft de
naastenliefde.
Ant. Deze vraag is zo maar niet ecn-
twee-drie op te lossen. Er zitten zoveel
haken en ogen aan. En om zo maar par
does te zeggen, dat het kinderaantal de
norjn is van iemands katholiciteit, lijkt me
nogal simplistisch. Van de andere kant is
het ook een feit, dat streken, waar liet
kinderaantal gering is, waar blijkbaar veel
aan geboortebeperking gedaan wordt,
juist die streken zijn, waar het geloof
kwijnt cn de mensen materialistisch zijn.
Ergens zit er een verband tussen. Laten
we vast blijven houden, dat het doel van
de huwelijksinstelling het kind is. Maar
ook geldt: dat de omgang van de gehuw
den onder elkaar geen instinctmatige om
gang is tussen twee mensen, maar dat
ook hier de vrije wil het belangrijkste is.
Dat wil zeggen, dat het kinderaantal ge
regeld moet worden door het verstand,
voorgelicht door het geloof. Dit kan l>ü
ieder gezin anders liggen, gezien de feite
lijke situatie. Ik ga hier niet verder op
in, daar dit een kwestie is, die iedereen
met zijn eigen biechtvader moet uitmaken
en een algemene uitspraak gemakkelijk
tot misverstand leidt.
H. B.
Of is het niet zo? Of deMri U dat ook
riet? Beken het maar eerlijk, in aue
geval U doet alsof.
Maar dan heeft U het ook heerlijk mis!
U moet de volgende woorden van St
Paul us niet alleen eens lezen, maar ook
overdenken en met Uw daden confron
teren: „Het hangt met af van degene,
die wil of zijn krachten inspant, maar
van de barmhartigheid van God." Als er
echt sprake wil zijn van een nieuw be
gin, van echte vernieuwing dus niet
van zo'n beetje gepruts en aanpassing
dan moet het van God uitgaan: „Zie Ik
maak alles nieuw" zegt God in het Boek
der Openbaring. Zo is het altijd geweest.
Steeds was het God, die ingreep, vrij en
souverein, in de mensengeschiedenis.
Van Hem en van Hem alleen kunnen wij
waarachtig zeggen, dat Hij geschiedenis
a Telkens zien we een nieuw be
gin in de godsdienstgeschiedenis en wel
van Hem uit. Wat zitten wij daaraan
steeds maai' actief te prutsen, alsof wij
werkelijk zelf maar èèn ding volstrekt
nieuw zouden kunnen maken!
In den beginne was het Gods woord,
dat uitgesproken werd boven de leegte
van het niet zijn, vrij en door niemand
gedwongen en zie: opeens was alles ér:
de hemel en de aarde en al wat leeft en
wat zou bhjven leven vanuit dit begin.
Hoe vreemd moet het eerste verschij
nen van de mens geweest zijn.
zijn vóórgeschiedenis? We weten h
niet, we kunnen slechts gissen. Ma
evolutie of niet, èèn ding behoeven we
niet te gissen: het ging van God uit, die
de mens schiep naar Zijn Beeld en Ge
lijkenis, vol menselijke heerlijkheid en
goddelijke pracht.
Maar God had als het ware met de schep
ping van de merts, het paard van .Troje
in de schepping binnengehaald- Wij
dachten ook iets te kunnen doen, God
een beetje te kunnen imiteren cn zo als
God te zijn. De eerste mens gaf even
een nummertje weg van zijn kunnen. Hij
zondigde. Een pracht resultaat! Maar dit
was allesbehalve „vernieuwing". Of kun
nen we alleen maar actièf zijn in de ver
nietiging, met name in de zonde?
God greep weer in en richtte de mens
in zijn verval weer op de toekomst door
de belofte van een nieuw begin, de eer-
In dagbladen en tijdschriften wij
zen talrijke artikelen op de „afwe
zigheid" van de Kerk in de moderne
wereld.
Maar tegelijkertijd moeten we
vaststellen, dat er minstens even
veel aandacht wordt besteed aan de
Kerk. Zij is nu misschien meer dan
ooit „steen des aanstoots" en voor
werp van discussie.
Men schrijft over de Kerk en het
communisme; over de verhouding
tussen Kerk en Staat; over de Kerk
en de politiek. In Frankrijk is de
aandacht, gericht op de nieuwe apos
tolische experimenten; in Spanje is
het nieuwe concordaat met 't Vati-
caan aan de orde; in Amerika is er
de schoolstrijd, die telkens weer op
nieuw oplaait; achter het IJzeren
Gordijn vraagt telkens weer de on
verzoenlijke tegenstelling tussen de
Kerk en het marxisme de aandacht.
De deelnemers aan de „Semaine
des intellectuels cathoiiques", on
langs in Frankrijk gehouden, con
stateerden, dat een nieuw atheïsme,
nieuw minstens in zijn verschij
ningsvorm, zich momenteel aan
diende. Maar zij stelden daarnaast
vast dat er een krachtige godsdien
stige opleving viel op te merken.
Een van de sprekers dr Friedrich
Heer, een Oostenrijks katholiek
schrijver van naam, vroeg om een
„open katholicisme" een apos
tolische mentaliteit, die over de
grenzen durft te zien. Zo schreef de
redactie van „l'Actualité religieuse
dans le monde" in haar laatste afle
veringen.
Zover mogelijk willen we trach
ten dit uitstekende orgaan in haar
bevindingen en documentaties te
volgen.
In de voortrelfelijke reeks „Prisma-
boeken" van het Spectrum is een boekje
verschenen, dat een moderne versie geeft
van het Boek Job.
Joseph Roth, de schrijver, heeft zelf een
uiterst moeilijk teven gehad. Geboren :n
1894 aan de Galicische grens, was hij ver
bonden aan de Joodse zowel als aan de
Slavische volkstraditie Hij studeerde in
Wenen vocht mee in de eerste wereld
oorlog'en was daarna een zwerver zon
der vaderland. In 1933 verliet hij Duits
land en leefde als een rusteloos emigrant
in Parijs, Wenen en Amsterdam. Kort
voor de tweede wereldoorlog stierf hij op
een hotelkamer in Parijs. „Job" wordt zijn
beste boek genoemd. Het is het verhaal
van de Jood Mendel Singer, uit Zuchnow
Deborah, zijn vrouw, js hem trouw, maar
ze wordt op de duur verbitterd als tij
ziet hoe haar man geen initiatieven durft
te nemen. Zijn ene zoon emigreert naar
Amerika, zijn dochter wenst te leven voor
korte vreugden, waarmee ze de naargees
tige stemming van. 't eigen huis tracht te
verdrijven. Een andere zoon, Menuchim,
is door zijn mismaaktheid 't grote ver
driet van z'n ouders. Wanneer Mendel
Singer ook naar Amerika verhuisd is treft
hem weer de hand des Heren, in één slag
gaat zijn gezin en zijn pover geluk aan
scherven Hij vloekt zijn Heer, maar dan
schenkt de Heer hem een wonder van
barmhartigheid: zijn ml?v,or?l^ t™0,?
keert gezond en genezen tot hem terug.
En Mendel looft zijn Heer-
Verschenen is de Mensenzoon in Zijn Kei k.
Sint Jan zag Hem zo voor het eerst op Patmos.
..Toen ik Hem zag, schrijft hij, viel ik als dood aan
maar Hij legde op mij Zijn rechterhand en sprak: vrees niet,
Ik ben de Eerste
Hij is ons allen voorgegaan
vanaf Zijn geboorte, in Zijn groei, Zijn leven, Zijn dood.
Zijn verrijzenis
en Zijn heerlijkheid.
Hij is de eerste.
Zijn groei is ons jongerenprogram.
Wie luisterde niet eens met ontroering als zijn Moeder zong?
7ii zinet ons op twee klare Zondagmorgens van dit nieuwe
J jaar
als een Blijde Boodschap ons jongerenprogram
met de woorden van Lucas A 4U
„Hij groeide op, werd steiK,
vervuld met wijsheid
en Gods genade rustte op Hem
„Hij nam toe in wijsheid
on gestalte
en in welbehagen bij God en de mensen.
en in weioenagen dij uuu ui j
't Zijn twee coupletten met eenzelfde mnoua.
Sterk en toenemen in gestalte.
Dat lokt ons jongeren aan.
Bereiken wij het door sport? j„„„„v,tend
Ik bedoel geen duivensport, waar je de hele Zonda»
zo stil bij zit, dat je zelfs geen been uitsteekt on^rjaar ae^
Het gaat hier om de ontwikkeling van ons lichaam.
Voetbal, hockey, tennis, cricket.
Wat is het beste voor je lichaam.
't Is moeilijk uit te maken?
Vreemd dat zo iets buiten je dagelijkse plichten óm nood
zakelijk is om fit te blijven.
Nog vreemder is het dat vele felle beoefenaren van die
sporten toch niet fit. zijn.
ïk heb wel eens gehoord, dat onze sport een lapmiddel is,
een noodzakelijk lapmiddel,
om aan te vullen, wat aan onze dagelijkse levenswijze
ontbreekt.
De sport, die je beoefent zou daarnaar gekozen moeten zijn,
en meestal veelzijdiger.
Kleding en eten zouden er een grotere rol in moeten spelen.
Gezonde kost, vasten op zijn tijd.
Geen nicotine en geen alcohol
't Is maar een idee en een vi aag.
„Verstandige" bejaarde mensen lachen ei mee.
Sommige jongeren dwepen er mee.
Sint Jan heeft het dunkt me, zo gedaan.
Lucas beschrijft hem als een parallel van Jesus.
Uil uijU XJLIL-Cta ue&VlJUJL ijxt JLIC1JU ozo VV" r
Het is het verhaal van duizenden voor En aj zyn er wejnjg voortrekkers,
j fpn werden in ue hpHVipn 7Ü Vic»+ mic:er»Vnpn nipt. bii h
-V ID net,
en na hem- die getroffen werden d
«impele wensen van hun hart en eens a
belofte van hun Heer wonderlijk vervuil
zagen. Het is een verhaal van Gods initia
tief.
-*11 1 (11 Z.IJ 11 Cl VV Cllilg V WJ. u* i
hebben zij het misschien niet bij het rechte eind.
Een voortrekker is een voorloper.
Is hun ideaal niet voorloper des Heren te zijn.
In dit licht moet je sterk zijn en toenemen in gestalte.
Dat is punt één van Ons Jongerenprogram.
Wijsheid.
Dat is het tweede programmapunt.
Vele ouderen lachen met wijsheid van jongeren.
Hoe komt dat?
Omdat vele jongeren hier een vergissing maken.
Er staat: Hij nam toe in wijsheid.
Wijsheid heb je niet ineens,
zoals je een haas aanrijdt, of een snoek strikt..
Wijsheid groeit in je.
Vele jongeren willen een debatingclub,
geven daar pardoes hun mening en houden vol, vol, vol, tot
diep in de nacht.
Dit is alleen maar eigenwijsheid.
Anderen veroordelen direct de mening van ouderen,
zeker van hun eigen ouders.
Dat is dezelfde kwaal.
Sommige jongeren lezen niets,
geen boek geen krant, geen eigen vakblad of katholiek
weekblad,
maar oordelen over alles met één afdoende zin.
Eigenwijsheid.
Toenemen in wijsheid.'
Hoe moet dat gebeuren?
Door te luisteren en gelijk te geven.
Wel niet voor honderd procent, maar wel voor een deel.
Hiervoor is nodig om eerst even na te denken,
soms een hele dag of een week.
En dan weet je in hoever je de ander gelijk geven kunt,
al is het ook maar voor een heel klein deel.
Dan heb je leren denken.
Dan heb je geleerd vriendschap te onderhouden.
Dan heb je weer wat wijsheid verworven.
Dat is toenemen in wijsheid.
Vele jongeren kennen dit kunstje nog niet.
Het gaat er mee als met een goocheltoer: vaak oefenen!
Alleen: het is geen kwestie van handigheid, maar van
deugdzaamheid: nederigheid, voorzichtigheid en liefde.
Het derde programmapunt is Gods Welbehagen.
Gods Welbehagen
dale op je neer als op de blanke gestalte van Jesus in de
Jordaan:
„in U heb Ik mijn welbehagen".
Als je rustig en regelmatig je krachten naar lichaam en geest
ontplooit, ga je open, als een bloem voor de zon, in Gods
ogen.
Gods Welbehagen.
Hij heeft je lichaam en geest gegeven als een glanzend
levend geheel.
Als eens de harde dood, als straf voor de zonde, ze zal
scheiden,
maar als de zonde je niet deerde en doodde,
zal God de Heer ze triumphant verenigen in de heerlijkheid
van de verrijzenis zoals hij bij Jesus deed.
Dan rijkt Gods welbehagen van Kerstmis tot Pasen,
van je geboorte tot je verrijzenis,
als je steeds toeneemt in kracht en wijsheid.
Gods Welbehagen.
En het welbehagen der mensen
Gaat hiermee parallel, voor zover ze goed zijn.
R. BECKERS, pr.
De laatste klanken van de „negende" van Beethoven waren
verklonken. Ik draaide de knop van de radio om. Het was voorhij.
Hier zijn woorden zonder zin. Over een meesterwerk moet men niet
spreken. Men kan alleen zijn invloed ondergaan en zich er aaii
geven.
En terwijl nvn ogen vaag door de kamer ronddwaalden, bemerk
ik, dat rn'n hond „Stroepie" tekenen van onust begon te vertonen.
„Wel allemachtig, wat mankeer jij? Vond jij het soms niet mooi?"
Zijn staart begon enkele bewegingen te vertonen. Ik heb die hond
al lang, en versta de taal van de staart. Mijn hond spreekt n.l. een
staarttaal. Zeker hij blaft ook, maar dat is zo ongenuanceerd. Hij
heeft veel meer nuances in zijn staart. Laat hondenstaarten uw
tolk zijn! Na een beetje oefening kan ik nu gemakkelijk zijn
gedachten volgen en vertalen. Om op mijn chapiter terug te komen:
zijn staartreacties bevielen me niet. Er zat hier en daar een lijn in,
en een knik, die noodzakelijker wijze ontknikt moesten worden.
Ik vertaalde „niets aan die hele symphonie". Ik kan m'n ogen niet
geloven. „Draai je nog eens om, zo dat ik het beter kan zien. Neen,
hier met je achterste".
Start nog eens met je staart. Lang
zaam en duidelijk zodat ik elke ge
dachte kan volgen. Zo! Juist. Ik
had me niet vergist. Mijn hond vond
er niets aan. „Wat bevalt je er dan
niet aan". Even een bewegen van
zijn staart. Juist ik begrijp het- Een
sterker gesyncopeerd rhythme had er
moeten zijn. Juist ga verder. O, mijn
heer vindt, dat de motieven niet vol
doende uitgewerkt waren. Het was
alles te moeilijk. Rij had alleen maar
klanken gehoord En het slot: een
krul in zijn staart. Ik vertaalde:
„geef mij maar liever worst". „Wel
allemachtig! Je bent weet je
toch maar 'n hond. Wat heb jij nou
toch voor verstand van 'n symphonie.
Wil jij je staart maar voor je houden
of liever achter je houden. Daar kan
jij toch niet over oordelen, Stroepie.
Jij bent maar een hond, jij hebt geen
mensenverstand. O zo!"
Gek verhaal, hè? Maar ik ken nog
een gekker verhaal. Ik ken mensen,
die zich aanmatigen zelfs 'n oordeel
over God en zijn daden te vellen. Dit
is nog veel krankzinniger. Het ver
schil tussen God en mens is oneindig
groter- dan tussen een mens en een
dier. Wie zijn wij, dat wij Gods mo
tieven, Gods plan, Gods voorzienig
heid durven critiseren? „Mijn we
gen", zo zegt God, „zijn niet uwe
wegen". God heeft een plan met de
mensheid in haar geheel, en ieder
mens neemt daaraan op een bepaalde
wijze deel. En naarmate de mensheid
en de mens zich daarnaar voegen,
zal het meer tot ontplooiing komen.
Maar wij denken vooral veel te
menselijk over God. We laten Hem
denken en plannen maken als een
mens. En als Gods plan met het onze
niet overeenkomt, met onze gedachten
en onze wensen, dan zijn wij het niet-
die het mis hebben hoe zou dat
ooit kunnen maar Hij. Hoe kan
de voorzienigheid dat ooit toelaten,
zeggen we dan En we worden ge
schokt in ons geloof en vertrouwen-
Wat zijn we toch klein en opgeblazen
dan, als we over God denken en
spreken. Een hond, die een oordeel
zou vellen, over een symphonie, is
niet zo erg er aan toe, als wanneer
wij het doen over God. Heb een beetje
geloof en vertrouwen in God. Hij
heeft zijn eigen wegen. Daar kunnen
wij niet over oordelen. We zouden
waarschijnlijk alles anders aangepakt
hebben, met het uiteindelijk gevolg,
dat alles in de prak zou lopen.
„Alles is «•- voor de uitverkorenen",
heeft Christus eens gezegd. We zien
dit niet In het stramien van de ge
schiedenis: we zien oorlog, ziekte en
verval. We zien ondergang cn dood.
En wc begrijpen niet, waar dat naar
toe moet. We willen graag vernieu
wing en we willen dit zo, als wij het
denken- Laat God nu maar begaan!
Hjj heeft er meer verstand van dan
U. Vrij en souverein beschikt Hij
voor alles. V hoeft het „hoe" en
„waarom" niet in te zien. We moeten
slechts een beetje geloof in Hem heb
ben. „Wat God doet, is welgedaan",
is een oude zegswijze. Eigenlijk den
ken we in ons hart: zelf zouden we
het beter doen. Maar eens zal er een
ogenblik komen, dat we tot de con
clusie komen, dat alles, alles- alles
„genade" geweest is. Tot zolang:
Meet God niet naar uw eigen kleine
gedachten. Wees tenminste niet dom
mer dan een hond
H. B.