I IfltEROA) vodrcoig EGMOND's NIEUWE ABDIJ ABDUIIROQP Bridge-Rubriek SENSATIONEEL SPEL BBEiro// itl OÜO Hebben wij behoefte aan een werk verband Katholiek Amateurtoneel SCHAKEN Benauwde heest DE HEILIGE VAN DE WEEK im HET GRABBELTONNETJE m m. Él1 ÉMHÖ ÉS wé n 9, Tien nieuwe vragen Vorige wagen beantwoord I' U,I.\.\ (i Hans van Bergen m r rn S O m.\ if"- o, i m g g g W, 'y~ m 3 m g n o GjtfMT Mei Wtfo i De nieuwe Abdij behelst het hlare antwoord op beide laatste vragen 21 Maart: S. Benedictus, Patriarch der monniken van het Westen - Oplossing van gisteren Lopen er hinden bij Hindeloopen? Staat Stavoren voor-aan? Rond Leeuwarden waren leeuwen rond CORRESPOI\UEM'lE-ADRES: POSTBUS 8, HILVERSUM JL ljj.it/iiu O nj.zi.xiil i ii/J4 liet toneel wil een weergave zijn van liet WERKELIJKE leven. En pas als liet dit is, kan het ons boeien en ontroeren en is er sprake van echt toneel. Maarjnist omdat het dit is, kunnen wij onze levensbeschou wing niet buiten geding laten. Wij willen immers als het ware door ons toneel een schijnwerper richten op het leven. Nu eens op dit facet dan op dat. Zo nemen wij bij stukjes en beetjes het leven onder de loupe door het in het volle licht op de planken te zetten. En in dat licht zien wij soms plotseling ontgaan waren. Want als wij in't eigen lijke leven staan met alle drukte om ons heen, gejaagd, vlug, op ons qui vive, om ons geen kansen te laten ontgaan, met onze zorgen van alledag, dan zien wij vaak zo wei nig van het werkelijke, dat om ons heen gebeurt. Het vergaat ons dan als in een groot bos, waar wij door de vele vele bomen het woud niet meer zien. We zouden ons eerst op een afstan<j moeten plaatsen, willen wij het schone cn het rijke en het weelderige in ogenschouw kunnen nemen. Zo is het ook met het leven. Willen wij daarvan het mooie, het rijke, het lelijke en het schrijnende en ook het ontroerende van zien, dan moeten wij ons op een afstand plaatsen. Ons even terugtrekken uit het rumoer en de zorgen. En dit kunnen wij onder andere in de donkerte en stilte van een schouw burgzaal, waar een stuk van het leven voor ons wordt uitgebeeld. Waar wij als het ware ons zelf in een spiegel krijgen te zien met al onze goede eD kwade eigenschappen. En als het stuk nu maar WAARACHTIG is en de spe lers het OVERTUIGEND naar voren weten te brengen, zodat wij erin kunnen geloven, dan zal het ons in hevige mate boeien. Wij BESCHOU WEN het leven dan. En wij kunnen het rustig beschouwen, omdat wij er zelf een moment niet in gemengd zijn, er even buiten staan. En werkelijk, in deze beschouwing zien wij dikwijls plotse ling dingen, die ons in het dagelijkse leven totaal ontgingen. Wij zien bij voorbeeld de gevolgen van onze daden, die zij voor een derde kunnen hebben. Gevolgen van ons prettig of onuitstaan baar humeur. In het eigenlijke leven sloegen wij misschien niet de minste acht op deze derde, zodat wij ook ds gevolgen net - konden zien. Wij zien bijvoorbeeld de invloed van de onder linge verhoudingen tussen de ouders op de kinderen. In het dagelijkse leven is dat misschien nooit zo tot ons doorge drongen. Nu zien wij het plotseling heel scherpHet zien in een spiegel behoeft niet aitijd een teken van ijdel- heid te zijn. Het kan ook een meditatie zijn, een gewetensonderzoek. Maar welk een zware verplichting legt deze uitbeelding van het leven dan ook niet op de schouders van de spelers. Deze dienen er toch voor te zorgen, dat hun spel een zeer gave en juiste uitbeelding van het leven wordt. Hier kan onmogelijk de levensbe schouwing buiten geding blijven. Als wij Katholieken het leven willen uitbeelden, dan nemen wij onmiddellijk een zeer grote verantwoordelijkheid op ons! Dan zullen wij dit als „KATHO LIEKEN" moeten doen! Als Katholie ken, voor wie het leven een veel rijkere en diepere betekenis heeft dan voor menige andersdenkende. Wij zullen een stuk Katholiek leven op de planken moeten zetten. En zo wij dit niet doen, dan zetten wij geen juist, geen zuiver, geen gaaf beeld van het leven op het toneel. Dan heeft ons spel geen zin. Want voor ons katholieken is onze zienswijze op het leven de enig juiste. Zoals wij het bezien, ZO is het leven! En niet anders! En ZO dienen wij het op de planken te zetten, om er een juiste en gave uitbeelding van te krijgen. Wij kunnen hier onmogelijk onze katholiciteit even buiten be schouwing laten. Wij nemen dus de taak op ons: het katholiek leven in al zijn rijke kleur schakeringen uit te beelden. Het katho liek leven, waarin zelfs het geringste en minste diepe en grootse betekenis heeft. Het katholiek leven, dat de mens hemelhoog verheft en hem tot kind van God maakt en hem vervult met grote blijdschap. Het katholiek leven, waarin elk conflict, elke moeilijkheid en elk probleem zijn heel eigen speciale op lossing vindt. Deze taak brengt zware verantwoor delijkheid met zich mee. Maar deze taak kap ons ook zeer veel voldoening verschaffen. Want het is een zeer grootse taak. Ik kan mij voorstellen, dat er personen zijn, die zich geroepen voelen alle andere werkzaamheden opzij te zetten, om zich geheel te kunnen wijden aan deze taak. Want deze taak houdt een groot stuk apostolaat in: het rijke, het mooie, het blijde, het troostende van het katholieke leven in het licht van de schijwerpers te laten zien. En dan behoeft nog geen enkele keer de naam „God" in een stuk genoemd te worden, het gaat om de geest, de sfeer, de gehele levenhouding, die moet katholiek zijn! Ik kan me ook voorstellen, dat de katholieke verenigingen op dit punt een behoefte voelen aan samenwerking. Zij hebben toch immers een gezamenlijke taak. Een gezamenlijke opdracht, Een gezamenlijke verantwoordelijkheid. En deze is niet gemakkelijk. Daarom is het goed, dat van de ver enigingen uit het verlangen is gegroeid naar een gezamenlijk contact. Dat is een teken, dat men zijn taak ernstig opneemt Nu kunnen zij elkaar steunen en helpen hun ideaal hoog en zuiver te houden. Dit contact kunnen zij vinden in het W.K.A. (Werkverband Katholiek Ama teurtoneel). Maar dan moet het W.K.A. ook goed weten, wat het wil. Als het zuiver ge groeid is vanuit het verlangen der verenigingen zelf dan zal dit niet moeilijk zijn, al kunnen zich nu en dan strubbelingen voordoen Het moet een vast omlijnd plan hebben en zijn doel niet voorbijstreven door zich op allerlei zijpaden te wagen. Momenteel schijnt het nog niet te gaan, zoals men graag zou willen. Maar de verenigingen moeten ook meehelpen! Vanuit de verenigingen moet het komen! Dit is de enig gezonde gang van zaken. Men moet het niet zoeken in kortingen zus of in boekjes lenen zo. Dit is alleen maar materieélvoordeel zoeken en dik wijls nog ten koste van derden. Wij zoe ken in ons contact andere voordelen! Voordelen die op een heel ander niveau liggen. Een niveau, waar geen enkel an dere toneelunie van niet-katholieken ook maar iets van verstaat! En daarom staan wij zo huiverig tegenover iedere samen werking van het W.K.A. met andere to neelunies, als deze samenwerking niet zeer, maar dan ook zeer verwijderd blijft. Wij zoeken contact als KATHOLIEKE verenigingen. En de voordelen die wij hiervan verwachten liggen niet eens zozeer op het terrein van de perfectie van ons spel. Die perfectie komt er minder op aan vergeleken bfl de geest van ons spel. Wij voelen ons als katholieken voor een zeer zware taak gesteld en daarom zoeken wij contact, om deze zware taak gezamenlijk beter te kunnen volbren gen. On ze beweging (het W.A.K. mist nog zjjn noodzakelijke ondergrond", zo sprak kapelaan J. v. d, Boogerd, de geestelijke adviseur van het W.K.A. in het bisdom Haarlem, aldus het Fe- bruari-nummer van Elkerlyc. „Goed Katholiek toneel kan alleen ontstaan, wanneer er een bewust levende mens achter staat. We moeten komen tot een werkelijk BELEVEN van ons geloof om daardoor vanzelf tot GETUIGEN Ie komen. DIT ALLEEN IS DE BE STAANSREDEN VAN EEN WERK VERBAND KATHOLIEK AMATEUR TONEEL!!" De naderende feestdag vau Sint Benedictus, Patriarch der Westerse monniken de 21e Maart vormde voor ons aanleiding de' Bene dictijner Abdij van Egniond te gaan bezoeken, waar op bet ogenblik 45 kloosterlingen naar de H. Ilegcl van Sint Benedictus leven. mm mmm wm im No. 1997. 20 Maart 1954 Redacteur G. J. A. VAN DAM. Vossiusstraat 18B, Amsterdam-Z. Alle correspondentie aan dit adres. Bij vragen om inlichtingen s.v.p. postzegel voor antwoord insluiten. „KRACHT-DAMMEN" Het Laokoiin-motief De hieronder gepubliceerde vier vraag stukken zijn gebaseerd op het zogenaamde „Laokoön-motief", dat zijn naam ontleent aan een mythologische figuur, een zoon van Antenor, een priester van Apollo of van Poseidon te Troje. Hij waarschuwde zijn medeburgers voor het houten paard door de Griekse belegeraars achtergelaten, dat zij de stad binnenhaalden. Hij slinger de er zelfs zijn lans tegen. Uit wraak hierover stuurde de Griekse godin Athena twee slangen, die Laokoön en zijn beide zonen doodden. Het verhaal van de Tro jaanse oorlog berust weliswaar op waar heid, hoewel de oorzaak nog steeds een vraagpunt is. Deze oorlog, die ongeveer tien jaar duurde en in de 13de eeuw vóór Christus tussen de Grieken en Trojanen werd uitgestreden, heeft tot tal van legen den aanleiding gegeven. Verschillende dichters hebben de sage van het Paard van Troje, dat de Trojanen de nederlaag bracht, beschreven; o.a. een gedeelte van Homerus in de Ilias, Vergilius beschreef ze in Aeneis en Sophokles nam haar tot onderwerp van een treurspel. In 1506 werd te Rome een beeldhouwwerk opgedolven dat de dood van Laokoön en zijn zonen voorstelt. Het werd door Z. H. Paus Julius II in het Vaticaan geplaatst. Dit als toelichting op de naam van het in deze composities verwerkte motief. Ook hierin wordt door de witte legermachten de overwinning bevochten doordat zij er in slagen, één stille maar zeer sterke macht, binnen of achter de vijandelijke veste te brengen, in dit geval minder door list en meer door opoffering van nage noeg alle beschikbare manschappen. In no. 2822 zien we de uitwerking van dit thema in miniatuurvorm, tn de num mers 2823 en 2824 als „mozaïeken" en in no. 2825 in de gestalte van die der „athle- ten". No. 2825 is feitelijk geen zuivere be werking, maar meer een surrogaat op het „Laokoön-idee". Niettemin een Interessant vraagstuk, dat, met de twee andere con structies, tot de minder bekende composi ties van de Twentse problemist Gerard Mantel behoort. De oplossingen van deze vier vraagstuk ken worden gaarne tegemoet gezien to-* a.s. 31 Maart aan het boven deze rubriek vermelde adres. No. 2824 G. MANTEL, Hengelo No. 2825 G. MANTEL, Hengelo i f <5 O 3 G i* G G '..G O G G Stand: Zw. 1, 7, 9. 12-14, 17, 26, 27, 40. Wit 20, 23, 30, 33, 37-39, 42, 43. Wit speelt en wint. Stand: Zw. 8-13, 15, 18, 19, 21, 26. 36 Wit Schaakredacteur: P A. KOETSHEID, Huize St Bernardus, Sassenheim. (Zaterdag 20 Maart 1954) DE PROBLEMEN VAN DEZE WEEK In de tweezet maakt het dartele paard heel wat nuttige sprongen. Hierdoor ver krijgt het spel een onderhoudende afwis seling. In deze rubriek openen we het Maas- bode-tournooi 1354. Hiervoor hebben we een opgave gekozen van een medewerker, die reeds 35 jaar geleden van tijd tot tijd deze rubriek verrijkte met een eerste 24, 25, 28-30, 32, 34,plaatsing. Wat we reeds mochten ont- 37'. 38.' 41-44. 50. Wit vangen wekt onze verwachting, dat ook speelt en wint. G G O No. 2822 GEO VAN DAM No. 2823 G. MANTEL, Hengelo TWEE PARTIJ-COMBINATIES In de onderstaande twee partij-fragmen ten worden een paar slagzetten uitge voerd, die niet alleen zeer mooi. maar ook bijzonder instructief zijn. No. 2826 kwam enige jaren geleden voor in een partij van de Marseillaanse speler A. Vivès, die de witte kleuren aanvoerde. De tweede kwam voor in een vrij partijtje, dat we vroeger eens speelden. No. 2826 No 2827 i .ansa c. 0Ö c G G Stand: Zw. 3, 6, 8, 10, 11, 13, 14, 17-20. 24, 25, 26. Wit (v. D.) 27, 28, 32-35, 37-40. 42, 43. 45, 48. Wit aan zet won. Hoe? In no. 2826 beëindigde Vivès hier de partij door de volgende brillante combi natie: Wit 3530, 4440, 28 23!, 33 28!, 28X39 (zeer verrassend), 39—34, 27—21 en 31X4. J In no. 2827 is de winst niet minder Im ponerend. In deze rustige partijstand volgde nu namelijk een damzet, die zwart volkomen overrompelde en men zal het toegeven wel een bliksemslag bij hel dere hemel lijkt, namelijk: Wit 2722, 32X12, 28—23, 33X22, 34—30, 39X8, 37—32, 42X31, 48—42, 40—34, 35X4! deze wedstrijd een succes zal worden. No. 7115 M. D. L. ARTZ, Amersfoort le plaatsing Mat in 2 zetten. Stand: Zw. 3, 8-20, 24, 25. Wit 22, 27, 28, 31, 33-36, 38, 39, 42-44, 48, 50. Wit aan zet won. Hoe? Stand: Zw. 1. 9, 12, 13, 21, 23, 36 Wit 16, 22, 27, 31, 32, 38, 43. Wit sp. en wint. Stand: Zw. 1, 7, 9, 12-14, 18, 19, 28, t.9. Wit 20, 30, 31, 37, 40, 41, 43, 44, 48. Wit speelt en wint Als andere middelen gefaald hebben. Uw hoest minder benauwd te maken, neem dan AKKE R'S 's werelds beste hoestsiroop mm dus brengen de K in het schaak, maar dat is niet toelaatbaar. No. 7107. C. Groeneveld. Opl. 1. DM enz. Niet 1. Th7, wegens Re7:f. No. 7108. J. K. Blom Jr. Opl. 1. Ról. Kb2; 2. Dg6 enz. 1g6; 2. Da8. Dit driezetje is wel een ongeluksvogel. Ook de laatste wijziging is niet afdoende. Pion d4 moet blijven en er komt er één bij op c5. Deze vier problemen werden goed op gelost door: ir A. Bergstein, Geleen; A. T. Croïn. Delft; J. Dickhaut, Nijmegen; mr P. C. Goossen. Nijmegen; J. C. Groen. Rot terdam; dr R. j F. Nivard. Nijmegen; Paul Raschdorf, Hannover; J G M. Vos, Rijswijk; C. v. d. Welde; Rotterdam. J A. H. Kersten, Arnhem, alle beh. no. 7106; C. Ob den Camp. Maastricht Idem; Paul Kip. Steenbergen, alle beh. no. 7105; M. v. d. Burgt, Utrecht. 7105. 7106; J. van Dijk, De Lier, no. 7106; F. Bogaers, Til burg, no. 7105. "No. 7107 en no. 7108 door L. Ph. M. Arends. Venlo; A. v. Asten, te Asten; mr dr R. Bromberg, Roermond; F J Fokkel- man, Hengelo; J ter Heerdt, Rotterdam; past. P. v. d. Heyden. Budel-Schoot; A. J. Hooft van Huisduynen, Waalwijk; T Jan sen, Rotterdam; B. Kouwenhoven, Rotter dam; T Vuurman. Rotterdam. No. 7107 door H. Th. v. Goor, Voorburg; F. J. F. Vismans Rotterdam. No. 7108 door mej. R. v. Eekelen, Ooster hout. Nog te vermelden: No. 7104: C. Ob den Camp, Maastricht. De oude abdij, rond het jaar 950 door de Hollandse Graaf Dirk II in het [even geroepen, had zich een „wijd- vereerde naam verworven" volgens onze H. Vader. Pius XII. en onbere kenbaar is haar invloed geweest als middelpunt van beschaving, van gods dienstige en maatschappelijke cul tuur. Een niet-katholiek historicus, Prof. Dr P. v. Moerkerken, getuigde omtrent haar: Eeuwenlang was de oude stich ting een toevlucht geweest van ge leerdheid en vroomheid temidden ener ruwe bevolking: boeren en vis sers, van de geestgronden en de me ren. Altijd schoner leefde het kloos ter op. Vorsten en Heiligen schon ken kostbare relieken, boeken en gewijde voorwerpen. Graven en Gravinnen van Holland werden ter ruste gebracht in de kerk der Abdij. De Abdij kwam in 1561 aan de Bis schop van Haarlem, Nicolaas van Nieuwland, die grotendeels op haar inkomsten 30.000 per jaar, maar daar moest het onderhoud der kloos terlingen van af was aangewezen. Deze beslissing was stellig niet geluk kig. De Abdij ging een periode van verval tegemoet. De laatste abt, Antonius Hovens, werd abt in het befaamde klooster te Echternach. In 1567 sloegen de Geuzen hun met bloed en roof bemorste handen aan het Godshuis. Maar het ergste moest nog komen, onder Sonoy, Oranje's plaatsvervanger in het Noorderkwar tier. Hij, en zijn gewetenloze collega Lumey deze werkte" in het Zui derkwartier hebben zich beiden aan schandelijke gewelddaden bezon digd. Op last van Sonoy moesten ar beiders uit Alkmaz. „het lood uit de gebouwen der Abdij wegbreken; de klokken op karren laden, deels voor het Noorderkwartier, deels voor de Engelsen, in ruil voor buskruit. Dui zenden ponden lood werden losgerukt en neergeworpen. De cellen der mon niken waren leeg van meubels; kelders en voorraadschuren geplunderd; naakt en grauw de wanden der boekerij, be smeurd met hoon en spotfiguren tegen het Heiligste van het oude Geloof. Tot een onherbergzame puinhoop moest de Abdij worden uitgebrand, waar geen Spanjaard zich meer nestelen kon. Zeven eeuwen had de Abdij in de Kennemer wildernissen eenzaam ge staan met haar kennis en wijsheid en vrome kunst, toeverlaat van wie schuwden de ijdele wereld en de ruwe tijd. Was haar taak dan volbracht, dat zij nu sterven moest? Waren haar ge dachten onvruchthaar geworden; was haar schoonheid uitgebloeid voor een nieuw geslacht?" Aldus Prof. van Moerkerken. Dom Pauius Andriessen, de 38e Abt van Egmond, draagt het Borstkruis der voormalige Abdij cn zet, met zijn kloosterlingen, als Vader van steeds in aantal toenemende zonen, de aller- roemrijkste traditie der oude Abdij voort. Paus Pius heeft van de huidige kapel de hoeksteen persoonlijk geze gend als een onderpand van Zijn hoge goedkeuring jegens de nieuwe stichting/verrijzend op de plaats zelve der vroegere, „door de woede der on verlaten neergehaald en verwoest" gelijk de breve behelst, die de „Priorij van Sint Adelbert" tot „Abdij" ver hief (14-2-1950). Gedurende een rondgang door het klooster, geleid door een vriendelijke monnik, konden wij duidelijk consta teren, dat de oude Benedictijnse ge dachte hier nog springlevend is en dat haar schoonheid bouwmeester Krop holler heeft geïnspireerd tot hoogst in drukwekkende. kerkelijke baksteen- bouw. De tegenwoordige kapel wordt later kapittelzaal; een nieuwe kerk is in aanbouw naar plannen van Koldeweij, uitgevoerd door de aannemers Huur- deman en Arts, die zo zeide onze gids er hard hun best voor doen. Trouwens, heel deze wederopluiking der wijdvermaarde Abdij staat of valt met de vrijgevigheid van weldoeners, met de nimmer aflatende ijver van ze- lateurs en zelatrices, die de voetspo ren van die grote ijveraar, Gerrit v. d. Bos, in dezelfde richting drukken. „Veel is nog in aanbouw" zei onze gids „met weinig geld moeten we veel tot stand zien te brengen. Het vor dert doelbewust, maar langzaam; zo mogelijk behoort iedere steen verant woord te zijn". Wij bezochten de refter, waar het allersoberste middagmaal voor de kloosterlingen gereed stond. De tafel van Vader Abt aan het hoofd; de voor lezer als op een preekstoel. Vragend keken we de pater aan? Hij begreep De kloosterregel van de H. Bene dictus, Patriarch der Westerse mon niken, munt uit door wijze gema tigdheid; de Heilige noemt deze ,de moeder der deugden". „Alles" zegt S. Benedictus moet gematigd geschieden wegens de kleinmoedi- gen". Het kloosterleven heet bij hem: „de gemeenschap van 's Heren dienst". In de Kerkgeschiedenis, dl. I, somt Zijne Eminentie de Kardinaal vier bijzondere karaktertrekken op, welke de dienst van God kenmer ken naar S. Benedictus' gevoelen: a De bekering der zeden, en de gehoorzaamheid aan de II. klooster regel. Vader abt moet alles zo rege len, dat de sterkeren altijd tot nog meer bereid zijn, en de zwakkeren niet worden afgeschrikt. b. Het „opus Deï", het koor gebed. dat de monniken gemeen schappelijk op bepaalde tijden van de dag behoren te bidden Aanvan kelijk werd de H Mis alleen ge celebreerd op Zon- en feestdagen; later elke dag c. De arbeid Onder arbeid" ver stond de H. Patriarch het lezen der H. Schrift en de handenarbeid, die aan allen werd opgelegd. d. De verplichting om het gehele leven in hetzelfde klooster te blij ven, waar de Abt de vader is, en de kloosterlingen broeders; men toeft dus, zo te zeggen, steeds in de sfeer van de eigen familie. De Benedictijnse kloosters, brand punten van beschaving en gods dienstig leven, toevluchtsoorden van wetenschap en schatkamers van cultuur, hebben een onmetelijke in vloed uitgeoefend op het geestelijk en maatschappelijk leven in West- Europa. No. 7116 J. J. P. A. SEILBERGER, Maasbode-tournooi 1954 Mat in 2 zetten. y//Mm Probleemoplossingen: No. 7105. J. van Dijk. Opl. 1. Te8, fe8: (P); 2 b6, Pc7ft. No. 7106. J. L. v. Grieken. Opl. 1. dl (R) Rfl; 2. Rf3, Kd3; 3. Ka6, Kc4; 4. Rb7. Kb4tt- Ook op te lossen door I. Kb6, Pd7f; 2. Ka5, Kd4; 3. dl (R), Kc5; 4. Ra4, Pb7tt Help- matten verschalken dikwijls nog de nauw keurigste onderzoekers. Er waren inzen ders, die als eerste zet aangaven: 1. Kb6, In de, onlangs in Amsterdam gespeelde bridgewedstrijd tussen een Frans team en de Continentalclub, waarin verschei dene van Nederlands vooraanstaande spe lers meededen en welke match door onze landgenoten met 14 matchpunten verschil gewonnen werd. deed zich een sensatio neel spel voor, in het bijzonder voor de toeschouwers, die achter de Hollandse speler keken die de zwakke kaarten tn handen had. Stelt u zich eens voor. dat uzelf (NZ) kwetsbaar staat en de tegenpartij niet. Als Zuid hebt ge de volgende kaarten op geraapt: <|k53C98642<C>2»t,V9 4 3 en hierop gebeurt bet volgende: West Noord Oost Zuid 1 Q? 2 C? 3 7 Uw eerste bod is niet het moeilijkste. Weliswaar betekent uw partners 2s?-bod een mancheforcing (een bod ln de kleur der tegenpartij is dat in de normale biedsystemen altijd), u hebt zo n slecht spel, dat ge er maar meteen een „doublé mee laat horen, hopende uw partner te waarschuwen, dat ge niets in de kleuren hebt waarin hij wel belangstelling zal hebben. Hierop past West en uw partner zegt Bu 3* Oost past en ge hebt het volgende probleem: Passen, 3 SA of iets anders? Passen is uitgesloten, want Noord heeft gegarandeerd dat hij de manche in eigen hanrl heeft' u moet dus bieden, of u wilt of niet. Met 3 SA geeft u wel«cbt de in druk iets in ruiten te hebben en ln uw wanhoop - biedt u dan maar 4*. De tegenpartij past weer, blijkt nog lang niet tevreden en biedt nu.... 6 ruiten! Slaat de schrik u oiri lw hart? Wel, Noord zal zeker een heel mool spel hebben met ongeveer 12 slagen In eigen hand; daar hij ons de keuze la tussen 60 of 6*. hebben we geen reent om te passen, we zeggen 6# omdat zuiks een iets beter contract moet zijn dan 64/ Iedereen past en de NZ-kaarten blijken er als volgt uit te zien: A H V 10 8 6 0? A O H V 9 7 5 3 *53 C? 9 8 6 4 2 O 2 A V 9 7 4 3 Noord heeft dus inderdaad wel iets „ln huis" gehad. De tegenpartij komt met uit. Noord neemt de slag en gaat direct O spelen, hopende een aftroefslag tn de blinde te krijgen. Ruitenheer wordt met het aas genomen en de tegenpartij speelt natuurlijk onmiddellijk troef na. Noord neemt en troeft hierna een O in de blin de af .gaat vervolgens met een afgetroef de V naar zijn hand terug en haalt de troeven eruit, die niet slecht blijken te zitten. Nu wordt O-vrouw gespeeld; zou den beide tegenstanders daarop O be kend hebben, dan was het spel gemaakt. Helaasde Ruitenkleur valt 4:2 bij Oost-West en Oost blijft met de O-boer zitten, één down. Het is natuurlijk wel erg lastig, om met dit geweldige Noordspel uit een contract van klein-slam te blijven. Reeds als Zuid O-boer heeft of een troefje meer, Is er een kans van slagen. Men kan niet alles uitrekenen in bridge en ook ln dit spel was het voor Noord vrijwel ondoenlijk om te bepalen, of Zuid de goede kaarten meebracht; veel hulp kreeg Noord niet, maar hadden de Ruiten 3 3 gevallen, dan was het slam toch nog gemaakt. Volledigheidshalve vermelden wij, dat de Franse spelers er in slaagden, de N.-Z.- kaarten niet verder te bieden dan 4 MIMIR. Horizontaal: 1. soort kroon, 5. opera, 9. naschrift, 11. kans op onheil, 13. meis jesnaam, 15. lectuur, 17. inhoudsmaat, 19. soort onderwijs (afk.). 20. voegwoord. 21. hemellichaam. 23. pijlgif, 25. rang in het leger (afk.), 26. niet krom, 28. buit, 29. iedere, 32. te zijner plaatse (lat.), 33. lidwoord (Fr.), 35. pl. in Friesland, 36. onder andere (afk.), 38. pompoen, 41. voegwoord, 42. étui, 44. rivier in Rus land, 46. zoals de akten getuigen (Lat.), 47. nevel, 49. jongensnaam, 50. pl. in Duits land, 53. zangnoot. 55. meisjesnaam, 57. nobel. 53. lekkernij, 60. kindergroet, 61. daaraanvolgend (afk.). 63. vorm van lik ken, 65. zonder inhoud, 67. pl. in Enge land, 70. heilige, 71. vol eer, 72, deel v.e. muziekinstrument. Verticaal: 1 lijst, 2 leeftijd (Fr.), 3 gym- nastiektoestel, 4 als volgt (afk.), 5 onge veer (afk.), 6 woonschip, 7 deel van een uur (Fr.), 8 imiteren, 9 onmeetbaar getal, 10 vreemde munt, 12 werelddeel, 14 vod, 16 uitspreiden, 18 uitroep, 22 zangnoot, 24 dankbaar, 27 eiland in de Ind. Archipel, 30 watering, 31 maanstand, 34 getij, 35 soort schip, 37 grote bijl, 38 vreemde munt, 39 soort onderwijs (afk), 40 overgave, 42 afstandsmaat, 43 uitstalkast, 45 sidderen, 48 aanvoerder, 51 zee (Eng.), 52 water in Friesland, 54 bloem, 56 plaats in Gelder land, 59. boom, 62. ongedierte, 64. meisjes naam, 66 voegwoord (Fr.), 68 geografische aanduiding (afk.), 69 titel. Horizontaal: 1 basta; 5. stap; o. Malak- ka; 11. Amerika; 13. kalm; 15. elke; 17. st; 18 el; 20. ar; 21. op; 22. ld; 24. aar; 25. to; 26. karaf; 28. ahorn; 31. Isar; 33. orde; 34.'leiding; 37. enkelen; 38. ronde; 39. krijst. Verticaal: 2. smal; 3. tamme; 4. ale; 5. ski; 6. akker; 7. taal; 9. ark; 10. aks; 12. iep; 14. atlas; 16. koord; 19. laf; 20. ara; 23. dralen; 25. torgny; 26. kip; 27. arend; 29. honer; 30. Nel; 32. ade; 35. Ike; 36. ons. Het droge tarwebrood en wat ap pels? „Het is voor ons genoeg"! Wij woonden in de klassieke rust en de stemmige ernst der kapel „de Sext" bij, het „zesde uur", naar de Joodse dagverdeiing. „Deus, in adjutorium meum intende.zette een jonge stem in. En het koor antwoordde: „Domine, ad adjuvandum me festina" „Heer, haast U om mij te helpen", de zestigste psalm. Onze vriendelijke gastheer drukte ons nog op het hart het naburige klooster der Zusters Benedictinessen te bezoeken, waar o.m de kerkelijke „fraaie" handwerken werden beoefend. Met de allerbeste wensen voor de her opbouw der Abdij, namen wij dank baar afscheid. 1. De befaamde Amersfoortse kei is door het vroegere landijs naar ons land getransporteerd. Ook de keien van de hunebedden. 2. De zoutlagen in de Achterhoek wijzen er op, dat het vroeger daarginds zeer droog en warm was, evenals in de woestijnachtige streken, waarin ook thans nog zoutvorming plaats vindt. 3. Inderdaad de naar binnen ge krulde slagtanden van de mammouth zijn te sterk ontwikkeld en voor hun „doel" onpractisch. 4. Voor de hond is de reuk het voornaamste zintuig; daarna het ge hoor; eerst dan; het gezicht. Voor de kat ook. 5. Van alle huisdieren is het paard het laatst „gedomesticeerd" tot huisdier geworden, dus: hond en schaap waren het paard vóór! P1-,?- S. Slijper stelt („Mensch en HuisdierThieme) dat horens en gewei niet allereerst „vechtwapens" zijn. „Mannelijke edelherten, die als afwijking het gewei misten, bleken ooit betere vechters dan hun gewei- dragende stamgenoten". 7. Neen „de Franse leliën spin nen niet!" D.w.z.: de Franse kroon gaat niet over op een dochter! (Het wapenschild der Bourbons draagt 3 gouden leliën). 8. Een lakenvelder valt op door een zwart voor- en achterstel, terwijl, bij deze runderen, het middenstel wit is. 9. De windhonden jagen niet met de neus, maar veel meer met het oog en nemen het zelfs op tegen gazellen en andere antilopen. 10. De nagels van een kat worden door een elastisch bandje steeds „van zelf" in de ingetrokken stand gehou den. 1. Om de loodrechte stand van iets na te gaan, gebruiken we het schietlood een draad met een loden balletje verzwaard. Waar dit balletje neerkomt, maken we een teken zeg op 150 m. diepte. Langs dezelfde „route" laten we nu een kogeltje vrij vallen. Komt het op het merkteken terecht? Of niet? Hoeveel scheelt het dan? 2. De slinger van een klok wil ik aan de evenaar even snel laten slinge ren als hier. Moet ik hem dan: onver anderd laten inkorten langer maken? 3. De vloedgolf ontstaat door de aantrekkingskracht van zon en maan, beide. Wie van deze twee speelt de hoofdrol? Waardoor? 4. Over Scandinavië ligt een gebied van hoge luchtdruk; hier heerst lagere druk. Gevolg? Noordenwind". Maar De Bilt meldt: „Oosten, O.N.O.-wind". Volgens welke „wet"? 5. Bruine paarden witte zwarte. Maakt men ook melding van groene paarden? 6. Blijkbaar hebben de Romeinen de Westkust van ons land niet bezocht, want nergens vermelden hun nauwkeu rige geschiedschrijvers onze duinen. Hoe zou dat komen? 7. Van welke grote rivier was de Theems oudtijds een zijrivier? 8. Hoe heette de burgemeester van Amsterdam, die de bekende, centrale figuur vormt van Rembrandt's „anato mische les"? 9. Paarden, honden, behoeven geen zwemles te nemen, zij kunnen „van nature" zwemmen. Waarom moet de mens wel zwemles nemen? 10. De Engelse koopman Whitting- ton legde omstreeks het laar 1400 do grondslag voor zijn enorm vermogen, door aan een Westafrikaanse neger- vorst een zeker dier te verkopen. Welk dier was dat? Hindeloopen. Een der elf steden van Friesland. Klederdrazhten eigen taal inrichting der huiskamers.... maar óók: hinden? Een oude kroniek beweert het; „Hinloopen is anno 1254 een Stadt gheworden. De a?rste huysen worden daer anno 910 eerst gheset. Ende het kreech dese naem van etlicke wilde beesten, die men hinden noemde, die uit het bosch aldaer haren ganck ende loop hadden". Blijft de vraag, waarom men de streek naar de loop van hinden ging noemen? Anderen komen dan ook tegen de oude kroniek in verzet. Het woordje „hind" heeft met het lieftal lige hertje niets te maken; het betekent zoveel als: „hund" en dat „hund" is weer familie van „hynden": gemeenten, genootschappen! Zij, die behoren tot dezelfde „hund", dezelfde streek. Als onoplosbare rest bliift dan „loopen" over. Wie het weet, mag zijn vinger op steken. Staveren, Stavoren, óók een der oude elf steden van Friesland Wie kent er niet het Vrouwenzand, ten Z. der ge meente, de herinnering bewarend aan het schatrijke Vreuwtje? En de zeillief- hebbers zullen de Staverse jollen noe men echte schepen, waarmee het ge zellig zeilen is. Wat betekent het woord: „Stavoren" nu? Wel, doodeenvoudig: „Sta-voor- aan" want het stedeke met zijn rode daken ligt toch op de voorste, uiterste punt van Friesland, als een pijlspits tegenover het vroeger vijandige Hol land? Neen, beweren anderen. Er stond oudtijds een afgodsbeeld van de Friese Jupiter, van „Stavo", in een heidense tempel. Reeds in 1132 heten de burgers: „Cives Staurenses", van Stauria. Nog anderen pleiten voor: „sta-sto" (het Duitse: Stelle): plaats; en: .Werun". woningen. Maar: waar komt die v dan vandaan, voren? Friesland's hoofdstad Leeuwarden, met de stompe „Oldehove", de zware toren van een der drie dorpjes, waar uit de stad ontstond. Iedereen heeft daar wel van gehoord. Maar: waren daar nu leeuwen rond: Leeuwarden? Weineen lacht men u, terecht, uit. We hebben hier met een „lieve waard" (denk maar aan Wieringerwaard enz.) te doen, met „Lievewaardt". Een „lieve",strook waterland. „Kun je net begrijpenhier woonde Lieuwe, de herbergier, de waard, maar dan „waard" in een andere betekenis dan de vorige". „U is alle twee mis" komt een derde aan bod. „De oudste schrijfwijze was: „Lintarwrde" en dat „lintar" „linta", wel, dat is gewoon: lindel „Lin tarwrde" wil dus zeggen: „Linden- waard". Een vierde oppert: „Leovardia. naar de vis: leopardus. die te dezer plaatse werd gedroogd, gezouten en uitge voerd". Heel lang geleden zwierven er men sen in kleine, ranke scheepjes over zee, die uit het hoge Noorden kwamen. We noemen ze: de Noormannen. Ze roeiden cn zeilden overal heen waar ze dach ten, dat iets te stelen viel. Het waren echte rovers. Staken huizen in brand. Haalden gouden en zilveren kelken en cibories uit de kerken. En namen soms mensen mee als slaaf die moes ten dan voor hen werken. Ze ver toonden zich tn ons land. Maar ze zeilden zelfs naar heel, heel verre lan den, zoals Groenland en Amerika. Eens was er weer een groep scheep jes naar Groenland onderweg. Het werd kwaad weer. Het begon te stor men. De golven van de zee werden al hoger en hoger. Eén schip raakte bij de andere vandaan. Het kwam in grote moeilijkheden. De baas op dat schip, de kapitein, heette Bjarni. „Mannen" sprak hij. „We moeten van dit schip af. Het gaat stuk. We hebben maar één reddingboot bij ons. Daar kunnen we niet allemaal ln. We zullen dus loten. Wie goed loot, mag !n de reddingboot en kan terugvaren. Wie niet goed loot. moet ln het schip blij ven, er zit niets anders op". Er werd geloot. Bjarni lootte goed. Hij mocht mee met de reddingboot. Enkele anderen moesten, helaas, op het schip blijven, dat vast en zeker zou vergaan. Plotseling zag Bjarni dat er ook een jongen achter bleef. En hij had de vader van die jongen nog wel be loofd, goed voor hem te zullen zorgen. Aanstonds zei hij: „Ga jij mee in de reddingboot, daar mag je op mijn plaatt zitten. Ik blijf hier". Zo verwisseldet die twee van plaats: de jongen sprong in de boot en Bjarni bleef achter op het zinkende schip. Maar zijn woord had hij gehouden.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 6