I
IfltEROA)
vodrcoig
EGMOND's NIEUWE ABDIJ
ABDUIIROQP
Bridge-Rubriek SENSATIONEEL SPEL
BBEiro//
itl OÜO
Hebben wij behoefte aan een werk
verband Katholiek Amateurtoneel
SCHAKEN
Benauwde heest
DE HEILIGE VAN DE WEEK
im
HET GRABBELTONNETJE
m m. Él1
ÉMHÖ ÉS wé
n 9,
Tien
nieuwe vragen
Vorige wagen
beantwoord
I' U,I.\.\ (i
Hans van Bergen
m
r
rn S O m.\
if"- o,
i m g g g
W,
'y~ m 3 m
g n o
GjtfMT
Mei Wtfo i
De nieuwe Abdij behelst het
hlare antwoord op beide
laatste vragen
21 Maart: S. Benedictus, Patriarch der monniken
van het Westen
-
Oplossing van gisteren
Lopen er hinden bij
Hindeloopen?
Staat Stavoren voor-aan?
Rond Leeuwarden waren
leeuwen rond
CORRESPOI\UEM'lE-ADRES:
POSTBUS 8, HILVERSUM
JL ljj.it/iiu O nj.zi.xiil i ii/J4
liet toneel wil een weergave zijn van liet WERKELIJKE leven. En pas
als liet dit is, kan het ons boeien en ontroeren en is er sprake van echt
toneel. Maarjnist omdat het dit is, kunnen wij onze levensbeschou
wing niet buiten geding laten.
Wij willen immers als het ware door
ons toneel een schijnwerper richten op
het leven. Nu eens op dit facet dan op
dat. Zo nemen wij bij stukjes en beetjes
het leven onder de loupe door het in
het volle licht op de planken te zetten.
En in dat licht zien wij soms plotseling
ontgaan waren. Want als wij in't eigen
lijke leven staan met alle drukte
om ons heen, gejaagd, vlug, op ons
qui vive, om ons geen kansen te
laten ontgaan, met onze zorgen van
alledag, dan zien wij vaak zo wei
nig van het werkelijke, dat om ons
heen gebeurt. Het vergaat ons dan
als in een groot bos, waar wij door de
vele vele bomen het woud niet meer
zien. We zouden ons eerst op een
afstan<j moeten plaatsen, willen wij het
schone cn het rijke en het weelderige
in ogenschouw kunnen nemen.
Zo is het ook met het leven. Willen
wij daarvan het mooie, het rijke, het
lelijke en het schrijnende en ook het
ontroerende van zien, dan moeten wij
ons op een afstand plaatsen. Ons even
terugtrekken uit het rumoer en de
zorgen.
En dit kunnen wij onder andere in
de donkerte en stilte van een schouw
burgzaal, waar een stuk van het leven
voor ons wordt uitgebeeld. Waar wij
als het ware ons zelf in een spiegel
krijgen te zien met al onze goede eD
kwade eigenschappen. En als het stuk
nu maar WAARACHTIG is en de spe
lers het OVERTUIGEND naar voren
weten te brengen, zodat wij erin
kunnen geloven, dan zal het ons in
hevige mate boeien. Wij BESCHOU
WEN het leven dan. En wij kunnen het
rustig beschouwen, omdat wij er zelf
een moment niet in gemengd zijn, er
even buiten staan. En werkelijk, in deze
beschouwing zien wij dikwijls plotse
ling dingen, die ons in het dagelijkse
leven totaal ontgingen. Wij zien bij
voorbeeld de gevolgen van onze daden,
die zij voor een derde kunnen hebben.
Gevolgen van ons prettig of onuitstaan
baar humeur. In het eigenlijke leven
sloegen wij misschien niet de minste
acht op deze derde, zodat wij ook ds
gevolgen net - konden zien. Wij zien
bijvoorbeeld de invloed van de onder
linge verhoudingen tussen de ouders op
de kinderen. In het dagelijkse leven is
dat misschien nooit zo tot ons doorge
drongen. Nu zien wij het plotseling
heel scherpHet zien in een spiegel
behoeft niet aitijd een teken van ijdel-
heid te zijn. Het kan ook een meditatie
zijn, een gewetensonderzoek.
Maar welk een zware verplichting
legt deze uitbeelding van het leven dan
ook niet op de schouders van de spelers.
Deze dienen er toch voor te zorgen,
dat hun spel een zeer gave en juiste
uitbeelding van het leven wordt.
Hier kan onmogelijk de levensbe
schouwing buiten geding blijven.
Als wij Katholieken het leven willen
uitbeelden, dan nemen wij onmiddellijk
een zeer grote verantwoordelijkheid op
ons! Dan zullen wij dit als „KATHO
LIEKEN" moeten doen! Als Katholie
ken, voor wie het leven een veel rijkere
en diepere betekenis heeft dan voor
menige andersdenkende. Wij zullen een
stuk Katholiek leven op de planken
moeten zetten. En zo wij dit niet doen,
dan zetten wij geen juist, geen zuiver,
geen gaaf beeld van het leven op het
toneel. Dan heeft ons spel geen zin.
Want voor ons katholieken is onze
zienswijze op het leven de enig juiste.
Zoals wij het bezien, ZO is het leven!
En niet anders! En ZO dienen wij het
op de planken te zetten, om er een
juiste en gave uitbeelding van te
krijgen. Wij kunnen hier onmogelijk
onze katholiciteit even buiten be
schouwing laten.
Wij nemen dus de taak op ons: het
katholiek leven in al zijn rijke kleur
schakeringen uit te beelden. Het katho
liek leven, waarin zelfs het geringste
en minste diepe en grootse betekenis
heeft. Het katholiek leven, dat de mens
hemelhoog verheft en hem tot kind van
God maakt en hem vervult met grote
blijdschap. Het katholiek leven, waarin
elk conflict, elke moeilijkheid en elk
probleem zijn heel eigen speciale op
lossing vindt.
Deze taak brengt zware verantwoor
delijkheid met zich mee. Maar deze
taak kap ons ook zeer veel voldoening
verschaffen.
Want het is een zeer grootse taak. Ik
kan mij voorstellen, dat er personen zijn,
die zich geroepen voelen alle andere
werkzaamheden opzij te zetten, om zich
geheel te kunnen wijden aan deze taak.
Want deze taak houdt een groot stuk
apostolaat in: het rijke, het mooie, het
blijde, het troostende van het katholieke
leven in het licht van de schijwerpers
te laten zien. En dan behoeft nog geen
enkele keer de naam „God" in een stuk
genoemd te worden, het gaat om de geest,
de sfeer, de gehele levenhouding, die
moet katholiek zijn!
Ik kan me ook voorstellen, dat de
katholieke verenigingen op dit punt een
behoefte voelen aan samenwerking. Zij
hebben toch immers een gezamenlijke
taak. Een gezamenlijke opdracht, Een
gezamenlijke verantwoordelijkheid. En
deze is niet gemakkelijk.
Daarom is het goed, dat van de ver
enigingen uit het verlangen is gegroeid
naar een gezamenlijk contact. Dat is een
teken, dat men zijn taak ernstig opneemt
Nu kunnen zij elkaar steunen en helpen
hun ideaal hoog en zuiver te houden.
Dit contact kunnen zij vinden in het
W.K.A. (Werkverband Katholiek Ama
teurtoneel).
Maar dan moet het W.K.A. ook goed
weten, wat het wil. Als het zuiver ge
groeid is vanuit het verlangen der
verenigingen zelf dan zal dit niet
moeilijk zijn, al kunnen zich nu en dan
strubbelingen voordoen
Het moet een vast omlijnd plan hebben
en zijn doel niet voorbijstreven door zich
op allerlei zijpaden te wagen.
Momenteel schijnt het nog niet te gaan,
zoals men graag zou willen. Maar de
verenigingen moeten ook meehelpen!
Vanuit de verenigingen moet het komen!
Dit is de enig gezonde gang van zaken.
Men moet het niet zoeken in kortingen
zus of in boekjes lenen zo. Dit is alleen
maar materieélvoordeel zoeken en dik
wijls nog ten koste van derden. Wij zoe
ken in ons contact andere voordelen!
Voordelen die op een heel ander niveau
liggen. Een niveau, waar geen enkel an
dere toneelunie van niet-katholieken ook
maar iets van verstaat! En daarom staan
wij zo huiverig tegenover iedere samen
werking van het W.K.A. met andere to
neelunies, als deze samenwerking niet
zeer, maar dan ook zeer verwijderd blijft.
Wij zoeken contact als KATHOLIEKE
verenigingen. En de voordelen die wij
hiervan verwachten liggen niet eens
zozeer op het terrein van de perfectie
van ons spel. Die perfectie komt er
minder op aan vergeleken bfl de geest
van ons spel.
Wij voelen ons als katholieken voor
een zeer zware taak gesteld en daarom
zoeken wij contact, om deze zware taak
gezamenlijk beter te kunnen volbren
gen.
On ze beweging (het W.A.K. mist
nog zjjn noodzakelijke ondergrond",
zo sprak kapelaan J. v. d, Boogerd, de
geestelijke adviseur van het W.K.A. in
het bisdom Haarlem, aldus het Fe-
bruari-nummer van Elkerlyc. „Goed
Katholiek toneel kan alleen ontstaan,
wanneer er een bewust levende mens
achter staat. We moeten komen tot een
werkelijk BELEVEN van ons geloof om
daardoor vanzelf tot GETUIGEN Ie
komen. DIT ALLEEN IS DE BE
STAANSREDEN VAN EEN WERK
VERBAND KATHOLIEK AMATEUR
TONEEL!!"
De naderende feestdag vau Sint Benedictus, Patriarch der Westerse
monniken de 21e Maart vormde voor ons aanleiding de' Bene
dictijner Abdij van Egniond te gaan bezoeken, waar op bet ogenblik
45 kloosterlingen naar de H. Ilegcl van Sint Benedictus leven.
mm mmm wm im
No. 1997. 20 Maart 1954
Redacteur G. J. A. VAN DAM.
Vossiusstraat 18B, Amsterdam-Z.
Alle correspondentie aan dit adres. Bij
vragen om inlichtingen s.v.p. postzegel
voor antwoord insluiten.
„KRACHT-DAMMEN"
Het Laokoiin-motief
De hieronder gepubliceerde vier vraag
stukken zijn gebaseerd op het zogenaamde
„Laokoön-motief", dat zijn naam ontleent
aan een mythologische figuur, een zoon
van Antenor, een priester van Apollo of
van Poseidon te Troje. Hij waarschuwde
zijn medeburgers voor het houten paard
door de Griekse belegeraars achtergelaten,
dat zij de stad binnenhaalden. Hij slinger
de er zelfs zijn lans tegen. Uit wraak
hierover stuurde de Griekse godin Athena
twee slangen, die Laokoön en zijn beide
zonen doodden. Het verhaal van de Tro
jaanse oorlog berust weliswaar op waar
heid, hoewel de oorzaak nog steeds een
vraagpunt is. Deze oorlog, die ongeveer
tien jaar duurde en in de 13de eeuw vóór
Christus tussen de Grieken en Trojanen
werd uitgestreden, heeft tot tal van legen
den aanleiding gegeven. Verschillende
dichters hebben de sage van het Paard van
Troje, dat de Trojanen de nederlaag
bracht, beschreven; o.a. een gedeelte van
Homerus in de Ilias, Vergilius beschreef
ze in Aeneis en Sophokles nam haar tot
onderwerp van een treurspel. In 1506 werd
te Rome een beeldhouwwerk opgedolven
dat de dood van Laokoön en zijn zonen
voorstelt. Het werd door Z. H. Paus Julius
II in het Vaticaan geplaatst.
Dit als toelichting op de naam van het
in deze composities verwerkte motief. Ook
hierin wordt door de witte legermachten
de overwinning bevochten doordat zij er
in slagen, één stille maar zeer sterke
macht, binnen of achter de vijandelijke
veste te brengen, in dit geval minder door
list en meer door opoffering van nage
noeg alle beschikbare manschappen.
In no. 2822 zien we de uitwerking van
dit thema in miniatuurvorm, tn de num
mers 2823 en 2824 als „mozaïeken" en in
no. 2825 in de gestalte van die der „athle-
ten". No. 2825 is feitelijk geen zuivere be
werking, maar meer een surrogaat op het
„Laokoön-idee". Niettemin een Interessant
vraagstuk, dat, met de twee andere con
structies, tot de minder bekende composi
ties van de Twentse problemist Gerard
Mantel behoort.
De oplossingen van deze vier vraagstuk
ken worden gaarne tegemoet gezien to-*
a.s. 31 Maart aan het boven deze rubriek
vermelde adres.
No. 2824
G. MANTEL,
Hengelo
No. 2825
G. MANTEL,
Hengelo
i f
<5 O 3 G
i* G G
'..G O G G
Stand: Zw. 1, 7, 9.
12-14, 17, 26, 27, 40.
Wit 20, 23, 30, 33,
37-39, 42, 43. Wit
speelt en wint.
Stand: Zw. 8-13, 15,
18, 19, 21, 26. 36 Wit
Schaakredacteur: P A. KOETSHEID,
Huize St Bernardus, Sassenheim.
(Zaterdag 20 Maart 1954)
DE PROBLEMEN VAN DEZE WEEK
In de tweezet maakt het dartele paard
heel wat nuttige sprongen. Hierdoor ver
krijgt het spel een onderhoudende afwis
seling.
In deze rubriek openen we het Maas-
bode-tournooi 1354. Hiervoor hebben we
een opgave gekozen van een medewerker,
die reeds 35 jaar geleden van tijd tot tijd
deze rubriek verrijkte met een eerste
24, 25, 28-30, 32, 34,plaatsing. Wat we reeds mochten ont-
37'. 38.' 41-44. 50. Wit
vangen wekt onze verwachting, dat ook
speelt en wint.
G G O
No. 2822
GEO VAN DAM
No. 2823
G. MANTEL,
Hengelo
TWEE PARTIJ-COMBINATIES
In de onderstaande twee partij-fragmen
ten worden een paar slagzetten uitge
voerd, die niet alleen zeer mooi. maar ook
bijzonder instructief zijn. No. 2826 kwam
enige jaren geleden voor in een partij van
de Marseillaanse speler A. Vivès, die de
witte kleuren aanvoerde. De tweede kwam
voor in een vrij partijtje, dat we vroeger
eens speelden.
No. 2826 No 2827
i .ansa
c. 0Ö c
G G
Stand: Zw. 3, 6, 8,
10, 11, 13, 14, 17-20.
24, 25, 26. Wit (v.
D.) 27, 28, 32-35,
37-40. 42, 43. 45, 48.
Wit aan zet won.
Hoe?
In no. 2826 beëindigde Vivès hier de
partij door de volgende brillante combi
natie: Wit 3530, 4440, 28 23!, 33 28!,
28X39 (zeer verrassend), 39—34, 27—21 en
31X4. J
In no. 2827 is de winst niet minder Im
ponerend. In deze rustige partijstand
volgde nu namelijk een damzet, die zwart
volkomen overrompelde en men zal het
toegeven wel een bliksemslag bij hel
dere hemel lijkt, namelijk: Wit 2722,
32X12, 28—23, 33X22, 34—30, 39X8, 37—32,
42X31, 48—42, 40—34, 35X4!
deze wedstrijd een succes zal worden.
No. 7115
M. D. L. ARTZ, Amersfoort
le plaatsing
Mat in 2 zetten.
Stand: Zw. 3, 8-20,
24, 25. Wit 22, 27,
28, 31, 33-36, 38, 39,
42-44, 48, 50. Wit
aan zet won. Hoe?
Stand: Zw. 1. 9, 12,
13, 21, 23, 36 Wit
16, 22, 27, 31, 32, 38,
43. Wit sp. en wint.
Stand: Zw. 1, 7, 9,
12-14, 18, 19, 28, t.9.
Wit 20, 30, 31, 37,
40, 41, 43, 44, 48.
Wit speelt en wint
Als andere
middelen gefaald
hebben. Uw hoest
minder benauwd
te maken, neem dan
AKKE R'S
's werelds beste hoestsiroop
mm
dus brengen de K in het schaak, maar dat
is niet toelaatbaar.
No. 7107. C. Groeneveld. Opl. 1. DM enz.
Niet 1. Th7, wegens Re7:f.
No. 7108. J. K. Blom Jr. Opl. 1. Ról. Kb2;
2. Dg6 enz. 1g6; 2. Da8. Dit driezetje
is wel een ongeluksvogel. Ook de laatste
wijziging is niet afdoende. Pion d4 moet
blijven en er komt er één bij op c5.
Deze vier problemen werden goed op
gelost door: ir A. Bergstein, Geleen; A. T.
Croïn. Delft; J. Dickhaut, Nijmegen; mr
P. C. Goossen. Nijmegen; J. C. Groen. Rot
terdam; dr R. j F. Nivard. Nijmegen;
Paul Raschdorf, Hannover; J G M. Vos,
Rijswijk; C. v. d. Welde; Rotterdam.
J A. H. Kersten, Arnhem, alle beh.
no. 7106; C. Ob den Camp. Maastricht Idem;
Paul Kip. Steenbergen, alle beh. no. 7105;
M. v. d. Burgt, Utrecht. 7105. 7106; J. van
Dijk, De Lier, no. 7106; F. Bogaers, Til
burg, no. 7105.
"No. 7107 en no. 7108 door L. Ph. M.
Arends. Venlo; A. v. Asten, te Asten; mr
dr R. Bromberg, Roermond; F J Fokkel-
man, Hengelo; J ter Heerdt, Rotterdam;
past. P. v. d. Heyden. Budel-Schoot; A. J.
Hooft van Huisduynen, Waalwijk; T Jan
sen, Rotterdam; B. Kouwenhoven, Rotter
dam; T Vuurman. Rotterdam.
No. 7107 door H. Th. v. Goor, Voorburg;
F. J. F. Vismans Rotterdam.
No. 7108 door mej. R. v. Eekelen, Ooster
hout.
Nog te vermelden: No. 7104: C. Ob den
Camp, Maastricht.
De oude abdij, rond het jaar 950
door de Hollandse Graaf Dirk II in het
[even geroepen, had zich een „wijd-
vereerde naam verworven" volgens
onze H. Vader. Pius XII. en onbere
kenbaar is haar invloed geweest als
middelpunt van beschaving, van gods
dienstige en maatschappelijke cul
tuur. Een niet-katholiek historicus,
Prof. Dr P. v. Moerkerken, getuigde
omtrent haar:
Eeuwenlang was de oude stich
ting een toevlucht geweest van ge
leerdheid en vroomheid temidden
ener ruwe bevolking: boeren en vis
sers, van de geestgronden en de me
ren. Altijd schoner leefde het kloos
ter op. Vorsten en Heiligen schon
ken kostbare relieken, boeken en
gewijde voorwerpen. Graven en
Gravinnen van Holland werden ter
ruste gebracht in de kerk der Abdij.
De Abdij kwam in 1561 aan de Bis
schop van Haarlem, Nicolaas van
Nieuwland, die grotendeels op haar
inkomsten 30.000 per jaar, maar
daar moest het onderhoud der kloos
terlingen van af was aangewezen.
Deze beslissing was stellig niet geluk
kig. De Abdij ging een periode van
verval tegemoet.
De laatste abt, Antonius Hovens,
werd abt in het befaamde klooster te
Echternach.
In 1567 sloegen de Geuzen hun met
bloed en roof bemorste handen aan
het Godshuis. Maar het ergste moest
nog komen, onder Sonoy, Oranje's
plaatsvervanger in het Noorderkwar
tier. Hij, en zijn gewetenloze collega
Lumey deze werkte" in het Zui
derkwartier hebben zich beiden
aan schandelijke gewelddaden bezon
digd. Op last van Sonoy moesten ar
beiders uit Alkmaz. „het lood uit de
gebouwen der Abdij wegbreken; de
klokken op karren laden, deels voor
het Noorderkwartier, deels voor de
Engelsen, in ruil voor buskruit. Dui
zenden ponden lood werden losgerukt
en neergeworpen. De cellen der mon
niken waren leeg van meubels; kelders
en voorraadschuren geplunderd; naakt
en grauw de wanden der boekerij, be
smeurd met hoon en spotfiguren tegen
het Heiligste van het oude Geloof. Tot
een onherbergzame puinhoop moest
de Abdij worden uitgebrand, waar
geen Spanjaard zich meer nestelen
kon.
Zeven eeuwen had de Abdij in de
Kennemer wildernissen eenzaam ge
staan met haar kennis en wijsheid en
vrome kunst, toeverlaat van wie
schuwden de ijdele wereld en de ruwe
tijd. Was haar taak dan volbracht, dat
zij nu sterven moest? Waren haar ge
dachten onvruchthaar geworden; was
haar schoonheid uitgebloeid voor een
nieuw geslacht?" Aldus Prof. van
Moerkerken.
Dom Pauius Andriessen, de 38e Abt
van Egmond, draagt het Borstkruis der
voormalige Abdij cn zet, met zijn
kloosterlingen, als Vader van steeds in
aantal toenemende zonen, de aller-
roemrijkste traditie der oude Abdij
voort. Paus Pius heeft van de huidige
kapel de hoeksteen persoonlijk geze
gend als een onderpand van Zijn
hoge goedkeuring jegens de nieuwe
stichting/verrijzend op de plaats zelve
der vroegere, „door de woede der on
verlaten neergehaald en verwoest"
gelijk de breve behelst, die de „Priorij
van Sint Adelbert" tot „Abdij" ver
hief (14-2-1950).
Gedurende een rondgang door het
klooster, geleid door een vriendelijke
monnik, konden wij duidelijk consta
teren, dat de oude Benedictijnse ge
dachte hier nog springlevend is en dat
haar schoonheid bouwmeester Krop
holler heeft geïnspireerd tot hoogst in
drukwekkende. kerkelijke baksteen-
bouw.
De tegenwoordige kapel wordt later
kapittelzaal; een nieuwe kerk is in
aanbouw naar plannen van Koldeweij,
uitgevoerd door de aannemers Huur-
deman en Arts, die zo zeide onze
gids er hard hun best voor doen.
Trouwens, heel deze wederopluiking
der wijdvermaarde Abdij staat of valt
met de vrijgevigheid van weldoeners,
met de nimmer aflatende ijver van ze-
lateurs en zelatrices, die de voetspo
ren van die grote ijveraar, Gerrit v. d.
Bos, in dezelfde richting drukken.
„Veel is nog in aanbouw" zei onze
gids „met weinig geld moeten we
veel tot stand zien te brengen. Het vor
dert doelbewust, maar langzaam; zo
mogelijk behoort iedere steen verant
woord te zijn".
Wij bezochten de refter, waar het
allersoberste middagmaal voor de
kloosterlingen gereed stond. De tafel
van Vader Abt aan het hoofd; de voor
lezer als op een preekstoel. Vragend
keken we de pater aan? Hij begreep
De kloosterregel van de H. Bene
dictus, Patriarch der Westerse mon
niken, munt uit door wijze gema
tigdheid; de Heilige noemt deze ,de
moeder der deugden". „Alles"
zegt S. Benedictus moet gematigd
geschieden wegens de kleinmoedi-
gen". Het kloosterleven heet bij
hem: „de gemeenschap van 's Heren
dienst".
In de Kerkgeschiedenis, dl. I,
somt Zijne Eminentie de Kardinaal
vier bijzondere karaktertrekken op,
welke de dienst van God kenmer
ken naar S. Benedictus' gevoelen:
a De bekering der zeden, en de
gehoorzaamheid aan de II. klooster
regel. Vader abt moet alles zo rege
len, dat de sterkeren altijd tot nog
meer bereid zijn, en de zwakkeren
niet worden afgeschrikt.
b. Het „opus Deï", het koor
gebed. dat de monniken gemeen
schappelijk op bepaalde tijden van
de dag behoren te bidden Aanvan
kelijk werd de H Mis alleen ge
celebreerd op Zon- en feestdagen;
later elke dag
c. De arbeid Onder arbeid" ver
stond de H. Patriarch het lezen der
H. Schrift en de handenarbeid, die
aan allen werd opgelegd.
d. De verplichting om het gehele
leven in hetzelfde klooster te blij
ven, waar de Abt de vader is, en
de kloosterlingen broeders; men
toeft dus, zo te zeggen, steeds in de
sfeer van de eigen familie.
De Benedictijnse kloosters, brand
punten van beschaving en gods
dienstig leven, toevluchtsoorden van
wetenschap en schatkamers van
cultuur, hebben een onmetelijke in
vloed uitgeoefend op het geestelijk
en maatschappelijk leven in West-
Europa.
No. 7116
J. J. P. A. SEILBERGER,
Maasbode-tournooi 1954
Mat in 2 zetten.
y//Mm
Probleemoplossingen:
No. 7105. J. van Dijk. Opl. 1. Te8, fe8:
(P); 2 b6, Pc7ft.
No. 7106. J. L. v. Grieken. Opl. 1. dl (R)
Rfl; 2. Rf3, Kd3; 3. Ka6, Kc4; 4. Rb7. Kb4tt-
Ook op te lossen door I. Kb6, Pd7f; 2. Ka5,
Kd4; 3. dl (R), Kc5; 4. Ra4, Pb7tt Help-
matten verschalken dikwijls nog de nauw
keurigste onderzoekers. Er waren inzen
ders, die als eerste zet aangaven: 1. Kb6,
In de, onlangs in Amsterdam gespeelde
bridgewedstrijd tussen een Frans team
en de Continentalclub, waarin verschei
dene van Nederlands vooraanstaande spe
lers meededen en welke match door onze
landgenoten met 14 matchpunten verschil
gewonnen werd. deed zich een sensatio
neel spel voor, in het bijzonder voor de
toeschouwers, die achter de Hollandse
speler keken die de zwakke kaarten tn
handen had.
Stelt u zich eens voor. dat uzelf (NZ)
kwetsbaar staat en de tegenpartij niet.
Als Zuid hebt ge de volgende kaarten op
geraapt: <|k53C98642<C>2»t,V9
4 3 en hierop gebeurt bet volgende:
West Noord Oost Zuid
1 Q? 2 C? 3 7
Uw eerste bod is niet het moeilijkste.
Weliswaar betekent uw partners 2s?-bod
een mancheforcing (een bod ln de kleur
der tegenpartij is dat in de normale
biedsystemen altijd), u hebt zo n slecht
spel, dat ge er maar meteen een „doublé
mee laat horen, hopende uw partner te
waarschuwen, dat ge niets in de kleuren
hebt waarin hij wel belangstelling zal
hebben.
Hierop past West en uw partner zegt
Bu 3* Oost past en ge hebt het volgende
probleem: Passen, 3 SA of iets anders?
Passen is uitgesloten, want Noord heeft
gegarandeerd dat hij de manche in eigen
hanrl heeft' u moet dus bieden, of u wilt
of niet. Met 3 SA geeft u wel«cbt de in
druk iets in ruiten te hebben en ln
uw wanhoop - biedt u dan maar 4*. De
tegenpartij past weer,
blijkt
nog lang niet tevreden en biedt
nu.... 6 ruiten! Slaat de schrik u oiri lw
hart? Wel, Noord zal zeker een heel mool
spel hebben met ongeveer 12 slagen In
eigen hand; daar hij ons de keuze la
tussen 60 of 6*. hebben we geen reent
om te passen, we zeggen 6# omdat zuiks
een iets beter contract moet zijn dan 64/
Iedereen past en de NZ-kaarten blijken
er als volgt uit te zien:
A H V 10 8 6
0? A
O H V 9 7 5 3
*53
C? 9 8 6 4 2
O 2
A V 9 7 4 3
Noord heeft dus inderdaad wel iets „ln
huis" gehad. De tegenpartij komt met
uit. Noord neemt de slag en gaat direct
O spelen, hopende een aftroefslag tn de
blinde te krijgen. Ruitenheer wordt met
het aas genomen en de tegenpartij speelt
natuurlijk onmiddellijk troef na. Noord
neemt en troeft hierna een O in de blin
de af .gaat vervolgens met een afgetroef
de V naar zijn hand terug en haalt de
troeven eruit, die niet slecht blijken te
zitten. Nu wordt O-vrouw gespeeld; zou
den beide tegenstanders daarop O be
kend hebben, dan was het spel gemaakt.
Helaasde Ruitenkleur valt 4:2 bij
Oost-West en Oost blijft met de O-boer
zitten, één down.
Het is natuurlijk wel erg lastig, om met
dit geweldige Noordspel uit een contract
van klein-slam te blijven. Reeds als Zuid
O-boer heeft of een troefje meer, Is er
een kans van slagen. Men kan niet alles
uitrekenen in bridge en ook ln dit spel
was het voor Noord vrijwel ondoenlijk
om te bepalen, of Zuid de goede kaarten
meebracht; veel hulp kreeg Noord niet,
maar hadden de Ruiten 3 3 gevallen,
dan was het slam toch nog gemaakt.
Volledigheidshalve vermelden wij, dat
de Franse spelers er in slaagden, de N.-Z.-
kaarten niet verder te bieden dan 4
MIMIR.
Horizontaal: 1. soort kroon, 5. opera,
9. naschrift, 11. kans op onheil, 13. meis
jesnaam, 15. lectuur, 17. inhoudsmaat,
19. soort onderwijs (afk.). 20. voegwoord.
21. hemellichaam. 23. pijlgif, 25. rang in
het leger (afk.), 26. niet krom, 28. buit,
29. iedere, 32. te zijner plaatse (lat.), 33.
lidwoord (Fr.), 35. pl. in Friesland, 36.
onder andere (afk.), 38. pompoen, 41.
voegwoord, 42. étui, 44. rivier in Rus
land, 46. zoals de akten getuigen (Lat.),
47. nevel, 49. jongensnaam, 50. pl. in Duits
land, 53. zangnoot. 55. meisjesnaam, 57.
nobel. 53. lekkernij, 60. kindergroet, 61.
daaraanvolgend (afk.). 63. vorm van lik
ken, 65. zonder inhoud, 67. pl. in Enge
land, 70. heilige, 71. vol eer, 72, deel v.e.
muziekinstrument.
Verticaal: 1 lijst, 2 leeftijd (Fr.), 3 gym-
nastiektoestel, 4 als volgt (afk.), 5 onge
veer (afk.), 6 woonschip, 7 deel van een
uur (Fr.), 8 imiteren, 9 onmeetbaar getal,
10 vreemde munt, 12 werelddeel, 14 vod,
16 uitspreiden, 18 uitroep, 22 zangnoot, 24
dankbaar, 27 eiland in de Ind. Archipel,
30 watering, 31 maanstand, 34 getij, 35
soort schip, 37 grote bijl, 38 vreemde munt,
39 soort onderwijs (afk), 40 overgave, 42
afstandsmaat, 43 uitstalkast, 45 sidderen,
48 aanvoerder, 51 zee (Eng.), 52 water in
Friesland, 54 bloem, 56 plaats in Gelder
land, 59. boom, 62. ongedierte, 64. meisjes
naam, 66 voegwoord (Fr.), 68 geografische
aanduiding (afk.), 69 titel.
Horizontaal: 1 basta; 5. stap; o. Malak-
ka; 11. Amerika; 13. kalm; 15. elke; 17.
st; 18 el; 20. ar; 21. op; 22. ld; 24. aar; 25.
to; 26. karaf; 28. ahorn; 31. Isar; 33. orde;
34.'leiding; 37. enkelen; 38. ronde; 39.
krijst.
Verticaal: 2. smal; 3. tamme; 4. ale;
5. ski; 6. akker; 7. taal; 9. ark; 10. aks; 12.
iep; 14. atlas; 16. koord; 19. laf; 20. ara;
23. dralen; 25. torgny; 26. kip; 27. arend;
29. honer; 30. Nel; 32. ade; 35. Ike; 36.
ons. Het droge tarwebrood en wat ap
pels? „Het is voor ons genoeg"!
Wij woonden in de klassieke rust en
de stemmige ernst der kapel „de Sext"
bij, het „zesde uur", naar de Joodse
dagverdeiing. „Deus, in adjutorium
meum intende.zette een jonge
stem in. En het koor antwoordde:
„Domine, ad adjuvandum me festina"
„Heer, haast U om mij te helpen",
de zestigste psalm.
Onze vriendelijke gastheer drukte
ons nog op het hart het naburige
klooster der Zusters Benedictinessen
te bezoeken, waar o.m de kerkelijke
„fraaie" handwerken werden beoefend.
Met de allerbeste wensen voor de her
opbouw der Abdij, namen wij dank
baar afscheid.
1. De befaamde Amersfoortse kei is
door het vroegere landijs naar ons
land getransporteerd. Ook de keien
van de hunebedden.
2. De zoutlagen in de Achterhoek
wijzen er op, dat het vroeger daarginds
zeer droog en warm was, evenals in de
woestijnachtige streken, waarin ook
thans nog zoutvorming plaats vindt.
3. Inderdaad de naar binnen ge
krulde slagtanden van de mammouth
zijn te sterk ontwikkeld en voor hun
„doel" onpractisch.
4. Voor de hond is de reuk het
voornaamste zintuig; daarna het ge
hoor; eerst dan; het gezicht. Voor de
kat ook.
5. Van alle huisdieren is het paard
het laatst „gedomesticeerd" tot
huisdier geworden, dus: hond en
schaap waren het paard vóór!
P1-,?- S. Slijper stelt („Mensch
en HuisdierThieme) dat horens en
gewei niet allereerst „vechtwapens"
zijn. „Mannelijke edelherten, die als
afwijking het gewei misten, bleken
ooit betere vechters dan hun gewei-
dragende stamgenoten".
7. Neen „de Franse leliën spin
nen niet!" D.w.z.: de Franse kroon
gaat niet over op een dochter! (Het
wapenschild der Bourbons draagt 3
gouden leliën).
8. Een lakenvelder valt op door
een zwart voor- en achterstel, terwijl,
bij deze runderen, het middenstel wit
is.
9. De windhonden jagen niet met
de neus, maar veel meer met het oog
en nemen het zelfs op tegen gazellen
en andere antilopen.
10. De nagels van een kat worden
door een elastisch bandje steeds „van
zelf" in de ingetrokken stand gehou
den.
1. Om de loodrechte stand van iets
na te gaan, gebruiken we het schietlood
een draad met een loden balletje
verzwaard. Waar dit balletje neerkomt,
maken we een teken zeg op 150 m.
diepte. Langs dezelfde „route" laten
we nu een kogeltje vrij vallen. Komt
het op het merkteken terecht? Of niet?
Hoeveel scheelt het dan?
2. De slinger van een klok wil ik
aan de evenaar even snel laten slinge
ren als hier. Moet ik hem dan: onver
anderd laten inkorten langer
maken?
3. De vloedgolf ontstaat door de
aantrekkingskracht van zon en maan,
beide. Wie van deze twee speelt de
hoofdrol? Waardoor?
4. Over Scandinavië ligt een gebied
van hoge luchtdruk; hier heerst lagere
druk. Gevolg? Noordenwind". Maar
De Bilt meldt: „Oosten, O.N.O.-wind".
Volgens welke „wet"?
5. Bruine paarden witte zwarte.
Maakt men ook melding van groene
paarden?
6. Blijkbaar hebben de Romeinen de
Westkust van ons land niet bezocht,
want nergens vermelden hun nauwkeu
rige geschiedschrijvers onze duinen.
Hoe zou dat komen?
7. Van welke grote rivier was de
Theems oudtijds een zijrivier?
8. Hoe heette de burgemeester van
Amsterdam, die de bekende, centrale
figuur vormt van Rembrandt's „anato
mische les"?
9. Paarden, honden, behoeven geen
zwemles te nemen, zij kunnen „van
nature" zwemmen. Waarom moet de
mens wel zwemles nemen?
10. De Engelse koopman Whitting-
ton legde omstreeks het laar 1400 do
grondslag voor zijn enorm vermogen,
door aan een Westafrikaanse neger-
vorst een zeker dier te verkopen. Welk
dier was dat?
Hindeloopen. Een der elf steden van
Friesland. Klederdrazhten eigen taal
inrichting der huiskamers.... maar
óók: hinden? Een oude kroniek beweert
het; „Hinloopen is anno 1254 een Stadt
gheworden. De a?rste huysen worden
daer anno 910 eerst gheset. Ende het
kreech dese naem van etlicke wilde
beesten, die men hinden noemde, die
uit het bosch aldaer haren ganck ende
loop hadden".
Blijft de vraag, waarom men de
streek naar de loop van hinden ging
noemen? Anderen komen dan ook
tegen de oude kroniek in verzet. Het
woordje „hind" heeft met het lieftal
lige hertje niets te maken; het betekent
zoveel als: „hund" en dat „hund" is
weer familie van „hynden": gemeenten,
genootschappen! Zij, die behoren tot
dezelfde „hund", dezelfde streek. Als
onoplosbare rest bliift dan „loopen"
over. Wie het weet, mag zijn vinger op
steken.
Staveren, Stavoren, óók een der oude
elf steden van Friesland Wie kent er
niet het Vrouwenzand, ten Z. der ge
meente, de herinnering bewarend aan
het schatrijke Vreuwtje? En de zeillief-
hebbers zullen de Staverse jollen noe
men echte schepen, waarmee het ge
zellig zeilen is.
Wat betekent het woord: „Stavoren"
nu? Wel, doodeenvoudig: „Sta-voor-
aan" want het stedeke met zijn rode
daken ligt toch op de voorste, uiterste
punt van Friesland, als een pijlspits
tegenover het vroeger vijandige Hol
land?
Neen, beweren anderen. Er stond
oudtijds een afgodsbeeld van de Friese
Jupiter, van „Stavo", in een heidense
tempel. Reeds in 1132 heten de burgers:
„Cives Staurenses", van Stauria.
Nog anderen pleiten voor: „sta-sto"
(het Duitse: Stelle): plaats; en:
.Werun". woningen. Maar: waar
komt die v dan vandaan, voren?
Friesland's hoofdstad Leeuwarden,
met de stompe „Oldehove", de zware
toren van een der drie dorpjes, waar
uit de stad ontstond. Iedereen heeft
daar wel van gehoord. Maar: waren
daar nu leeuwen rond: Leeuwarden?
Weineen lacht men u, terecht, uit.
We hebben hier met een „lieve waard"
(denk maar aan Wieringerwaard enz.)
te doen, met „Lievewaardt". Een
„lieve",strook waterland.
„Kun je net begrijpenhier woonde
Lieuwe, de herbergier, de waard, maar
dan „waard" in een andere betekenis
dan de vorige".
„U is alle twee mis" komt een
derde aan bod. „De oudste schrijfwijze
was: „Lintarwrde" en dat „lintar"
„linta", wel, dat is gewoon: lindel „Lin
tarwrde" wil dus zeggen: „Linden-
waard".
Een vierde oppert: „Leovardia. naar
de vis: leopardus. die te dezer plaatse
werd gedroogd, gezouten en uitge
voerd".
Heel lang geleden zwierven er men
sen in kleine, ranke scheepjes over zee,
die uit het hoge Noorden kwamen. We
noemen ze: de Noormannen. Ze roeiden
cn zeilden overal heen waar ze dach
ten, dat iets te stelen viel. Het waren
echte rovers. Staken huizen in brand.
Haalden gouden en zilveren kelken en
cibories uit de kerken. En namen
soms mensen mee als slaaf die moes
ten dan voor hen werken. Ze ver
toonden zich tn ons land. Maar ze
zeilden zelfs naar heel, heel verre lan
den, zoals Groenland en Amerika.
Eens was er weer een groep scheep
jes naar Groenland onderweg. Het
werd kwaad weer. Het begon te stor
men. De golven van de zee werden al
hoger en hoger. Eén schip raakte bij de
andere vandaan. Het kwam in grote
moeilijkheden. De baas op dat schip,
de kapitein, heette Bjarni.
„Mannen" sprak hij. „We moeten
van dit schip af. Het gaat stuk. We
hebben maar één reddingboot bij ons.
Daar kunnen we niet allemaal ln. We
zullen dus loten. Wie goed loot, mag !n
de reddingboot en kan terugvaren. Wie
niet goed loot. moet ln het schip blij
ven, er zit niets anders op".
Er werd geloot. Bjarni lootte goed.
Hij mocht mee met de reddingboot.
Enkele anderen moesten, helaas, op het
schip blijven, dat vast en zeker zou
vergaan. Plotseling zag Bjarni dat er
ook een jongen achter bleef. En hij had
de vader van die jongen nog wel be
loofd, goed voor hem te zullen zorgen.
Aanstonds zei hij: „Ga jij mee in de
reddingboot, daar mag je op mijn plaatt
zitten. Ik blijf hier". Zo verwisseldet
die twee van plaats: de jongen sprong
in de boot en Bjarni bleef achter op het
zinkende schip. Maar zijn woord had
hij gehouden.