Een moderator met tact Studenten spelen Kafka's „PROCES" Sevilla bejubelde haar favoriet in Andalusiè Tentoonstelling in het Van Abhe- niuseum te Eindhoven COLLECTIE DOTREMONT ONDER DE LOUPE Manoio Caracol is bang van tournees tiwn Werkelijke kwaliteit Abstract goud ZATERDAG 29 MEI 1954 PAGINA 5 Pater van Heugten, een wijze, omringd door een eeuwigdurend Carnaval Expressionistisch stuk onder regie van Elise Hoomans Op de burcht. Alles in zwart Dramatische sluwingslijn Helderzienden gevraagd Dotremont s collectie Dotremont nu, doet voor Graindorge niet veel onder. Wat hij bij vergelijking wellicht te kort komt in de figuratieve secto ren, dat haalt hij in door een stel liger en inzichtrijker standpunt ten aanzien van de abstrakten. Luisita San Fernando Manoio Manoio privé ZINGENDE ZIGEUNERS Stilleven van Picasso, uit de collectie Dotremont, geëxposeerd in het Van Abbe-museum. de Ubac en de Schneiders had hij beter aan Domnick gelaten, evenals de larie van Tongerloo en de machteloosheden van Vasarely, of de Hartungs die overigens wel de eerste Hartungs zijn welke mij onder de ogen komen met althans iets ge- nietelijks; tenslotte is ook de Belg Van Lint wat muf met zijn abstracties. In de sculpturele sector (of wat daar bij de abstracten voor doorgaat) zijn de ijzers van Jacobsen en de mobile van Calder hoogstens hun plaats waard als curieuze illustraties van het infantilisme onzer dagen. De enige plaats in deze sector die de collectie dan nog vult wordt ingenomen door de Rus Pevsner met een klokhuis achtige constructie van geribd metaal die aan genoemde curiositeit niet ver ontstijgt. Betere beeldhouwers of mag ik zeggen: de beeldhouwers van heden, zijn aan de daadwerkelijke aandacht van Dotremont ontsnapt. TOT zover is cr van dc collectie eigen lijk zeer veel kwaads gezegd en nog niets goeds gestaafd, maar er staat wel 't een en ander tegenover. Dotremont weet ten minste met succes staande'te houden dat cr in liet non-figuratieve ook mense lijkheid en schoonheid tot ontroerbaar leven is gebracht. Hij wist het te vinden toen hij „de Vlucht" van Villon begeerde, de „benadering" van Mcndelson, de „pay- sage d'aurore" van de vaak ongenietelijke Singier, het „groen en rood" van Bissière. Ook waren het werkelijk kwaliteiten die hij vond in Bcrtrand, Poliakoff, Istrati en de Florentijn Magnclli, die in dc vorm zo frappant op Léger gelijkt en even frappant Italiaans van kleur is. Ook dc keuze bij Leger, uit drie perioden elk een doek, is opvallend appreciabel en de abstracte voorstellingen van Herbin, gelijkend op collages van eenvoudige meetkundige figuren en eigenlijk bar-„hygiënisch" weten menselijke psychen uit te drukken. Voeg daarbij een bezielde abstractie die Kandinsky in 1912 schilderde en kijk dan wat minder naar diens verschraalde consciëntie uit '30 en '42 dan heeft men toch een collectie uit het zo aanvechtbare abstraclisme bijeen, die aantoont dat er althans nog énig goud in die doffe cate gorie kon blijven blinken. Daarbij laat Dotremont ons genieten van een sterk ge bouwd stilleven van Brusselmans die „rare Chinees" een schoon, luisterrijk gecoloreerd doek „Kool" van Ensor, een zeer luchtige, aangename Dufy, een edele Laurencin. twee goede Tytgats, twee zeer mooie doekjes van Matisse de collage op rood fond is lang niet zijn beste uit dat genre goede Picasso's waarvan het stil leven met koffiepot uit '44 wel bijzonder sterk van tekening en constructie is, en niet te vergeten drie prachtige werkstuk ken van Paul Klee, die ons er nog eens aan herinneren hoeveel schilders als Cam- pendonck zie „opgravingen" en Mare Chagall zie „page d'idées" van hem geleerd hebben. Tot slot memoreer ik dan een aangrij pende Lautrec en als enige Nederlander Karei Appel, wiens beide doeken kin deren en beestenkoppen getekend met de tube en geschilderd met troffel en kolen schop als ik mij niet bedrieg het be moedigend feit vereeuwigen, als het tenminste allemaal drogen wil dat het de heer Appel in 1954 niet aan een paar centen voor verf ontbreekt. Samenvattend kan men enerzijds betreu ren dat Dotremont in zijn collectie zozeer de nadruk op het non-figuratieve abstrac lisme heeft gelegd, anderzijds moet men in alle eerlijkheid toegeven, dat zijn ver zameling ondanks die voorliefde toch de veelzijdigheid en gevarieerdheid meekreeg, nodig om haar tot een enigszins aanvaard baar beeld van de jongste schilderkunst te KUNST VERZAMELEN met HELDERZIENDHEID onvoleind heeft beschouwd. Max Brod, die Kafka's manuscripten heeft ver zameld, geordend en uitgegeven, merkt terecht op, dat „Der Prozess" in infini tum voortgezet kan worden. Er zijn nog tal van aspecten aan deze „zaak", die door Kafka behandeld hadden moeten worden. Maar uit dramatisch oog punt bezien is het van K., de hoofd figuur uit „Der Prozess", zeer sterk. Hij sterft met op zijn lippen de woorden >,Als een hond" en Kafka voegt hieraan toe „es war, als sollte die Scham ihn überleben." IN de 25 jaar, dat pater dr J. van Heugten S.J. zich heeft geoccupeerd met de studenten in Amsterdam en ook in geheel Nederland, heeft hjj zich een wonder baarlijke faam veroverd van 'n moderator met tact. Pater Van Heugten is steeds een voorstander geweest van een ontgroening. Hij lachte en nam eraan deel met een spitsvondigheid, die hem zo wel bij de groenen als ook bij de ouderejaars acceptabel maakte. Dit is een vorm van tact. Tactvol was hij ook tijdens de voor buitenstaanders zo vreemde vergaderingen, waarbij het vaak gaat om een stunt. Steeds weer moest hij met een nieuw bestuur van de studentenvereniging Sanc- tus Thomas Aquinas en ook met een steeds wisselend Uniebestuur in zee. Dat is zeker geen geringe taak. En om door al deze wisselvallig heden heen de grote lijn van mores vast te houden, is haast bovenmenselijk. WIE het voorrecht had om met de moderator samen te werken, her kende in hem steeds een man van goede smaak en van een uiterst humoristische levens visie. Het is meermalen, ook in deze kolommen, betoogd, dat Van Heugten een fijn zinnig litterator is. Geloofs genoten en andersdenkenden hebben hem daarvoor hulde gebracht. Hijzelf heeft het steeds opnieuw bewezen in zijn geschriften en ook in zijn wekelijkse predikaties, die hij voor de Amsterdamse katholieke studenten tijdens de Studentcnmis gaf. In ge schrifte wist hij een vormge ving te bereiken, die hij door het gesproken woord nooit heeft kunnen benaderen, want als spreker is pater Van Heugten een man, die niet let op rhetorische kwalitei ten, maar als een scherpe wetenschapsman direct op 't doel afgaat. Zakelijk en liefst kort. Het is intussen stellig de moeite waard, dat men xjjn beste litteraire essays heeft verzameld in de bundel die hem morgen zal worden aangeboden. der de jongere studenten is een richting „ontdekt", die zich aansluit bij het veel gevreesde bemoeizuchtige, het zich overal mee be moeiende. De verschillende taboe's, die in de studen tenwereld golden, heeft men gepoogd omver te werpen. Het studentenle ven is meer en meer ge drongen uit het spelkarak ter van het autonoom on nuttige naar een bewustzijn van de latere verantwoor delijkheden. De plannen makers hebben hun intrede gedaan en sommigen heb- .ben gepoogd zich reeds op de collegebanken te ver zekeren van een bepaalde carrière. Maar dit ellebo genwerk stuit de Amster damse studentenmoderator tegen de borst. Hij hoort liever over een duizendtal onderwerpen praten, en met vuur stellingen verdedigen, waarvan de protagonist weet, dat hij met zijn woor denspel zijn debatingskwa- liteiten traint, dan dat er een reorganisatieplan be sproken wordt in de meest burgerlijke vergadertsijl. Het goede des levens prijkt voor de feesteling nog in overvloed. Geen cultuurpes simist en nog steeds vol be wondering voor de Latijnse geest weet Pater Van Heug ten in de bruisende studen tenmaatschappij te zware driften te beteugelen en te kanaliseren. Het is raadselachtig ujt welk reservoir Van Heugten steeds heeft geput om zoveel begrip te tonen. Hij praat met duizenden jongelieden en ook met even zoveel ouders en het zijn vaak las tige en netelige problemen, waarvoor hij wordt gesteld. Dat hij toch nog de tijd en de energie heeft gevonden om zich aan zijn journalistie ke arbeid te geven en zich een eerste plaats heeft weten te veroveren in de rijen van de letterkundige critici, is verbluffend. Zijn verdiensten zijn erkend. Hij leeft thans in dc wetenschap, dat zijn licht niet onder de koren maat schijnt. Als dit licht nog lang kan stralen, dan is dit een gunstige omstandigheid voor allen die zich in zijn omgeving bevinden en ook voor allen, die het weten te vinden. Het is moeilijk om Van Heugten op zijn burcht in De Krijtberg, waar hij kwam op 1 April 1922, te ver overen. Temidden van een grote hoeveelheid boeken, achter een bureau met op staande kastjes en naast een potkacheltje, kan men hem aantreffen. Rokend, lezend en zich in monosylaben uitdruk kend. Totdat er een vonk nooit in mooie woorden. Pa ter Van Heugten is geen vlakke vormaesthetist. Het inhoudsloze verafschuwt hij. Omdat hij in zijn leven als het ware omringd is door een eeuwigdurend carnaval, heeft hij geleerd dat het leven slechts waarde heeft als de kern van de zaak gezond is. Er kunnen dan wel eens wat uitschieters plaatsvinden, die door hem direct worden op gemerkt, maar vasthoudend van begrip ontvlamt tussen hem en zijn bezoeker. En dan is het of deze Amster damse Brabander zich ont bolstert. Filosofie en letter kunde hebben zijn voorkeur, maar ook theologisch staat Van Heugten zijn man. Scherpe aanvallen zijn uit zijn pen gevloeid, maar als hij ten strijde trok, dan wist hij wat hij deed. Hij verliest zich aan zijn beginselen weet hij alles in het werk te stellen, om op het juist spoor te blij ven. Argumenterend, bemid delend en vaak door zijn ge voel voorhumor ontwapenend weet Pater Van Heugten het pleit te beslechten. Veranderingen DE constellatie van de studentenmaatschap pij is veranderd. On- Fraits Kafka HET studententoneel neemt een zeer bijzondere plaats in* Het kan een stoot geven aan het culturele leven en vooral door dc gelukkige omstandig heid, dat studenten steeds ter gelegen heid van een bepaalde festiviteit een stuk opvoeren, zijn zij in de keuze niet gebonden aan de factoren, die het nood zakelijk maken om een bepaald stuk te spelen, dat geruime tijd op het repcrtoii e moet blijven. Dc Amsterdamse studenten van Sanc- tus Thomas Aquinas hebben ter gelegen heid van het zilveren ambtsjubileum van hun moderator, dr J. van Heugten S.J.. wel een zeer gelukkige vondst gedaan door zich enthousiast te scharen achter de keuze van Elise Hoomans n.l. een eigen toneelbewerking van de voortref felijke en bizarre roman ,.Der Prozess" van Franz Kafka. „Ik begrijp niet dat nog nooit eerder naar dit stuk is gegrepen in ons land" zegt Elise Hoomans, die samen met de studenten Piet Sommers en Arthur Son- nen de toneelbewerking heeft gemaakt. „Heeft U de bewerking van Andró Gide—Barrault op de voet gevolgd?" „Neen, wij hebben ons zoveel mogelijk aan de oorspronkelijke tekst van de roman gehouden." „Het is dus niet een vertaling van een bewerking voor het toneel van een roman geworden, zoals b.v- Bernanos dat deed met Gertrud von Le Forts „Dialo gues des Carmélites?" „Wij hebben ons wel soms door André Gide laten inspireren, zoals b.v. bij de zeer mooie simultaanscènes, maar alles wat Gide erbij heeft gemaakt' hebben wij weggelaten". Zo is b.v. ten slotte de beulscène in het tweede bedrijf geheel geschrapt. Ook de testamentarische woorden, die Gide laat uitspreken en die Kafka nooit in zijn roman heeft geschreven en die ook niet le vinden zijn in de passages, die door de auteur zijn geschrapt of niet zijn be ëindigd, treft men in de bewerking, die de Thomaten morgen en Maandag in het Amsterdamse De la Martheatcr zullen opvoeren, niet aan. „Hoe heeft U de continuïteit in het stuk kunnen aanbrengen en in hoeveel bedrijven heeft U het stuk opgebouwd?" „In vijf bedrijven. De eerste vier wor den continu gespeeld voor de pauze. Het laatste, en het bezoek van K- aan Tito- te'li en de grote rechtszitting wordt na de onderbreking gespeeld. Op het toneel is een vaste estrade gebouwd met er omheen drie kamers gegroepeerd, die echter niet geheel van elkaar zijn ge scheiden, zodat er ook één grote ruimte kan worden verkregen. Tijdens enkele noodzakelijke changementen wordt op het proscenium doorgespeeld." „En de costumering, is die ook mid deleeuws zoals bij de bewerking van Gide?" „Alles wordt in zwarte costuums ge speeld. Modern. De spelers worden niet geschminkt. Het is n.l. dc bedoeling om het geheel een zuiver expressionistische vorm te geven". In een nadere discussie bljjkt, dat men het begrip expressionis tisch moet opvatten in zijn strikte be tekenis en hier niet een opzettelijk expe rimenteel karakter in moet leggen. Het uitgangspunt is de idee' zoals trouwens in het hele epische meesterwerk van de auteur het gebeuren zich afspeelt in de individuele geest van K., dat men moet zien als een zelfprojectie van Kafka. „Ziet U het gebeuren van dit denkbeel dige proces niet universeler dan alleen maar als gedachtenfictie van Kafka voor een bepaald individu?" „Ik wil het geheel liever expressionis tisch houden. De actualiteit kan een ieder er zelf uit distilleren, maar bij de regie is deze eventuele actualiteit niet primair gezocht", verduidelijkt de regi- seuse ons. Wie dus in het stuk een collectieve schuld van de maatschappij tegen het individu wil zien, kan zich vastklampen aan de woorden, die de Grote Rechter zegt „De beklaagde wordt niet geacht te weten waarvan hij beschuldigd wordt, ten minste niet vóór zijn veroordeling". DE toneelbewerking onder leiding van Elise Hoomans heeft zich vooral in het begin geheel bij de oorspronke lijke tekst van Kafka aangepast. Maar de twee keer dat Joseph K. een rechtszitting bijwoont, zijn gecomprimeerd tot een grote rechtszitting, die aan het slot van het stuk komt. K. houdt dan ook zijn beroemde toespraak, waarin hij wijst op het ridicule van zijn arrestatie, aan hei einde van het stuk, even voordat aan hem het onontkoombare vonnis wordt voltrokken. Bij deze grote gerechtsscène staat eenieder, die K- in de loop van het stuk heeft ontmoet, op het toneel. „Hij ziet ze allemaaj grotesk op de gerechtszitting terug. Doordat de figu raties dubbel zijn gemaakt, is dit moge lijk geworden. Het is de grote scene; waarbij ongeveer veertig mensen op de planken staan." In de toneelbewerking is dus geheel gestreefd naar een opgaande dramatische stuwingslijn, met een climax aan het slot. „K. zelf geeft steeds het verloop van het proces aan. Hij zegt steeds het eerste woord van hetgeen een ander zal gaan zeggen. Hij zelf richt de aandacht op de bepaalde dingen", verduidelijkt mevr. Hoomans- Het is ongetwijfeld een uitermate interessante taak, die de regie en de spelers zich hebben gesteld. Zelfs voor beroepsacteurs is het een grote opgave om de expressionistische spankracht op te brengen om zonder schmink toch een uitdrukkingsvolle mimiek te bereiken Men zal bij de beoordeling van het stuk steeds voor ogen moeten houden, dat hier amateurs op de planken staan. De hoofd rol wordt vertolkt door een student, die nog nooit eerder heeft gespeeld. Dit heeft naast de gebruikelijke nadelen waaraan iedere voorstelling door amateurs mank gaat, het voordeel dat er een grote mate van onbevangenheid aanwezig is, die door de regie gekanaliseerd kan wor den, zodat er een resultaat bereikt kan worden, dat zich geheel op de intentie van het stuk richt. „Alle juridische termen zijn door ons .met opzet er precies even naast ge kozen. Dit om het geheel in de irreële sfeer te houden, waarin Kafka ook zijn roman heeft geschreven". En hoe irreëel het geheel wel is- blijkt duidelijk uit het feit, dat Kafka eigenlijk zijn werk als TOEN de collectie Philippe Dotremont enige tijd geleden in het Stedelijk Museum vari Amsterdam te zien was, hebben wij geen gelegenheid gevonden haar te bespreken. Thans doet zich de moge lijkheid voor, die scha in te halen omdat het Stedelijk van Ahbe- museum te Eindhoven de expositie heeft overgenomen. De heer Dotremont is een zakenman uit Brussel, behept met de zo zeldzaam ge worden passie voor actuele kunst, waar door vroeger zo menig machthebber tot maecenas werd, en in onze dagen een en kele zonderlinge geldhebber tot verwoed colleCtionneur. De goede collecties bestaan overigens niet uit die passie alleen. Zij vereisen in de verzamelaar ook de clairvoyance, iets van de bijna onfeilbare intuïtie dier grote maecenaten uit de historie, waaraan wij het bestaan danken van waarlijk niet het onbelangrijkste deel onzer culturele erfe nis. Iloe veeg het gesteld is met de waarde ener collectie indien zij haar bestaan dankt aan een passie, welke het zonder die helderziendheid stellen moest, daarvan lijkt de verzameling Domnick, die wij een jaar geleden te zien hebben gekregen, een treffend voorbeeld. Nog geen tien jaar na haar ontstaan, blijkt nu reeds dat zij uit een historisch wordende époque, een spanne tijds die wij beginnen te overzien, omdat wij begonnen zijn er afstand van te nemen, slechts levenloze rariteiten verza meld houdt, zielloze getuigenissen van dat, waarin die époque triest en ontmoedigend was, van haar geestelijke bloedarmoede, haar dementia en haar ruimte-vrees, haar ongeloof en haar bijgeloof, haar begrips verwarring en haar zielsverwarring, haar minimalistisch en kleinmoedig infanti lisme. Domnick s passie was, geloof ik, niet een passie voor de kunst. En zij miste die bijna feilloze intuïtie voor het werkelijk grote die bijvoorbeeld een Bremmer had, en wabrvan een Graindorge wiens collectie wij kort geleden nog konden bewonderen op dezelfde plaats waar nu Dotremont exposeert ook niet ganselijk gespeend was, al vergiste hij zich een enkele keer. Men zal hem echter blijvend bewonde ren om zijn keuze uit de cubistische Picasso, Juan Gris, Leger, Severini en bovenal Henri Laurens, en hem tevens bijvallen in de keuze van zeer veel overige stukken. Zijn verhouding tot deze materie is althans minder aai-zelend en zwevend, zij is ook niet in tegenspraak met de maat staven die hij elders aanlegt. Waarmee ik niet beweren wil dat hij zich hier en daar niét vergiste. „De duiker" immers die hij van Bazaine koos, is een chaotisch en ge voelloos geval; de beide stukken van Estève en die van Lapicque zijn erreurs; maken. K. S.- Hebben wij iets opgeroepen van de atmosfeer in een Zuid-Spaans theater? Van de bezielende wisselwerking tussen kunstenaar en publiek die een vertoning daar opstuwt tot een spontaneïteit waarvan bij een eventuele West-Europees tournee min stens de helft zou wegzal ':cn? Mogelijk. Maar het programma, waaruit wij slechts twee nummers beschreven, deden wij intussen onrecht. Want daar verbaasde een sierlijk groepje door de kunde waar mee het folkloristische dansen uit ver schillende delen van Spanje vertolkte, uit Baskenland en Toledo, uit Granada en Sevilla; daar was een danspaar dat met ongehooi'd snelle voetenroffels de Seviliaanse voetendans, de Petenera uit voerde; daar was tenslotte een komiek, Joaquin Rubió, een ware toevenaar met mimiek en gebaar. Zijn rap Spaans was voor ons grotendeels onverstaanbaar, maar wat een kostelijke parodie hij met louter mimische middelen gaf van een wandelende familie, een parktafreel, kon men zonder inspanning volgen, zonder een letter Spaans te verstaan. Mogelijk overschat de Nederlandse be zoeker zo'n avond wanneer hij met eigen ogen het wonder der wederzijdse enthousiasmering van zaal en artisten waarneemt. Maar, als wij een Neder landse impresario waren met niet al te veel zorgen om financiële risico's, dan wisten wij wat ons te doen stond. Naar Nederland halen, deze Torres de Espana. ALS U werkelijk iels moois wilt zien", zo zei senor Villasante, chef de reception van Hotel Americano op de Puerta del Sol, „dan moet U vanavond naar liet theater Alhcniz gaan". Hij keek ons daarbij aan met een blik alsof bij zo juist bet diepste geheim van de stad Madrid bad prijsgegeven. Mogelijk vond senor Villasante bet banale revuetje daar in dat theater, een totaal on-Spaanse show, waarover zelfs Heintje Davids zich wekenlang zou moeten schamen, echt mooi. Meer waarschijnlijk bad bij bet hele ding niet gezien en volgde bij een of andere absurde redenering volgens welke geen andere drijfveer 'n West-Europeaan naar een Spaans theater kan voeren dan de wens 0111 de miserabelste soort pseudo-Westersc vaudeville eens van nabij te aanschouwen. Hoe dan ook, bet kostte ons een avond, maar bet schonk ons althans de lering, nimmer acht te slaan op artistieke adviezen van Spaanse hotelhouders, hoe trouw hartig de blik moge zijn die hun raadgeving vergezelt. Kamer die de titels vraagt van Manoio's liedjes. Hij vertelt ons dat Caracol slak betekent. Manoio heeft in zijn gang wer kelijk iets van een slak. Log en moeilijk beweegt hij zich met zijn voor een Span jaard bijzonder zwaar bovenlichaam. Of zijn kunst vermoeiend is? „Neen", zegt de maestro. Zijn ontkenning ver baast. Dit zingen zonder reserve, dit hese uitstoten van steeds nieuwe klank reeksen wanneer de adem bijna begeeft, dit spontaan laten klinken wat het hart voelt, moet, zo schijnt het de leek, een kunst zijn, die lichamelijk en geestelijk het uiterste vraagt. Manoio's roem heeft inmiddels reeds jaren geleden het hoogtepunt overschreden. Er is een nieuwe ster verschenen aan het firmament van de flamencozang. Zij heet Luisita Ortega. Deze Luisita is betoverend, en nog voordat zij haar beste lied gezongen heeft klinkt het „Guapa!" (Mooi meisje) en „Oié"-geroep door de zaal. In de sierlijke feestjurken van Andaiusië zingt en danst zij haar zelfgemaakte gitana- liedjes, primitieve uitingen van verte rende liefdessmart. Zingen? Zij klaagt en weent met heldere fortissimi of ge dempte tremulo's, en wat de stem niet zegt, zeggen de castagnetten of de heftige gebaren van het lichaam, of het zwarte haar dat zij met één felle ruk voorover schudt: „pijn aan het hart, die door mijn aderen stroomt met de kracht van een cycloon". Een der creaties van Luisita veroorzaakt zoveel tumult dat zij bisse ren moet. Het wordt een brok improvi satie van het zuiverste water met vibra ties, aanzwellende en vervagende klan ken. Castagnetten klepperen het driftige rhythme mee dat het Andu'.usische tem perament beveelt. De guitaar tokkelt de drift los, zacht pingelend of met volrui- sende accoorden. De laatste woorden van het lied gaan verloren in een storm van geestdrift. Neen, dan liever de raad gevolgd van van een vriend in het vaderland, die de Spaanse zigeunerzang aanprees met een vuur alsof al zijn voorvaderen uitslui tend uit raszuivere gitana's hadden be staan. „Let op de affiches" had de vu rige vriend gezegd „en als je een van deze drie namen erop vermeld ziet, ga er dan gerust heen". Bovenaan zijn lijstje stond de naam Manoio Caracol. Wel, toen alle herinnering aan Madri- leense receptie-chefs en hun verrader- lijke inspraken allang was weggewuifd door de palmbomen van Sevilla, toen was er plotseling dat affiche. Manoio Caracol, zo stond er te lezen, keert voor enkele dagen terug naar zijn geboorte stad Sevilla om in het San Fernando- theater zijn folkloristische show „Torres de Espana" te vertonen. Op dus naar het San Fernando-thea ter. Er zijn daar 's avonds, gelijk in alle Spaanse theaters, twee voorstellingen, één iets vroeger dan men in onze schouwburgen gewend is te beginnen, de ander tegen middernacht. Bemachtigt men een kaartje voor „noche", dan treft men de voorstelling met de meeste sfeer; de matinée, zoals blijkens het woord „tarde" de vertoning in de vooravond zieh wil beschouwd zien, is iets rustiger. is zelden uitverkocht. Bovendien wordt zij veelvuldig bezocht door ouders die, bij gebrek aan baby-sitters, hun kleuters en zuigelingen voor het gemak maar meebrengen. Dat deze allerjong sten onder de theatergangers zich tijdens de voorstelling niet onbetuigd laten, spreekt vanzelf. Herhaaldelijk hoort men van dc bovcngalerjjcn dan ook doordrin gend babygeschrei. Overigens valt dit Surplus aan lawaai nauwelijks op in de heksenketel van »»01é"-groep en toejui chingen die een Scvillaans-theater wordt wanneer zijn idool Manoio Caracol aan 't zingen gaat. Manoio is hier bijzonder populair. Als hij in een soort kapiteinsuni form opkomt, wordt hij toege juicht met een geestdrift die bij ons al leen door Oranjedoelpunten wordt ver oorzaakt. „Olé!" roept de voltallige zaal. Of „Manoio!" Of een bemoedigend woord, dat in het Nederlands vertaald zoveel moet betekenen als „Laat je niet kennen". Dan klinkt Manoio's wonderlijke fla menco-liedkunst. De hese stem vibreert op een povere, rauwe melodie in een vreemde toonsoort. Het is als een wilde natuurklank, uitgeschreit onder de wijde lucht. Onbegrijpelijk lang zingt hij zonder adem halen; als de longen leeg- gezongen lijken stoot de zanger er nog een reeks hese vibratos, nog een laatste waterval van hartstochtelijke klanken uit. Zelfs de handen lijken mee te helpen om als de adem uitgeput is, ergens van daan misschien wel uit zijn hart stemgeluid te trekken. En vrijwel bij iedere gezongen regel roept, juicht en gilt de zaai „Olé! Asi se canta!" Dat is pas zingen. Dan buigt Manoio en dankt met een kort acteursknikje. De natuurmens van zo-evcn is plotseling een doodgewone succeszanger geworden die het publiek groet met hetzelfde handdrukgebaar Manoio Caracol waarmee Lou Bandy of Maurice Cheva lier dat plegen te doen. MET het toverwoord „Prensa Holan- dese" (Nederlandse pers) komen we in het inwendige van het be halve in hall en benedenzaal vrij gore grbouw dat de naam draagt van de hei lige Ferdinand. In een der kleedkamers zit de meester, kamerjas aan, omringd door assistenten en bezoekers. Een don kere, nogal zware, door het leven ge tekende vijftiger, die met al zijn gouden tanden lacht wanneer wij hem een com pliment maken. Hij heef' het gebaar van een iorst die zijn gewicht in zilver weg schenkt wanneer hij zijn helper beveelt ons een foto met handtekening over te reiken. „Vindt men deze kunst in Nederland mooi?" vraagt Manoio. Ik verzeker hem dat het in Nederland wemelt van lief hebbers der Spaanse volkskunst. Maar hij trekt een bedenkelijk gezicht. Een (ourncc in Nederland? Wij geloven niet dat we zjjn programma voorlopig in ons land te zien zullen krijgen. t raag Manoio niet waar hij zjjn kunst geleerd heeft. Waar zou de Seviliaanse zigeurnerjongen het zingen anders ge leerd hebben dan waar de vogels het leerden. Hij grijpt met zjjn handen in de lucht en richt zijn brutaal-spottende don kere zigeuncrogen naar de hemel „todo naturel'. Er is een Spaanse persbroeder in de

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 5