REACTIES OP HET Voor God en de Natie Enige aanhalingen uit 't Mandement mmm Dagboek van een Aalmoezenier jHONDENPRAAT liet geheim Billy Graham Heeft hij ons iets te zeggen Het Bisschoppelijk Mandement en de jongeren ....EN EEN COMMENTAAR ZATERDAG 26 JUNI 1954 PAGINA 7 IliSIWiii m mm m Hmhb sfi m ~m }Sm Geen scheiding tussen geloof en leven Het eerste beginsel, waar het Hoog waardig Episcopaat van uitgaat, is het beginsel, wat we op deze pagina voort durend, voorgehouden en ingehamerd hebben: er mag geen schei ding z ij n tussen geloof en leven. Het geloof is geen wetenschap, geen wereldbeschouwing, maar is er geheel op gericht, om in het leven, in het dagelijkse leven, tot in de kleinste onderdelen toe, opgenomen en beleefd te worden. Dit geldt niet alleen voor het persoonlijke leven van de christen, maar ook voor zijn maat schappelijke leven. Individu en ge meenschap zijn immers in de mens niet te scheiden. Vandaar is het ge heel vanzelfsprekend, dat de Katho liek zijn beginselen doortrekt en door leeft tot in het openbare leven van zijn tijd. ';S A ,\v- fm w hmékm Sï'SiS# fïiii BEGINNEN BIJ HET BEGIN Het bisschoppelijk mandement staat in dagblad en gesprek wel volop in de actualiteit. Dit is goed, maar heeft ook ontegenzeglijk zijn nadelen. We krijgen soms het idee, dat er meer ge discussieerd wordt over enige practi- sche conclusies, die de bisschoppen trekken, dan over de beginselen, welke deze conclusies voorafgaan. Zo kan het licht gebeuren, dat de blik ver troebeld wordt, met name als het gaat over de politiek. En dan dreigt het ge vaar, dat het belangrijkste vergeten wordt: de beginselen, vanwaar de bis schoppen uitgaan. Dit is jammer, want uit dit document blijkt, dat het Epis copaat de gelovigen niet zo maar iets van boven af oplegt, maar met de ge lovigen als het ware mee denkt en redeneert, zodat de conclusies vanzelf getrokken worden. Het kan daarom geen kwaad, om nu eens niet te be- Wanneer in geheel Nederland hij katholiek en niet-katlioliek het mandement van de bisschoppen het gesprek van de dag is en voorlopig ook wel zal blijven, dan moeten we toch zeggen, dat de jonge katholie ken in deze bisschoppelijke richt lijnen een geheel speciale interesse dienen te hebben. En dit niet alleen, ornaat zij „de mensen van morgen" zijn en dus de toekomst maken, maar ook en vooral omdat de pro blemen, die de bisschoppen bier aan raken wel bijzonder de problemen der jongeren zijn. Meer dan de ouderen ondergaat het jonge geslacht immers het tijdgebeu- ren. De verschillende na-oorlogse ver anderingen, die wij kunnen constate ren, zijn geschied onder invloed niet zozeer van een vooropgezette wil, maar onder invloed met name van een veranderd geestelijk klimaat, een ver anderde levenssfeer. Zelfs ouderen, die openstaan voor de problematiek van dit geslacht, kunnen veel niet be grijpen, al doen zij hun best ervoor. Wat voor vele ouderen vaak een pro bleem is, is voor de jongeren vanzelf sprekend. We zien nu met name in het na-oor logse Nederland verschillende stromin gen, welke elkaar schijnen uit te slui ten. Overal zien we b.v. een roep om verdieping, een bezinning op de we zenlijke waarden van de mens. De geestelijke achtergronden tellen steeds meer mee. Zo zien we b.v. in verschil lende beroepen en de beleving ervan een bezinning op de geestelijke en godsdienstige achtergrond. Een medi cus b.v. vindt het niet meer voldoende de techniek van zijn vak te kennen, hiaar vraagt ook naar de betekenis Van de mens, zijn leven, zijn lichaam. Van de andere kant zien we een toe nemende onkerkelijkheid, onverschil ligheid met name bij de jeugd. Hoe vaak wordt er niet gesproken over de geruisloze afval van de jeugd. Er schijnt in het godsdienstige leven bij vele jongeren een moeheid te komen, een apathie. Het geloof zegt hun niets meer. Hoe kunnen wij nu deze twee tegenstellingen verenigen. Natuurlijk zullen er altijd en overal mensen zijn. welke van mening en inzicht verschil len. Ook kunnen we het als een nor male reactie beschouwen, dat tegen over het felle beleven van het geloof van velen de anderen des te meer af steken. Maar ik meen, dat dit alles veel dieper ligt. Vele jonge Katholie ken en niet de slechtsten weten geen raad met de Kerk. De Kerk in haar uitwendige verschijningsvorm schijnt hun verouderd. De Kerk spreekt velen niet meer aan. Zij kun nen zo moeilijk de lijn doortrekken van hun catechimus naar het gecom pliceerde moderne leven. Het heeft soms de schijn, dat er geen brug meer ligt tussen de stad Gods en de stad van deze wereld, dat de geestelijke structuren en instellingen de tijdelijke structuren van de maatschappij niet meer dekken en beïnvloeden. De Kerk lijkt dan eer, stoffig museum midden in het grote, felle verkeer van de mo derne tijd. Daarom worden velen on verschillig, niet omdat zij in zich reli gieus onverschillig zijn, maar omdat de Kerk in haar feitelijke verschijnings vorm de jonge mens niets meer e zeggen schijnt. Hoe boven-actueel en tevens hoe actueel de Kerk en dus de Katholiek staat in het moderne leven leert ons dit bisschoppelijk schrijven. Het laat zien, hoe het tijdelijke niet alleen ge normeerd moet worden door het eeuwige en Absolute, door het evan gelie, maar hoe de christen daardoor progressiever in de wereld staat dan welke wereldbeschouwing ook, die vandaag opkomt en morgen weer ver dwijnt. De jongeren met name moeten onze Bisschoppen dankbaar zijn voor deze richtlijnen en het open-Katholi- eisme, wat eruit Spreekt. En dat nie! alleen. Zoals eens in verschillende jongeren-clubs het schrijven van een Kardinaal Suhard druk besproken en verdiept werd, zo moeten de jongeren, villen zij als Katholiek levend en ac tueel in de moderne wereld staan, dit bisschoppelijk stuk tot onderwerp ma ken van gezamenlijke studie en be sprekingen. H. B. ginnen bij het einde, bij de conclusie, maar ons enkele ogenblikken te ver diepen in het begin van deze bisschop pelijke richtlijnen. Eerst moeten we de kern van de zaak raken. Het andere komt dan vanzelf. We kunnen ons best voorstellen, dat verschillende niet-Katholieken een beetje verwon derd staan over dit mandement. We nemen hun dat niet kwalijk. Waar zij de Katholieke beginselen niet begrij pen, zullen zij het met de conclusies helemaal niet eens zijn. Maar wij moeten ons geweten vormen en begin nen bij het begin. We moeten vervolgens uitgaan van de concrete situatie van de christen. De christen is op de eerste plaats in de wereld. Dit is duidelijk. Hij kan de wereld niet onvluchten. Door zijn lichaam behoort hij er toe. Dit kan men niet eens wegdenken. Maar tege lijk en dit is voor de christen wezen lijk, is hij niet van de wereld. Hij is burger van twee werelden. Hierdoor wordt de christen niet uit elkaar ge rukt, maar hij moet in de wereld leven en tegelijk eraan onthecht zijn; hij moet een heilige reserve tegenover de wereld behouden. Het grote gevaar is hier de afgoderij. Hier bedoel ik mee, dat we precies leven alsof deze wereld alles is. We komen dan tot een soort aanbidding van de wereld, van het lichaam, van het geld, van het leven. We gaan er dan in op en onder. Dit gevaar is heus niet denkbeeldig. We zijn immers allen erfelijk belast met de erfzonde. Dit mogen we met alle optimisme nooit uit het oog ver liezen. Dit is geen wereldvreemdheid, maar juist diepste realiteit: de wereld nemen, zoals zij is. Dit niet voor ogen houden, is een vlucht in een onwer kelijk idealisme. Het zout der aarde. Maar we hebben ook een plicht tegenover de wereld. Christus heeft gewild, dat de christen het zout der aarde zou zijn, het licht op de kande laar, een zuurdesem. De christen heeft met andere woorden een plicht tegen over de wereld om haar onder Chris tus te brengen en te kerstenen. En dit zo maar niet in het algemeen, maar in het bijzonder. Ieder op zijn eigen plaats. Hier heeft met name de leek, die in de wereld leeft, die als het ware de sleutelposities van de wereld in handen heeft, een grote taak. Zo ko men we tot plicht tot kerstening in het huwelijk en gezinsleven, in het be roepsleven en het openbare leven, in het sociale leven en de politiek. De christen is zich bewust, dat hij hier overal een taak heeft, dat hij aan de wereld iets te zeggen heeft, iets van die wondere boodschap van het Evan gelie. Hebben we ons daar in het ver leden niet te gemakkelijk van afge maakt. Het heeft geen zin te klagen over de slechtheid van de wereld, als we ons zelf terugtrekken en de we reld overlaten aan haar lot. Overal waar de wereld is, moet de Kerk door haar leden, tegenwoordig, present zijn, om alles in Christus te heiligen en te herstellen. H. B. „Op de zaak is het mandement da genlang „het" onderwerp geweest. Wanneer ik zeg: het mandement, dan is dat niet juist. Want er kwam alleen ter sprake het oordeel over de Partij van de Arbeid, en het verbod om naar de VARA te luisteren. Toen ik dan eindelijk de brochure in handen kreeg merkte ik, dat 't bovenstaande maar tot de conclusies behoorde, die je eigenlijk zelf al kunt trekken. Als godsdienst en leven één moeten zijn, dan kan een katholiek b.v. ook in de politiek alleen uitgaan van z'n geloof. U hebt gevraagd om de reacties die het mandement in ons milieu op geroepen heeft. Die reacties beschreef ik al. De katholieken bij ons zijn er nogal „gelaten" onder. Het is een hele brok en met één keer lezen ben je nog niet klaar". ANNIE VELDMAN, Den Haag. „We zijn begonnen met de behan deling. En na twee keer een avond eraan te hebben besteed zijn we nog pas aan pagina twee. Heb dus nog een beetje geduld". JOOP DE KEIZER, A'foort. „Om 't u eerlijk te zeggen: ik heb 't mandement nog niet gelezen. Dat is o niets voor mij. En ik meen wel te mog enzeggen, dat m'n collega's hier er ook nog afgebleven zijn. Het zal immers allemaal wel waar zijn. En je hebt er zo ge entijd voor ook leurstellend, maar aan de waarheid trouwens. Mogelijk is deze brief te- heeft u 't meeste". A. F. W. DE KLERK, Haarlem „Dat boekje heb ik nog niet ge zien. Wel veel over gehoord. De niet- katholieken hier zijn er nog al fel op. Van die kant vind ik 't niet erg prettig, 't Is dikwijls toch al zo moei lijk". J. DE VOGHT, Haarlem. MANDEMENT Het is eigenlijk glad verkeerd om als aalmoezenier een dagboek aan te leggen. Een dagboek schrijven is goed voor mensen, die zich de weelde kun nen permitteren te mijmeren. Een aalmoezenier mijmert niet. Hij is in actie. Door de vroegste appèl-bel uit zijn bed gejaagd, haast hij zich om op afge sproken tijdstip en plaats de H. Mis te lezen voor 'n ellendig klein gehoor (op Zon- en Feestdagen gaat dat beter), grijpt na de H. Mis in de Officiersmess naar de laatste brokken van het ont bijt, springt met zijn tas en een stapel Salvo's in zijn auto, raast in ijltempo naar een van zjjn kazernes (bezorgt om deze reden zijn moeder rusteloze nachten), geeft een serie lessen vooi knapen, waarvan hij van te voren weet, dat ze zullen opletten, dan wel de zaak boycotten, dan wel in slaap vallen. Daartussendoor drinkt hij een kopje koffie met de Officieren, die hem ver tellen, dat de dienstplichtig soldaat Gerritsen weer in de petoet zit, en dat de sergeant Klaassen eens een geestelijke opdoffer nodig heeft. Na de lunch, waarbij hij heeft op gevangen, dat er volgende week een parade is en deze week Dinsdagavond een film in de cantine, die hij zeker niet mag missen (hallo!), Woensdag een gewichtige vergadering en Don derdag een bridge-drive alsmede een oefening „Paddestoel" geheten, zet hij zijn lessen voort, tot drie kwartier voor het einde van de dienst. In die drie kwartier regelt hij de H. Mis voor komende le Vrijdag, maakt hier een praatje, daar een grapje, paft ongegeneerd veel sigaretten, verzekert op zijn kamer aan een bekeerling, dat het katholieke geloof het ware geloof is en hoort vervolgens bij de maaltijd, dat het lessenschema van de Gods dienstige Verzorging, waar hij maan denlang voor heeft geijverd, vanaf morgen door elkaar zal worden ge gooid. 's Avonds na de diensttijd begint hel pas echt: Correspondentie afwerken; jongens te woord staan, o.a. een die graag „gemengd" wou trouwen, maar onlangs heeft ontdekt dat dit niet de bedoeling is. Enfin, ga zo door tot een uur of elf, twaalf, dan zie je de „Aal" afgetobd naar zijn slaapvertrek toeren, met de afspraken voor de vol gende dag alweer in zijn hoofd. Nee, mijmeren is er niet bij. Het is bikkelharde realiteit. Eerst als het kamp op Zaterdagmiddag verlaten ligt, kijk ik opgelucht uit mijn raam en vraag: Wat is er wel allemaal ge beurd? Zal er dit weekend na de veer tien achterstallige karweitjes, die er zijn op te knappen, nog even een half uur overblijven om na te denken? Dan volgt het noodlottige telefoontje: Sterf geval. Een Indische jongen van 34 jaar, vader van 4 kinderen, heeft ernstig ongeluk gehad met bromfiets. Hij werd bediend en is gestorven. Op Zondagmiddag ga ik de familie bezoeken. Ze staan juist op het punt naar het Militair Hospitaal te ver trekken. Ik neem ze mee in mijn auto. In het lijkenhuisje van het Hospitaal ligt hij opgebaard, met lachend gezicht, blinkende tanden, een blauwe plek rond zijn linkeroog, de driekleur tot aan zijn borst. Vrouw en moeder, stil le Indische mensen, zijn ontroostbaar. Dit schrijf ik op Zondagavond, ter wijl ik alleen zit. Wat betekent het toch te „leven"? We raken uit de knoop. Hebben we het druk, dan wen sen we rust. Hebben we rust, dan ver langen we werk. Zonder dat we ooit de harmonie vinden tussen beide, komt de dood. Misschien bestaat de enige oplossing in de mogelijkheid deze tragiek te be seffen en aan anderen mee te delen. Anderen, die mens zijn, zoals ik. Iedere jonge katholiek heeft zijn eigen plaats. Er is onder de katho lieke jonge mensen zoveel te doen. Velen raken vervreemd van de Kerk, omdat ze hun geestelijk evenwicht hebben verloren. Ze zijn ergens on dergebracht, in een atelier, in een kantoor, in een fabriekshal, in de kazerne; en daar zijn ze alléén komen te staan. Alléén met hun kleinere of grotere moeilijkheden; alléén met hun misschien in eigen ogen verdacht geraakte idealen. Alléén met hun op stand en met hun werkelijke of ver meende talenten. Alléén in hun eigen kring waar alles belachelijk gemaakt wordt en gekleineerd. Vele oude bin dingen zijn losgeraakt. Traditionele gemeenschappen zijn uit elkaar ge vallen. wat betekent voor velen de parochie? e leven in de wereld. De moderne wereld van industrie en leger, van publiciteit en reclame, in de wereld van de machtige staat die het jonge leven al grijpt in de orde ning en vastlegt op formulieren en afhankelijk maakt van allerlei door ambtenaren uitgedachte normen. Nu is er dus een mandement ge komen van het Hoogwaardig Epis copaat. In een grote oplage is het op een enkele morgen door de katholie ken van dit land ontvangen. Maar hoe bereikt dit historische document die talloze jonge mensen? Enkele proeven die we namen onder jonge mensen toonden ons aan, dat het niet door hen werd gelezen. Het gaat hun voorbij, 'n Heel gezelschap van fa brieksmeisjes zei ons unaniem: „dat is toch niks voor ons! Wij voelen niet voor politiek!" We hebben het toen gewaagd vijf mensen, waarvan we wisten, dat ze nogal „a'ctief' waren, gevraagd om de reacties, die ze links en rechts opvingen, ons te sturen. Het resultaat staat boven dit commen taar afgedrukt. Deze vijf reacties zijn niet erg gelukkig. Natuurlijk kunnen en mogen we niet aan de hand van deze reacties algemene en voor allen geldend- conclusies trekken. Toch zou het ons niet verbazen wanneer deze apathische, onaandoenlijke houding bij zeer velen te constateren zou zijn. Wat we nodig hebben onder onze jongen mensen is de bewogenheid. Vereenzaming in het milieu, dat geen contact meer heeft met andere mi lieu's en dat alle uitzichten op een levende gemeenschap mist, verzuurt en verkilt ons leven. Egoïsme zonder grenzen en een groot materialisme blijven dan nog als uitweg over. Methodische verfij ning bereikt enkelen, maar de grote steun van de bewogenheid, het élan van vervoering en intuïtie mogen daarbij nie achterwege blijven. Het mandement van de Bisschoppen is een boodschap, die doorgegeven moet worden. Het is een werkstuk voor priesters en leken. Bijzonder ook voor jonge mensen die ergens, in parochie en organisatie en jeugdbe weging de verantwoordelijkheid aan gedurfd hebben van een leidersschap. Om hen van onze kant daarbij enigszins van dienst te zijn werden op deze pagina enkele hoofdgedach ten benadrukt. P. W. „Ons leven moet van God zijn en voor God geleefd worden" (Pa gina 3). „Wie leeft uit een echt Godsbe sef, kan vruchtbaar werken in het tijdelijke, zonder het gevaar te lo pen zich te verliezen in de vele eisen die het moderne leven stelt". (Pag. 4). „Bij alle werkelijk onderscheid tussen Kerk en burgerlijke maat schappij blijft het leven één, en mag dat leven ook het openbare niet losgemaakt worden van God en godsdienst". (Pag. 5). „Nergens komt de waarde van het menselijk lichaam en de groot heid van de mens meer naar voren dan in het Christendom, dat weet hoe de waarde van de mens en van zijn menselijk lichaam .groot ge worden is door 't Kruis" (Pag. 7). „Alles wat goed en edel is in onze natuur kan en moet geheiligd worden door de genade". (Pag. 8). „Wij steunen van harte iedere poging, die onder leiding van de kerkelijke overheid tracht her nieuwd en verdiept geestelijk le ven te wekken „in de diepte van ieders hart", zoals de heilige Va der zegt, en zodoende waarachtig christelijke persoonlijkheden te vormen". (Pag. 9). „Wanneer ons collectief en geor ganiseerd apostolaat maar altijd voortkomt uit dat echt persoonlijk apostolaat, dus uit de liefde, dan zullen wij de nederigheid en de soepelheid bezitten om niet eng en egoïstisch te zijn, en om ruimte en mogelijkheid open te laten, zowel voor andere krachten als voor nieuwe vormen". (Pag. 11). „Wij kunnen met één woord zeggen: „de huisgenoten des ge- loofs" moeten zichzelf zijn en één met elkander, maar zij moeten te vens open staan voor samenwer king met allen, die werken voor het welzijn der menselijke ge meenschap". (Pag. 12). „Daarom is de grote richtlijn die Wij u geven: één in eigen verband en van daaruit samenwerking met anderen, met behoud van eigen zelfstandigheid". (Pag. 13). „De Kerk zal de ziel der mensen niet kunnen winnen, als ze de mens zou verliezen"..(Pag. 19). „Het is u immers wel bekend, dat er een fataal proces aan de gang is en dat bepaaldelijk in de steden en de centra der industrie reeds zeer velen door de zuig kracht van dit a-religieuse ver schijnsel zijn ten onder gegaan. Daarom hebben wij in alle gele dingen apostelen nodig, mannen en vrouwen, jongens en meisjes, die goed onderlegd zijn en die zich apostolisch verantwoordelijk voe len voor hun stand- en vakgeno ten". (Pag. 21). „Want als wij het evangelie wer kelijk in de wereld willen brengen, dan mag ons maatschappelijk pro gramma niet eng of schriel zijn; dan moeten allen voelen, dat het een uiting is van de „blijde bood schap", die wij van Christus ont vingen en die wij moeten uitdra gen naar de mensen; een bood schap, die enthousiast kan maken en die de jeugd, welke de toekomst draagt, kan bezielen". (Pag. 34). „Woorden, leuzen en frazen zeg gen tenslotte niets; ook de beste organisaties helpen niet, wanneer wij niet leven uit God. Hier moet God helpen, hier moeten gebed en offer, Sacrificie en Sacrament, waarachtig geloof en waarachtig leven uit het geloof, de innerlijke kracht geven om ons zelf en ons openbaar leven te kerstenen". (Pag. 46). ..Er is do nodige opschudding ge weest aldus kwispelde Hond mij deze morgen in het oog „over een dame in Amsterdam, die door 'n hond van de politie op minder fijn gevoelige wijze zou zijn gebeten. Ik weet niet, of deze zaak intussen ernstig en diepgaand genoeg is on derzocht, maar zou er persoonlijk toch graag enige hondse kantteke- keningen bij plaatsen. Allereerst moet het mij van de staart, dat ik deze opschudding niet goed begrijp. Dat iemand een hond of een an der in de arm van een dame bijt, lijkt mij, ofschoon niet algemeen toe te juichen, toch alleszins en uit verschillende psychologische over wegingen verklaarbaar. Dat men zich over een dergelijke beet bij pers en publiek tot een zekere staat van opwinding opvijzelt, acht ik echter ongezond en uiterst beden- irnliik Twee weken geleden werd de hond van melkboer Reuzel dooi de melkboer zelf zodanig afgerost, dat het beest (en nu bedoel ik met de melkboer maar de hond) zes dagen de lappenmand moest. In geen énkele krant verscheen een inge zonden stuk tegen melkb°e£®"' leen het wrekende noodlot greep in gooide hier en daar de melkpnjs eindje omhoog. Verder. Ik wil de tegenstelling tussen honden en mensen niet toespitsen, ofschoon die tegenstelling er is: denk alleen en een maar aan het feit, dat jullie men sen niet kunt staartspreken en, uit het standpunt van de staart bezien, zelfs vrij negatief ter wereld komt. Maar wat me in heel het geval weer eens bijzonder scheef lijkt te zitten is dit: dat de mensen met één speldepuntje onmiddellijk wor den geprikkeld tot opgewonden generalisaties. Als een poiitie-hond in Amsterdam zijn bekje te buiten gaat wordt de hond veroordeeld. Kan' men dan niet bedenken, dat een politie-hond een heel bijzonde re plaats inneemt in de hondenwe reld en zoals ook een politie-man in de mensenwereld, eerder en gemak kelijker dan anderen zijn bekje te buiten zal gaan. Als ergens in het Oosten enige honden de dolheid in hun kop krijgen en gratis dolle hondsbeten gaan uitdelen, dan komt in het. Westen de tweede kamer bijeen, om als de bliksem een spe ciale inentingswet te fabriceren. Als echter in het Oosten enkele dolle mensen millioenen dodelijke beten distribueren, jaar in jaar uit, en met grimmige koppen naar het Westen gluren, gaat men daar in het Westen gezellig thee met hen drin ken en knipoogjes met ze wisselen aan de zonnige boorden van het meer van Genève. In plaats van een stevige Amsterdamse politie-hond mee te nemen. i? Chartres met op de achtergrond de kathedraal DE BEDEVAART NAAR CHARTRES 12.000 Jongeren op bedevaar! naar Charlies, biddend en medi terend over hun Doopsel. Er i? drukte op de stations, op de wegen; er zijn grootse liturgische plechtig heden op pleinen en in kerken Men kan verrast zijn over deze „geloofsmanifestatie", over dit ge tuigenis van geestelijke onrust van onze jongeren, met dit al blijkt men buiten de eigenlijke mysterieuse werkelijkheid van deze bedevaart. De trein naar Houdan is vol jon gens en meisjes. Zij maken kennis, zingen en lachen. Niets onderscheidt hun samentreffen nog van de week end-ontmoetingen in de openlucht. Maar zodra hun voeten zich op weg hebben begeven, dringt de eigen aardige genade van deze bedevaart door in hun harten. De geestelijke gemeenschap die 2 dagen zal duren wordt in enkele seconden werkelijk heid De groet aan Maria „Wees ge groet. begint zijn mysterieuze in vloed uit te oefenen. Op het gebed volgt het gesprek en dit leidt de meditatie in. De maaltijd aan de rand van een bos wordt ge volgd door het „Kapittel" waarin ieder „het zijne" of „het hare" zegt, voordat de aalmoezenier samenvat en besluit. En dan weer op tocht, lopend, bid dend steeds maar... Onder de druk van de vermoeidheid, strandt het ge bed tenslotte in de vleselijke trag- heid, steeds nog weerspannig tegen de invloed van de genade. Maar waar ligt het geheim van deze geestelijke gemeenschap die deze jongemensen in eenzelfde „kapittel" verenigt? Hoe kunnen deze uitwisseling, deze vrijt.eid in het geven van zich zelf, deze ongewone hartelijke een voud zo gemakkelijk de harten aan elkaar binden? Is het niet Christus, die werkelijk tegenwoordig is temidden van jon gens en meisjes die in Zijn Naam samengekomen zijn. De man langs de weg zal dit alles met een sceptisch glimlachje aanzien. Hij is verstandig en reëel geworden door het leven. Dit is een voorbijgaande vlaag van enthousiasme. Wat er van zij: dit is levenslust, dit is goed en groots, dit is christelijk. Op de yelgrima„ ligt de liefde open, zij vindt haar weg. Niet alleen symbool maar tevens mede deelzaam: deze vermoeide glimlach van een uitgeputte jongen, o zo men selijk en voorbijgaand, maar door zettend in de kracht en bezieling van een bovennatuurlijke geesz. Het stilzwijgen van die ander, die de rugzak van zijn gezel afneemt. Dat levende gesprek van die twee. niet disputerend alkaar afstotend maar stuttend en bijdragend, elkaar op bouwend, boven de veerkrachtige 's van hun voeten. Zo voeren zij elkander mee, want het eigenlijke is de weg. De grote gemeenschappelijke manifestaties, de sch;"erende opzi -barende litur gische plechtigheden, zij hebben slechts V .kenis en invloed, in zo verre ze de werkelijkheid van deze fde beduiden, die allen die op weg zijn verenigd heeft. Trouwens, als trekkers door de schemering van het geloof, naar de volle openbaring, voelen zij zich wel licht meer thuis op de wegen dan in de stralende pracht van de liturgie van de Jerusalem-kathedraal. Het wezen der dingen trekt hen voort. De ..eg is het rij.* van de zonen en dochters van God door genade, op terugtc 'it naar het Paradijs. De weg U hebt het deze week wel in de krant gelezen, dat een Amerikaan, Billy Gra- ham, Dinsdagavond in het Amsterdamse stadion heeft gesproken voor een ge- hoor van tienduizenden mensen. Dit is nu niet zo merkwaardig. Een dergelijke grootscheepse vergadering is typisch Amerikaans. Ze houden daar nu eenmaal van getallen. Wel merkwaardig is. dat niets anders was dan Christus en de hij een dergelijk groot gehoor heeft kun nen vinden voor zijn onderwerp, dat bekering uit de zonde tot Hem. Hocus- pocus? Poppenkasterij? De krantenver slagen zeggen het u wel anders. Het was een in eenvoudige taal gesproken woord over Christus en onze zonden. Ruim tweeduizend mensen kwamen naar vo ren en hebben aan zijn oproep be antwoord. Een Protestantse soort Pater Lombardi of Pater Leppich dus. Ik wil hier niet op ingaan, inhoever deze soort prediking staat onder de leiding en de drang van Gods Geest, maar wel meen ik dat deze Prediking, zoals ook die van Pater Lombardi en Pater Leppich, ons inderdaad iets te zeggen heeft. Wanneer we het moderne wereldge beuren zien, op- en ondergaan in de woelende gebeurtenissen van elke dag, wanneer de wereld in een driftige le venslust het ene wonder na het andere vertoont, dan kan het ons toeschijnen, dat het Evangelie en de Kerk, welke het verkondigt uit de tijd zijn. Het op treden van Christus schijnt ons dan zover af en de prediking van Christus in de Kerk schijnt ons dan vermolmd toe. Een enkele stoot en het Christen dom legt het af, zo lijkt het ons soms. Het zijn juist in de geschiedenis tijden als deze, waarin de figuur van Christus van een nieuwe actualiteit wordt en die pere inhoud krijgt. Dat zovelen in Nederland naar Am sterdam zijn gegaan, om een vreemde predikant in een vreemde taal alleen maar over Christus te horen spreken, dat zovelen getuigd hebben van een open lijke bekering, moet ons toch wel iets zeggen. Het zegt ons, dat de mens van deze tijd nog hongert naar Christus. Hem nog nodig heeft even hard als onze voor vaderen, ja, gezien de nood nog harder en inniger. Wanneer het schijnen mocht door een tanend kerkbezoek, dat dat niet zo is, komt dat dan niet vaak. omdat ze Hem zo weinig levend voorstellen, zodat Hij voor velen een formule is ge worden zonder inhoud en leven, alleen maar vervelend, alleen maar een mora liserende schoolmeester. En wanneer de mens voor Christus staat en in Hem gaat geloven als de Zoon van de levende God dan ziet hij tevens zijn eigen schuld en zondigheid, zodoende de ver keerde richting in zijn leven en hoe er slechts èèn ding te doen staat: be keert u. Zo heeft God in het Oude Testament mannen opgeroepen, die in naam van God het volk Gods op riepen tot bekering met het oog op de komst des Heren. Zo heeft Christus het gedaan en ook in de Kerk Gods is het Charisma der pro- phetie en de regelmatig terugkerende' oproep tot bezinning en boete nooit uitgestorven. We vernemen Christus' stem in de prediking van de H. Missie, welke regelmatig gehouden wordt. We vernemen Christus' steun in de prediking van Pater Lombardi en Pater Leppich. Zeker ook Billy Graham heeft ons iets te zeggen. Al weten wij, dat een volledig» bekering slechts mogelijk is tot Christus ui t I in de Kerk van Christus, toch is dit is hun gewone vei blijf plaats, gelijk woor(j van ]lern 00k ons gerjcht en voor Al aham, op weg naar het be loofde land. spoort ons aan onze zondigheid in te zien en naar Christus te gaan.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 7