REACTIES OP HET
Voor God en de Natie
Enige aanhalingen uit 't Mandement
mmm
Dagboek van een Aalmoezenier
jHONDENPRAAT
liet geheim
Billy Graham
Heeft hij ons iets te
zeggen
Het Bisschoppelijk
Mandement en de
jongeren
....EN EEN COMMENTAAR
ZATERDAG 26 JUNI 1954
PAGINA 7
IliSIWiii
m mm m
Hmhb
sfi
m ~m
}Sm
Geen scheiding tussen geloof
en leven
Het eerste beginsel, waar het Hoog
waardig Episcopaat van uitgaat, is het
beginsel, wat we op deze pagina voort
durend, voorgehouden en ingehamerd
hebben: er mag geen schei
ding z ij n tussen geloof
en leven. Het geloof is geen
wetenschap, geen wereldbeschouwing,
maar is er geheel op gericht, om in het
leven, in het dagelijkse leven, tot in
de kleinste onderdelen toe, opgenomen
en beleefd te worden. Dit geldt niet
alleen voor het persoonlijke leven van
de christen, maar ook voor zijn maat
schappelijke leven. Individu en ge
meenschap zijn immers in de mens
niet te scheiden. Vandaar is het ge
heel vanzelfsprekend, dat de Katho
liek zijn beginselen doortrekt en door
leeft tot in het openbare leven van
zijn tijd.
';S
A ,\v-
fm w
hmékm
Sï'SiS#
fïiii
BEGINNEN BIJ HET BEGIN
Het bisschoppelijk mandement staat
in dagblad en gesprek wel volop in
de actualiteit. Dit is goed, maar heeft
ook ontegenzeglijk zijn nadelen. We
krijgen soms het idee, dat er meer ge
discussieerd wordt over enige practi-
sche conclusies, die de bisschoppen
trekken, dan over de beginselen, welke
deze conclusies voorafgaan. Zo kan
het licht gebeuren, dat de blik ver
troebeld wordt, met name als het gaat
over de politiek. En dan dreigt het ge
vaar, dat het belangrijkste vergeten
wordt: de beginselen, vanwaar de bis
schoppen uitgaan. Dit is jammer, want
uit dit document blijkt, dat het Epis
copaat de gelovigen niet zo maar iets
van boven af oplegt, maar met de ge
lovigen als het ware mee denkt en
redeneert, zodat de conclusies vanzelf
getrokken worden. Het kan daarom
geen kwaad, om nu eens niet te be-
Wanneer in geheel Nederland
hij katholiek en niet-katlioliek het
mandement van de bisschoppen het
gesprek van de dag is en voorlopig
ook wel zal blijven, dan moeten we
toch zeggen, dat de jonge katholie
ken in deze bisschoppelijke richt
lijnen een geheel speciale interesse
dienen te hebben. En dit niet alleen,
ornaat zij „de mensen van morgen"
zijn en dus de toekomst maken,
maar ook en vooral omdat de pro
blemen, die de bisschoppen bier aan
raken wel bijzonder de problemen
der jongeren zijn.
Meer dan de ouderen ondergaat het
jonge geslacht immers het tijdgebeu-
ren. De verschillende na-oorlogse ver
anderingen, die wij kunnen constate
ren, zijn geschied onder invloed niet
zozeer van een vooropgezette wil,
maar onder invloed met name van een
veranderd geestelijk klimaat, een ver
anderde levenssfeer. Zelfs ouderen,
die openstaan voor de problematiek
van dit geslacht, kunnen veel niet be
grijpen, al doen zij hun best ervoor.
Wat voor vele ouderen vaak een pro
bleem is, is voor de jongeren vanzelf
sprekend.
We zien nu met name in het na-oor
logse Nederland verschillende stromin
gen, welke elkaar schijnen uit te slui
ten. Overal zien we b.v. een roep om
verdieping, een bezinning op de we
zenlijke waarden van de mens. De
geestelijke achtergronden tellen steeds
meer mee. Zo zien we b.v. in verschil
lende beroepen en de beleving ervan
een bezinning op de geestelijke en
godsdienstige achtergrond. Een medi
cus b.v. vindt het niet meer voldoende
de techniek van zijn vak te kennen,
hiaar vraagt ook naar de betekenis
Van de mens, zijn leven, zijn lichaam.
Van de andere kant zien we een toe
nemende onkerkelijkheid, onverschil
ligheid met name bij de jeugd. Hoe
vaak wordt er niet gesproken over de
geruisloze afval van de jeugd. Er
schijnt in het godsdienstige leven bij
vele jongeren een moeheid te komen,
een apathie. Het geloof zegt hun niets
meer. Hoe kunnen wij nu deze twee
tegenstellingen verenigen. Natuurlijk
zullen er altijd en overal mensen zijn.
welke van mening en inzicht verschil
len. Ook kunnen we het als een nor
male reactie beschouwen, dat tegen
over het felle beleven van het geloof
van velen de anderen des te meer af
steken. Maar ik meen, dat dit alles
veel dieper ligt. Vele jonge Katholie
ken en niet de slechtsten weten
geen raad met de Kerk. De Kerk in
haar uitwendige verschijningsvorm
schijnt hun verouderd. De Kerk
spreekt velen niet meer aan. Zij kun
nen zo moeilijk de lijn doortrekken
van hun catechimus naar het gecom
pliceerde moderne leven. Het heeft
soms de schijn, dat er geen brug meer
ligt tussen de stad Gods en de stad
van deze wereld, dat de geestelijke
structuren en instellingen de tijdelijke
structuren van de maatschappij niet
meer dekken en beïnvloeden. De Kerk
lijkt dan eer, stoffig museum midden
in het grote, felle verkeer van de mo
derne tijd. Daarom worden velen on
verschillig, niet omdat zij in zich reli
gieus onverschillig zijn, maar omdat de
Kerk in haar feitelijke verschijnings
vorm de jonge mens niets meer e
zeggen schijnt.
Hoe boven-actueel en tevens hoe
actueel de Kerk en dus de Katholiek
staat in het moderne leven leert ons
dit bisschoppelijk schrijven. Het laat
zien, hoe het tijdelijke niet alleen ge
normeerd moet worden door het
eeuwige en Absolute, door het evan
gelie, maar hoe de christen daardoor
progressiever in de wereld staat dan
welke wereldbeschouwing ook, die
vandaag opkomt en morgen weer ver
dwijnt. De jongeren met name moeten
onze Bisschoppen dankbaar zijn voor
deze richtlijnen en het open-Katholi-
eisme, wat eruit Spreekt. En dat nie!
alleen. Zoals eens in verschillende
jongeren-clubs het schrijven van een
Kardinaal Suhard druk besproken en
verdiept werd, zo moeten de jongeren,
villen zij als Katholiek levend en ac
tueel in de moderne wereld staan, dit
bisschoppelijk stuk tot onderwerp ma
ken van gezamenlijke studie en be
sprekingen.
H. B.
ginnen bij het einde, bij de conclusie,
maar ons enkele ogenblikken te ver
diepen in het begin van deze bisschop
pelijke richtlijnen. Eerst moeten we
de kern van de zaak raken. Het andere
komt dan vanzelf. We kunnen ons
best voorstellen, dat verschillende
niet-Katholieken een beetje verwon
derd staan over dit mandement. We
nemen hun dat niet kwalijk. Waar zij
de Katholieke beginselen niet begrij
pen, zullen zij het met de conclusies
helemaal niet eens zijn. Maar wij
moeten ons geweten vormen en begin
nen bij het begin.
We moeten vervolgens uitgaan van
de concrete situatie van de christen.
De christen is op de eerste plaats in
de wereld. Dit is duidelijk. Hij kan de
wereld niet onvluchten. Door zijn
lichaam behoort hij er toe. Dit kan
men niet eens wegdenken. Maar tege
lijk en dit is voor de christen wezen
lijk, is hij niet van de wereld. Hij is
burger van twee werelden. Hierdoor
wordt de christen niet uit elkaar ge
rukt, maar hij moet in de wereld
leven en tegelijk eraan onthecht zijn;
hij moet een heilige reserve tegenover
de wereld behouden. Het grote gevaar
is hier de afgoderij. Hier bedoel ik
mee, dat we precies leven alsof deze
wereld alles is. We komen dan tot een
soort aanbidding van de wereld, van
het lichaam, van het geld, van het
leven. We gaan er dan in op en onder.
Dit gevaar is heus niet denkbeeldig.
We zijn immers allen erfelijk belast
met de erfzonde. Dit mogen we met
alle optimisme nooit uit het oog ver
liezen. Dit is geen wereldvreemdheid,
maar juist diepste realiteit: de wereld
nemen, zoals zij is. Dit niet voor ogen
houden, is een vlucht in een onwer
kelijk idealisme.
Het zout der aarde.
Maar we hebben ook een plicht
tegenover de wereld. Christus heeft
gewild, dat de christen het zout der
aarde zou zijn, het licht op de kande
laar, een zuurdesem. De christen heeft
met andere woorden een plicht tegen
over de wereld om haar onder Chris
tus te brengen en te kerstenen. En dit
zo maar niet in het algemeen, maar in
het bijzonder. Ieder op zijn eigen
plaats. Hier heeft met name de leek,
die in de wereld leeft, die als het ware
de sleutelposities van de wereld in
handen heeft, een grote taak. Zo ko
men we tot plicht tot kerstening in het
huwelijk en gezinsleven, in het be
roepsleven en het openbare leven, in
het sociale leven en de politiek. De
christen is zich bewust, dat hij hier
overal een taak heeft, dat hij aan de
wereld iets te zeggen heeft, iets van
die wondere boodschap van het Evan
gelie. Hebben we ons daar in het ver
leden niet te gemakkelijk van afge
maakt. Het heeft geen zin te klagen
over de slechtheid van de wereld, als
we ons zelf terugtrekken en de we
reld overlaten aan haar lot. Overal
waar de wereld is, moet de Kerk door
haar leden, tegenwoordig, present zijn,
om alles in Christus te heiligen en te
herstellen.
H. B.
„Op de zaak is het mandement da
genlang „het" onderwerp geweest.
Wanneer ik zeg: het mandement, dan
is dat niet juist. Want er kwam alleen
ter sprake het oordeel over de Partij
van de Arbeid, en het verbod om
naar de VARA te luisteren. Toen ik
dan eindelijk de brochure in handen
kreeg merkte ik, dat 't bovenstaande
maar tot de conclusies behoorde, die
je eigenlijk zelf al kunt trekken. Als
godsdienst en leven één moeten zijn,
dan kan een katholiek b.v. ook in de
politiek alleen uitgaan van z'n geloof.
U hebt gevraagd om de reacties
die het mandement in ons milieu op
geroepen heeft. Die reacties beschreef
ik al. De katholieken bij ons zijn er
nogal „gelaten" onder. Het is een hele
brok en met één keer lezen ben je
nog niet klaar".
ANNIE VELDMAN, Den Haag.
„We zijn begonnen met de behan
deling. En na twee keer een avond
eraan te hebben besteed zijn we nog
pas aan pagina twee. Heb dus nog
een beetje geduld".
JOOP DE KEIZER, A'foort.
„Om 't u eerlijk te zeggen: ik heb
't mandement nog niet gelezen. Dat is
o niets voor mij. En ik meen wel
te mog enzeggen, dat m'n collega's
hier er ook nog afgebleven zijn. Het
zal immers allemaal wel waar zijn.
En je hebt er zo ge entijd voor ook
leurstellend, maar aan de waarheid
trouwens. Mogelijk is deze brief te-
heeft u 't meeste".
A. F. W. DE KLERK, Haarlem
„Dat boekje heb ik nog niet ge
zien. Wel veel over gehoord. De niet-
katholieken hier zijn er nog al fel
op. Van die kant vind ik 't niet erg
prettig, 't Is dikwijls toch al zo moei
lijk".
J. DE VOGHT, Haarlem.
MANDEMENT
Het is eigenlijk glad verkeerd om
als aalmoezenier een dagboek aan te
leggen. Een dagboek schrijven is goed
voor mensen, die zich de weelde kun
nen permitteren te mijmeren. Een
aalmoezenier mijmert niet. Hij is in
actie.
Door de vroegste appèl-bel uit zijn
bed gejaagd, haast hij zich om op afge
sproken tijdstip en plaats de H. Mis te
lezen voor 'n ellendig klein gehoor (op
Zon- en Feestdagen gaat dat beter),
grijpt na de H. Mis in de Officiersmess
naar de laatste brokken van het ont
bijt, springt met zijn tas en een stapel
Salvo's in zijn auto, raast in ijltempo
naar een van zjjn kazernes (bezorgt
om deze reden zijn moeder rusteloze
nachten), geeft een serie lessen vooi
knapen, waarvan hij van te voren
weet, dat ze zullen opletten, dan wel
de zaak boycotten, dan wel in slaap
vallen.
Daartussendoor drinkt hij een kopje
koffie met de Officieren, die hem ver
tellen, dat de dienstplichtig soldaat
Gerritsen weer in de petoet zit, en
dat de sergeant Klaassen eens een
geestelijke opdoffer nodig heeft.
Na de lunch, waarbij hij heeft op
gevangen, dat er volgende week een
parade is en deze week Dinsdagavond
een film in de cantine, die hij zeker
niet mag missen (hallo!), Woensdag
een gewichtige vergadering en Don
derdag een bridge-drive alsmede een
oefening „Paddestoel" geheten, zet hij
zijn lessen voort, tot drie kwartier
voor het einde van de dienst.
In die drie kwartier regelt hij de H.
Mis voor komende le Vrijdag, maakt
hier een praatje, daar een grapje, paft
ongegeneerd veel sigaretten, verzekert
op zijn kamer aan een bekeerling, dat
het katholieke geloof het ware geloof
is en hoort vervolgens bij de maaltijd,
dat het lessenschema van de Gods
dienstige Verzorging, waar hij maan
denlang voor heeft geijverd, vanaf
morgen door elkaar zal worden ge
gooid.
's Avonds na de diensttijd begint hel
pas echt: Correspondentie afwerken;
jongens te woord staan, o.a. een die
graag „gemengd" wou trouwen, maar
onlangs heeft ontdekt dat dit niet
de bedoeling is. Enfin, ga zo door tot
een uur of elf, twaalf, dan zie je de
„Aal" afgetobd naar zijn slaapvertrek
toeren, met de afspraken voor de vol
gende dag alweer in zijn hoofd.
Nee, mijmeren is er niet bij. Het is
bikkelharde realiteit. Eerst als het
kamp op Zaterdagmiddag verlaten
ligt, kijk ik opgelucht uit mijn raam
en vraag: Wat is er wel allemaal ge
beurd? Zal er dit weekend na de veer
tien achterstallige karweitjes, die er
zijn op te knappen, nog even een half
uur overblijven om na te denken? Dan
volgt het noodlottige telefoontje: Sterf
geval. Een Indische jongen van 34 jaar,
vader van 4 kinderen, heeft ernstig
ongeluk gehad met bromfiets. Hij werd
bediend en is gestorven.
Op Zondagmiddag ga ik de familie
bezoeken. Ze staan juist op het punt
naar het Militair Hospitaal te ver
trekken. Ik neem ze mee in mijn auto.
In het lijkenhuisje van het Hospitaal
ligt hij opgebaard, met lachend gezicht,
blinkende tanden, een blauwe plek
rond zijn linkeroog, de driekleur tot
aan zijn borst. Vrouw en moeder, stil
le Indische mensen, zijn ontroostbaar.
Dit schrijf ik op Zondagavond, ter
wijl ik alleen zit. Wat betekent het
toch te „leven"? We raken uit de
knoop. Hebben we het druk, dan wen
sen we rust. Hebben we rust, dan ver
langen we werk. Zonder dat we ooit
de harmonie vinden tussen beide,
komt de dood.
Misschien bestaat de enige oplossing
in de mogelijkheid deze tragiek te be
seffen en aan anderen mee te delen.
Anderen, die mens zijn, zoals ik.
Iedere jonge katholiek heeft zijn
eigen plaats. Er is onder de katho
lieke jonge mensen zoveel te doen.
Velen raken vervreemd van de Kerk,
omdat ze hun geestelijk evenwicht
hebben verloren. Ze zijn ergens on
dergebracht, in een atelier, in een
kantoor, in een fabriekshal, in de
kazerne; en daar zijn ze alléén komen
te staan. Alléén met hun kleinere of
grotere moeilijkheden; alléén met
hun misschien in eigen ogen verdacht
geraakte idealen. Alléén met hun op
stand en met hun werkelijke of ver
meende talenten. Alléén in hun eigen
kring waar alles belachelijk gemaakt
wordt en gekleineerd. Vele oude bin
dingen zijn losgeraakt. Traditionele
gemeenschappen zijn uit elkaar ge
vallen. wat betekent voor velen de
parochie? e leven in de wereld. De
moderne wereld van industrie en
leger, van publiciteit en reclame, in
de wereld van de machtige staat die
het jonge leven al grijpt in de orde
ning en vastlegt op formulieren en
afhankelijk maakt van allerlei door
ambtenaren uitgedachte normen.
Nu is er dus een mandement ge
komen van het Hoogwaardig Epis
copaat. In een grote oplage is het op
een enkele morgen door de katholie
ken van dit land ontvangen. Maar
hoe bereikt dit historische document
die talloze jonge mensen? Enkele
proeven die we namen onder jonge
mensen toonden ons aan, dat het niet
door hen werd gelezen. Het gaat hun
voorbij, 'n Heel gezelschap van fa
brieksmeisjes zei ons unaniem: „dat
is toch niks voor ons! Wij voelen niet
voor politiek!" We hebben het toen
gewaagd vijf mensen, waarvan we
wisten, dat ze nogal „a'ctief' waren,
gevraagd om de reacties, die ze links
en rechts opvingen, ons te sturen. Het
resultaat staat boven dit commen
taar afgedrukt. Deze vijf reacties zijn
niet erg gelukkig. Natuurlijk kunnen
en mogen we niet aan de hand van
deze reacties algemene en voor allen
geldend- conclusies trekken. Toch zou
het ons niet verbazen wanneer deze
apathische, onaandoenlijke houding
bij zeer velen te constateren zou zijn.
Wat we nodig hebben onder onze
jongen mensen is de bewogenheid.
Vereenzaming in het milieu, dat geen
contact meer heeft met andere mi
lieu's en dat alle uitzichten op een
levende gemeenschap mist, verzuurt
en verkilt ons leven.
Egoïsme zonder grenzen en een
groot materialisme blijven dan nog
als uitweg over. Methodische verfij
ning bereikt enkelen, maar de grote
steun van de bewogenheid, het élan
van vervoering en intuïtie mogen
daarbij nie achterwege blijven.
Het mandement van de Bisschoppen
is een boodschap, die doorgegeven
moet worden. Het is een werkstuk
voor priesters en leken. Bijzonder
ook voor jonge mensen die ergens, in
parochie en organisatie en jeugdbe
weging de verantwoordelijkheid aan
gedurfd hebben van een leidersschap.
Om hen van onze kant daarbij
enigszins van dienst te zijn werden
op deze pagina enkele hoofdgedach
ten benadrukt.
P. W.
„Ons leven moet van God zijn
en voor God geleefd worden" (Pa
gina 3).
„Wie leeft uit een echt Godsbe
sef, kan vruchtbaar werken in het
tijdelijke, zonder het gevaar te lo
pen zich te verliezen in de vele
eisen die het moderne leven stelt".
(Pag. 4).
„Bij alle werkelijk onderscheid
tussen Kerk en burgerlijke maat
schappij blijft het leven één, en
mag dat leven ook het openbare
niet losgemaakt worden van
God en godsdienst". (Pag. 5).
„Nergens komt de waarde van
het menselijk lichaam en de groot
heid van de mens meer naar voren
dan in het Christendom, dat weet
hoe de waarde van de mens en van
zijn menselijk lichaam .groot ge
worden is door 't Kruis" (Pag. 7).
„Alles wat goed en edel is in
onze natuur kan en moet geheiligd
worden door de genade". (Pag. 8).
„Wij steunen van harte iedere
poging, die onder leiding van de
kerkelijke overheid tracht her
nieuwd en verdiept geestelijk le
ven te wekken „in de diepte van
ieders hart", zoals de heilige Va
der zegt, en zodoende waarachtig
christelijke persoonlijkheden te
vormen". (Pag. 9).
„Wanneer ons collectief en geor
ganiseerd apostolaat maar altijd
voortkomt uit dat echt persoonlijk
apostolaat, dus uit de liefde, dan
zullen wij de nederigheid en de
soepelheid bezitten om niet eng en
egoïstisch te zijn, en om ruimte en
mogelijkheid open te laten, zowel
voor andere krachten als voor
nieuwe vormen". (Pag. 11).
„Wij kunnen met één woord
zeggen: „de huisgenoten des ge-
loofs" moeten zichzelf zijn en één
met elkander, maar zij moeten te
vens open staan voor samenwer
king met allen, die werken voor
het welzijn der menselijke ge
meenschap". (Pag. 12).
„Daarom is de grote richtlijn die
Wij u geven: één in eigen verband
en van daaruit samenwerking met
anderen, met behoud van eigen
zelfstandigheid". (Pag. 13).
„De Kerk zal de ziel der mensen
niet kunnen winnen, als ze de
mens zou verliezen"..(Pag. 19).
„Het is u immers wel bekend,
dat er een fataal proces aan de
gang is en dat bepaaldelijk in de
steden en de centra der industrie
reeds zeer velen door de zuig
kracht van dit a-religieuse ver
schijnsel zijn ten onder gegaan.
Daarom hebben wij in alle gele
dingen apostelen nodig, mannen
en vrouwen, jongens en meisjes,
die goed onderlegd zijn en die zich
apostolisch verantwoordelijk voe
len voor hun stand- en vakgeno
ten". (Pag. 21).
„Want als wij het evangelie wer
kelijk in de wereld willen brengen,
dan mag ons maatschappelijk pro
gramma niet eng of schriel zijn;
dan moeten allen voelen, dat het
een uiting is van de „blijde bood
schap", die wij van Christus ont
vingen en die wij moeten uitdra
gen naar de mensen; een bood
schap, die enthousiast kan maken
en die de jeugd, welke de toekomst
draagt, kan bezielen". (Pag. 34).
„Woorden, leuzen en frazen zeg
gen tenslotte niets; ook de beste
organisaties helpen niet, wanneer
wij niet leven uit God. Hier moet
God helpen, hier moeten gebed en
offer, Sacrificie en Sacrament,
waarachtig geloof en waarachtig
leven uit het geloof, de innerlijke
kracht geven om ons zelf en ons
openbaar leven te kerstenen".
(Pag. 46).
..Er is do nodige opschudding ge
weest aldus kwispelde Hond mij
deze morgen in het oog „over een
dame in Amsterdam, die door 'n
hond van de politie op minder fijn
gevoelige wijze zou zijn gebeten.
Ik weet niet, of deze zaak intussen
ernstig en diepgaand genoeg is on
derzocht, maar zou er persoonlijk
toch graag enige hondse kantteke-
keningen bij plaatsen. Allereerst
moet het mij van de staart, dat ik
deze opschudding niet goed begrijp.
Dat iemand een hond of een an
der in de arm van een dame bijt,
lijkt mij, ofschoon niet algemeen
toe te juichen, toch alleszins en uit
verschillende psychologische over
wegingen verklaarbaar. Dat men
zich over een dergelijke beet bij
pers en publiek tot een zekere staat
van opwinding opvijzelt, acht ik
echter ongezond en uiterst beden-
irnliik Twee weken geleden werd
de hond van melkboer Reuzel dooi
de melkboer zelf zodanig afgerost,
dat het beest (en nu bedoel ik met de
melkboer maar de hond) zes dagen
de lappenmand moest. In geen
énkele krant verscheen een inge
zonden stuk tegen melkb°e£®"'
leen het wrekende noodlot greep in
gooide hier en daar de melkpnjs
eindje omhoog. Verder. Ik wil
de tegenstelling tussen honden en
mensen niet toespitsen, ofschoon die
tegenstelling er is: denk alleen
en
een
maar aan het feit, dat jullie men
sen niet kunt staartspreken en, uit
het standpunt van de staart bezien,
zelfs vrij negatief ter wereld komt.
Maar wat me in heel het geval
weer eens bijzonder scheef lijkt te
zitten is dit: dat de mensen met
één speldepuntje onmiddellijk wor
den geprikkeld tot opgewonden
generalisaties. Als een poiitie-hond
in Amsterdam zijn bekje te buiten
gaat wordt de hond veroordeeld.
Kan' men dan niet bedenken, dat
een politie-hond een heel bijzonde
re plaats inneemt in de hondenwe
reld en zoals ook een politie-man in
de mensenwereld, eerder en gemak
kelijker dan anderen zijn bekje te
buiten zal gaan. Als ergens in het
Oosten enige honden de dolheid in
hun kop krijgen en gratis dolle
hondsbeten gaan uitdelen, dan komt
in het. Westen de tweede kamer
bijeen, om als de bliksem een spe
ciale inentingswet te fabriceren.
Als echter in het Oosten enkele
dolle mensen millioenen dodelijke
beten distribueren, jaar in jaar uit,
en met grimmige koppen naar het
Westen gluren, gaat men daar in het
Westen gezellig thee met hen drin
ken en knipoogjes met ze wisselen
aan de zonnige boorden van het
meer van Genève. In plaats van een
stevige Amsterdamse politie-hond
mee te nemen.
i?
Chartres met op de achtergrond de kathedraal
DE BEDEVAART NAAR CHARTRES
12.000 Jongeren op bedevaar!
naar Charlies, biddend en medi
terend over hun Doopsel. Er i?
drukte op de stations, op de wegen;
er zijn grootse liturgische plechtig
heden op pleinen en in kerken
Men kan verrast zijn over deze
„geloofsmanifestatie", over dit ge
tuigenis van geestelijke onrust van
onze jongeren, met dit al blijkt men
buiten de eigenlijke mysterieuse
werkelijkheid van deze bedevaart.
De trein naar Houdan is vol jon
gens en meisjes. Zij maken kennis,
zingen en lachen. Niets onderscheidt
hun samentreffen nog van de week
end-ontmoetingen in de openlucht.
Maar zodra hun voeten zich op weg
hebben begeven, dringt de eigen
aardige genade van deze bedevaart
door in hun harten. De geestelijke
gemeenschap die 2 dagen zal duren
wordt in enkele seconden werkelijk
heid De groet aan Maria „Wees ge
groet. begint zijn mysterieuze in
vloed uit te oefenen.
Op het gebed volgt het gesprek en
dit leidt de meditatie in. De maaltijd
aan de rand van een bos wordt ge
volgd door het „Kapittel" waarin
ieder „het zijne" of „het hare" zegt,
voordat de aalmoezenier samenvat en
besluit.
En dan weer op tocht, lopend, bid
dend steeds maar... Onder de druk
van de vermoeidheid, strandt het ge
bed tenslotte in de vleselijke trag-
heid, steeds nog weerspannig tegen
de invloed van de genade.
Maar waar ligt het geheim van deze
geestelijke gemeenschap die deze
jongemensen in eenzelfde „kapittel"
verenigt?
Hoe kunnen deze uitwisseling,
deze vrijt.eid in het geven van zich
zelf, deze ongewone hartelijke een
voud zo gemakkelijk de harten aan
elkaar binden?
Is het niet Christus, die werkelijk
tegenwoordig is temidden van jon
gens en meisjes die in Zijn Naam
samengekomen zijn. De man langs de
weg zal dit alles met een sceptisch
glimlachje aanzien. Hij is verstandig
en reëel geworden door het leven. Dit
is een voorbijgaande vlaag van
enthousiasme. Wat er van zij: dit is
levenslust, dit is goed en groots, dit
is christelijk.
Op de yelgrima„ ligt de liefde
open, zij vindt haar weg. Niet
alleen symbool maar tevens mede
deelzaam: deze vermoeide glimlach
van een uitgeputte jongen, o zo men
selijk en voorbijgaand, maar door
zettend in de kracht en bezieling van
een bovennatuurlijke geesz.
Het stilzwijgen van die ander, die
de rugzak van zijn gezel afneemt. Dat
levende gesprek van die twee. niet
disputerend alkaar afstotend maar
stuttend en bijdragend, elkaar op
bouwend, boven de veerkrachtige
's van hun voeten.
Zo voeren zij elkander mee, want
het eigenlijke is de weg. De grote
gemeenschappelijke manifestaties, de
sch;"erende opzi -barende litur
gische plechtigheden, zij hebben
slechts V .kenis en invloed, in zo
verre ze de werkelijkheid van deze
fde beduiden, die allen die op weg
zijn verenigd heeft.
Trouwens, als trekkers door de
schemering van het geloof, naar de
volle openbaring, voelen zij zich wel
licht meer thuis op de wegen dan in
de stralende pracht van de liturgie
van de Jerusalem-kathedraal.
Het wezen der dingen trekt hen
voort.
De ..eg is het rij.* van de zonen en
dochters van God door genade, op
terugtc 'it naar het Paradijs. De weg
U hebt het deze week wel in de krant
gelezen, dat een Amerikaan, Billy Gra-
ham, Dinsdagavond in het Amsterdamse
stadion heeft gesproken voor een ge-
hoor van tienduizenden mensen. Dit is
nu niet zo merkwaardig. Een dergelijke
grootscheepse vergadering is typisch
Amerikaans. Ze houden daar nu eenmaal
van getallen. Wel merkwaardig is. dat
niets anders was dan Christus en de
hij een dergelijk groot gehoor heeft kun
nen vinden voor zijn onderwerp, dat
bekering uit de zonde tot Hem. Hocus-
pocus? Poppenkasterij? De krantenver
slagen zeggen het u wel anders. Het was
een in eenvoudige taal gesproken woord
over Christus en onze zonden. Ruim
tweeduizend mensen kwamen naar vo
ren en hebben aan zijn oproep be
antwoord. Een Protestantse soort Pater
Lombardi of Pater Leppich dus. Ik wil
hier niet op ingaan, inhoever deze soort
prediking staat onder de leiding en de
drang van Gods Geest, maar wel meen
ik dat deze Prediking, zoals ook die van
Pater Lombardi en Pater Leppich, ons
inderdaad iets te zeggen heeft.
Wanneer we het moderne wereldge
beuren zien, op- en ondergaan in de
woelende gebeurtenissen van elke dag,
wanneer de wereld in een driftige le
venslust het ene wonder na het andere
vertoont, dan kan het ons toeschijnen,
dat het Evangelie en de Kerk, welke
het verkondigt uit de tijd zijn. Het op
treden van Christus schijnt ons dan
zover af en de prediking van Christus
in de Kerk schijnt ons dan vermolmd
toe. Een enkele stoot en het Christen
dom legt het af, zo lijkt het ons soms.
Het zijn juist in de geschiedenis tijden
als deze, waarin de figuur van Christus
van een nieuwe actualiteit wordt en die
pere inhoud krijgt.
Dat zovelen in Nederland naar Am
sterdam zijn gegaan, om een vreemde
predikant in een vreemde taal alleen
maar over Christus te horen spreken, dat
zovelen getuigd hebben van een open
lijke bekering, moet ons toch wel iets
zeggen. Het zegt ons, dat de mens van
deze tijd nog hongert naar Christus. Hem
nog nodig heeft even hard als onze voor
vaderen, ja, gezien de nood nog harder
en inniger. Wanneer het schijnen mocht
door een tanend kerkbezoek, dat dat
niet zo is, komt dat dan niet vaak. omdat
ze Hem zo weinig levend voorstellen,
zodat Hij voor velen een formule is ge
worden zonder inhoud en leven, alleen
maar vervelend, alleen maar een mora
liserende schoolmeester. En wanneer de
mens voor Christus staat en in Hem
gaat geloven als de Zoon van de levende
God dan ziet hij tevens zijn eigen
schuld en zondigheid, zodoende de ver
keerde richting in zijn leven en hoe
er slechts èèn ding te doen staat: be
keert u.
Zo heeft God in het Oude Testament
mannen opgeroepen, die in naam van God
het volk Gods op riepen tot bekering
met het oog op de komst des Heren.
Zo heeft Christus het gedaan en ook in
de Kerk Gods is het Charisma der pro-
phetie en de regelmatig terugkerende'
oproep tot bezinning en boete nooit
uitgestorven. We vernemen Christus'
stem in de prediking van de H. Missie,
welke regelmatig gehouden wordt. We
vernemen Christus' steun in de prediking
van Pater Lombardi en Pater Leppich.
Zeker ook Billy Graham heeft ons iets te
zeggen. Al weten wij, dat een volledig»
bekering slechts mogelijk is tot Christus
ui t I in de Kerk van Christus, toch is dit
is hun gewone vei blijf plaats, gelijk woor(j van ]lern 00k ons gerjcht en
voor Al aham, op weg naar het be
loofde land.
spoort ons aan onze zondigheid in te
zien en naar Christus te gaan.