AUGUSTE PERRET
Grondlegger van de moderne architectuur
Middeleeuwse roman in een
modern jasje
K.R.O.-JUBILARIS
VAN DE TAPKAST NAAR HET TONEEL
PRIX FEMINA
Zijn relatie tot het gewapend beton
MARiUr
Een romantisch
meisje koos een
romantisch vak
«lp'
illil
HOLLANDSE KIJK VEREDELD DOOR FRANSE GRATIE
onlangs gestorven bouw
feester Auguste Perret wordt
doorgaans voorgesteld als de
figuur die op Franse maar tege
lijkertijd voor de bouwkunst niet
mis te verstane manier het gewa
pend beton onder de knie had.
Die visie wordt door enkele bij
dragen in het Julinummer van
het Katholiek Bouwblad impliciet
als te beperkt verworpen. Joseph
Pichard, Directeur van het Musée
dArt moderne te Parijs plaatste
boven zijn manuscript de weidse
Wm"^Ug,Hte Perret, l'un des
ueies de 1 Architecture moderne"
en geeft daarmee duidelijk de
grotere betekenis van het vader
schap aan dat aan deze bouw
meester meestal wordt toegekend.
Om de waarachtigheid
Dat ia Eigen karakter
Le Havre
Zoé Oldenbourg heeft een rijke fantasie
MARINüs 1/7*
2:
damse oVefcean^met det Amstct"
Denkend oog
Tentoon-
stelling
in
Museum
Boymans
Woensdag krijgt Mia Goossen het diploma van de
Maastrichtse Toneelacademie
Onverwacht bezoek
Leermeesters
Bijna gewurgd
Geen comedie
Enscenering
LUC LUTZ GEOPEREERD
°5
ZATERDAG 24 JULI 1954 PAGINA 5
Interieur van de Notre Dame
te Raincy, de Sainte Cliapella
van liet gewapend beton'
MEESTERS VAN HET STILLEVEN
Het tweede artikel, van de hand van
de architect Georges Brochard, beperkt
zich tot Ferret's relatie met het gewa
pend beton, maar releveert vooraf een
uitspraak van de meester, die bepaald
niet alleen voor betonconstructeurs is
gedaan: Hij, die enig deel van het con
structief samenstel verbergt, berooft
zichzelf van het enig verdedigbare en
schoonste ornament der bouwkunst.
Wie een drager verbergt begaat een
fout, wie een valse drager aanbrengt
begaat een misdaad".
verrast0n^ULe dJe 0I]S bcPaaId niet meer
keljjkp -de fanatieke maar noodza-
de architect °m waarachtigheid in
goed deel 7aaAaan. Berlage even"
vioUet i« n a s M?.rrls en waarop
raisonnée dP .f'-jn „Dictionnaire
Preludeerd ai Ar.chltecture" had ge-
ornament 'tp ,?r ledere vorm ook als
met v°ortkwamridt rj?enwanneer die
bevrijding uit ris. de constructie. De
waarin de voi-iu» onwaarachtige schijn,
loosheid trachtte, teeuw haar karakter
oen proces van v,erst°PPen, is niet
telkens onm/,?, nkele jaren geweest;
den van het moeten uiterlijkhe-
Worden aan a verledcn prijs gegeven
Van eigentiia e eerliikheid ten opzichte
rijkheden behoeften en moge-
lioeb?S- *TP sPeurtocht in de Londense
OJ., els by Trafalgar Square werd
\v- aandacht getrokken door een
ju, »The Alteration of the shape of
dat gS" met gezellige litho's versierd,
niiaaVan vrijwel ieder modem hulp-
"ludel aantoonde, dat het begonnen
was niet in de huid van zijn voorgan
ger te kruipen; het stoomschip startte
a's een gemotoriseerde zeilboot, de
auto ais een vigilante, waarvoor het
Paard was vervangen door paarden
krachten. De vorige eeuw met haar
reeksen uitvindingen kreeg wel wat
veel te verwerken en kwam in de vorm
geving achter op de technische vooruit
gang, zodat het probleem der zui
verheid er bijzonder ernstig ging uit
zien. Vandaar dat voor en na de eeuw
wisseling de uitspraken ook van de
bouw-meesters zo gelijkluidend schij-
k«uien tocb fe'kens opnieuw van bete-
ïA>l"icuïr«^cn' °°k al omdat de waar-
behoett te *T°ig n'e' tot eenvormigheid
widen.
}Yerk duidif Js vooral in Perret's eigen
j®.met vrii ,IJk te zien. Ook zijn stijl
tie rnaa n associaties met het ver-
h eh do na®rgelang de construc-
o?uW vat-fa bestemming van het ge-
taiïips t!,ere.n die. Zijn „Théatre des
v'®n teppj, ees- dat in 1913 een teken
jjehitpp,,, sPi'aak werd in de Parijse
erijk jHUrwereld vertoont nog dui-
Paald ^.assieke invloeden en is be-
t bdiff v,, bet toppunt van bouw-
eh. vnpl i.an'sme. Maar in zijn ker-
ey, hiiJi ln de Notre Dame van Rain-
Van hif md de Sainte Chapelle
mnerirw,geWaPenct beton" komt de her-
WondpJ,.,38'1 de gothiek plotseling
dat van verfrist boven. Het skelet
en af„„ onder tot boven beleden wordt
ment<m Z°nderd van de afstuitende ele-
en i1 'n het gebouw is hooggerekt
tonstri a ruimte voor rijke met be
te rink*a mgedeelde vensters. De leng-
tongp.^mg van de hoofdbeuk en het
taar t„ .verw'jst vanzelf naar het al-
beu^. rwijl de dwarsgewelven der zij-
heel v het ruimtelijk effect van het ge-
als cop» ogen- Pijlerbundels opgesteld
verjon„„a'fprten flankeren de t9ren en
het aant 1 zmb door vermindering van
een élij Pijlers. Het geheel vertoont
sterk ia on een stemmigheid, die heel
terwijl h„, Gothiek verwant zijn,
die het mJ„er?s een imitatie is gezocht,
____eriaal geweld zou aandoen.
Het is en blijft alles beton, en het ver
band met de Gothiek is er een van
aansluiting, niet van namaak.
Allicht dat bij de naam Perret het
eerst aan beton gedacht wordt. Maar
zijn beginselen blijven van zo brede
betekenis, dat Auguste ook in plastic
of kunsthars geslaagd zou zijn, als die
materialen hem bij het bouwen nuttig
hadden geleken.
Voor de kerkenbouw ligt Auguste
Perret's betekenis blijkbaar in het
moedig geleverde bewijs, dat de bouw
materialen van eigen tijd het niet tegen
die van het verleden hoeven af te leg
gen als ze maar in edele vorm en vol
gens eigen aard gebruikt worden. Zijn
oorspronkelijke bezinning op opdracht
en hulpmiddelen bracht oplossingen,
waaraan de Nederlandse kerkenbou-
wers pas sinds de Sint Jozef-kerk in
Amsterdam West durven te gaan den
ken en die uitstekend geschikt zijn de
vlucht naar het schema der oud-Chris
lelijke basiliek, het teveel aan wind
uit de zeilen te nemen.
In ieder geval is het bijzonder pret
tig m het Katholiek Bouwblad nu eens
geen variant op het oud-Christelijke
thema tegen te komen, maar een werk
Nederlander vertrouwder lijkt
al is het ten volle modern, en actueel
en in Nederland nog niet geëvenaard!
welke or>vrtt')rd<iDessan* iezen naar
dragen wIdprngv-Perret de hem opge-
de onrlnTh «P 0UW van Le Havre na
opdracht M aangePakt- Ook bij deze
naar i aBe conventie en traditie
het tweede plan gebannen, omdat
-t doordringen in het gegeven zelf, in
elsen van de concrete stedelijke
»ejneenschap en de technische mo
gelijkheden, uitgangspunt werden van
Perret's kloeke conceptie, waarin een
verfijnd gevoel voor maat en detail
lering een allerprettigste rol speelt.
Auguste Perret's nagedachtenis wordt
kostbaarder met elke bekisting, die in
Le Havre nieuwe betonnen schoon
heid vormt.
ELK JAAR omstreeks December,
wanneer de grote Franse litera
tuurprijzen worden toegekend, zijn
de literatuurcritici, die de eer genieten
de prijswinnaars te mogen aanwijzen,
de wanhoop nabij. Uit een wildernis
van duizenden, meest middelmatige
boeken acceptabele bekroningen te voor
schijn toveren is dan ook geen eenvou
dige opdracht. Van de door hen jaar
lijks en na veel hoofdbrekens toegeken
de prijzen is, naast de prix Goncourt, de
prix Fémina een der belangrijkste. Dit
jaar werd zij gewonnen door een gebo
ren Russin, Zoé Oldenbourg, de dochter
van een historicus. Zij heeft de eer van
haar vader niet beschaamd en een his
torische roman geschreven. Deze roman
„La pierre angulaire" is thans onder de
titel „De hoeksteen" in het Nederlands
VeNuamoet men zich nooit laten verblin
den door de glans van een literaire be
kroning. Wie het bedrijf der letterkun
dige prijzen wat beter kent, zal dat ze
ker niet doen. Omdat hij weet hoe bijna
altijd de uitverkoren werken, na een
even kunstmatige als kortstondige suc
cesperiode, in de naamloze massa der
vergeten boeken terecht komen. In hoe
verre ook „De hoeksteen" dit lot te
wachten staat, is thans nog niet aan de
orde. Op zichzelf lijkt het niet onver
mijdelijk, omdat juist de historische
roman de laatste tijd weer grotere be
langstelling ondervindt.
Bovendien is het boek dat Zoé Olden
bourg heeft geschreven, geen traditio
nele middeleeuwse roman. Zoé Olden
bourg heeft het genre een modern jasje
aangetrokken, ongeveer zoals Hella
Haasse het bij ons met „Het woud der
verwachting" heeft gedaan. Maar toch
anders. Met Hella Haasse komt Zoé
Oldenbourg in zoverre overeen, dat zij
het middeleeuws decor weet te gebrui
ken zonder er de slaaf van te worden.
Geen van beide schrijfsters immers laat
zich verleiden te gaan pronken met
ÏVI Augustus 25 jaai. aWOUD op
de K.R.O. verbonden ,d rigent aan
beginjaren van de radio n<3eet zicb de
te herinneren. In 1925 rnaakt°p?erbest
solo-cellist bij de Amsterd-kte h«. als
vereniging, voor de eerste ma6,0rkest-
met de radio. Hij speelde met hei
een concert van Bruckner, dat rkest
leen door de mensen in de zaal"61" al*
ook door een handjevol want' ?'?ar
v-'aren het er nog niet radiohut
raars kon worden gevolgd. Dat was in
1925, een uiterst vreemde gedachte, 'nu
verbaast geen mens zich daar meer
over. Marinus van 't Woud was over de
mogelijkheid, die de radio bood, enthou-
n<fv en boe Primitief het radiomedium
deir-v08 mocht zijn, hij was er onmid-
een'ha»?!^ warm ijveraar voor dat niet
later van,hVo1 maar ettelijke duizenden
ten. De „„e,,radio zouden kunnen genie-
af aan geboeid^eeft mij van het begin
ons. seDoeid verklaarde de dirigent
WoudZvakër enUvakerad Marinus,van '4
De K.R O sloot o i voor de radl° °P-
contract af In icmg f; ,een tweejarig
't Woud reliict i wer<i Marinus van
K.R.0 -orkest Dat^0t toen geformeerde
kwart eeuw relei ls 1 Augustus een
in het orkest dag nadat hij
r?eds de dii-iJeaeSrsUfgeninm h" ^Ceg hij
S1ndsdien ie kS i ln handen en
"Vullen A/riti e functle blijven ver-
veel pie^e™US J-an 'l Woud kan met
rigent bi de K5Ileerste jaren als di-
hiusici viij K.R.O. terugdenken. De
technici <?o den n één Ploeg met
te na! k?,? Wle 6 t °ok maar bij de radio
moKelijk daTepa dl| jai'en was het
'er van de K Rn erquin stich"
stuHio v, K.R.O. bij een repetitie de
delen tvfn" stapte en sigaren ging uit-
nieuwe" we dat er weer vele
Marinus '*^ren gemeld" herinnert
toen naast KR n°Udaich' Iedereen was
Pafianriist f-^^'-medewerker ook pro-
P gandist. Iedereen had in de beginja-
haar niet geringe kennis van feiten uit
de beschavingsgeschiedenis. Noch ligt
het in beider aard door beschrijvende
romantiek de lezer te epateren. Het
scheppen van levende figuren stond
voor beiden voorop. Maar terwijl Hella
Haasse haar doel tracht te bereiken
door psychologische uitdieping der ka
rakters, kiest Zoé Oldenbourg een an
dere weg. Zij volgt het vitale realisme
der Amerikaanse oorlogsboekenschrij
vers en weet dit te verdachten met een
dichterlijke gevoelsstroom.
DE TIJD van sir Walter Scott, toen
geen middeleeuwse boekenheld aan
het praten toekwam voordat eerst
zijn kasteel van buiten en van binnen,
de omringende bossen en de lugubere
heuvels aan de horizon omstandig in
beeld waren gebracht, die tijd is al lang
voorbij. „De Dikke was nu de baas" zo
begint Zoé Oldenbourg. En voor het
boek tien bladzijden verder is weet de
lezer precies wat de Dikke voor een
liederlijke schavuit is. Het geslacht De
Linniéres, welks lotgevallen het boek
beschrijft, wordt bezoedeld door deze
nieuwe heerser, genotzuchtig, wreed en
om zijn wandaden vervloekt. Maar Her-
bert vult slechts een van de delen van
het drieluik dat Zoé Oldenbourg schil
dert. Herbert's vader, Ansiau is geheel
anders van aard. Oud en blind geworden
doet deze ridder afstand van zijn rech
ten, trekt de pelgrimspij aan en vertrekt
als boeteling nog eenmaal naar het Hei
lig Land waar hij als kruisvaarder zijn
gloriejaren beleefd had. De derde figuur
in het drieluik is Haguenier, de zoon
van Herbert. Hij is de jonge idealist,
wiens romantische denkbeelden over
hoffelijkheid hem in een even ontmoe
digend als opwindend liefdesavontuur
storten.
In deze drie personages heeft de
schrijfster het beeld van de middel
eeuwen leven willen geven. De uitspat
tingen van Herbert, de ontberingen van
Ansiau en de hoofse idylle van
Haguenier zijn de kernpunten waarom
heen dc felheid des levens van de mid
deleeuwen als in een H1-00ts mozaiek
kleur gekregen heeft.
Bewonderenswaardig is de overrom
pelende rijkdom van tegenstellingen
waarmee het mozaiek spanning ver
krijgt. Feesten en tournooien wisselen
af met mensonwaardige schandstukken,
ridderlijk minnespel met heksenmoord,
de grandezza der kruisvaarders met de
verschrikkingen der geteisterde pel
grims. Zeer levendig weet de schrijfster
de achtereenvolgende taferelen te schil
deren. Telkens de blikrichting van haar
camera variërend van de woeste Her-
bert naar Ansiau en diens armoedige
getrouwen, van Ansiau naar Haguenier
die vergeefs naar zijn onbereikbare ge
liefde smacht, draait zjj Voor de toe
schouwer een boeiende film van ridders
en verschoppelingen.
Maar men kan zich niet aan de indruk
onttrekken dat Zoé Oldenbourg in de
overstelpende hoeveelheid van tafrelen
de grote greep op het geheel heeft ver
loren, Zeker, de drie hoofdfiguren zijn
in hun tegenstelling scherp, zij het met
een duidelijke eenzijdigheid, getekend,
de vele personages oP het tweede plan
raak van typering, de kleur en de span
ning in de vertelling ontbreekt niet. De
hoofdbedoeling echter, die ongetwijfeld
samenhangt met de hardnekkige boete
van de oude vader, kan men er slechts
met veel goede wil uithalen. Nadat de
zoon in zonde en vervloeking ter onder
is gegaan, vindt het dex'de geslacht in de
jonge Haguenier, die na veel tegenslag
het' kloosterleven kiest, de beloning
voor het geloofsvuur van de oude. Dat
is, zo komt het ons voor, het schema
waarop deze roman is gebouwd.
Door de uitbundigheid der fantasie
heelden die de schrijfster bestormden
is de grondvorm echter dermate over
woekerd dat de roman noch wat com
positie noch wat helderheid van idee
betreft een meesterstuk werd. Maar ook
een woekerplant heeft haar schoonheid.
Juist in de rijkdom der heelden vertoont
Zoé Oldenbourg een talent zoals er op
het ogenblik weinig gevonden worden.
Het zal de juryleden van de Prix Fé
mina weinig moeite hebben gekost dit
talent te ontdekken. Voor Nederlandse
lezers, mits rijp van ervaring, betekent
deze vertaling daarom toch een aan
winst.
P.
N.a.v. „De hoeksteen" door Zoé Ol
denbourg. Uitg. Pax, den Haag.
EEN zeer uitgebreide expositie in het Museum Boyinans te Rotterdam,
maakt ons vertrouwd met het Franse stilleven, zoals zich dat in de
geschiedenis van de schilderkunst tot op onze dagen heeft ontwikkeld,
hen tentoonstelling die wel hijzonder de aandacht zal trekken van vele
kunstgeleerden, want het Franse stilleven is pas sedert de jaren dertig een
geliefd punt van studie geworden, eigenlijk is pas in de laatste decennia
ontdekt, dat ook zonder de grote Chardin het Franse stilleven een
belangrijk hoofdstuk van de kunstgeschiedenis is, en de huidige tentoon
stelling in Rotterdam is van een volledigheid, waarmee zelfs het Franse
publiek nog niet over dat hoofdstuk aanschouwelijk is ingelicht.
Het kan ons dus «.iet moeilijk vallen de
gevers bijzonder dankbaar te zijn en een
zeer fijne charme te ondergaan in het
compliment waarmee de conservator der
schilderijen van het Louvre, de heer Char
les Sterling, zijn uitstekende inleiding in
de catalogus aanvangt, n.l. dat Nederland
door deze tentoonstelling op bijzondere
wijze hulde brengt aan Frankrijk, omdat
Holland bij uitstek het land der stilleven-
kunst is. De hoofse opmerking is overigens
niet alléén charmante politesse, zij is ook
waar. Nergens ter wereld heeft het stille
ven als autonoom schilderij zulk een
vroege en later exuberante bloei gekend
als in de beide Nederlanden. Wat het
vroege betreft: ook het vroegste werk ter
expositie: het bovengedeelte van een der
luiken uit een triptiek van de meester van
Aix, en een der oudste stillevens na het
verval der antieke schilderkunst dat men
met enig recht autonoom kan noemen
het is van ca 1445 is hoogstwaarschijn
lijk Nederlands werk; want voor zover
men weet was die meester, hoewel hij in
de Provence werkzaam was, van Vlaamse
afkomst en zijn trant ligt zo dicht bij die
van Van Eyck en de meester van Flémalle
en de bijbehorende profetenfiguren ver
raden zozeer overeenkomst met Claus Slu-
ter, dat hij de Nederlandse geest in elk
geval wel diep moet hebben ingeademd.
En wat de genoemde exuberantie aan
gaat: niet alleen was die bij ons verreweg
het grootst in het hele beschavingsgebied
van Europa, maar het is zelfs niet hele
maal onjuist, te zeggen dat heel onze
schilderkunst in zekere zin stillevenkunst
is. Hoe hebben om maar een voorbeeld
te noemen onze portretschilders immers
altqd als onder een loupe tot de fijnste
rimpeltjes en haartjes iedere zichtbare te
kening of oneffendheid nagespeurd en op
gespoord in dc gelaatshuid hunner sujet
ten, alsof in het microscopisch onderzoek
van een landschappelijk ervaren materie
de diepste en waarachtigste psyche zich
leesbaar zou komen uitschrijven en vooral:
hoe hebben zij op die wijze, sedert Van
Eyck, telkens weer die psyche inderdaad
gevonden en uitgeschilderd. De diepe,
vrome en liefdevolle aandacht van het oog
voor de stoffelijke verschijning der din
gen, ons „denkend oog" in tegenstelling tot
de Latijnse „ziende geest" is inderdaad het
meest karakteristieke beginsel, van waar
uit onze gehele schilderkunst bij voortdu
ring de zo gemakkelijk herkenbare bijzon
derheid harer gestalte ontving.
DAN DIT BEGINSEL herkent men dan
ook voornamelijk de diepere invloed
die onze stillevens op de Franse schil
ders hebben gehad. De vergelijking Frans-
Nederlands is op deze expositie een uiter
mate boeiend spel, en zij wordt in de hand
gewerkt door de aanwezigheid van enige
stillevens van Hollanders en Vlamingen
als Jan Breugel, Balthasar van der Ast,
de Heem, Pieter Claesz, Heda, Van Bey-
eren, Jurriaen van Streek en Jan Feit in
het zaaltje waarmee de tentoonstelling
opent.
Men zal door de Fransen geen enkel
bloemblad zo levendig als een onuitputte-
lijk rijk verhaal over nerfjes en bobbel
tjes, glans en wisseling van kleur en licht
en tonen, van vochtigheid en dauw vinden
uitverteld als op het schilderij van De
Heem; maar men zal er in de behandeling
van het licht op de dingen, in het dons
van perziken, het waas en de beduimeling
van pruimen en in de pitjes van de aard
beien, in de glanzen van koper en zilver
werk, in het lichten van glas en bessen
men zal daarin meesters als Baugin,
Stoszkopf (een Elzasser), Linard, Louise
Stilleven van Chardin op de tentoonstelling in Museum Boymans.
veie taken te vervullen. Een portiei
!tnn- ang niet altiJd op Z1J£„? ^beuren
Hat r- Daardoor kon het gebeuren
dat een beneveld man opeens de stucI o
binnen stapte, terwijl het K.R.O.-oikes
elvr mtzending verzorgde
Mannus van 't Woud heeft zien in
zijn carrière bij de K.R°- gespeciali
seerd in de operette-muziek, waarvan
hij zich een grote kennis heeftverwor
ven. Tijdens de oorlog onderbiak hij
zun radio-activiteiten, voorgevend ziek
té zijn, maar onmiddellijk na de bevuj
ding ontplooide hij weer velerlei activ
teiten in het belang van de radio. Man
nus van 't Woud werkte onder meei
mee aan de samenstelling van het na
dio Philharmonisch Orkest en voo
K.R.O. vormde hij na de oorlog
eigen symphonette-orkest.
Zijn 25-jarige werkperiode zal geen
vermindering brengen in deze activi
teiten. Ifttegendeel, Marinus van 't
Woud weet daar zelf van te getuigen:
"*k doe niets liever dan al m'n moge
lijkheden in dienst van de radio te blij
ven stellen. Wie eenmaal bij de radio
wei kt kan moeilijk anders".
i N HAAR JEUGD heeft Mia Goossen
eens een repetitie bijgewoond van 'n
amateurgezelschap uit Bleyerheide.
"at was op een Zaterdagmiddag. Zij
b|c" acht jaar. Een juffrouw, die
/iepiinpHr!'1 een k'ei>rig gewaad voor
indruk aJ]peSldlc> ."Makte «P haar zo n
rl irh i T'J heirnelijk bij zich zelf
dacht: „als ik dat eens was
7iiRe™bnviS«i!jS haar natuur- Wat had
kaartfe te hl vo<»r ovcr om een vrij-
KerlrfnJ bemachtigen, wanneer in
Kerkrade een circus neerstreek m.i
een vriendinnetje trok zij het terrein m,
om te schrobben en te dweilen- een
werk, dat prompt beloond werd met een
mooie plaats onder het tentzeil, waar zij
een paar uur opging in die droomwe-
reld van schoonheid, charme en clow
nerie, flaaie kledij en paardendressuur
die zich vlak voor haar afspeelde in de
piste. „Ik vond, dat het daar altijd zo
lekker rook," zegt zij.
In het café te Chèvremont waar Mia
haar getrouwde zuster hielp, kwamen
op een late middag twee heren binnen
gestapt. Zij stelden zich voor als Dr
Gabriël Beckers en Lode Plaum Of zij
dat meisje was dat op de advertentie
van de Speelgroep Limburg geschreven
had.?
De heren maakten het kort. Ze moest
dc volgende avond maar eens naar Beek
komen. Dat is een serieus examen ge
worden.
Zij moest drie verschillende stukken
lezen, herlezen en declameren. Op haar
voordracht, uitspraak en dictie werden
talloze op- en aanmerkingen gemaakt.
„Kom je nog terug?" vroeg Dr Beckers]
toen hij haar met zijn auto naar de
ouderlijke woning te Bleyerheide terug
bracht. „Natuurlijk", zei Mia.
Wie zijn in uw eerste toneeljaren
uw leermeesters geweest?
„O.a. Joris Diels. Die vond ik in één
woord geweldig", antwoordt Mia Goos
sen geestdriftig. „Zonder dat je het zelf
merkte wist hij je ergens naar toe te
drijven. Ik heb enorme bewondering
In het repetitiezaaltje te Beek heeft
Mia Goossen met de overige acteurs en
actrices van de Speelgroep Limburg een
uitgebreid repertoire ingestudeerd. Zij
speelde mee in Vondel's Peter en Pau
wels; drama's van Shakespeare: Hamlet,
Othello, Een midzomersnachtdroom en
Driekoningenavond; het Amerikaanse
blijspel Je kunt het toch niet meene
men; „Tien kleine Negertjes", een
detective-spel van Agatha Christie en
Schönthau's klucht: De Roof der Sa-
bijnse Maagden.
Gedurende het laatste jaar een
stage bij Theater in Arnhem is zij
onder regie "van Kees van Iersel opge
treden in „Paard eet hoed", „Don Ca-
millo", „Summer and Smoke" en
haar grote succes „Picnic", een blij
spel van William Inge.
ALS DESDEMONA heeft Mia Goos
sen bij de première van Othello een
angstig avontuur beleefd. Haar te
genspeler. dc Moor, werd n.l. door zijn
vurig spel zó meegesleept, dat zij
door zijn greep vast omkneld bijna
geen adem meer kon halen. Doodsbe
nauwd meende zij dat het einde van
haar leven gekomen was....
Dat het een gevaarlijk beroep is heeft
zij op dat moment aan den lijve onder
vonden, maar het aanbod, dat Dr van-
Can haar na afloop van deze onvergete
lijke voorstelling deed, nam zij van
de schrik bekomen desondanks met
beide handen aan. Of zij leerling van de
Toneelacademie wilde worden? vroeg
hij haar. Wat graag! antwoordde Mia.
Dat was vier jaar geleden.
Met Marijke Bakker en Jan Verhoe
ven ontvangt zij Woensdagmorgen 28
Juli a.s. tijdens de Academische
Kunstweek - in de Stadsschouwburg te
Maastricht haar diploma. Zij zjjn de
eerste drie geslaagden van dit katho
lieke instituut. Voor dit getuigschrift
heeft zij hard moeten werken.
„Wij begonnen met de z.g. elemen
taire oefeningen. Het drama van de
muis is daarvan een klassiek voorbeeld.
Je zit rustig in een fauteuil te lezen.
Meent dat er iets beweegt. Slaat er geen
acht op en leest door. Een ogenblik
later hoor je weer een verdacht geluid.
Je kijkt van je boek op. Meteen vliegt
er een muis over je voeten. Hoe je daar
op reageert, dat moet je dan uitbeel
den".
De opleiding was veelomvattend. Met
waardering vertelt zij daarvan. Van al
les kregen zij daar: stemvorming, licha
melijke training, voordracht, toneelspel,
dramaturgie, muziekgeschiedenis enz.
Van uitstekende leraren.
Vondel vergelijkt het leven met een
schouwtoneel, maar dit spel, dat voor
het voetlicht wordt opgevoerd, is geen
comedie doch bittere ernst. Dat heeft de
ervaring Mia Goossen wel geleerd. Zij
heeft het leven van verschillende kan
ten leren zien; bijvoorbeeld als kinder
verzorgster ten huize van een arts waar
zij uit behoefte aan afleiding aan haat-
dagboek schreef, omdat eenzaamheid en
stilte haar drukten. Later is zij steno
typiste op een kantoor te Heerlen
geworden. Overdag druk werk en
s avonds op een neer met de bus naar
Beek om te repeteren. Toen kwam de
toneelschool. Dat was een plezierige
tijd. maar het laatste jaar van haar op
leiding is bijzonder moeilijk geweest.
„Wat een voorrecht dat ik in verschil
lende vakken werkzaam ben geweest!
De handigheid, die ik mij in het gezins
leven eigen hèb gemaakt, de kijk op be
paalde situaties, de gevoelens, welke ik
in prettige en minder aangename om
standigheden doorleefd heb, dat alles en
nog veel meer is mij het toneel van pas
gekomen. Huishoudelijke vorming is
een geschikte vooropleiding voor de
latere actrice", verklaart zij met over
tuiging in haar welluidende altstem.
Moillon en vooral Pierre Dupuis er menig
maal naar zien trachten op de wijze der
Hollanders te kijken en te schilderen,
vooraleer Chardin voor hen allen die po
ging bekroont en voorgoed in de Franse
schilderkunst een Nederlands element in
tegreert.
Tegelijkertijd echter, zal men hen het
van ons afgekeken arrangement en de
overgenomen composities telkens weer
zien overwinnen en veredelen naar de La
tijnse zin voor klaarheid en overzichtelijk
heid voor matelijk evenwicht en fijne gra
tie. Daarin zijn Baugin, Stoszkopf en Du
puis reeds aanstonds meesters en weten
Linard en zijn begaafde leerlinge het
gaandeweg te worden. Zelfs een Jean Be-
lin, bijgenaamd Blain de Fontenay, met
zijn barokke en weeldezieke „enscènering"
van bloemstukken en fruit in een pralend
décor van antieke zuilen en pompeuze
borstbeelden zo geliefd in het Versailles
van le Roi Soleil verliest die zin voor
orde en klare verdeling niet, die ondanks
de noordelijke invloeden het Franse stil
leven toch tot een authentieke „Fransheid"
heeft ontwikkeld, hoezeer ook in die aange
boren zin vanouds een andere invloed tot
gelding kwam, n.l. die van Spaanse „bode-
.gones" van Velasquez e.a. en ook die van
Noorditaliaanse stillevenkunst, zoals die
van Barbieri.
Oudry, maar vooral Chardin zijn dan de
18e-eeuwse samenvatters van wat het eer
ste geslacht der Franse nature-morte-
schilders tot een Franse traditie hadden
gemaakt. Zij worden prachtig vergezeld en
opgevolgd door de zeer persoonlijke de ia
Porte en Anne Vallayer-Coster, waarna bij
het ingaan van de 19e eeuw Gericault en
Delacroix een nieuw tijdperk inluiden
waarin enerzijds Courbet excelleert en
anderzijds Monticelli en de spirituele Fan
tin Latour. Nog later geeft Cézanne een
verrassende en voor het stilleven wel on
gemeen vruchtbare consequentie aan
Courbet, terwijl Fantin Latour onmiddel
lijk de zijne vindt in Renoir, Redou en
daarna nog in Bonnard.
De voorlopige finale is dan de zeer
merkwaardige verabsolutering en verde
ling van picturale suggesties die men uit
Cezanne's vernieuwingen heeft opgedaan,
en die achtereenvolgens tot het cubisme en
allerlei abstractismen hebben geleid.
De expositie is zo uitgebreid cn rijk, dat
ik er niet aan denken kan over elk belang
rijk schilderij afzonderlijk (e gaan uitwei
den, al gevoel ik mij ook nog zo zeer er
toe gedrongen. Een krantenkolom is geen
mer a boire, en dat is trouwens maar
goed ook. De bezoeker ^an „Boymans"
vindt overigens een uitstekende gids in de
catalogus, die bovendien rijk geïllustreerd
is, ter aangename memorie.
K. S.
De acteur Luc Lutz van de Haagse
Comed< e is in het begin van deze week
in het ziekenhuis Zuidwal te Den Haag
opgenomen. Hij heeft daar een maag
operatie ondergaan.
948,
ipel
>pu-
ïrre
ge-
ipel
ook
ïeer
ter-
/er-
/er-
itte,
eeft
Seio
k.
lijk,
lose
dijk
den.
jaar
ge-
pti»
de
bij
lar-
ang
son-
it is
:een
:oek
nis-
der
van
a en,
ens,
igen
de
ioor
niet
dan
om-
:ort-
ïrtij
de
ssen
lan,
ring
kt."
om
t ze
i ze
hol-
hee]
edt,
illen
eer
tian-
een-
aar-
t op
aren
bent
an."
me-
t ik
dan
r ik
ij en
pa-
een,
>ver
i de
los
Ik
een
het
acht
rlijk
vers
ge
stuk
luna
;ren
nen
me-
lgdl