AUGUSTE PERRET Grondlegger van de moderne architectuur Middeleeuwse roman in een modern jasje K.R.O.-JUBILARIS VAN DE TAPKAST NAAR HET TONEEL PRIX FEMINA Zijn relatie tot het gewapend beton MARiUr Een romantisch meisje koos een romantisch vak «lp' illil HOLLANDSE KIJK VEREDELD DOOR FRANSE GRATIE onlangs gestorven bouw feester Auguste Perret wordt doorgaans voorgesteld als de figuur die op Franse maar tege lijkertijd voor de bouwkunst niet mis te verstane manier het gewa pend beton onder de knie had. Die visie wordt door enkele bij dragen in het Julinummer van het Katholiek Bouwblad impliciet als te beperkt verworpen. Joseph Pichard, Directeur van het Musée dArt moderne te Parijs plaatste boven zijn manuscript de weidse Wm"^Ug,Hte Perret, l'un des ueies de 1 Architecture moderne" en geeft daarmee duidelijk de grotere betekenis van het vader schap aan dat aan deze bouw meester meestal wordt toegekend. Om de waarachtigheid Dat ia Eigen karakter Le Havre Zoé Oldenbourg heeft een rijke fantasie MARINüs 1/7* 2: damse oVefcean^met det Amstct" Denkend oog Tentoon- stelling in Museum Boymans Woensdag krijgt Mia Goossen het diploma van de Maastrichtse Toneelacademie Onverwacht bezoek Leermeesters Bijna gewurgd Geen comedie Enscenering LUC LUTZ GEOPEREERD °5 ZATERDAG 24 JULI 1954 PAGINA 5 Interieur van de Notre Dame te Raincy, de Sainte Cliapella van liet gewapend beton' MEESTERS VAN HET STILLEVEN Het tweede artikel, van de hand van de architect Georges Brochard, beperkt zich tot Ferret's relatie met het gewa pend beton, maar releveert vooraf een uitspraak van de meester, die bepaald niet alleen voor betonconstructeurs is gedaan: Hij, die enig deel van het con structief samenstel verbergt, berooft zichzelf van het enig verdedigbare en schoonste ornament der bouwkunst. Wie een drager verbergt begaat een fout, wie een valse drager aanbrengt begaat een misdaad". verrast0n^ULe dJe 0I]S bcPaaId niet meer keljjkp -de fanatieke maar noodza- de architect °m waarachtigheid in goed deel 7aaAaan. Berlage even" vioUet i« n a s M?.rrls en waarop raisonnée dP .f'-jn „Dictionnaire Preludeerd ai Ar.chltecture" had ge- ornament 'tp ,?r ledere vorm ook als met v°ortkwamridt rj?enwanneer die bevrijding uit ris. de constructie. De waarin de voi-iu» onwaarachtige schijn, loosheid trachtte, teeuw haar karakter oen proces van v,erst°PPen, is niet telkens onm/,?, nkele jaren geweest; den van het moeten uiterlijkhe- Worden aan a verledcn prijs gegeven Van eigentiia e eerliikheid ten opzichte rijkheden behoeften en moge- lioeb?S- *TP sPeurtocht in de Londense OJ., els by Trafalgar Square werd \v- aandacht getrokken door een ju, »The Alteration of the shape of dat gS" met gezellige litho's versierd, niiaaVan vrijwel ieder modem hulp- "ludel aantoonde, dat het begonnen was niet in de huid van zijn voorgan ger te kruipen; het stoomschip startte a's een gemotoriseerde zeilboot, de auto ais een vigilante, waarvoor het Paard was vervangen door paarden krachten. De vorige eeuw met haar reeksen uitvindingen kreeg wel wat veel te verwerken en kwam in de vorm geving achter op de technische vooruit gang, zodat het probleem der zui verheid er bijzonder ernstig ging uit zien. Vandaar dat voor en na de eeuw wisseling de uitspraken ook van de bouw-meesters zo gelijkluidend schij- k«uien tocb fe'kens opnieuw van bete- ïA>l"icuïr«^cn' °°k al omdat de waar- behoett te *T°ig n'e' tot eenvormigheid widen. }Yerk duidif Js vooral in Perret's eigen j®.met vrii ,IJk te zien. Ook zijn stijl tie rnaa n associaties met het ver- h eh do na®rgelang de construc- o?uW vat-fa bestemming van het ge- taiïips t!,ere.n die. Zijn „Théatre des v'®n teppj, ees- dat in 1913 een teken jjehitpp,,, sPi'aak werd in de Parijse erijk jHUrwereld vertoont nog dui- Paald ^.assieke invloeden en is be- t bdiff v,, bet toppunt van bouw- eh. vnpl i.an'sme. Maar in zijn ker- ey, hiiJi ln de Notre Dame van Rain- Van hif md de Sainte Chapelle mnerirw,geWaPenct beton" komt de her- WondpJ,.,38'1 de gothiek plotseling dat van verfrist boven. Het skelet en af„„ onder tot boven beleden wordt ment<m Z°nderd van de afstuitende ele- en i1 'n het gebouw is hooggerekt tonstri a ruimte voor rijke met be te rink*a mgedeelde vensters. De leng- tongp.^mg van de hoofdbeuk en het taar t„ .verw'jst vanzelf naar het al- beu^. rwijl de dwarsgewelven der zij- heel v het ruimtelijk effect van het ge- als cop» ogen- Pijlerbundels opgesteld verjon„„a'fprten flankeren de t9ren en het aant 1 zmb door vermindering van een élij Pijlers. Het geheel vertoont sterk ia on een stemmigheid, die heel terwijl h„, Gothiek verwant zijn, die het mJ„er?s een imitatie is gezocht, ____eriaal geweld zou aandoen. Het is en blijft alles beton, en het ver band met de Gothiek is er een van aansluiting, niet van namaak. Allicht dat bij de naam Perret het eerst aan beton gedacht wordt. Maar zijn beginselen blijven van zo brede betekenis, dat Auguste ook in plastic of kunsthars geslaagd zou zijn, als die materialen hem bij het bouwen nuttig hadden geleken. Voor de kerkenbouw ligt Auguste Perret's betekenis blijkbaar in het moedig geleverde bewijs, dat de bouw materialen van eigen tijd het niet tegen die van het verleden hoeven af te leg gen als ze maar in edele vorm en vol gens eigen aard gebruikt worden. Zijn oorspronkelijke bezinning op opdracht en hulpmiddelen bracht oplossingen, waaraan de Nederlandse kerkenbou- wers pas sinds de Sint Jozef-kerk in Amsterdam West durven te gaan den ken en die uitstekend geschikt zijn de vlucht naar het schema der oud-Chris lelijke basiliek, het teveel aan wind uit de zeilen te nemen. In ieder geval is het bijzonder pret tig m het Katholiek Bouwblad nu eens geen variant op het oud-Christelijke thema tegen te komen, maar een werk Nederlander vertrouwder lijkt al is het ten volle modern, en actueel en in Nederland nog niet geëvenaard! welke or>vrtt')rd<iDessan* iezen naar dragen wIdprngv-Perret de hem opge- de onrlnTh «P 0UW van Le Havre na opdracht M aangePakt- Ook bij deze naar i aBe conventie en traditie het tweede plan gebannen, omdat -t doordringen in het gegeven zelf, in elsen van de concrete stedelijke »ejneenschap en de technische mo gelijkheden, uitgangspunt werden van Perret's kloeke conceptie, waarin een verfijnd gevoel voor maat en detail lering een allerprettigste rol speelt. Auguste Perret's nagedachtenis wordt kostbaarder met elke bekisting, die in Le Havre nieuwe betonnen schoon heid vormt. ELK JAAR omstreeks December, wanneer de grote Franse litera tuurprijzen worden toegekend, zijn de literatuurcritici, die de eer genieten de prijswinnaars te mogen aanwijzen, de wanhoop nabij. Uit een wildernis van duizenden, meest middelmatige boeken acceptabele bekroningen te voor schijn toveren is dan ook geen eenvou dige opdracht. Van de door hen jaar lijks en na veel hoofdbrekens toegeken de prijzen is, naast de prix Goncourt, de prix Fémina een der belangrijkste. Dit jaar werd zij gewonnen door een gebo ren Russin, Zoé Oldenbourg, de dochter van een historicus. Zij heeft de eer van haar vader niet beschaamd en een his torische roman geschreven. Deze roman „La pierre angulaire" is thans onder de titel „De hoeksteen" in het Nederlands VeNuamoet men zich nooit laten verblin den door de glans van een literaire be kroning. Wie het bedrijf der letterkun dige prijzen wat beter kent, zal dat ze ker niet doen. Omdat hij weet hoe bijna altijd de uitverkoren werken, na een even kunstmatige als kortstondige suc cesperiode, in de naamloze massa der vergeten boeken terecht komen. In hoe verre ook „De hoeksteen" dit lot te wachten staat, is thans nog niet aan de orde. Op zichzelf lijkt het niet onver mijdelijk, omdat juist de historische roman de laatste tijd weer grotere be langstelling ondervindt. Bovendien is het boek dat Zoé Olden bourg heeft geschreven, geen traditio nele middeleeuwse roman. Zoé Olden bourg heeft het genre een modern jasje aangetrokken, ongeveer zoals Hella Haasse het bij ons met „Het woud der verwachting" heeft gedaan. Maar toch anders. Met Hella Haasse komt Zoé Oldenbourg in zoverre overeen, dat zij het middeleeuws decor weet te gebrui ken zonder er de slaaf van te worden. Geen van beide schrijfsters immers laat zich verleiden te gaan pronken met ÏVI Augustus 25 jaai. aWOUD op de K.R.O. verbonden ,d rigent aan beginjaren van de radio n<3eet zicb de te herinneren. In 1925 rnaakt°p?erbest solo-cellist bij de Amsterd-kte h«. als vereniging, voor de eerste ma6,0rkest- met de radio. Hij speelde met hei een concert van Bruckner, dat rkest leen door de mensen in de zaal"61" al* ook door een handjevol want' ?'?ar v-'aren het er nog niet radiohut raars kon worden gevolgd. Dat was in 1925, een uiterst vreemde gedachte, 'nu verbaast geen mens zich daar meer over. Marinus van 't Woud was over de mogelijkheid, die de radio bood, enthou- n<fv en boe Primitief het radiomedium deir-v08 mocht zijn, hij was er onmid- een'ha»?!^ warm ijveraar voor dat niet later van,hVo1 maar ettelijke duizenden ten. De „„e,,radio zouden kunnen genie- af aan geboeid^eeft mij van het begin ons. seDoeid verklaarde de dirigent WoudZvakër enUvakerad Marinus,van '4 De K.R O sloot o i voor de radl° °P- contract af In icmg f; ,een tweejarig 't Woud reliict i wer<i Marinus van K.R.0 -orkest Dat^0t toen geformeerde kwart eeuw relei ls 1 Augustus een in het orkest dag nadat hij r?eds de dii-iJeaeSrsUfgeninm h" ^Ceg hij S1ndsdien ie kS i ln handen en "Vullen A/riti e functle blijven ver- veel pie^e™US J-an 'l Woud kan met rigent bi de K5Ileerste jaren als di- hiusici viij K.R.O. terugdenken. De technici <?o den n één Ploeg met te na! k?,? Wle 6 t °ok maar bij de radio moKelijk daTepa dl| jai'en was het 'er van de K Rn erquin stich" stuHio v, K.R.O. bij een repetitie de delen tvfn" stapte en sigaren ging uit- nieuwe" we dat er weer vele Marinus '*^ren gemeld" herinnert toen naast KR n°Udaich' Iedereen was Pafianriist f-^^'-medewerker ook pro- P gandist. Iedereen had in de beginja- haar niet geringe kennis van feiten uit de beschavingsgeschiedenis. Noch ligt het in beider aard door beschrijvende romantiek de lezer te epateren. Het scheppen van levende figuren stond voor beiden voorop. Maar terwijl Hella Haasse haar doel tracht te bereiken door psychologische uitdieping der ka rakters, kiest Zoé Oldenbourg een an dere weg. Zij volgt het vitale realisme der Amerikaanse oorlogsboekenschrij vers en weet dit te verdachten met een dichterlijke gevoelsstroom. DE TIJD van sir Walter Scott, toen geen middeleeuwse boekenheld aan het praten toekwam voordat eerst zijn kasteel van buiten en van binnen, de omringende bossen en de lugubere heuvels aan de horizon omstandig in beeld waren gebracht, die tijd is al lang voorbij. „De Dikke was nu de baas" zo begint Zoé Oldenbourg. En voor het boek tien bladzijden verder is weet de lezer precies wat de Dikke voor een liederlijke schavuit is. Het geslacht De Linniéres, welks lotgevallen het boek beschrijft, wordt bezoedeld door deze nieuwe heerser, genotzuchtig, wreed en om zijn wandaden vervloekt. Maar Her- bert vult slechts een van de delen van het drieluik dat Zoé Oldenbourg schil dert. Herbert's vader, Ansiau is geheel anders van aard. Oud en blind geworden doet deze ridder afstand van zijn rech ten, trekt de pelgrimspij aan en vertrekt als boeteling nog eenmaal naar het Hei lig Land waar hij als kruisvaarder zijn gloriejaren beleefd had. De derde figuur in het drieluik is Haguenier, de zoon van Herbert. Hij is de jonge idealist, wiens romantische denkbeelden over hoffelijkheid hem in een even ontmoe digend als opwindend liefdesavontuur storten. In deze drie personages heeft de schrijfster het beeld van de middel eeuwen leven willen geven. De uitspat tingen van Herbert, de ontberingen van Ansiau en de hoofse idylle van Haguenier zijn de kernpunten waarom heen dc felheid des levens van de mid deleeuwen als in een H1-00ts mozaiek kleur gekregen heeft. Bewonderenswaardig is de overrom pelende rijkdom van tegenstellingen waarmee het mozaiek spanning ver krijgt. Feesten en tournooien wisselen af met mensonwaardige schandstukken, ridderlijk minnespel met heksenmoord, de grandezza der kruisvaarders met de verschrikkingen der geteisterde pel grims. Zeer levendig weet de schrijfster de achtereenvolgende taferelen te schil deren. Telkens de blikrichting van haar camera variërend van de woeste Her- bert naar Ansiau en diens armoedige getrouwen, van Ansiau naar Haguenier die vergeefs naar zijn onbereikbare ge liefde smacht, draait zjj Voor de toe schouwer een boeiende film van ridders en verschoppelingen. Maar men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat Zoé Oldenbourg in de overstelpende hoeveelheid van tafrelen de grote greep op het geheel heeft ver loren, Zeker, de drie hoofdfiguren zijn in hun tegenstelling scherp, zij het met een duidelijke eenzijdigheid, getekend, de vele personages oP het tweede plan raak van typering, de kleur en de span ning in de vertelling ontbreekt niet. De hoofdbedoeling echter, die ongetwijfeld samenhangt met de hardnekkige boete van de oude vader, kan men er slechts met veel goede wil uithalen. Nadat de zoon in zonde en vervloeking ter onder is gegaan, vindt het dex'de geslacht in de jonge Haguenier, die na veel tegenslag het' kloosterleven kiest, de beloning voor het geloofsvuur van de oude. Dat is, zo komt het ons voor, het schema waarop deze roman is gebouwd. Door de uitbundigheid der fantasie heelden die de schrijfster bestormden is de grondvorm echter dermate over woekerd dat de roman noch wat com positie noch wat helderheid van idee betreft een meesterstuk werd. Maar ook een woekerplant heeft haar schoonheid. Juist in de rijkdom der heelden vertoont Zoé Oldenbourg een talent zoals er op het ogenblik weinig gevonden worden. Het zal de juryleden van de Prix Fé mina weinig moeite hebben gekost dit talent te ontdekken. Voor Nederlandse lezers, mits rijp van ervaring, betekent deze vertaling daarom toch een aan winst. P. N.a.v. „De hoeksteen" door Zoé Ol denbourg. Uitg. Pax, den Haag. EEN zeer uitgebreide expositie in het Museum Boyinans te Rotterdam, maakt ons vertrouwd met het Franse stilleven, zoals zich dat in de geschiedenis van de schilderkunst tot op onze dagen heeft ontwikkeld, hen tentoonstelling die wel hijzonder de aandacht zal trekken van vele kunstgeleerden, want het Franse stilleven is pas sedert de jaren dertig een geliefd punt van studie geworden, eigenlijk is pas in de laatste decennia ontdekt, dat ook zonder de grote Chardin het Franse stilleven een belangrijk hoofdstuk van de kunstgeschiedenis is, en de huidige tentoon stelling in Rotterdam is van een volledigheid, waarmee zelfs het Franse publiek nog niet over dat hoofdstuk aanschouwelijk is ingelicht. Het kan ons dus «.iet moeilijk vallen de gevers bijzonder dankbaar te zijn en een zeer fijne charme te ondergaan in het compliment waarmee de conservator der schilderijen van het Louvre, de heer Char les Sterling, zijn uitstekende inleiding in de catalogus aanvangt, n.l. dat Nederland door deze tentoonstelling op bijzondere wijze hulde brengt aan Frankrijk, omdat Holland bij uitstek het land der stilleven- kunst is. De hoofse opmerking is overigens niet alléén charmante politesse, zij is ook waar. Nergens ter wereld heeft het stille ven als autonoom schilderij zulk een vroege en later exuberante bloei gekend als in de beide Nederlanden. Wat het vroege betreft: ook het vroegste werk ter expositie: het bovengedeelte van een der luiken uit een triptiek van de meester van Aix, en een der oudste stillevens na het verval der antieke schilderkunst dat men met enig recht autonoom kan noemen het is van ca 1445 is hoogstwaarschijn lijk Nederlands werk; want voor zover men weet was die meester, hoewel hij in de Provence werkzaam was, van Vlaamse afkomst en zijn trant ligt zo dicht bij die van Van Eyck en de meester van Flémalle en de bijbehorende profetenfiguren ver raden zozeer overeenkomst met Claus Slu- ter, dat hij de Nederlandse geest in elk geval wel diep moet hebben ingeademd. En wat de genoemde exuberantie aan gaat: niet alleen was die bij ons verreweg het grootst in het hele beschavingsgebied van Europa, maar het is zelfs niet hele maal onjuist, te zeggen dat heel onze schilderkunst in zekere zin stillevenkunst is. Hoe hebben om maar een voorbeeld te noemen onze portretschilders immers altqd als onder een loupe tot de fijnste rimpeltjes en haartjes iedere zichtbare te kening of oneffendheid nagespeurd en op gespoord in dc gelaatshuid hunner sujet ten, alsof in het microscopisch onderzoek van een landschappelijk ervaren materie de diepste en waarachtigste psyche zich leesbaar zou komen uitschrijven en vooral: hoe hebben zij op die wijze, sedert Van Eyck, telkens weer die psyche inderdaad gevonden en uitgeschilderd. De diepe, vrome en liefdevolle aandacht van het oog voor de stoffelijke verschijning der din gen, ons „denkend oog" in tegenstelling tot de Latijnse „ziende geest" is inderdaad het meest karakteristieke beginsel, van waar uit onze gehele schilderkunst bij voortdu ring de zo gemakkelijk herkenbare bijzon derheid harer gestalte ontving. DAN DIT BEGINSEL herkent men dan ook voornamelijk de diepere invloed die onze stillevens op de Franse schil ders hebben gehad. De vergelijking Frans- Nederlands is op deze expositie een uiter mate boeiend spel, en zij wordt in de hand gewerkt door de aanwezigheid van enige stillevens van Hollanders en Vlamingen als Jan Breugel, Balthasar van der Ast, de Heem, Pieter Claesz, Heda, Van Bey- eren, Jurriaen van Streek en Jan Feit in het zaaltje waarmee de tentoonstelling opent. Men zal door de Fransen geen enkel bloemblad zo levendig als een onuitputte- lijk rijk verhaal over nerfjes en bobbel tjes, glans en wisseling van kleur en licht en tonen, van vochtigheid en dauw vinden uitverteld als op het schilderij van De Heem; maar men zal er in de behandeling van het licht op de dingen, in het dons van perziken, het waas en de beduimeling van pruimen en in de pitjes van de aard beien, in de glanzen van koper en zilver werk, in het lichten van glas en bessen men zal daarin meesters als Baugin, Stoszkopf (een Elzasser), Linard, Louise Stilleven van Chardin op de tentoonstelling in Museum Boymans. veie taken te vervullen. Een portiei !tnn- ang niet altiJd op Z1J£„? ^beuren Hat r- Daardoor kon het gebeuren dat een beneveld man opeens de stucI o binnen stapte, terwijl het K.R.O.-oikes elvr mtzending verzorgde Mannus van 't Woud heeft zien in zijn carrière bij de K.R°- gespeciali seerd in de operette-muziek, waarvan hij zich een grote kennis heeftverwor ven. Tijdens de oorlog onderbiak hij zun radio-activiteiten, voorgevend ziek té zijn, maar onmiddellijk na de bevuj ding ontplooide hij weer velerlei activ teiten in het belang van de radio. Man nus van 't Woud werkte onder meei mee aan de samenstelling van het na dio Philharmonisch Orkest en voo K.R.O. vormde hij na de oorlog eigen symphonette-orkest. Zijn 25-jarige werkperiode zal geen vermindering brengen in deze activi teiten. Ifttegendeel, Marinus van 't Woud weet daar zelf van te getuigen: "*k doe niets liever dan al m'n moge lijkheden in dienst van de radio te blij ven stellen. Wie eenmaal bij de radio wei kt kan moeilijk anders". i N HAAR JEUGD heeft Mia Goossen eens een repetitie bijgewoond van 'n amateurgezelschap uit Bleyerheide. "at was op een Zaterdagmiddag. Zij b|c" acht jaar. Een juffrouw, die /iepiinpHr!'1 een k'ei>rig gewaad voor indruk aJ]peSldlc> ."Makte «P haar zo n rl irh i T'J heirnelijk bij zich zelf dacht: „als ik dat eens was 7iiRe™bnviS«i!jS haar natuur- Wat had kaartfe te hl vo<»r ovcr om een vrij- KerlrfnJ bemachtigen, wanneer in Kerkrade een circus neerstreek m.i een vriendinnetje trok zij het terrein m, om te schrobben en te dweilen- een werk, dat prompt beloond werd met een mooie plaats onder het tentzeil, waar zij een paar uur opging in die droomwe- reld van schoonheid, charme en clow nerie, flaaie kledij en paardendressuur die zich vlak voor haar afspeelde in de piste. „Ik vond, dat het daar altijd zo lekker rook," zegt zij. In het café te Chèvremont waar Mia haar getrouwde zuster hielp, kwamen op een late middag twee heren binnen gestapt. Zij stelden zich voor als Dr Gabriël Beckers en Lode Plaum Of zij dat meisje was dat op de advertentie van de Speelgroep Limburg geschreven had.? De heren maakten het kort. Ze moest dc volgende avond maar eens naar Beek komen. Dat is een serieus examen ge worden. Zij moest drie verschillende stukken lezen, herlezen en declameren. Op haar voordracht, uitspraak en dictie werden talloze op- en aanmerkingen gemaakt. „Kom je nog terug?" vroeg Dr Beckers] toen hij haar met zijn auto naar de ouderlijke woning te Bleyerheide terug bracht. „Natuurlijk", zei Mia. Wie zijn in uw eerste toneeljaren uw leermeesters geweest? „O.a. Joris Diels. Die vond ik in één woord geweldig", antwoordt Mia Goos sen geestdriftig. „Zonder dat je het zelf merkte wist hij je ergens naar toe te drijven. Ik heb enorme bewondering In het repetitiezaaltje te Beek heeft Mia Goossen met de overige acteurs en actrices van de Speelgroep Limburg een uitgebreid repertoire ingestudeerd. Zij speelde mee in Vondel's Peter en Pau wels; drama's van Shakespeare: Hamlet, Othello, Een midzomersnachtdroom en Driekoningenavond; het Amerikaanse blijspel Je kunt het toch niet meene men; „Tien kleine Negertjes", een detective-spel van Agatha Christie en Schönthau's klucht: De Roof der Sa- bijnse Maagden. Gedurende het laatste jaar een stage bij Theater in Arnhem is zij onder regie "van Kees van Iersel opge treden in „Paard eet hoed", „Don Ca- millo", „Summer and Smoke" en haar grote succes „Picnic", een blij spel van William Inge. ALS DESDEMONA heeft Mia Goos sen bij de première van Othello een angstig avontuur beleefd. Haar te genspeler. dc Moor, werd n.l. door zijn vurig spel zó meegesleept, dat zij door zijn greep vast omkneld bijna geen adem meer kon halen. Doodsbe nauwd meende zij dat het einde van haar leven gekomen was.... Dat het een gevaarlijk beroep is heeft zij op dat moment aan den lijve onder vonden, maar het aanbod, dat Dr van- Can haar na afloop van deze onvergete lijke voorstelling deed, nam zij van de schrik bekomen desondanks met beide handen aan. Of zij leerling van de Toneelacademie wilde worden? vroeg hij haar. Wat graag! antwoordde Mia. Dat was vier jaar geleden. Met Marijke Bakker en Jan Verhoe ven ontvangt zij Woensdagmorgen 28 Juli a.s. tijdens de Academische Kunstweek - in de Stadsschouwburg te Maastricht haar diploma. Zij zjjn de eerste drie geslaagden van dit katho lieke instituut. Voor dit getuigschrift heeft zij hard moeten werken. „Wij begonnen met de z.g. elemen taire oefeningen. Het drama van de muis is daarvan een klassiek voorbeeld. Je zit rustig in een fauteuil te lezen. Meent dat er iets beweegt. Slaat er geen acht op en leest door. Een ogenblik later hoor je weer een verdacht geluid. Je kijkt van je boek op. Meteen vliegt er een muis over je voeten. Hoe je daar op reageert, dat moet je dan uitbeel den". De opleiding was veelomvattend. Met waardering vertelt zij daarvan. Van al les kregen zij daar: stemvorming, licha melijke training, voordracht, toneelspel, dramaturgie, muziekgeschiedenis enz. Van uitstekende leraren. Vondel vergelijkt het leven met een schouwtoneel, maar dit spel, dat voor het voetlicht wordt opgevoerd, is geen comedie doch bittere ernst. Dat heeft de ervaring Mia Goossen wel geleerd. Zij heeft het leven van verschillende kan ten leren zien; bijvoorbeeld als kinder verzorgster ten huize van een arts waar zij uit behoefte aan afleiding aan haat- dagboek schreef, omdat eenzaamheid en stilte haar drukten. Later is zij steno typiste op een kantoor te Heerlen geworden. Overdag druk werk en s avonds op een neer met de bus naar Beek om te repeteren. Toen kwam de toneelschool. Dat was een plezierige tijd. maar het laatste jaar van haar op leiding is bijzonder moeilijk geweest. „Wat een voorrecht dat ik in verschil lende vakken werkzaam ben geweest! De handigheid, die ik mij in het gezins leven eigen hèb gemaakt, de kijk op be paalde situaties, de gevoelens, welke ik in prettige en minder aangename om standigheden doorleefd heb, dat alles en nog veel meer is mij het toneel van pas gekomen. Huishoudelijke vorming is een geschikte vooropleiding voor de latere actrice", verklaart zij met over tuiging in haar welluidende altstem. Moillon en vooral Pierre Dupuis er menig maal naar zien trachten op de wijze der Hollanders te kijken en te schilderen, vooraleer Chardin voor hen allen die po ging bekroont en voorgoed in de Franse schilderkunst een Nederlands element in tegreert. Tegelijkertijd echter, zal men hen het van ons afgekeken arrangement en de overgenomen composities telkens weer zien overwinnen en veredelen naar de La tijnse zin voor klaarheid en overzichtelijk heid voor matelijk evenwicht en fijne gra tie. Daarin zijn Baugin, Stoszkopf en Du puis reeds aanstonds meesters en weten Linard en zijn begaafde leerlinge het gaandeweg te worden. Zelfs een Jean Be- lin, bijgenaamd Blain de Fontenay, met zijn barokke en weeldezieke „enscènering" van bloemstukken en fruit in een pralend décor van antieke zuilen en pompeuze borstbeelden zo geliefd in het Versailles van le Roi Soleil verliest die zin voor orde en klare verdeling niet, die ondanks de noordelijke invloeden het Franse stil leven toch tot een authentieke „Fransheid" heeft ontwikkeld, hoezeer ook in die aange boren zin vanouds een andere invloed tot gelding kwam, n.l. die van Spaanse „bode- .gones" van Velasquez e.a. en ook die van Noorditaliaanse stillevenkunst, zoals die van Barbieri. Oudry, maar vooral Chardin zijn dan de 18e-eeuwse samenvatters van wat het eer ste geslacht der Franse nature-morte- schilders tot een Franse traditie hadden gemaakt. Zij worden prachtig vergezeld en opgevolgd door de zeer persoonlijke de ia Porte en Anne Vallayer-Coster, waarna bij het ingaan van de 19e eeuw Gericault en Delacroix een nieuw tijdperk inluiden waarin enerzijds Courbet excelleert en anderzijds Monticelli en de spirituele Fan tin Latour. Nog later geeft Cézanne een verrassende en voor het stilleven wel on gemeen vruchtbare consequentie aan Courbet, terwijl Fantin Latour onmiddel lijk de zijne vindt in Renoir, Redou en daarna nog in Bonnard. De voorlopige finale is dan de zeer merkwaardige verabsolutering en verde ling van picturale suggesties die men uit Cezanne's vernieuwingen heeft opgedaan, en die achtereenvolgens tot het cubisme en allerlei abstractismen hebben geleid. De expositie is zo uitgebreid cn rijk, dat ik er niet aan denken kan over elk belang rijk schilderij afzonderlijk (e gaan uitwei den, al gevoel ik mij ook nog zo zeer er toe gedrongen. Een krantenkolom is geen mer a boire, en dat is trouwens maar goed ook. De bezoeker ^an „Boymans" vindt overigens een uitstekende gids in de catalogus, die bovendien rijk geïllustreerd is, ter aangename memorie. K. S. De acteur Luc Lutz van de Haagse Comed< e is in het begin van deze week in het ziekenhuis Zuidwal te Den Haag opgenomen. Hij heeft daar een maag operatie ondergaan. 948, ipel >pu- ïrre ge- ipel ook ïeer ter- /er- /er- itte, eeft Seio k. lijk, lose dijk den. jaar ge- pti» de bij lar- ang son- it is :een :oek nis- der van a en, ens, igen de ioor niet dan om- :ort- ïrtij de ssen lan, ring kt." om t ze i ze hol- hee] edt, illen eer tian- een- aar- t op aren bent an." me- t ik dan r ik ij en pa- een, >ver i de los Ik een het acht rlijk vers ge stuk luna ;ren nen me- lgdl

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 5