En het regende wat Het krijgsrumoer is verstomd Algemene mobilisatie in Nederland was een duchtig jager, meneer. Schrale buit in een Hollandse Pampa Slotacte van een zevenjarige strijd Veertig jaar geleden De Betuwe is zo wijd Met cognac - ZATERDAG 31 JULI 1954 zeggen ie-staafenmrn 25 ,ka^PMnumZ-wafr T egenvaller Je moet geduld hebben Hm "«Mj» 8WjW* i zich waarschijnlijk had voorgenomen. Intussen regende het; zacht, maar hardnekkig. Zo n druilgeval, dat ge denkt te kunnen weerstaan zelfs met een zomerpakje en met een regenjas, die geen naam mag hebben. We gingen nog verder het land in. Waarom begreep ik niet. waarschijnlijk om het voor de goede-indruk-op-ons- zo ingewikkeld mogelijk te maken. Nu moet ik eerlijk zeggen, dat ik nimmer heb be seft, dat de Betuwe zó wijd is. Eerst ho pen we tussen een stapel vee door, daar na moesten we over schrikdraad klim men. wat men mij natuurlijk nauw keurig vergat mee te delen, zodat ik het, bemerkende, dat het geen prikkel draad was, met beide handen aanvatte, en tenslotte kwamen we na door de soepgroenten of iets van die aard te zijn gewaad tooh aan een met prikkeldraad omzoomd stuk weiland, wat de winkel haken in mijn regenjas weer met enkele vermeerderde. En daar sopten we dan maar weer met onze schoenen door de drassige klei. En intussen regende het. Taai en volhar dend. En geen eend te zien. Ver achter liepen Bart en Henkie. Bart met de zware polsstok, Henkie met het touw, waaraan de eenden zouden moe ten bungelen, die zich alsnog door het kamerlid in de luren zouden laten leg gen. Bart, de oude Bart, die met onverge lijkelijke gemoedsrust door de natte klei sopte, was een wijsgeer. Hij aanvaardde alles: de zware pols stok op zijn schouder, de hardnekkige regen, het vallende duister en het eend- loze tijdperk met wijsgerige gelatenheid. Hij achtte het niet nodig daar één woord aan te wijden wat een juist in zicht moet worden genoemd, nademaal hij kon vermoeden, dat óók wij wisten dat het regende, dat het donker werd en dat geen enkele eend zich vertoonde. Bart bleef dus in alle gemoedsrust in de achterhoede. Maar plotseling bleef hij staan en floot hij. Hij floot doordringend en geheim zinnig. Want toen ik. omkeek, wenkte hij mij alsof hij mij deelgenoot moest ma ken van een zeer geheimzinnige zaak. Ik zag, hoe hij met zijn kromme oude wijsvinger naar mij wenkte om op hem te wachten. Had hij eenden gezien of soms een verdwaald hert in de binnen landen van Buren? Ik bleef staan en wachtte. Zij kwamen nader: Bart en Hénkie. Het gezicht van Bart stond ernstig en nadenkend. Ik wachtte daar in die stomme druil- regen in de soppige kjej onder de don kere lucht, waarin geen eend zich ver toonde op de mededeling, welke Bart mij zou gaan doen. Bart bleef een ogenblik nadenkend staan. Hij keek naar mijn drijfnatte kleren en naar de winkelhaken in mijn jas en zei toen zacht en nadrukkelijk: Nimrod was een duchtig jager meneer! Henkie vermocht met zijn veertien jaren het wijsgerige van deze opmerking niet te verstaan. Wat men hem niet euvel duiden mag. Zelfs het kamerlid ver mocht dit niet. Henkie toch moest ten gevolge van deze wijsgerige opmerking lachen en daar hij juist de polsstok droeg en de eigenaardigheid vertoonde zich bij dat lachen dubbel te vouwen sloeg hij met het dikke einde van de polsstok op de klomp van Bart, die spleet. De klomp dan. Eens temeer toon de Bart zijn philosophische levensstijl. O, zei Henkie verschrikt. Bart zei niets, helemaal niets, hij trok Henkie een eindje touw uit de riem ons het middel, het touw, dat uiteindelijk voor de eendenhalzen was bestemd en bond zijn klomp weer aaneen zonder een woord van verwijt of verweer. Daarna nam hij bedaard de polsstok van Henkie over en sopte voort in de ach terhoede. 'n Mooie avond vond Bart toen. Dat kan best waar zijn, Bart, zei ik, maar het regent zo. Niks van antrekken, meneer zei Bart. Als je maar nat genoeg bent dan merk je er niks meer van. Ik zal U es wat zeggen meneer, ging Bart voort. Ik was es op jacht met ba ron Fluffie. Zo noemden wij 'm. Dat waren feesten, meneer! We waren 's morgens om negen uur op stap gegaan. En het regende meneer, regenen! Daar was dit een stralende zomerdag bij. Dat was geen regen meer, dat was compleet zelfmoord door verdrinking. Om tien uur zee de baron tegen me: Bart ga es even naar Klaas van 't Peerd en haai een fles cognac, maar goeie weet je, drie sterren. Tien minuten later was ik terug meneer met een fles cognac. Maar voordat het twee uur was, was ik nog negen keer heen en weerom geweest. En toen werd het feest meneer. De polsstok hadden we helemaal niet meer nodig. En de hond om de sloten af te jagen ook niet. Dat deeën wc zelf, We stapten ge woon in de sloot en liepen er van het be gin tot het eind midden doorheen. Tel, de jachthond liep langs de sloot te jan ken, alsof hij ons bij levenden lijve zag Foto links: De run op de Neder landse Bank te Amsterdam in de eerste oorlogsdagen. Foto boven: Bij de etappedienst te Rotterdam in Silo St. Job; het laden van een motorboot. Bij de foto's van boven naar onclcrcv: L' De wapenen rusten in Noord-Vietnam. 2. Een Frans fort bij Haiduong halverwege de vitale verbindingsweg tussen Hanoi en Haiphong. Sinds jaren is om deze verbindingsweg ver bitterd gevochten, waarbij de situatie meestal zo was dat de weg overdag door de Fransen werd beheerst en des nachts door de Vietminh. Iedere dag opnieuw moesten de door de Vietminh qeleade miinen ver wijderd worden eer de weg voor het verkeer kan worden opengesteld. 2. Een ar/Jere opname uit de zo vruchtbare delta van de Rode Rivier, die ,.de rijstkom van Indo-China genoemd wordt. Boeren bewerken de rijstvelden onder bescherming van I ranse tirailleurs. "Vt ij, stedelingen, denken meeslal pas goed op stoot te komen, als wc ^h1elinTpn1n e natUUrDan voelen wij ons wat Vondel noemde ïaohtpartii do S£est" Dat ljen je, als jc wordt uitgenodigd op een IIZL teen .kamerlid, die - nou laat het ous maar eerlijk 1 1 11U5 Uit/ HOU Idctl flio >1J \.ze" natuurlijk ook denkt: die vent is van de kranf, n V.:', °\ei mij> laat ik hem maar te vriend houden. En dan heeft.ie J10o re 'J oo want dan geeft hij er blijk van te heseffen, dat de punt van een pen eiger kan aankomen dan een schot hagel. per do^ p natuurHjk met een rist eenden thuis te komen. Ge hebt gehad° a/a'l re^en'nS "iet voor niets als soldaat een geweer in handen af" k' 'l f 11111 ('at °°k niet langer dan een week, waarna ge -- |C||n wel, dat ging zo in de tijd vóór het Interimplan met zijnde het tractement oftewel de soldij over dat tijdvak mitsgaders los garen naar huis werd gezonden. Die klos garen hoorde er hij, niet tci demonstratie, dat ge niet meer de klos waart en naar huis mooht( maar omdat de leger-autoriteitèn die nu eenmaal voor U hadden aan geschaft om de nummertjes in het soldatenpak te naaien. Dus dat schieten zou wel gaan. Ja, dat dacht ge maar! Ge jaagt bij voorbeeld, zoals dat in dit geval de waarheid bleek, met „twee geweren en drie drijvers", zoals dat heet Wij bleken bij de drijvers te horen, want toen wij van schieten gewaagden, schoten de geweren" in een schaterlach We togen met een auto naar een land hek waarachter een eindeloze prairie schm ging. Toen we daar aankwamen he«« w fn om de 5acht aan te vangen begon het te regenen. Niet zo'n gezellige reeenHp f Z° druüeri« geval, zo'n regentje waarvan je denkt: daar zal ik moLi1" dVan worden- Maar onze hoog moedig dunne regenjas vert.nnnd„ neigingen. regehjas vertoonde andere lnWrJr^uen door.:het landhek het land zo'n Nprio i misscihien geneigd zijn voor niet om f j s stukie landerij uw hand Wacht tt draaien. beeld groen! 1ven! Daar groeit bijvoor kan ook sla nf of knolselderij. Het 6611 land e Pieterselie zijn. Maar op r naast staan weer een paar stomme koeien u aan te gapen en om te zorgen, dat die beesten niet op het kool land komen heeft de boer dan schrik- draad aangebracht. iro^fCti0yd: ik,ben me doodgeschrokken. Hf1 l p' ik begrepen, dat dit niet U .fdoebng was. De koeien moesten schrikken, niet ik. Ik heb U al gezegd, dat dat beetje regen niks was. Van die onnozele drup peltjes. Dat had je, vond ik, nou net nodig om er een fikse en succesvolle eendenjaeht van te maken. Maar toen we bij dat hek stonden plensde het. Op dat ogenblik maakte ik de balans op. Hoe waren we daar gekomen? Nu ja, dwars door die kool en die koeien naar het korenveld, met de stoppels van het afgemaaide graan. Voorop de beide jagers, Gijs en het Kamerlid met de geweren, een gordel met patronen rond hun middel, zodat ze eruit zagen als twee zangers van het Don Kozakkenkoor, en verder dik in het leer. Niet met zo'n dun regenjasje aan als ik. Die wisten van wanten en hadden alleen maar schik, als ze dat zomerpakje van mij zagen, van dat tropicalspul. En mijn regenjas was al van hetzelfde laken een pak. Achter die jagers kwamen dan wij „stedelingen blij van geest" met dat armzalig regenjasje aan, een paar nette schoenen en dat aardige zomerpakje, waar de regen niet de minste moeite mee had. Dan kwam vervolgens „ouwe Bart" met de polsstok en Henkie om de eenden te dragen, die eventueel zouden worden geschoten. Dat betekende dus 'n eenden- jacht met twee geweren en drie drijvers, mitsgaders Henkie. Dat was dus iets anders dan wij ons opgetogen voor de aanvang hadden ge fantaseerd. Zo iets als: wij met het ge weer aan de schouder en maar schieten. Zes. zeven tegelijk. Wij aan de polsstok door de lucht zwevend over de meters- brede sloten, die wij op onze tocht zou den ontmoeten. En dan zouden wij er gens ver in dat wijde land in de scheme ring van de ondergaande zon terneer lig gen in het zachte, geurige hooi. wach tend op een trek van honderd eenden of daaromtrent, waarvan wij een kleine helft toch zéker omlaag zouden schie ten, zodat zij die eenden dan met gespreide wieken neer zouden vallen als dwarrelende sneeuwvlokken. Er kwam mij een foto in de gedachte van de oude koning Gustaaf van Zwe den, zittend aan de rand van een woud in een stoel als een troonzetel, in af wachting van de hazen, die de drijvers 4 eerbiedig naar hem toe zouden sturen om hun opwachting te maken bij zijne allergenadigste majesteit. Wjj behoefden het ons niet te ontvein zen: wij waren niets meer dan drijvers. Wij mochten gebogen over het riet, met een lange stok langs de sloten in het water rommelen om de eenden, die er eventueel zouden zitten aan het schrik ken te maken. Eén eend was zo stom om zich daardoor van de kook te laten brengen, ofschoon de jagers dat kunstje toch al sinds jaar en dag toepassen en vloog op. Ik moet getuigen, dat het kamerlid slagvaardiger was dan hij in fle Kamer pleegt te zijn, geen twee tellen later daalde de eend schommelend en met gespreide wieken weer omlaag en kwam anders in de sloot terecht dan hij Bart zweeg even. Met cognac is het goed jagen, meneer, zei hij. Bart en ik begrepen elkaar. Intussen hadden we het Kamerlid en Gijs ingehaald. We stonden voor een sloot van een meter of vier. Da's niks zei ouwe Bart en hij zweefde er overheen als een elfje. Gijs mikte zijn geweer naar de over kant en Bart ving het in zijn veilige ar men. Daarna volgden het Kamerlid en deszelfs geweer. Toen ik aan de beurt was stond het gezelschap aan de overkant al te pope len van pleizier. Dat zou ik natuurlijk nooit halen. Wat kon het mij schelen. Ik was toch al nat. Tot op het gebeente. Ik nam de polsstok en een aanloop. En toen ik precies in het midden van die polder sloot in de lucht zweefde begon ik te glijden. Ik gleed langs de polsstok om laag tot ik midden in de sloot stond. En daar staande tot aan mijn middel in het water heb ik de schoonste philippica ge houden, die ooit sinds de dagen van Pe ricles en Demosthenes is uitgesproken. Wat later stonden we dan bij dat hek. En bij dat hek, zoals ik reeds zeide, hielden de jagers halt. Daar moesten we wachten. Terzijde van dat hek was een stuk korenveld waar het graan al gemaaid was en daar zouden de eenden op af komen. De trek heet dat. Eerlijk gezegd geloof ik, dat ze die avond geen trek hadden. We ston den daar immers maar te staan bij dat hek en te wachten op die stomme een den, die geen trek hadden in een trek. We stonden daar een half uur, een uur en daarna nog een poosje. Gaat h=t altijd zo met de eenden- jacht, vroeg ik aan het Kamerlid. Je moet geduld hebben, zei hij. Het motregende intussen altijd nog, maar dat merkte ik al niet meer, Bart had wel gelijk gehad. Alles in dit leven is betrekkelijk. Maar het was intussen ook donker geworden en als ik in de verte niet eens een trein had horen da veren, zou ik mij ergens in de pampa's van Brazilië hebben gewaand. Ik dacht: hoe komen wij ooit hier weer uit? Maar ik zei tegen het Kamerlid: Zijn wij nu eigenlijk niet stapelgek? Als in je jonge jaren een meisje je vijf minuten langer liet wachten dan je had afgespro ken, liep je weg. Waar of niet? En nu staan wij hier al anderhalf uur te wach ten op een eend, die wij nog nooit heb ben gezien. Laat ik het kort maken. De eenden zijn nooit gekomen. Die hadden vergadering of zo iets denk ik. Of bruiloft. Of ze waren in de rouw voor die ene eend, die het Kamerlid in het begin had geschoten. We hebben midden door de pampa's van de Betuwe de weg naar huis tóch weer gevonden. Ik bleef heel dicht bij Gijs en Bart. Wéér over prikkeldraad en over schrikdraad. Het gaf nu toch allemaal niets meer. Tien of twaalf win kelhaken zeggen je niets meer. En je kunt niet natter zijn dan nat. We hebben thuis dank zij de goede zor gen van mevrouw het Kamerlid een bad kunnen nemen. We hebben ons in een costuum van het Kamerlid gehesen. We hebben die nacht het voorbeeld van baron Fluffie gevolgd en ons ook van binnen nat gemaakt. En warm. Toen wij eindelijk slapen gingen sche merde het licht al weer tussen de stam men der bomen. De regen was ten slotte op. De jenever ook. En wij kwamen toch met eenden thuis. Eerlijk! U kunt het navragen bij de poelier. FRANS SCHNEIDERS. zi'ju ....v Ij: ue (tcreuuc.i ran drie Engelse kruisers, die bij de Nederlandse kust werden getorpedeerdwor den onder bewaking van Nederlandse militairen, met een extra trein naar Amsterdam vervoerd. WAS WERKELIJK Nederland vóór de Eerste Wereld oorlog het Eiland der Gelukzaligen, wat het in sommiger herinnering schijnt te zijn? Met de gelukzaligheid was het niet meer dan zo-zo, maar een eiland is het geweest. Het lag in Europa en trok zich daar niets van aan. Het wilde zo min mogelijk bemoeienis met dit twist ziek werelddeel, tevreden met zichzelf en zijn rijk bezit overzee. Het ministe rie van Buitenlandse Zaken was in de ogen van de natie het onbelangrijkste van alle departementen; volgens prof. Colenbrander volgde daar de ene on bekendheid de andere op. Het mooiste is wat generaal Bosboom in zijn me moires weet te vertellen. In de ondra gelijke spanning van de late Juli-dagen veertig jaar geleden beschikte de rege ring over geen andere geeevens dan die.... uit de kranten. Zij had een kostbare diplomatieke dienst, krakend van oude adel, maar haar inlichtingen moest zij halen uit het ochtendblad. Om dat eiland stak de storm op en het kostte moeite eraan te geloven. Zo lang leken legers er alleen te zijn voor nu en dan een parade. Tot op het laat ste ogenblik gaven de kranten gerust stellende vermaningen: het donderen van het geschut zelf Tnoest ons volk wakker maken. Toen de werkelijkheid zich in haar grimmige verschrikking aftekende, hadden enkelen een vreemde ervaring. De mensen verdrongen zich voor een bulletin, dat in die dagen zonder radio 't gewone middel was om nieuws snel bekend te maken. De rechtervleugel van de Duitse troepen, die België bin nenvielen, bogen om Zuid-Limburg heen voor zij hun front in volle breed te ontplooiden: ons grondgebied werd ontzien! Dan éven een raadselachtig gevoel van spijt, een louter instinctieve reactie, later verklaard als misschien een teleurstelling overgeslagen te worden in het ontzaglijk wereldgebeu ren. Het was niet meer dan een flits, zo maar op het asfalt in de middagzon. De jeugd, die „erbij" wil zijn, niet uit vechtlust, maar enkel uit een teveel aan levensdrang, kon niet dadelijk delen in de mateloze opluchting van de ouderen. Voor haar kwam die nog. Hoe is het verder geweest?? De drukke soldaterij in dit vreedza me land, de volle kerken, de run op de banken, de bestorming van de winkels, de weigering van de slager om papie ren geld aan te nemen, de onherken bare kranten vol verward oorlogs nieuws, de snelle vorming van vrijscha- ren en burgerwachten. En de kater daarna: het geld, dat zo goed is als goud, de levensmiddelen, die er in overvloed waren, een leger, dat niets te doen had, vrijwilligers, die niet op geleid konden worden door gebrek aan kader. In die terugval na de eerste golf van beroering is ons volk ejn grote wel daad bewezen door de Belgische vluchtelingen. Is dit de dingen op hun kop zetten en bewezen wij de weldaad aan hen? Natuurlijk deden wij dat, maar van de weeromstuit hebben wij er moreel duchtig van geprofiteerd. Wij waren er dan toch „bij" op een goede en christelijke manier. Bladerend in de foto's, die de redac tie mij zond en waarvan er enkele hier bij zijn gereproduceerd, kijk ik telkens weer naar de geredden van de getor pedeerde Britse kruisers. Zij, met hun baarden en hun petten, waren zij het, die, in Groningen geïnterneerd, later Henkie en het Kamerlid /verdrinken. Maar de baron was nog niet zo dronken of hij hield zjjn geweer bo ven zijn hoofd. En als er een eend op vloog had hij 'm. D'r was geen sloot te breed of te diep of wij gingen er door. als de Timbertown Follies zoveel vro lijkheid brachten in de Hollandse theaters? De vertwijfelde pogingen in de barakkenkampen van het veldleger brachten, het niet tot een zo charmant resultaat. Het zal altijd een voorbeeld blijven van echt-Engelse veerkracht en self-help, dat deze amateurs met elkaar tijdens hun onvrijwillig verblijf in ons land een alleraardigst cabaret-gezel schap vormden dat het vandaag best nog eens zou doen. JAN NIEUWENHUIS. Deze week, op Dinsdagmorgen 27 Juli, te 8 uur plaatselijke tijd dat was om 0.1 uur Nederlandse tijd viel er stilte over het oorlogsterrein in Noord-Vietman. De wapenstilstand, waartoe de delegaties te Genève juist een week tevoren hadden besloten, trad in werking voor deze belangrijk ste sector van het Indochinese front en maakte hier dus althans rechtens, voorgoed een einde aan de bittere ze venjarige strijd. Tot het laatste ogenblik toe echter hebben de soldaten van beide partijen de strijd voortgezet in het gebied van de delta van de Rode Rivier en tot het laatste ogenblik toe heeft de oorlog er zijn slachtoffers geëist. Een van Reu- ter's correspondenten heeft die laatste oorlogsnacht meegemaakt in een com mandopost ergens aan de weg tussen Hanoi en Vinh Yen en hij schrijft daar over enkele bijzonderheden, die wij aan onze lezers niet willen onthouden. Op vier mijl ten Noorden van de commandopost, waar de zg. IJzeren Divisie, een der voortreffelijkste Viet- minh-afdelingen, samengetrokken was, heerste volkomen rust, doch in een wijde halve cirkel, naar het Westen, Zuiden en Oosten, woedde de oorlog nog voort. Granaten en bommen en kogels verscheurden de nacht en het weerlichtte aan de hemel bij iedere explosie. Daar/in het veld, speelde zich het laatste bedrijf af tussen de batal jons van beide partijen. Op enige afstand van de comman dotoren ontspon zich terzelfder tijd een hardnekkige strijd om het leven van één enkele man: de communistische propaganda-agent. Voor de dag aan brak zou dit gevecht niet eindigen. De propagandist was, onder bescherming van een gewapende patrouille, tot vlak bij de Frans-Vietnamese stelling door gedrongen en met behulp van een me- gaphoon sprak hij de Vietnamese sol daten in de vesting toe om hen tot desertie over te halen. Reeds sinds twee nachten had hij zo, telkens van uit verschillende punten, zijn propa- ganda-offensief gevoerd, o.a. vanuit een pagode die dicht bij de vesting ligt. Deze avond lag een Algerijnse pa trouille rond die zelfde pagode in hin derlaag en wachtte op het ogenblik, dat de stem van de propagandist zich weer zou laten horen. Kort voor middernacht brak dat ogenblik aan. Van op een afstand ver hief zich, met regelmatige tussenpozen, een hoge, schriele stem. Geruime tijd later, nadat de stem een tijdlang ge- zwegen had, begon zij opnieuw, van v dichterbij nu, maar brak plotse- mg af toen een aantal mitrailleur salvo s plotseling door de nacht ratel- r.oü' A'SerÜnen hadden den pro- vuur" Selocabseerd en openden het m,EfAle„Gk waarschijnlijk, dat de com- latcr was>. doch een kwartier stem nnrvit schriele, doordringende den gehoord. Ditmaal open den mortieren het vuur en verjoegen de propagandist uit de onmiddellijke omgeving van de Franse post de naachtg Hende,de ^hele'rest van ui r u~ laatste oorloesnacht bleef hij onafgebroken zijn propa- gandaleuzen uitschreeuwen, hoewel R waarschijnlijk was, dat niemand in de vesting zijn woorden meer kon ver staan. Ditmaal waren er ook geen deserteurs. 6 Tegen de morgen hield het vuren geleidelijk op en twee uur voor het van kracht worden van het bestand trad stilte in over het gehele front. De zon ging op en het land, met de vele rode wegen die er doorheen lopen leek vrediger dan ooit. Groepjes boe ren en koelies met hun grote strooien hoeden verschenen op de wegen, bela den met koopwaar voor de markt in het nabije Phuc Yen. Een groep Vietminh-soldaten, pas1 losgelaten uit een Frans gevangen kamp, kwam voorbij, opgetogen met hun hoeden zwaaiend naar voorbijgan gers. De oorlog in deze streek was ce-1 eindigd. 6

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 5