JEUGD VOOR GOD
De weg van Jerusalem naar Jericho
MARIA ONZE HOOP
I DAGELIJKS 1
APOSTOLAAT I
DOOD EN VERRIJZENIS
ACTIE VOOR DE NAASTE
Hondenpraat
Arbeidersjeugd en de „Actie voor God"
hebben elkaar nodig
ZATERDAG 1 1 AUGUSTUS 1954
PAGINA 7
BEST
Leeft God in het arbeidsmilieu
Wat uit deze simpele verklaringen tot ons komt,
MAG NIET VERGETEN
WORDEN
Persoonlijke invloed
OOST
WEST
THUIS
In de frontlijn van het leven
Hoe dankbaar wij ook zijn, dat vooral in de laat-
I ste jaren een grote aandacht uitgaat naar de op
voeding van de arbeidersjeugd, wij mogen niet ver
geten dat deze jeugd zelf geroepen is hierin een
daadwerkelijke rol te vervullen, zo niet de belang
rijkste rol. Immers alles wat vóór hen gedaan wordt
is hulpmiddel, alles wat dóór hen zelf wordt gedaan
is resultaat. Indien men deze belangrijke taak ver
waarloost, door alleen heil te zien in wetten, voor
schriften en maatregelen ter bescherming, in het
oprichten van scholen en cursussen voor vorming
en ontwikkeling, in de aanstelling van leiders en
sociale werkers in de bedrijven, zal geen oplossing
worden gegeven aan de opvoeding van de katho
lieke arbeidersjeugd. Immers ook deze jongens en
meisjes zijn leden van Christus' Kerk, ook zij heb
ben de opdracht om zich in te zetten voor de in
standhouding en uitbreiding van die Kerk, ook zij
hebben een eigen apostolaatsopdracht te vervullen.
Wie dit niet kan geloven, wie dit vertrouwen niet
aan deze arbeidersjeugd kan geven, zal falen in de
opvoeding. Want opvoeding moet geschieden door
inschakeling van de jeugd zelf, door de zelfwerk
zaamheid. Hetzelfde is van toepassing op de vor
ming en opvoeding in het apostolaat.
Wij zullen hier enige jongens en meisjes zelf aan
het woord laten. Zij vertelden dit op de vraag:
„Wat waren je indrukken toen je kennismaakte
met het arbeidsleven?" Wie tussen de regels weet
door te lezen zal hen zeker begrijpen:
„Ik wist alleen de poort van de fabriek, toen
vroeg ik aan een ander meisje waar ik heen moest.
Ze wees in de richting van een portiershokje, zon
der iets te zeggen. Die portier vroeg een paar
dingen en zei dat ik kon doorlopen. Waar naar toe?
Ik wist het niet. Daarom liep ik maar met andere
meisjes mee. Ik hing mijn jas aan een kapstok,
maar zij werd er afgegooid door 'n ander meisje,
't Scheen dat ieder z'n eigen haak had, maar nie
mand zei me dat. Toen hing ik m'rt jas weer een
eind verder, maar hij werd nog wel drie maal er
afgegooid.
Toen alle meisjes aan hun werk waren, zag ik
wie de juffrouw was en ging naar haar toe. Ze
vroeg hoe ik heette, gaf me een plaats achter 'n
tafel, daar kreeg ik werk voor me, waarvan ik'nog
nooit iets gezien had. Niemand bemoeide zich er
mee, ik bracht er niets van terecht. Als ik iets
vroeg, kreeg ik zelfs geen antwoord.
Het heeft wel veertien dagen geduurd, voordat
ik een beetje wegwijs was en toen werd ik lang
zamerhand in de kring opgenomen.
Ik was op mijn hoede, want ik was bang,
waarvoor wist ik niet. Vanzelf voelde ik, dat ik
alleen stond in een koude, vreemde doch la
waaierige wereld. Was dit nu „werken", het
avontuur waar ik naar had verlangd?
Nadat ik bij een ploeg was ingedeeld, voelde ik
me eenzamer dan ooit, die kerels om je heen die
maar grijnslachten en het over je hadden op een
manier dat je een kleur kreeg. Ik lachte maar
wat mee, maar voelde me allerongelukkigst.
De eerste weken heb ik een verschrikkelijke
angst gehad. Ik heb gelopen, bijna iedere dag,
om aan die vuile grijpvingers te ontkomen
U begrijpt dat wel
.Ik ging voor het eerst naar de fabriek. Uit
gewoonte hield ik het aan om 's morgens naar
de kerk te gaan. Als ik op m'n werk kwam, had
ik m'n hoed nog op en moest dan nog m'n brood
eten. In het begin zei niemand iets, maar toen
men eenmaal wist dat ik 's morgens voor m'n
werk naar de kerk ging, waren de spotternijen
niet van de lucht. Ik was toen 15 jaar, stond al
leen en vanzelf hield ik er vlug mee op om 's
morgens nog naar de kerk te gaan."
Vele oudere arbeiders vergeten, dat ook
zij eens als jonge arbeider op het werk kwamen.
Het is niet altijd kwaad bedoeld, maar de jon
gens krijgen soms de indruk, alsof ze in het
voorportaal van de hel zijn beland
Zij komen als kind en men wil ze eventjes
volwassen maken. De gesprekken zijn onsmake
lijk, schunnig, lasterlijk en vol bedrog. Het be
gint met schunnigheden over meisjes en vrou
wen, dan volgt de godsdienst en de priesters, en
dan een wir-war van verhalen over patroons,
arbeid, vakbonden, vakkennis, sport en film.
Arbeidsvreugde beschouwt men als een slechte
mop, uitgevonden door kapitalisten."
Mijn indruk van al die mensen, hun ge
sprekken en handelwijze, is voortdurend als een
spiegel geweest die mij het werkelijke leven
toonde: meer een dierlijk dan een menselijk
leven. Ik ben God dankbaar, dat ik heb mogen
ontdekken, dat het zo niet is, dat het een over
dreven en onwaarachtig beeld is, maar als ik dan
denk aan die duizenden jongens en meisjes, die
er iedere dag inzitten en maar in die „spiegel"
kijken en er in geloven
Ik vraag' mezelf dikwijls af, hoe die vaders
zo kunnen doen. Veronderstel dat Uw kind de
fabriek komt binnenstappen of bij U op het werk
komt. Stel U dan voor, dat ze hem of haar de
zelfde praatjes vertellen die U zelf vertelt of mee
aanhoort, wat ZOU U DAN DOEN' U helpt Uw
kind toch zeker! Waarom laat U die andere kin
deren dan voortmodderen? Omdat ze toevallig
Uw naam niet dragen?"
dat is de noodkreet van een jeugd, die recht uit het
hart komt. Zij weten het niet nader te omschrijven,
zij kunnen geen oorzaken en achtergronden ver
klaren, zij zijn enkel getroffen omdat ze voelen, dat
God niet leeft in het werkmidden.
„Actie vóór God'' en de
arbeidersjeugd
Het is geen dwaasheid, geen utopie of onver
antwoordelijk gedoe, als men de arbeidersjeugd
geroepen acht tot apostolaat, vooral het apostolaat
in eigen dagelijks leven, in die duizenden levens
uitingen van iedere dag. Juist hieraan een christe
lijke opvatting geven en daardoor te leren een ka
tholieke levenshouding in het werkmidden tot stand
te brengen, daardoor mogelijk maken, dat ook het
werkmidden herkestend wordt door hen die er
iedere dag middenin leven en werken.
Christus incarneren in het arbeidsleven door hen
die er aanwezig zijn, dat is de opdracht die de ka
tholieke arbeidersjeugd wil vervullen. Maar zij
aanvaardt met beide handen de hulp van eenieder
die haar in deze opdracht wil steunen en zij
steunt elk initiatief, dat anderen ondernemen met
hetzelfde doel.
Van groot belang is daarom natuurlijk, dat allen
die op apostolaatsterrein werkzaam zijn, met elkaar
samenwerken. Het is onzinnig dit om bepaalde re
denen niet te doen. En hier ligt de grote band met
de „Actie voor God", welke wil steunen en stuwen,
het brede apostolaatswerk in het arbeidsmilieu.
Hier is een gezamenlijk optrekken aanwezig, welke
piachtige resultaten kan opleveren. De katholieke
arbeidersjeugd kan voortdurend de „Actie vóór
God op de hoogte houden van wat er leeft bij de
jeugd die werkt, wat de omstandigheden zijn van
hun arbeidsmilieus. Zij kan vooral ook de activi
teit van de „Actie vóór God" op eigen wijze uit
dragen in het arbeidsleven, zij staat er middenin
en zij moeten dus allereerst zelf die actie voeren.
De band die „Actie vóór God" en de Katholieke
Arbeiders Jeugdbeweging verbindt is, dat zij beide
werken aan eenzelfde opdracht, maar ieder voert
het op eigen wijze uit: de een is een orgaan om
hulpmiddelen te verlenen en de ander geeft daar
toe haar practische ervaringen en stelt zich be
schikbaar om de aangeboden hulp uitvoerbaar te
maken door de arbeidersjeugd zelf. Dit is een vorm
van samenwerking, welke wij toejuichen, want het
s een prachtige poging om samen iets te doen.
Moge heel katholiek Nederland dit beseffen, door
samen iets doen, en te weten dat haar steun ook
voor gezamenlijke actie wordt besteed. Daarom
alleen al is het te wensen dat de grote prijsvraag
voor de „Actie vóór God" bekroond wordt met een
klinkend succes.
L. F.
„Ik weet", aldus Hond tussen
twee buien in, „dat dit niet het
psychologisch moment is, om de
mensen te onderhouden over het
grote nut van het element H20,
in de volksstaart „water" ge
naamd. Toch blijft het de moeite
waard eens te wijzen op het ver
schijnsel, dat de mens over het
algemeen een houding van volko1-
men zelfbedrog aan de dag pleegt
te leggen, als het over water gaat.
Het sterkst komt dit zelfbedrog
nog tot uiting in de regentijd (on
geveer van Januari tot en met
December), wanneer de mensen,
met een blik op de bewolkte he
mel, elkander toevoegen: „Na re
gen komt zonneschijn". Dit is een
van die „wijze" menselijke
spreekwoorden, waarin een dui
delijke leugen voor eeuwen wordt
vastgelegd om van geslacht tot ge
slacht te kunnen worden overge
leverd en om generaties van men
sen en volken in valse hoop ge
vangen te kunnen houden- Wie
de berichten van De Bilt nauw
keurig bijhoudt, weet immers, dat
er na regen heel iets anders komt
dan zonneschijn. Men behoeft
slechts een weekje op vacantie te
gaan, om te beseffen dat na regen
regen komt. De ervaring van dui
zenden vacantiegangers ten spijt
blijft het spreekwoord echter be
staan met de hardnekkigheid van
de leugen, die (in tegenstelling
tot wat een ander menselijk
spreekwoord beweert) nimmer
door de waarheid wordt achter
haald.
Wat is dus het grote nut van
water, dat met stromen uit de he
mel valt? Het illustreert voor de
filosofisch aangelegde hond wat
hij in zijn eenvoudige honden
wijsheid reeds wist: alle mensen
wijsheid is betrekkelijk...."
„De actie „Voor God" is mij lief
vanwege de goede tijd. dat we hier
aan als student onder Pater Regout
gewerkt hebben", schreef mij
iemand, nu in de bladen de stukken
zijn losgekomen over de herrezen
actie, die Zondag de financiële fun
dering gaat krijgen.
Deze man was „jeugd" in de jaren
1937 tot de oorlog. En als „jeugd"
heb ik hem met Pater Regout bezig
gehoord in diens propvolle kamer
aan de Molenstraat. Vóór de bom
men rond die kamer rinkelden was
Regout al dood. Als martelaar voor
Gods zaak. In een concentratiekamp.
De eerste actie „Voor God" kent
meer van die martelaren. Hein Hoe
ben en kapelaan Van Lierop, die sa
men sinds 1933 encyclieken naar
Duitsland doorgaven en Duitse bis-
gchopsbrieven tot schande van het
regiem aan de grote klok van de
wereldpers hingen. Titus Brandsma,
wie de vorming van pul,]jcke
opinie zo zeer ter harte ging, dat hij
het leven er hij inboette.
Ik kan begrijpen, dat een jongere uit die
jaren nu nog schrijft, de actie „Voor God"
is mij hef. Want Regout stak de brand in
die knapen. Huurde leegstaande winkel
panden dat kon toen nog en zette
hen met een stapel vliegende bladen, bro
chures, affiches, een rappe tong en een
vurig hart m zo r> „vliegende winkel" en
leerde ze zo timmeren langs de weg die
voor iedere mens leidt van Jerusalem naar
Jericho, vol kans om beursgeslagen en
geestelijk geplunderd te worden.
Is er zoveel veranderd?
Het is nu allemaal anders. Allemaal?
Dat is betrekkelijk, je kunt misschien
hoogstens zeggen, dat er geen panden meer
zijn voor „vliegende winkels". Maar daar
kunnen we iets anders op vinden. De vlie
gende winkels zjjn gestabiliseerd tot „Open
peuren en er staan paters en catechisten
in. Prachtig. Maar wat let ons om er dan
maar met „rijdende winkels" op uit te
trekken? In Engeland en Duitsland trekken I
kapelwagens rond, jn ons iand alleen nog
maar rijdende bibliotheken. Waarom zou
je niet dromen van een' misschien wat
wilde maar broodnodige kruising van die
twee in Amsterdam West, Moerwijk of
Ovcrschie? Is het allemaal zo anders?
In die dagen had de jeugd haar V-6 ac-
ue „Voor God verkennen, verzamelen,
verspreiden, verenigen en nog zo'n paar.
Misschien is dat te geheimzinnig of te
leuze-achtig voor nu. De jeugd wil open
heid en directheid. Uitstekend. Maar bij j
Vanuit de dood en vanuit de
wanhopige situatie van de mens
kunnen we begrijpen, wat het feest
van Maria ten Hemelopneming
voor ons betekent. In haar zien we,
hoe ver en diep de Verlossing van
Christus ingrijpt in geheel het
menselijke geslacht.
In feite immers, zo hebben we
reeds gezegd, is de dood door de
zonde Veroorzaakt. De dood is als
het ware het uiterlijk aangezicht
van de zonde. Maar ook: toen
Christus de dood overwon, over
won Hij ook de zonde.
In haar, de onbevlekte, die n0°'*
aangeraakt is door de schaduw van
zonde, zien we, wat het ze®g®"
een zo unieke en innige ba"d
Verlosser, met het Leven zen e
houden, zien we, watz
onder de invloed van Christus Verlos
sing- te staan. Dit geldt ook voor ons.
En dit wil niet alleen zeggen, dat
we niet verloren gaan of dat we altijd
gelukkig zullen zijn naar onze ziel.
Laten we eerlijk zijn; dit zou ons
tegenvallen. We willen leven, en niet
sterven. En met leven bedoelen we
leven naar ziel en naar lichaam. We
zijn mens en we willen als mens blij
ven leven, als mens eeuwig leven.
Welnu, zegt God ons door Maria's Ten
Hemel Opneming, ge zult leven, naar
ziel en lichaam!
Voorwaarde voor de opstanding
Zeker de traditie houdt, dat Maria
gestorven is, zoals ook Christus, maar
deze dood was geen ondergang, maar
de voorwaarde van de opstanding uit
De dood staat niet alleen aan het
einde van elk mensenleven, maar
staat ook aan het begin, en bege
leidt geheel het leven z'onder op
houden. Men heeft het menselijke
leven wel eens genoemd één lang
gerekt sterven. En is dat niet zo?
Tot de definitie van het leven be-
hoort de dood. Ik kan me het leven
niet voorstellen zonder de tocht
naar het einde. Vanzelfsprekend
komt dan de vraag, wat betekent
de dood. Is er nog een hierna
maals. Is de dood, hef sterven het
einde van alles? Als de mens niet
meer is dan zijn lichaam, als het
leven van de mens samenvalt met
zijn lichamelijke leven dan is de
dood het onherroepelijke einde.
Dan is er nog alleen maar plaats
voor de wanhoop. Ik wanhoop im
mers dan, wanneer er helemaal
geen oplossing is voor een zieke,
die door de dokter is opgegeven.
Er is geen hoop meer. Maar is
iedere mens niet opgegeven? Een
paar jaar tijds speelt geen rol.
Toch diep in ons hart kunnen
wij dat niet aannemen. Ik ben als
mens meer dan mijn lichaam, en
ik ben me bewust, dat met de dood
niet alles ten einde is. Maar wat
dan? Dit is het grote probleem der
mensheid de eeuwen door. Mythen,
culturen, godsdiensten zijn ont
staan, om hier een oplossing aan
te geven, om de mens zo richting
te geven in zijn leven en waardig
heid aan de dood.
Als christenen weten we, dat de
dood nog erger is, dan hij eruit ziet.
We weten, dat de dood de straf is
voor de zonde, dat het leven wel
is waar niet ophoudt na de dood,
maar nog veel erger wordt, wan
neer we in z'onde zijn. De zondige
mens is de wanhopige mens; de
mens, die geen uitkomst meer ziet
en vindt. Gelukkig geloven we
ook. dat Christus de oplossing
bracht en met de zonde ook de
dood uit de wereld heeft gehol
pen.
H. B.
de doden. Zo is Maria juichend uit het
graf, uit de schaduwen van de dood
opgestaan. Met Christus was zij meer
dan wij en op een geheel uniek plan
verbonden met Christus, is ze gestor
ven en met Christus is zij ook reeds
verrezen. De Verlossing werkte on
middellijk in haar uit.
Zo is deze gebeurtenis uit het ver
leden, .een onderpand van ons eigen
verlangen naar de onsterfelijkheid
niet alleen, maar ook naar het volle
menselijke eeuwige leven.
Ook wij zijn met Christus verbon
den in een innige band. Zo is de Ver-
Een „actie voor God". Een actie van
geloofsversterking en geloofsverdie
ping, voor een inniger gebedsleven,
voor een vuriger hoop op Zijn genade
werking. Een actie van liefde tot God!
En het tweede gebod, hieraan gelijk:
de liefde tot de naaste, tot de even
mens. De liefde tot „Gods beeld en ge
lijkenis".
Liefde tot God en liefde tot de naas
te zijn onverbrekelijk en noodzakelijk
één. „Als iemand zegt: ik heb God lief,
maar zi.m broeder naat, Hij is een leu
genaar!"
De rijke jongen wilde zijn actie voor
God, en vroeg Christus naar de pro
grammapunten. „Dat alles heb ik on
derhouden; wat ontbreekt me nog?"
..Als ge volmaakt wilt zijn, ga dan
verkopen wat ge bezit, geeft het aan
de armen, en ge zult een schat m de
hemel bezitten. Kom dan en V0'S Mij.
Maar toen de jongeling dit woord ver
nam, ging hij treurig heen; want hij
had vele bezittingen!"
Het lijkt er vaak op dat wij erg rijk
zijn! Allemaal rijke jongeren, die
„treurig heengaan", als liefdebewijzen
werden gevraagd.
We „drukken" ons. De Evangelische
beginselen eisen consequenties. Onze
activiteit voor God ook actie voor me
demensen. Anders zijn wij „leuge
naars", die „treurig heengaan" juist
dan als het er op aankomt.
Eerste christenheid:
een sociaal ideaal
Dat was nu eigenlijk pas een volle
dig gericht zijn op God. Het mondde
uit, bewees zich zelf, in een hechte
gemeenschappelijkheid. „Ziet hoe zij
elkander liefhebben," zeiden de an
dersdenkenden. En juist die gemeen
schapszin en broederlijkheid bleken
een grote aantrekkingskracht. Een
werfkracht voor het christendom. Een
sociaal ideaal voor steeds meer joden
en heidenen. En Gods genade vond
ontvankelijkheid, „het zaad viel in
goede aarde En de Heer bracht iedere
dag meer geredden bijeen", staat er te
lezen in de Handelingen (II, 43/47).
Dat „En" duidt op een conclusie uit
een voorafgaande passage: „Allen leef
den in vrees. De apostelen verrichtten
vele wonderen en tekenen. En al de
gelovigen waren ten nauwste verenigd,
en bezaten alles in gemeenschap. Zij
verkochten have en goed en verdeel
den het onder elkander, naar ieders
behoefte. Iedere dag bezochten zij een
drachtig de tempel en thuis braken zij
het brood. Zij genoten hun voedsel in
opgeruimdheid en eenvoud van hart.
Zij loofden God en stonden in gunst
bij heel het volk. En de Heer bracht
iedere dag meer geredden bijeen".
Dat was de eerste christenheid. Een
bloeiende, hechte gemeenschap in actie
voor God!
En ónze handelingen
En nu, anno 1954, is „de wereld"
meer dan Judea en ommelanden maar
héél de gemeenschap op aarde. Nü
wordt er verteld, dat twee-derde van
die mensengemeenschap honger lijdt!
Dat twee-derde in ziekte en ellende
leeft! Dat 500 millioen kinderen van
de 900 millioen, die er op de wereld
zijn, slecht gekleed, ondervoed en zie
kelijk hun korte leven moeten slijten.
Dat zij maar 1/10 van onze levenskan
sen en onze welvaart hebben. En zitten
wij nu met de armen over elkaar.' Is
dat ons gemeenschapsbesef? Is dat
ónze universaliteit?
Wij constateren geloofsafval op
grote schaal!
Waar is onze werfkracht? De ge
meenschapszin en broederlijkheid van
de eerste christenheid? Waar is de
verbaasde uitroep „Ziet hoe zij elkan
der liefhebben".
De handelingen der Apostelen be
schrijven ons de wervende christenge-
meenschap. De handelingen van ons.
Toch hebben wij breed-uit kansen om
handelingen te stellen. Juist wij met
lossing van Christus ook in ons ver
werkelijkt. Niet alleen zijn we naar
de ziel vergoddelijkt, maar ook is in
ons lichamelijk leven de kiem van de
opstanding gelegd. „Wie in mij ge
looft, zegt Christus, heeft het eeuwig
leven". Eeuwig leven in de schriftuur-
taal betekent niet alleen leven naar
de ziel, maar ook naar het lichaam.
Dus het eeuwig leven is nu al in ons.
Andere betekenis
We zeggen natuurlijk; maar we
moeten toch sterven. Wie ontkomt
aan deze algemene wet? Niemand,
zelfs Christus niet, zelfs Maria niet.
Dus ook wij niet. Maar het sterven
krijgt voor ons een andere betekenis.
Het wordt geen teken van ondergang,
maar van opgang. Dit is de laatste
crisis, welke de mens moet ondergaan,
de laatste en volledige ontluistering.
Dit sterven is de voorwaarde van ons
leven: „als de graankorrel sterft, zal
ze honderdvoudige vrucht voortbren
gen". „Stirb und werde", zegt de grote
dichter Goethe. Sterf, maar sterf om
te leven. Hoe werkelijk geldt dit voor
iedere christen. Hij gaat slechts ten
onder, om des te stralender eenmaal
uit het graf op te staan, omdat de
christen verbonden is met Christus,
het Leven zelf. Dit is onze hoop. Hier
aan kunnen wij niet twijfelen. In het
feest van Maria Ten Hemel Opneming,
dat we morgen vieren, vieren we
zeker de voorbije gebeurtenis, zo be
langrijk in het leven van Maria, maar
we vieren er tegelijk onze eigen toe
komst mee. Een van ons, een mens
zoals wij, met een lichaam zoals wij,
heeft de dood overwonnen en is uit
het graf opgestaan. Zo zullen ook wij
het eenmaal doen, wanneer wij niet
Christus, het Leven verbonden blij
ven. Dit feest is ook ons feest hét
feest van onze vreugde en van' onze
hoop en toekomst.
H. B.
onze internationale .organen en ouzp
moderne techniek. UNO? Dat is méér
dan veiligheidsraad en veto-recht
Wel eens gehoord van UNICEF 'het
speciale UNO-Kindernoodfonds?En
van de actie „PLEIN AZIë" (giro
100200, Den Haag) die de openbare
mening in beweging wil brengen voor
broederlijkheid van wereldformaat,
die geweten wil wakker schudden en
het „naar ieders behoefte" internatio
nale werkelijkheid wil helpen maken?
Grijpt dan Uw kans als het U ernst
is met het Evangelie. Als het U ernst
is met Uw eigen activiteit voor God.
De Heer wacht op onze daadwerke
lijke naastenliefde, om ook nu weer
iedere dag meer geredden bijeen te
brengen.
P. RECKMAN
Het hoogtepunt van de reizende
tentoonstelling, ingericht door de
Actie „Voor God" vormt de hier
afgebeelde moderne interpretatie
van het thema „de Emmaüs
gangers".
Dit vraagt mensen die die duw geven.
Mensen die niet alleen de mond vol heb
ben over God, maar die Hem ook zicht
baar, tastbaar, voelbaar, bereikbaar we
ten te maken. Die aan „getuigen" weer
die oorspronkelijke betekenis van marte
laarschap durven verbinden. Die Samari
taan zijn langs de levensweg van de men
sen om hen heen, wegenwachter, helper
in nood. Die voor mensen, die denken
niets meer te verwachten te hebben, het
uitzicht naar Christus weer openbreken
Niet ieder behoeft bladen te verspreiden,
brochures aan de man te brengen, „vlie
gende brigades" te vormen en zeepkist
predikant te zijn, hoewel: sta klaar als je
dit gevraagd wordt of als voor andere
activiteiten je hulp wordt ingeroepen.
Maar de publieke opinie-vorming, de
openbare meningsbeïnvloeding zal on
vruchtbaar zijn zonder het klankbord van
de persoonlijke beïnvloeding, zonder de
back-ground van een persoonlijk en apos
tolisch leven voor God.
alle verschillen tussen toen en nu staat
één ding als een paal boven water: de
kansen om geestelijk beurs geslagen en
geplunderd te worden langs de levensweg
zijn minstens even groot zo niet stukken
groter dan toen. Je behoeft werkelijk nog
geen honderden brieven per dag te krijgen
van ontredderde of radeloze jongeren om
te beseffen hoe met de dag sterker getrok
ken wordt aan een jonge mens in het
volle leven. Maar ik geloof eerlijk, dat
zelfs de jeugd, die zichzelf afschrijft van
God en godsdienst, of die meent God te
kunnen haten omdat er geen uitkomst
daagt, niet zo maar per statistiek of cij
ferreeks gerekend mag worden tot de
„jeugd zonder God". Inderdaad, je be
hoeft bij een jongen in vertwijfeling waar
schijnlijk niet met Godsbewijzen aan te
komen, want al krijgt hij geen speld tussen
elk van de vijf, hij wil er niet aan. Hij
wil zien, tasten, ervaren. In al zijn ver
twijfeling zoekt hij en in al zijn verbitte
ring hoopt hij op licht. Ergens zoekt de
mens zijn god en zo lang hij de ware en
goede God niet vindt, blijft hij zichzelf zijn
goden scheppen.
Gidsen gevraagd
Maar waar zoekers zijn, worden gidsen
gevraagd. Of misschien mag ik het anders
zeggen. Vraag me wat de jeugd „Voor
God" kan doen en ik zou willen zeggen:
wegenwacht zijn. Een wegenwacht is
voortdurend langs de weg, ruikt op. lange
afstand al als er iemand panne heeft,
weet feilloos de defecten op te sporen en
te herstellen en helpt de meest hopeloze
weer fiks aan de start.
Er is een periode geweest waarin jon
gens of meisjes actie „Voor God" meen
den te voeren, wanneer zij sluitzegels van
deze actie plakten op de fietsen voor een
rood vergader-lokaal. Dat kon toen mis
schien. Maar nu moet dat anders. Niet de
sluitzegel die af-sluit, maar het gesprek
dat open-breekt, de vriendschap die ver
warmt, moet het tastbare bewijs leveren
dat God goed is omdat je zelf goed pro
beert te ziin.
Dit zal de kerngedachte moeten zijn
voor de jongeren die „Voor God" willen
werken. Je kunt toch niet bepaald zeg
gen, dat de openbare mening en al wat je
rondom ziet en hoort sterk van God ge
tuigt. Niet alleen omdat kerktorens ver
dwijnen achter huizenblokken en fabrie
ken of omdat er helemaal geen kerkto
rens meer gebouwd mogen worden. Maar
in wat je verder hoort en ziet en ervaart,
is God doorgaans doodgewoon afwezig.
Hij is er buiten gehouden.
Je hoort niet van Hem. Ze doen eenvou
dig of Hij er niet is, of Hij niet bestaat,
en dat is in de grond heel wat erger en
funester voor de samenleving, dan toen
ze in de jaren twintig of dertig priesters
najouwden op straat of doodskoppen
en moord-en-brand leuzen kalkten op
kerkmuren. Je kunt je dat nu bijna niet
meer voorstellen. Maar het is nu eigenlijk
veel erger. Doodzwijgen, doen of iemand
lucht is, is veel moordender dan schelden
en slaan. En zo schijnt het God nu te ver
gaan. Hij is voor velen „lucht". Men praat
niet meer over Hem. Hij is de grote af
wezige. Terwijl wij Hem juist zo hard no
dig hebben. Terwijl de enige duw die de
wereld er bovenop kan helpen de duw
in Zijn richting is. „De radicale wending
naar God toe" heeft de koningin dit ge
noemd. 6