Wolff en Deken herdacht
Zijn grafiek geëxposeerd in Haags Gemeentemuseum
Tentoonstelling bij de Benedictinessen in Egmond
Een etsnaalddie
vleien en haten
kan
j Goede biografie j
Amsterdam-Canada via
de Noordpool
ZATERDAG 18 SEPTEMBER 1954
PAGINA 3
Te uitvoerig?
Twee-eenheid
I
Mozaïek
Vergunning gevraagd voor
nieuwe luchtlijn
PICASSOl DE RUSTELOZE
De zeer uitgebreide Picasso-ten-
toonstelling in het Haags Gemeen
te Museum geeft een nagenoeg
sluitend overzicht van Picasso's
grafisch oeuvre, al omvat het
daarvan slechts een bescheiden
deel. Wij hebben u het vorig jaar
reeds uitvoerig over Picasso als
graficus geschreven, ter gelegen
heid van de toenmalige expositie in
het Stedelijk Museum van Am
sterdam. De indrukken die wij
daar destijds opdeden worden nu
in Den Haag niet gewijzigd, maar
zij worden zowel uitgebreid als in
een stelliger contour gezet. Vooral
de lange rij etsen uit het begin der
jaren '30, de serie van de beeld
houwer en zijn model in allerlei
situaties voor een plastiek ge
plaatst, de series der minotaurus-
sen, etsen uit „de chef d'oeuvre
inconnu" van Honoré de Balzac, de
Amours de Jupiter et Sémelé", de
„Vrouwen voor Rembrandt", het
zijn alle evenzovele overrompelen
de indrukken van een meester
schap dat in onze dagen zijn weer
ga niet kent en dat het op stuk
van zeldzame virtuositeit, gepaard
aan een verrukkelijke klaarheid,
tegen de beste meesters uit het
verleden kan opnemen.
Geen lesje
De meeste dezer prenten zijn in niet
meer dan enkelvoudige lijnen gedaan,
een uiterst eenvoudig schrift door de
etsnaald in het koper gekrast met de
stalen zuiverheid en spanning van
schaatskrullen op zingend ijs. Het be
wonderenswaardigste daarbij is dat
deze lijnen in die simpele zuiverheid
naar de aard van het gegeven hun
karakter wijzigen, het is geen van
buiten geleerd lesje, wat ermee ver
toond wordt; het is niet de stereotypie
"an een recept, uitgevonden en toege
past omwille ener demonstratie. Het
zijn altijd lijnen met karakter en me1
een telkens eigen wijze van spreken.
Zij vleien en drelen in de vrouw die
door de kentaur omhelsd wordt en in
Semele bij het fluisteren van Jupiter,
maar in de eerste prent zijn zij sen
sueel en fluwelig rondend, in de tweede
schrijft een uiterst luciede spirituali
teit, kraakdun en ijl als tinkelen van
glas.
Soms wordt dit schrift een diep en
snijdend gekras als in de stervende
Minotaurus van 26 Mei 1933, elke
haal is daar een plastisch ontwerp,
zoals ook in het „cirkus-tafereel"
waarin bovendien de sterk gecompo
neerde slingering der plastische cur
ven een wervelende vaart uitdrukt.
De Minotaurus „stervend in arena"
van 30 Mei '33, eveneens in enkele
karakterrijke lijnen getrokken, is uit
deze tijd en uit het gehele latere
oeuvre van Picasso een der
weinige prenten die ook een bijzon
der diepe gevoelsexpressie weten
over te dragen, het is een aangrij
pende klacht.
De prenten uit 1904 en '05
Voor het overige stelt men bij alle
bewondering toch vast dat, hoewel
Picasso's prenten bijzonder rijk aan
verbeeldingskracht en poëzie zijn,
deze poëzie meer uit overmaat van
intelligentie dan van een rijk gemoed
geboren werd. Juist in dit opzicht
kwamen onze vervolledigde indrukken
in een stelliger raam te staan.
Het komt ons voor dat Picasso's ge
moed zich voor eens en altijd eigenlijk
reeds heeft uitgesproken en uitgeput
in de jaren 1904 en 1905. De enkele
waarlijk diep aansprekende prenten die
hij in die tijd maakte, blijven als men
selijk getuigenis in heel zijn grafisch
oeuvre onovertroffen ook door de zo
juist besproken rijke opbrengst uit de
jaren '30'34. Ik heb ook de stellige
indruk dat zij het daarom tegen de oor
delende tijd beter zullen uithouden dan
zijn ongetwijfeld menigmaal veel vir-
tuozer werk uit de zeer productieve
mensenleeftijd die hij daarna nog ge
werkt heeft, werk dat uit een oogpunt
van intelligentie en beeldende inventi
viteit toch volstrekt uniek is, terwijl die
grafiek- uit 1904 en 1905, hoe aangrij
pende en hoe persoonlijke kunstwerken
het ook zijn, ook als menselijk getui
genis toch wel de mindere blijven van
menig kunstwerk uit het verleden.
Intelligentie en ziel
Voor wie goed onderscheidt tussen
intelligentie en „ziel" schijnen mij de
verwarrende raadsels rond Picasso's
wezenlijke betekenis en zijn reputatie
opgelost. Ook als vormgevend beginsel
kan de intelligentie slechts in schijn de
gehele „ziel", nog liever gezegd: de ge
hele „mens" vervangen. Maar ander
zijds: in schijn kan zij het in die poging
een heel eind brengen, en de trompe
1' oeuil zal des te volkomener zijn naar
mate er minder „afstand" bestaat tus
sen de apperceptie en het spel tussen
het geestelijk klimaat van het publiek
en dat waaruit de intelligentie van de
acteur zijn requisieten haalt.
Men heeft wel eens gewezen op sus
pecte overeenkomsten welke van jaar
tot jaar zouden zijn aan te wijzen tus
sen de nieuwste ethnografische vond
„Le repos frugal', een vroege ets (1904) van Picasso.
sten uit de laatste halve eeuw en de
telkens onmiddellijk daarop volgende
nieuwigheden in Picasso's vormexperi
menten. Men kan hem daarmee geen
plagiaat verwijten: zijn verbeeldingen
zijn volstrekt persoonlijk, en onder
geen zijner werken behoeft men zijn
handtekening, om onmiddellijk te we
ten wie ze maakte. Maar dergelijke ob
servaties als boven genoemd, leggen
toch een bijzonder accent op Picasso's
durende behoefte aan vorm-adoptatie
ter aanvulling van een leemte in de
diepte zijner eigen existentie, een be
hoefte die des te gulziger verslindt om
dat zijn geest geen rust kent.
Demon
Dat is een van de meest verbazing
wekkende eigenschappen welke hij in
zijn oeuvre openbaart: de bezigheids
behoefte, de maak-, de verander-, de
ontleed-, de verstoor- en de beweeg-
drift bij een minder dan gering ver
mogen tot echte en durende contem
platie. In de series van eenzelfde on
derwerp ziet men van het begin tot het
einde telkens onrustbarender en moei
lijker bedwongen de demon opdringen
van een alles omwoelende furie. In de
zelfportretten van Rembrandt die hij
hartstochtelijk schijnt te bewonderen,
schijnt hij de diepe verstilling van de
ziel niet gezien te hebben: hij geeft er
grafische vertalingen van die in blik
semende korte halen en haken als van
razende roofdiernagels, alleen de beze
ten scheppingswoede uitschrijven. Die
„vertalingen" zijn ook uiterst merk
waardig als blijk van strikt grafische
virtuositeit omdat zij met niets dan die
kleine furieuze etsnaald-houwtjes, in
zuiver grafische hiëroglyphen de in
druk reproduceren van Rembrandtiek
licht, alleen en dit wijst weer op Pi
casso's stoor- en beweegdrift hier
schijnt dit licht in vlammen op te krul
len, het is of men ze hoort knetteren.
Drinkebroers
Ook in de prent der twee drinke
broers die hij etste omtrent Mei '33,
geeft hij zulk een uniek blijk van gra-
phisch vermogen, vooral in de uitvoe
rig getekende hand met het bierglas,
die uit niets dan a.h.w. leesbare krasjes
is opgebouwd, beeldende „letter"tekens
a.h.w. Een ander voorbeeld hiervan is
nog zijn interpretatie van Rodin's „de
Balzac"; nooit heb ik iets zo roofgierig
ontleed gezien, noch ook zulk een
schaamteloos perfide zelfbelijdenis,
noch zulk een naakte graphiek.
Ook een doek van Cranach wordt
hem aanleiding tot eigenzinnige ver
taling en verstoring, tot vergroving
ook, maar vooral tot verheviging van
rhythme en antithesen. Ook kinderte
keningen grijpt hij aan om er zijn tur
billerende demon op los te laten, en
kindergelaten zijn hem een onuitputte
lijke aanleiding om ze voor zijn eigen
ziel te veroveren in tekens en exact
schrift maar zij laten zich zo niet
roven!
Alles wat zijn felle ogen zien trou
wens, heel de uiterlijke wereld om hem
heen, ook de wereld van zijn herinne
ring, ook de wereld die 't lezen van de
H. Schrift en van de dichters hem toe
voert, is hem een gegeven dat zichtbare,
leesbare, exacte vorm behoeft en daar
na opgetuigd of bewogen, verdeeld van
de ene vorm-abstractie in de andere ge
voerd moet worden. Op een en dezelfde
dag grijpt hij drie verschillende onder
werpen aan die hem ondanks veelsoor
tige vertalingen van voorafgaande da
gen bleven achtervolgen of ontwijken,
drie maal is hij dan totaal verschillend
van inhoud en temperament: zacht
aardig onthult hij liefelijkheid en gratie
in de corpulentie van een jonge vrouw,
een uur later verkeert hij met dolle
stieren in de arena en wederom op die
zelfde dag ontluistert en ontmaakt hij
een meisjesgelaat met wrange levens
haat.
Het gaat cr niet om wie Picasso is,
het gaat er om dat zijn verstand en zijn
vingers iets omhanden hebben. Er is
misschien in de kunsthistorie geen an
der voorbeeld van zulk een rusteloze
bezigheids-drift als deze talentrijkste
en gevaarlijkste vertegenwoordiger van
onze eigentijdse beeldende kunst, wiens
oeuvre als graficus reeds zou volstaan
om zijn Je ven productief te noemen, al
wordt het in omvang geëvenaard door
zijn oeuvre als beeldhouwer en maker
van kleinplastieken en overtroffen door
zijn oeuvre als schilder.
K. S.
Vandaag herdenkt Viis-
singen Betje Wolff en
Aagje Deken.
Er is in het stedelijk
museum, hetzelfde mu
seum waar de vorige
maand de geniale teke
ningen van Constantin
Guys te zien waren,
Wolff en Deken-tentoou-
stelling, er zijn spreek
beurten en er wordt een
toneelstuk „Daatje Le
nend" opgevoerd. Dat
alles ter ere van de
150-jarige herdenking
van het vrijwel gelijk-
tijdig overlijden der
beide schrijvende harts
vriendinnen op 5 en 13
November 1804. De her
denking heeft plaats te
Vlissingen omdat Betje
Wolff-Bekker daar op 24
Juli 1738 werd geboren.
Jeugdportret van Betje Wolff.
(O. I. inkttekening)
HET heeft daar in Vlissingen niet
lang geduurd voor Betje zich als
de toekomstige schrijfster aankon
digde. Op haar zesde jaar schreef zij
al gedichten .verdiepte zij zich in de
vaderlandse geschiedenis en kende zij
de meest boeiende van de bijbelver
halen die in het streng Calvinistische
koopmansgezin Bekker werden voorge
lezen, van buiten. Het kennen was ech
ter niet genoeg voor Betje. Zij had, zo
jong als ze was, een eigen kijk op de
zaak. Dat bijvoorbeeld Jozef van Egypte
rijk en gelukkig in het land van de Nijl
vertoefde zonder zijn vader op de hoog
te te stellen van zijn verblijfplaats, was
volgens Betje niet in de haak. Boven
dien vond zij Jozef's dromen bepaald
heerszuchtig Zij is dan13 jaar.
Het is nog maar een kinderlijke cri-
tiek die zij hier levert, maar het staaltje
is buitengewoon onthullend voor de
aard van Betje's levendige geest. Men
herkent in deze ene opmerking reeds
vele facetten van haar later schrijver
schap. Reeds als 13-jarig „theologantje"
weigert zij zich bij gevestigde meningen
neer te leggen. Zij durft oorspronkelijk
te zijn, al is het nog maar in een naïef
verwijt aan een bijbelse figuur. Boven
dien laat zij in die Jozef-critiek iets
blijken van haar doorzicht in menselijke
haast geen remmen meer, het geen haar
bijna noodlottig wordt. Want op een van
de jolige feestjes waaraan zij te Vlissin
gen deelnam, had ze een stormachtige
ontmoeting met een vrolijke vaandrig.
Het tweetal gaat er Betje is dan 17
jaar een paar dagen vandoor. Dat
pen, moet zich bewust zijn wat rond de
helft van de 18e eeuw in de geesten van
denkers en dichters leefde.
Dat heeft dr Ghijsen zeer goed voor
geeft een heel schandaal in Vlissingen. ogen gehad bij het schrijven van haar
Maar in hetzelfde jaar waarin de wilde
romance met vaandrig Gargon plaats
had, is Betje, vermoedelijk tot ieders
verbazing, in het huwelijk getreden met
de ruim tweemaal zo oude dominee
boek. Het sombere sentimentalisme der
Engelse dichters, de natuurverheerlij-
king van Rousseau, de eerste schuchtere
pogingen tot verfrissing in de kinder-
Wolff die in de Beemster woont en zijn
innge vrouw daarheen meeneemt. opvoeding, de romans van Richardson,
Daarmee is Betje's Vlissingse periode het zijn allemaal verschijnselen die grote
betekenis hebben gehad voor Betje en
die in een of andere periode in haar
werk terug te vinden zijn. Zeer direct is
zij bovendien betrokken bij de godsdien
stige geschillen in ons protestantse Hol
land tussen de „rekkelijken" en de
„fijnen" waarbij haar vrijmoedig en
open standpunt velen afstoot en
zelfs bij de politiek, die in de dagen
voor de Franse Revolutie ook bij ons
niet zonder woelingen was. Dat alles is
in het boek van dr Ghijsen uitvoerig
jonge vrouw daarheen meeneemt.
Daarr
voorbij.
OVER die Vlissingse jaren spreekt op
de herdenkingsbijeenkomst in het
Vlissingse Concertgebouw vandaag
mej. dr H. C. M. Ghijsen, een der beste
Wolff- en Deken-spesialisten die ons land
rijk is. Juist dezer dagen verscheen van
haar hand een lijvige biografie over de
twee onafscheidelijke schrijfsters, geti-
verwikkelingen. Want heeft zij in de beschreven. Soms is zelfs de vrees niet
grond niet gelijk met haar verwijten?
Tenslotte tekent zich hier, in de repri
mande aan het adres van Jozef van
Egypte. Betje's drang af om met haar
opmerkingen iets te verbeteren, om het
mensdom lering te schenken, een ideaal
dat zij heeft beleden vanaf haar eerste
stichtelijke versjes tot in de grote brief
romans die later in samenwerking met
Aagje Deken ontstonden.
Schandaal in Vlissingen
Ter verbetering van het mensdom
wilde de jonge Betje schrijven Daartoe
las zij abbé Pluche, Lucretia van Mer
ken, Labruyére. Pope en allerlei andere
schrijvers, die haar leeftijdgenootjes nog
ver boven de muts gingen. Zij studeer
de hard voor een jong meisje. Wellicht
is het alleen aan het Franse bloed van
haar moeder te danken, dat zij by al
die jeugdige studie, en nota bene in een
Zeeuws-Calvinistisch milieu, toch zo'n
rumoerige spring-in-'t-veld bleef, een
spontane bakvis vol geestige invallen en
vrijmoedigheid
Na het vroegtijdig overlijden van
haar moeder kende deze vrijmoedigheid
teld „Dapper Vrouwenleven". Dit is een
zeer opmerkelijk boek, een biografie met
een breedheid van opzet zoals men ze in
ons land al te weinig kent. Veelal hou
den onze levensbeschrijvers zich op de
vlakte, en stellen zij zich tevreden mei
:en vage karakteristiek of met feitelijk
heden van de levensroman, zonder de
vensfeiten te toetsen aan de stromin
gen van de tijd.
Vooral bij figuren als Betje Wolff, die
zo intensief deelnam aan het geestelijk
ongegrond dat het al te uitvoerig be
schreven wordt. Dat is dan een andere
typische fout van Nederlandse biografen.
Zij hebben zich geducht op de hoogte
gesteld van alles wat met de geportret
teerde te maken heeft, maar zij weten de
veelheid van gegevens niet te schiften
tot het meest wezenlijke overblijft. De
nauwkeurigheid van het wetenschappe
lijk onderzoek staat de grote greep op
leven van haar tijd, is zo'n eenzijdigheid de persoonlijkheid in de weg. Niet ge-
funest. Wie Betje Wolff wil portretteren,
san niet volstaan met vertelsels hoe zij
leefde in de Beemster, studerend aan de
lessenaar tegenover die van haar man,
uitgaande met de grand-monde of spran
kelende gesprekken voerend met de
intellectuelen die haar gezelschap zoch
ten. Het is niet voldoende haar te
karakteriseren als een pittig, ongedurig
jong vrouwtje, intens geïnteresseerd in
htel is dr Ghijsen aan dit gevaar ont
snapt, al dient gezegd dat zeker het
eerste deel van haar Wolff-biografie een
bijzonder levendig en helder karakter
beeld van de blijmoedige Betje geeft.
IS Aagje Deken's weinig spectacu
laire jeugd /an haar 6de tot haar
KLOOSTERZUSTERS AAN HET WEEFGETOUW
Verscholen in het rondom op
schietend groen en afgetekend te
gen de golvende horizon van de
nabije duinen-rij, doet het klooster
der zusters Benedictinessen te Eg-
mond (binnen), ontworpen naar
eigen plan, reeds bij voorbaat sym
pathiek aan. Zulk een wei-gekozen
ligging moet wel geheel overeen
komstig de smaak zijn van de H.
Lioba, haar patrones, een der
meest bekende medewerksters van
Sint Bonifatius, de grote Bisschop
die steeds in alles zo geheel en al
bleef wat hij met hart en ziel was:
monnik van Sint Benedictus. Boni
fatius en Sinte Lioba, de abdis van
Tauberbischofsheim, hielden er
van hun klooster te plaatsen in een
geschikte omgeving, vol rust en
natuurschoon, opdat zij des te meer
zouden kunnen zijn wat van hen
verwacht werd: middelpunten van
christelijk leven en christelijke be
schaving.
Zonder enige aanmatiging willen de Eg-
mondse zusters van het Sint Lioba-kloos-
ter eigentijdse erfgenamen van deze goede
tradities zijn welke stammen uit de eer
ste tijd van het christendom m onze West-
Europese streken. Sedert 1935. hetzelfde
jaar waarin een begin werd gemaakit met
het herstel der oude abdij, heeft de Sint
Lioba-Stichting zich gunstig ontwikkeld.
Jonge vrouwen die leven wilden naar De-
proefde monastieke wijze, traden hier in
en een jonge, frisse Benedictijnse gemeen
schap groeide en kwam tot bloei.
Bidden en werken
Deze hedendaagse vrouwen grijpen be
wust terug naar een óorspronkelijk ideaal.
Zij erkennen het primaatschap en de voor
rang van het Benedictijnse „Opus Dei
Zevenmaal daags komen zij samen in haar
kapel, waar altaar, communie-tafel en
zoldering door haar zelf gemaakt zijn uit
het eikenhout van een gesloopte molen,
om er de getijden te bidden en zij zingen
er Iedere morgen de Convents-Mis, opge
dragen door een der monniken van de
nabije abdij. Doch zij houden er evenzeer
de goddelijke lezing en de arbeid der han
den in ere, het Benedictijnse „Labora".
Meer dan veertienhonderd jaren geleden
heeft de wijze monniks-vader. de Wetge
ver van Monte Cassino, Sint Benedictus,
zo het leven van zijn kinderen, zonen en
dochters geregeld. Aan de dagelijkse doe-|
ning en bedrijvigheid der zijnen binnen j
het slot van het klooster heeft hij de ge
richtheid gegeven op God. Alles ademt
in een Benedictijns huis deze goede reli-
gieuse sfeer. De dingen ontvangen van
daar hun wijding en zin. De H. Patriarch
gaat zelfs zo ver dat hij zelfs de meest
gewone gebruiksvoorwerpen beschouwd:
en behandeld wil zien als waren het hei-1
lige altaar-vaten.
Het werk der handen
Uit deze geest van godsdienstigheid nu
wordt ook de kunst geboren die door de
zusters Benedictinessen van Sint Lioba
beoefend wordt. Deze immers heeft geen
andere oorzaak en bron. Er is weliswaar
een uiterlijke aanleiding waarom zij zich
hieraan gewijd hebben, maar ook deze
ligt weer geheel in de lijn van de Bene
dictijnse regel en tradities Deze vrouwen
willen verwezenlijken wat Sint Benedictus
als ideaal voorhoudt: dat zijn volgelingen
dan pas waarlijk de kloosterlijke geest
bezitten als zij evenals de Apostelen en
de Oud-Vaders door het werk van hun
handen in eigen levensonderhoud voor
zien.
De arbeid, ook die van de handen, heeft
in Benedictijnse geest, een eigen adel en
verhevenheid. De Heilige Patriarch heeft
dan ook in zijn regel een afzonderlijk
hoofdstuk, niet enkel over het dagelijks
werk in het algemeen, maar in het bijzon
der nog over datgene dat verricht wordt
door de „artifces'' in het klooster, diege
nen die de practische kunst of het am
bacht verstaan.
Sint Benedictus laat de uitoefening van
deze „artes" afhangen van andere dan al
leen maar_ artistieke factoren. Dan pas als
de geestelijke, innerlijke instelling daarbij
zuiver is, laat hij de beoefening toe.
Kunst-beoefening moet voortkomen van
binnen uit, door een inwendige drang die
op zijn beurt weer heenleidt naar de oor
sprong van alles, God. Godsdienstigheid,
religiositeit is daarom bij uitstek het ken
merk ook van de door Benedictijnse kloos
terlingen beoefende kunst.
Dit beginsel kan wel mede als een der
voornaamste sleutels beschouwd worden
die ons het wezen openbaart van de ver
schillende voorwerpen waarvan de zusters
Benedictinessen van Sint Lioba te Eg-
mond Binnen sinds de laatste week van
Augustus j.l. een tentoonstelling hebben
ingericht in een gedeelte van haar gasten
verblijf O'4 werk in weef-, schilder-,
beeldhouw-, miniatuur- en ceramiek-
kunst bezit een door en door innig reli
gieus karakter. Het is stemming-vol en ge
wijd, tot zelfs in de meest gewone dingen
toe. Het wezen van alles is hier merkbaar
en aanschouwelijk en niet verdoezeld on
der bijkomstigheden of vreemde bijvoeg
sels.
l ragment van het wandtapijt „Oogstdankfeest" op de tentoonstelling der
Zusters Benedictinessen.
Zien en horen
Egmond (binnen) is per trein te
bereiken vanuit Castricum, Heiloo
of Alkmaar; een aansluitende bus
verbinding (men doet evenwel
goed die even van te voren bij een
of ander reisbureau of bij het
klooster van Sint Lioba zelf aan te
vragen) brengt de bezoekers ter
plaatse. Men zal met Benedictijnse
hoffelijkheid ontvangen worden en
de rondleidende zuster met warme
overtuiging horen spreken over het
leven en werken van deze zo ge
heel eigentijdse Benedictinessen.
Zij vertelt over het spinnen van de wol
en het kweken van zijde-rupsen. Zij doet
ons verbaasd staan met verhalen over het
zoeken van kruiden en planten in de
duinen, waaruit allerlei kleurstoffen be
reid worden. Zij geeft uitleg over de tech
niek van weven pottenbakken, tekenen,
schilderen en beeldhouwen in hout en
steen. Zij verzuimt als goede Benedictius
niet te spreken over de Liturgie en de be
leving ervan. Als vanzelf komt men in de
ban van het gehoorde en geziene. Men be
seft dat Sint Lioba inderdaad iets te zeg
gen en te bieden heeft.
Wij achten deze tentoonstelling die tot
in de eerste week van de Advent eind
November, begin December duurt, daarom
van uitzonderlijk belang. Wij waarderen
deze kunst als een zeer nobele uiting van
een fijn-religeuse geest en schrijven haar
een richtingaanduidende betekenis toe.
Hoezeer zou de aankleding van onze wo
ningen en verblijven, dus niet alleen ker
ken of kapellen, ermee gebaat zijn als men
hier eens gaat kijken.
Wij zagen er zowel wand- als vloerta
pijten, gobelins, Smyrna's, gordijnen, ta
felkleden enz. alles met de hand gespon
nen en handgeweven. Wij vernamen dat
het juist op dit gebied vooral zal zijn dat
de werkzaamheid der zusters zich verder
zal ontplooien. Wij menen dat zij alle
kansen van slagen zullen hebben.
Geen zoetelijke atelierkunst
Deze kunst grijpt langs de Italiaanse
mozaiekkunst hier toegepast op het
weefsel van zuivere wol, terug op het
natuurlijke wezen der dingen zelf De
taal der christelijke symboliek is weer
hoorbaar en wie de smaak daarvoor
niet door de veelal wanstaltige produc
ten van onze omgeving geheel verloren
heeft, verstaat, haar gemakkelijk. De
heldere kleuren van het handweefwerk
dat we hier mochten bewonderen,
de vraagstukken van de dag, in nieuwe 27ste jaar leefde zij binnen de muren
boeken en nieuwe vrienden, of met cita- van het weeshuis d'Oranjeappel de
ten uit haar brieven haar geestigheid oorzaak dat het tweede deel van dr
aan te tonen. Wie Betje Wolff wil begrij- Ghijsen's boek heel wat minder boeiend
is geworden dan het eerste
Vóór de tien glorie jaren van het
schrijfstersduo, die van 1778 tot 1788
duren, heeft Aagje's levensverhaal wei
nig om het lijf. Het mist de stormen en
de hoogtepunten die Betje Wolff's jon
ge jaren hun karakter gaven. En wan
neer de perfecte samenwerking van
het tweetal eenmaal in volle gang is,
wanneer de verzamelde jongeren van
Nederland met hun problemen naar
de villa .Lommerlust" in Beverwijk
trekken om het advies der blijmoedig-
wijze dames te vernemen, wanneer
feuilleton-lezen Nederland dreigt de
hele „Willem Leevend" te zullen ver
brand indien de romance van Wil
lem en Lotje niet gunstig zal verlopen,
wanneer kortom de beide schrijfsters,
elkaar aanvullend en beïnvloedend, het
hoogste van hun kunnen hebben be
reikt, dan is het als met iedere biogra
fie: met de voltooing van de innerlijke
groei is het menselijk-boeiende van de
gestalte grotendeels verdwenen.
Feiten en achtergronden blijven be
langwekkend, maar de grote acteur op
de voorgrond heeft opgehouden zijn
publiek in spanning te houden. Literair-
historisch is het tweede deel van „Dap
per Vrouwenleven" minstens zo knap
en zo indringend geschreven als het eer
ste. De behandelde periode werd niet
in de Rijp en Beverwijk de Nederlandse
roman geboren? is van minstens zo
veel gewicht als die uit de jonge jaren
van Betje Wolff. Maar wat van dit boek
mvergetelijk blijft zijn niet de his
torisch belangrijke feiten. Wat ons bij
blijft is het scherp getekend beeld van
een jonge vrouw in haar stormachtige
ontwikkeling, het beeld van de jeugdige
Betje Wolff levendig, pikant, onafhan
kelijk en met een zin voor practische
deugdbeoefening die al haar vlinder
achtige lichtzinnigheden ver overscha
duwt. P.
N a.v. „Dapper Vrouwenleven"
door dr H. C. M. Ghijsen Uitg.
van Gorcum, Assen.
spreekt van vreugde, of het nu een
vloerkleed of een paarse boete-stola is.
De glans van de paradijselijke schep
ping ligt uitgespreid over dit werk
Priesterlijke kasuifels en koorkappen
hangen er met sierlijk-neervallende
brede plooien: de oud-Romeinse statie
en gratie van het kleed is herleefd. Een
communiekleed een palla, een albe be
zit de verrukking van het zuivere lin
nen. Daardoor juist, door deze gave
stof. deze harmonische vormgeving en
deze sobere symbolische versiering
krijgt alle werk hier een stoer karakter
De liturgische cultuur heeft iets man
nelijks, het blijkt uit deze voorwerpen.
Hetgeen in Sint Lioba wordt vervaar-
ligd, heeft niet de aard van een zoete-
'ijk paramenten-atelier, maar alles
wordt gezien en behandeld overeen
komstig het wezen en de wezenlijke be-
temming der dingen. Zo is het mogelijk
'at men ook het vrouwelijke, het brui-
«lijke waar het van pas is, tot zijn
ille recht laat komen.
Is het veelvormig tapijtweven de ene
chting waarin de kunst van Sint Lioba
zich beweegt, die der mozaiek is een an
dere welke de voorkeur heeft. Eenvoudig
majestueus is net tympaan boven die twee
grote openstaande deuren welke uitzicht
geven op de zaal met het gobelin van het
oogstdankfeest. Het blauw en het goud
komt dankbaar uit tegen het grijs, een
wonderlijke kleurencombinatie die het
stralende Kruismysterie naar de woorde
lijke tekst van de liturgie aanschouwelijk
voor ogen plaatst Wij proeven hier hoe
zeer deze kunst haar diepe oorsprong
heeft in een verinnigde beleving van de
goddelijke cultus
Het uitgesproken religieus karakter is
kenmerkend met enkel voor het kerkelijk
werk maar ook voor wat bedoeld is om
onze woningen te sieren. Het werk van
Sint Lioba heeft een ver-strekkende apos<
tolische betekenis, omdat het een sfeer in
onze omgeving van kerk en huis helpt
scheppen, die nader brengt tot God. Men
leert hier in schoonheid naar God gaan
en bidden.
Zeer zuiver in alle simpelheid zijn de
twee ontworpen kapelletjes met de acht
zaligheden, voorgesteld in de raampjes
van glas-mozaiek De compositie van het
geheel: het altaar als tafel des Heren met
het altaarkruis dat als een omrankte le
vensboom opbloeit uit de schedel van
Adam vertoont een innerlijke verbonden
heid evenals de ontworpen Kerststal die
zonder meer subliem is: een gouden licht
valt tegen het mozaiek van de achterwand
waarop de engelen en herders de os en
de ezel zijn afgebeeld, heel bescheiden op
de achtergrond maar, om alle aandacht te
trekken op het figuurtje van het in hout
gesneden Christus-Kind. Dit maakt een
indruk die tot aanbidding dringt.
En dèt is juist de bedoeling van heel
deze kunst: neenleiden naar God Men on
dergaat met onzegbare dankbaarheid al
de ervaringen die men hier opdoet. Met
deze tentoonstelling openbaren de Eg-
mondse zusters van Sint Lioba ons haar
nobele Benedictijnse geest. Wij hebben er
oprechte eerbied voor.
Maakten we reeds eerder melding van
de luchtvaartlijn, welke de Scandinavi
sche luchtvaartmaatschappij S.A.S. van
Stockholm uit gaat onderhonden via de
Noordpool naar Canada, als tweede voor
deze Noordelijke route heeft zich dezer
dagen de Canadian Pacific Airlines aan
gemeld. Deze maatschappij heeft namelijk
de Canadese regering vergunning ge
vraagd om een luchtlijn te onderhouden
van Vancouver naar Amsterdam eveneens
via de Noordpool.
De C. P. A. L. heeft Amsterdam als
Europees eindpunt van de lijn gekozen,
omdat men hier niet te maken heeft met
speciale rechten en ongemakken op het
gebied van immigratie- en douaneforma
liteiten, terwijl deze stad bovendien zeer
centraal gelegen is ten opzichte van de
voornaamste steden in Europa. De vlucht
op de 4825 mijls route Is berekend op ze
ventien uur met een tussenlanding De
route zal 1000 mijl korter zijn dan de be-
DOM. ADELBERT O.S.B. staande via f^ontreal en Londen.