Wolff en Deken herdacht Zijn grafiek geëxposeerd in Haags Gemeentemuseum Tentoonstelling bij de Benedictinessen in Egmond Een etsnaalddie vleien en haten kan j Goede biografie j Amsterdam-Canada via de Noordpool ZATERDAG 18 SEPTEMBER 1954 PAGINA 3 Te uitvoerig? Twee-eenheid I Mozaïek Vergunning gevraagd voor nieuwe luchtlijn PICASSOl DE RUSTELOZE De zeer uitgebreide Picasso-ten- toonstelling in het Haags Gemeen te Museum geeft een nagenoeg sluitend overzicht van Picasso's grafisch oeuvre, al omvat het daarvan slechts een bescheiden deel. Wij hebben u het vorig jaar reeds uitvoerig over Picasso als graficus geschreven, ter gelegen heid van de toenmalige expositie in het Stedelijk Museum van Am sterdam. De indrukken die wij daar destijds opdeden worden nu in Den Haag niet gewijzigd, maar zij worden zowel uitgebreid als in een stelliger contour gezet. Vooral de lange rij etsen uit het begin der jaren '30, de serie van de beeld houwer en zijn model in allerlei situaties voor een plastiek ge plaatst, de series der minotaurus- sen, etsen uit „de chef d'oeuvre inconnu" van Honoré de Balzac, de Amours de Jupiter et Sémelé", de „Vrouwen voor Rembrandt", het zijn alle evenzovele overrompelen de indrukken van een meester schap dat in onze dagen zijn weer ga niet kent en dat het op stuk van zeldzame virtuositeit, gepaard aan een verrukkelijke klaarheid, tegen de beste meesters uit het verleden kan opnemen. Geen lesje De meeste dezer prenten zijn in niet meer dan enkelvoudige lijnen gedaan, een uiterst eenvoudig schrift door de etsnaald in het koper gekrast met de stalen zuiverheid en spanning van schaatskrullen op zingend ijs. Het be wonderenswaardigste daarbij is dat deze lijnen in die simpele zuiverheid naar de aard van het gegeven hun karakter wijzigen, het is geen van buiten geleerd lesje, wat ermee ver toond wordt; het is niet de stereotypie "an een recept, uitgevonden en toege past omwille ener demonstratie. Het zijn altijd lijnen met karakter en me1 een telkens eigen wijze van spreken. Zij vleien en drelen in de vrouw die door de kentaur omhelsd wordt en in Semele bij het fluisteren van Jupiter, maar in de eerste prent zijn zij sen sueel en fluwelig rondend, in de tweede schrijft een uiterst luciede spirituali teit, kraakdun en ijl als tinkelen van glas. Soms wordt dit schrift een diep en snijdend gekras als in de stervende Minotaurus van 26 Mei 1933, elke haal is daar een plastisch ontwerp, zoals ook in het „cirkus-tafereel" waarin bovendien de sterk gecompo neerde slingering der plastische cur ven een wervelende vaart uitdrukt. De Minotaurus „stervend in arena" van 30 Mei '33, eveneens in enkele karakterrijke lijnen getrokken, is uit deze tijd en uit het gehele latere oeuvre van Picasso een der weinige prenten die ook een bijzon der diepe gevoelsexpressie weten over te dragen, het is een aangrij pende klacht. De prenten uit 1904 en '05 Voor het overige stelt men bij alle bewondering toch vast dat, hoewel Picasso's prenten bijzonder rijk aan verbeeldingskracht en poëzie zijn, deze poëzie meer uit overmaat van intelligentie dan van een rijk gemoed geboren werd. Juist in dit opzicht kwamen onze vervolledigde indrukken in een stelliger raam te staan. Het komt ons voor dat Picasso's ge moed zich voor eens en altijd eigenlijk reeds heeft uitgesproken en uitgeput in de jaren 1904 en 1905. De enkele waarlijk diep aansprekende prenten die hij in die tijd maakte, blijven als men selijk getuigenis in heel zijn grafisch oeuvre onovertroffen ook door de zo juist besproken rijke opbrengst uit de jaren '30'34. Ik heb ook de stellige indruk dat zij het daarom tegen de oor delende tijd beter zullen uithouden dan zijn ongetwijfeld menigmaal veel vir- tuozer werk uit de zeer productieve mensenleeftijd die hij daarna nog ge werkt heeft, werk dat uit een oogpunt van intelligentie en beeldende inventi viteit toch volstrekt uniek is, terwijl die grafiek- uit 1904 en 1905, hoe aangrij pende en hoe persoonlijke kunstwerken het ook zijn, ook als menselijk getui genis toch wel de mindere blijven van menig kunstwerk uit het verleden. Intelligentie en ziel Voor wie goed onderscheidt tussen intelligentie en „ziel" schijnen mij de verwarrende raadsels rond Picasso's wezenlijke betekenis en zijn reputatie opgelost. Ook als vormgevend beginsel kan de intelligentie slechts in schijn de gehele „ziel", nog liever gezegd: de ge hele „mens" vervangen. Maar ander zijds: in schijn kan zij het in die poging een heel eind brengen, en de trompe 1' oeuil zal des te volkomener zijn naar mate er minder „afstand" bestaat tus sen de apperceptie en het spel tussen het geestelijk klimaat van het publiek en dat waaruit de intelligentie van de acteur zijn requisieten haalt. Men heeft wel eens gewezen op sus pecte overeenkomsten welke van jaar tot jaar zouden zijn aan te wijzen tus sen de nieuwste ethnografische vond „Le repos frugal', een vroege ets (1904) van Picasso. sten uit de laatste halve eeuw en de telkens onmiddellijk daarop volgende nieuwigheden in Picasso's vormexperi menten. Men kan hem daarmee geen plagiaat verwijten: zijn verbeeldingen zijn volstrekt persoonlijk, en onder geen zijner werken behoeft men zijn handtekening, om onmiddellijk te we ten wie ze maakte. Maar dergelijke ob servaties als boven genoemd, leggen toch een bijzonder accent op Picasso's durende behoefte aan vorm-adoptatie ter aanvulling van een leemte in de diepte zijner eigen existentie, een be hoefte die des te gulziger verslindt om dat zijn geest geen rust kent. Demon Dat is een van de meest verbazing wekkende eigenschappen welke hij in zijn oeuvre openbaart: de bezigheids behoefte, de maak-, de verander-, de ontleed-, de verstoor- en de beweeg- drift bij een minder dan gering ver mogen tot echte en durende contem platie. In de series van eenzelfde on derwerp ziet men van het begin tot het einde telkens onrustbarender en moei lijker bedwongen de demon opdringen van een alles omwoelende furie. In de zelfportretten van Rembrandt die hij hartstochtelijk schijnt te bewonderen, schijnt hij de diepe verstilling van de ziel niet gezien te hebben: hij geeft er grafische vertalingen van die in blik semende korte halen en haken als van razende roofdiernagels, alleen de beze ten scheppingswoede uitschrijven. Die „vertalingen" zijn ook uiterst merk waardig als blijk van strikt grafische virtuositeit omdat zij met niets dan die kleine furieuze etsnaald-houwtjes, in zuiver grafische hiëroglyphen de in druk reproduceren van Rembrandtiek licht, alleen en dit wijst weer op Pi casso's stoor- en beweegdrift hier schijnt dit licht in vlammen op te krul len, het is of men ze hoort knetteren. Drinkebroers Ook in de prent der twee drinke broers die hij etste omtrent Mei '33, geeft hij zulk een uniek blijk van gra- phisch vermogen, vooral in de uitvoe rig getekende hand met het bierglas, die uit niets dan a.h.w. leesbare krasjes is opgebouwd, beeldende „letter"tekens a.h.w. Een ander voorbeeld hiervan is nog zijn interpretatie van Rodin's „de Balzac"; nooit heb ik iets zo roofgierig ontleed gezien, noch ook zulk een schaamteloos perfide zelfbelijdenis, noch zulk een naakte graphiek. Ook een doek van Cranach wordt hem aanleiding tot eigenzinnige ver taling en verstoring, tot vergroving ook, maar vooral tot verheviging van rhythme en antithesen. Ook kinderte keningen grijpt hij aan om er zijn tur billerende demon op los te laten, en kindergelaten zijn hem een onuitputte lijke aanleiding om ze voor zijn eigen ziel te veroveren in tekens en exact schrift maar zij laten zich zo niet roven! Alles wat zijn felle ogen zien trou wens, heel de uiterlijke wereld om hem heen, ook de wereld van zijn herinne ring, ook de wereld die 't lezen van de H. Schrift en van de dichters hem toe voert, is hem een gegeven dat zichtbare, leesbare, exacte vorm behoeft en daar na opgetuigd of bewogen, verdeeld van de ene vorm-abstractie in de andere ge voerd moet worden. Op een en dezelfde dag grijpt hij drie verschillende onder werpen aan die hem ondanks veelsoor tige vertalingen van voorafgaande da gen bleven achtervolgen of ontwijken, drie maal is hij dan totaal verschillend van inhoud en temperament: zacht aardig onthult hij liefelijkheid en gratie in de corpulentie van een jonge vrouw, een uur later verkeert hij met dolle stieren in de arena en wederom op die zelfde dag ontluistert en ontmaakt hij een meisjesgelaat met wrange levens haat. Het gaat cr niet om wie Picasso is, het gaat er om dat zijn verstand en zijn vingers iets omhanden hebben. Er is misschien in de kunsthistorie geen an der voorbeeld van zulk een rusteloze bezigheids-drift als deze talentrijkste en gevaarlijkste vertegenwoordiger van onze eigentijdse beeldende kunst, wiens oeuvre als graficus reeds zou volstaan om zijn Je ven productief te noemen, al wordt het in omvang geëvenaard door zijn oeuvre als beeldhouwer en maker van kleinplastieken en overtroffen door zijn oeuvre als schilder. K. S. Vandaag herdenkt Viis- singen Betje Wolff en Aagje Deken. Er is in het stedelijk museum, hetzelfde mu seum waar de vorige maand de geniale teke ningen van Constantin Guys te zien waren, Wolff en Deken-tentoou- stelling, er zijn spreek beurten en er wordt een toneelstuk „Daatje Le nend" opgevoerd. Dat alles ter ere van de 150-jarige herdenking van het vrijwel gelijk- tijdig overlijden der beide schrijvende harts vriendinnen op 5 en 13 November 1804. De her denking heeft plaats te Vlissingen omdat Betje Wolff-Bekker daar op 24 Juli 1738 werd geboren. Jeugdportret van Betje Wolff. (O. I. inkttekening) HET heeft daar in Vlissingen niet lang geduurd voor Betje zich als de toekomstige schrijfster aankon digde. Op haar zesde jaar schreef zij al gedichten .verdiepte zij zich in de vaderlandse geschiedenis en kende zij de meest boeiende van de bijbelver halen die in het streng Calvinistische koopmansgezin Bekker werden voorge lezen, van buiten. Het kennen was ech ter niet genoeg voor Betje. Zij had, zo jong als ze was, een eigen kijk op de zaak. Dat bijvoorbeeld Jozef van Egypte rijk en gelukkig in het land van de Nijl vertoefde zonder zijn vader op de hoog te te stellen van zijn verblijfplaats, was volgens Betje niet in de haak. Boven dien vond zij Jozef's dromen bepaald heerszuchtig Zij is dan13 jaar. Het is nog maar een kinderlijke cri- tiek die zij hier levert, maar het staaltje is buitengewoon onthullend voor de aard van Betje's levendige geest. Men herkent in deze ene opmerking reeds vele facetten van haar later schrijver schap. Reeds als 13-jarig „theologantje" weigert zij zich bij gevestigde meningen neer te leggen. Zij durft oorspronkelijk te zijn, al is het nog maar in een naïef verwijt aan een bijbelse figuur. Boven dien laat zij in die Jozef-critiek iets blijken van haar doorzicht in menselijke haast geen remmen meer, het geen haar bijna noodlottig wordt. Want op een van de jolige feestjes waaraan zij te Vlissin gen deelnam, had ze een stormachtige ontmoeting met een vrolijke vaandrig. Het tweetal gaat er Betje is dan 17 jaar een paar dagen vandoor. Dat pen, moet zich bewust zijn wat rond de helft van de 18e eeuw in de geesten van denkers en dichters leefde. Dat heeft dr Ghijsen zeer goed voor geeft een heel schandaal in Vlissingen. ogen gehad bij het schrijven van haar Maar in hetzelfde jaar waarin de wilde romance met vaandrig Gargon plaats had, is Betje, vermoedelijk tot ieders verbazing, in het huwelijk getreden met de ruim tweemaal zo oude dominee boek. Het sombere sentimentalisme der Engelse dichters, de natuurverheerlij- king van Rousseau, de eerste schuchtere pogingen tot verfrissing in de kinder- Wolff die in de Beemster woont en zijn innge vrouw daarheen meeneemt. opvoeding, de romans van Richardson, Daarmee is Betje's Vlissingse periode het zijn allemaal verschijnselen die grote betekenis hebben gehad voor Betje en die in een of andere periode in haar werk terug te vinden zijn. Zeer direct is zij bovendien betrokken bij de godsdien stige geschillen in ons protestantse Hol land tussen de „rekkelijken" en de „fijnen" waarbij haar vrijmoedig en open standpunt velen afstoot en zelfs bij de politiek, die in de dagen voor de Franse Revolutie ook bij ons niet zonder woelingen was. Dat alles is in het boek van dr Ghijsen uitvoerig jonge vrouw daarheen meeneemt. Daarr voorbij. OVER die Vlissingse jaren spreekt op de herdenkingsbijeenkomst in het Vlissingse Concertgebouw vandaag mej. dr H. C. M. Ghijsen, een der beste Wolff- en Deken-spesialisten die ons land rijk is. Juist dezer dagen verscheen van haar hand een lijvige biografie over de twee onafscheidelijke schrijfsters, geti- verwikkelingen. Want heeft zij in de beschreven. Soms is zelfs de vrees niet grond niet gelijk met haar verwijten? Tenslotte tekent zich hier, in de repri mande aan het adres van Jozef van Egypte. Betje's drang af om met haar opmerkingen iets te verbeteren, om het mensdom lering te schenken, een ideaal dat zij heeft beleden vanaf haar eerste stichtelijke versjes tot in de grote brief romans die later in samenwerking met Aagje Deken ontstonden. Schandaal in Vlissingen Ter verbetering van het mensdom wilde de jonge Betje schrijven Daartoe las zij abbé Pluche, Lucretia van Mer ken, Labruyére. Pope en allerlei andere schrijvers, die haar leeftijdgenootjes nog ver boven de muts gingen. Zij studeer de hard voor een jong meisje. Wellicht is het alleen aan het Franse bloed van haar moeder te danken, dat zij by al die jeugdige studie, en nota bene in een Zeeuws-Calvinistisch milieu, toch zo'n rumoerige spring-in-'t-veld bleef, een spontane bakvis vol geestige invallen en vrijmoedigheid Na het vroegtijdig overlijden van haar moeder kende deze vrijmoedigheid teld „Dapper Vrouwenleven". Dit is een zeer opmerkelijk boek, een biografie met een breedheid van opzet zoals men ze in ons land al te weinig kent. Veelal hou den onze levensbeschrijvers zich op de vlakte, en stellen zij zich tevreden mei :en vage karakteristiek of met feitelijk heden van de levensroman, zonder de vensfeiten te toetsen aan de stromin gen van de tijd. Vooral bij figuren als Betje Wolff, die zo intensief deelnam aan het geestelijk ongegrond dat het al te uitvoerig be schreven wordt. Dat is dan een andere typische fout van Nederlandse biografen. Zij hebben zich geducht op de hoogte gesteld van alles wat met de geportret teerde te maken heeft, maar zij weten de veelheid van gegevens niet te schiften tot het meest wezenlijke overblijft. De nauwkeurigheid van het wetenschappe lijk onderzoek staat de grote greep op leven van haar tijd, is zo'n eenzijdigheid de persoonlijkheid in de weg. Niet ge- funest. Wie Betje Wolff wil portretteren, san niet volstaan met vertelsels hoe zij leefde in de Beemster, studerend aan de lessenaar tegenover die van haar man, uitgaande met de grand-monde of spran kelende gesprekken voerend met de intellectuelen die haar gezelschap zoch ten. Het is niet voldoende haar te karakteriseren als een pittig, ongedurig jong vrouwtje, intens geïnteresseerd in htel is dr Ghijsen aan dit gevaar ont snapt, al dient gezegd dat zeker het eerste deel van haar Wolff-biografie een bijzonder levendig en helder karakter beeld van de blijmoedige Betje geeft. IS Aagje Deken's weinig spectacu laire jeugd /an haar 6de tot haar KLOOSTERZUSTERS AAN HET WEEFGETOUW Verscholen in het rondom op schietend groen en afgetekend te gen de golvende horizon van de nabije duinen-rij, doet het klooster der zusters Benedictinessen te Eg- mond (binnen), ontworpen naar eigen plan, reeds bij voorbaat sym pathiek aan. Zulk een wei-gekozen ligging moet wel geheel overeen komstig de smaak zijn van de H. Lioba, haar patrones, een der meest bekende medewerksters van Sint Bonifatius, de grote Bisschop die steeds in alles zo geheel en al bleef wat hij met hart en ziel was: monnik van Sint Benedictus. Boni fatius en Sinte Lioba, de abdis van Tauberbischofsheim, hielden er van hun klooster te plaatsen in een geschikte omgeving, vol rust en natuurschoon, opdat zij des te meer zouden kunnen zijn wat van hen verwacht werd: middelpunten van christelijk leven en christelijke be schaving. Zonder enige aanmatiging willen de Eg- mondse zusters van het Sint Lioba-kloos- ter eigentijdse erfgenamen van deze goede tradities zijn welke stammen uit de eer ste tijd van het christendom m onze West- Europese streken. Sedert 1935. hetzelfde jaar waarin een begin werd gemaakit met het herstel der oude abdij, heeft de Sint Lioba-Stichting zich gunstig ontwikkeld. Jonge vrouwen die leven wilden naar De- proefde monastieke wijze, traden hier in en een jonge, frisse Benedictijnse gemeen schap groeide en kwam tot bloei. Bidden en werken Deze hedendaagse vrouwen grijpen be wust terug naar een óorspronkelijk ideaal. Zij erkennen het primaatschap en de voor rang van het Benedictijnse „Opus Dei Zevenmaal daags komen zij samen in haar kapel, waar altaar, communie-tafel en zoldering door haar zelf gemaakt zijn uit het eikenhout van een gesloopte molen, om er de getijden te bidden en zij zingen er Iedere morgen de Convents-Mis, opge dragen door een der monniken van de nabije abdij. Doch zij houden er evenzeer de goddelijke lezing en de arbeid der han den in ere, het Benedictijnse „Labora". Meer dan veertienhonderd jaren geleden heeft de wijze monniks-vader. de Wetge ver van Monte Cassino, Sint Benedictus, zo het leven van zijn kinderen, zonen en dochters geregeld. Aan de dagelijkse doe-| ning en bedrijvigheid der zijnen binnen j het slot van het klooster heeft hij de ge richtheid gegeven op God. Alles ademt in een Benedictijns huis deze goede reli- gieuse sfeer. De dingen ontvangen van daar hun wijding en zin. De H. Patriarch gaat zelfs zo ver dat hij zelfs de meest gewone gebruiksvoorwerpen beschouwd: en behandeld wil zien als waren het hei-1 lige altaar-vaten. Het werk der handen Uit deze geest van godsdienstigheid nu wordt ook de kunst geboren die door de zusters Benedictinessen van Sint Lioba beoefend wordt. Deze immers heeft geen andere oorzaak en bron. Er is weliswaar een uiterlijke aanleiding waarom zij zich hieraan gewijd hebben, maar ook deze ligt weer geheel in de lijn van de Bene dictijnse regel en tradities Deze vrouwen willen verwezenlijken wat Sint Benedictus als ideaal voorhoudt: dat zijn volgelingen dan pas waarlijk de kloosterlijke geest bezitten als zij evenals de Apostelen en de Oud-Vaders door het werk van hun handen in eigen levensonderhoud voor zien. De arbeid, ook die van de handen, heeft in Benedictijnse geest, een eigen adel en verhevenheid. De Heilige Patriarch heeft dan ook in zijn regel een afzonderlijk hoofdstuk, niet enkel over het dagelijks werk in het algemeen, maar in het bijzon der nog over datgene dat verricht wordt door de „artifces'' in het klooster, diege nen die de practische kunst of het am bacht verstaan. Sint Benedictus laat de uitoefening van deze „artes" afhangen van andere dan al leen maar_ artistieke factoren. Dan pas als de geestelijke, innerlijke instelling daarbij zuiver is, laat hij de beoefening toe. Kunst-beoefening moet voortkomen van binnen uit, door een inwendige drang die op zijn beurt weer heenleidt naar de oor sprong van alles, God. Godsdienstigheid, religiositeit is daarom bij uitstek het ken merk ook van de door Benedictijnse kloos terlingen beoefende kunst. Dit beginsel kan wel mede als een der voornaamste sleutels beschouwd worden die ons het wezen openbaart van de ver schillende voorwerpen waarvan de zusters Benedictinessen van Sint Lioba te Eg- mond Binnen sinds de laatste week van Augustus j.l. een tentoonstelling hebben ingericht in een gedeelte van haar gasten verblijf O'4 werk in weef-, schilder-, beeldhouw-, miniatuur- en ceramiek- kunst bezit een door en door innig reli gieus karakter. Het is stemming-vol en ge wijd, tot zelfs in de meest gewone dingen toe. Het wezen van alles is hier merkbaar en aanschouwelijk en niet verdoezeld on der bijkomstigheden of vreemde bijvoeg sels. l ragment van het wandtapijt „Oogstdankfeest" op de tentoonstelling der Zusters Benedictinessen. Zien en horen Egmond (binnen) is per trein te bereiken vanuit Castricum, Heiloo of Alkmaar; een aansluitende bus verbinding (men doet evenwel goed die even van te voren bij een of ander reisbureau of bij het klooster van Sint Lioba zelf aan te vragen) brengt de bezoekers ter plaatse. Men zal met Benedictijnse hoffelijkheid ontvangen worden en de rondleidende zuster met warme overtuiging horen spreken over het leven en werken van deze zo ge heel eigentijdse Benedictinessen. Zij vertelt over het spinnen van de wol en het kweken van zijde-rupsen. Zij doet ons verbaasd staan met verhalen over het zoeken van kruiden en planten in de duinen, waaruit allerlei kleurstoffen be reid worden. Zij geeft uitleg over de tech niek van weven pottenbakken, tekenen, schilderen en beeldhouwen in hout en steen. Zij verzuimt als goede Benedictius niet te spreken over de Liturgie en de be leving ervan. Als vanzelf komt men in de ban van het gehoorde en geziene. Men be seft dat Sint Lioba inderdaad iets te zeg gen en te bieden heeft. Wij achten deze tentoonstelling die tot in de eerste week van de Advent eind November, begin December duurt, daarom van uitzonderlijk belang. Wij waarderen deze kunst als een zeer nobele uiting van een fijn-religeuse geest en schrijven haar een richtingaanduidende betekenis toe. Hoezeer zou de aankleding van onze wo ningen en verblijven, dus niet alleen ker ken of kapellen, ermee gebaat zijn als men hier eens gaat kijken. Wij zagen er zowel wand- als vloerta pijten, gobelins, Smyrna's, gordijnen, ta felkleden enz. alles met de hand gespon nen en handgeweven. Wij vernamen dat het juist op dit gebied vooral zal zijn dat de werkzaamheid der zusters zich verder zal ontplooien. Wij menen dat zij alle kansen van slagen zullen hebben. Geen zoetelijke atelierkunst Deze kunst grijpt langs de Italiaanse mozaiekkunst hier toegepast op het weefsel van zuivere wol, terug op het natuurlijke wezen der dingen zelf De taal der christelijke symboliek is weer hoorbaar en wie de smaak daarvoor niet door de veelal wanstaltige produc ten van onze omgeving geheel verloren heeft, verstaat, haar gemakkelijk. De heldere kleuren van het handweefwerk dat we hier mochten bewonderen, de vraagstukken van de dag, in nieuwe 27ste jaar leefde zij binnen de muren boeken en nieuwe vrienden, of met cita- van het weeshuis d'Oranjeappel de ten uit haar brieven haar geestigheid oorzaak dat het tweede deel van dr aan te tonen. Wie Betje Wolff wil begrij- Ghijsen's boek heel wat minder boeiend is geworden dan het eerste Vóór de tien glorie jaren van het schrijfstersduo, die van 1778 tot 1788 duren, heeft Aagje's levensverhaal wei nig om het lijf. Het mist de stormen en de hoogtepunten die Betje Wolff's jon ge jaren hun karakter gaven. En wan neer de perfecte samenwerking van het tweetal eenmaal in volle gang is, wanneer de verzamelde jongeren van Nederland met hun problemen naar de villa .Lommerlust" in Beverwijk trekken om het advies der blijmoedig- wijze dames te vernemen, wanneer feuilleton-lezen Nederland dreigt de hele „Willem Leevend" te zullen ver brand indien de romance van Wil lem en Lotje niet gunstig zal verlopen, wanneer kortom de beide schrijfsters, elkaar aanvullend en beïnvloedend, het hoogste van hun kunnen hebben be reikt, dan is het als met iedere biogra fie: met de voltooing van de innerlijke groei is het menselijk-boeiende van de gestalte grotendeels verdwenen. Feiten en achtergronden blijven be langwekkend, maar de grote acteur op de voorgrond heeft opgehouden zijn publiek in spanning te houden. Literair- historisch is het tweede deel van „Dap per Vrouwenleven" minstens zo knap en zo indringend geschreven als het eer ste. De behandelde periode werd niet in de Rijp en Beverwijk de Nederlandse roman geboren? is van minstens zo veel gewicht als die uit de jonge jaren van Betje Wolff. Maar wat van dit boek mvergetelijk blijft zijn niet de his torisch belangrijke feiten. Wat ons bij blijft is het scherp getekend beeld van een jonge vrouw in haar stormachtige ontwikkeling, het beeld van de jeugdige Betje Wolff levendig, pikant, onafhan kelijk en met een zin voor practische deugdbeoefening die al haar vlinder achtige lichtzinnigheden ver overscha duwt. P. N a.v. „Dapper Vrouwenleven" door dr H. C. M. Ghijsen Uitg. van Gorcum, Assen. spreekt van vreugde, of het nu een vloerkleed of een paarse boete-stola is. De glans van de paradijselijke schep ping ligt uitgespreid over dit werk Priesterlijke kasuifels en koorkappen hangen er met sierlijk-neervallende brede plooien: de oud-Romeinse statie en gratie van het kleed is herleefd. Een communiekleed een palla, een albe be zit de verrukking van het zuivere lin nen. Daardoor juist, door deze gave stof. deze harmonische vormgeving en deze sobere symbolische versiering krijgt alle werk hier een stoer karakter De liturgische cultuur heeft iets man nelijks, het blijkt uit deze voorwerpen. Hetgeen in Sint Lioba wordt vervaar- ligd, heeft niet de aard van een zoete- 'ijk paramenten-atelier, maar alles wordt gezien en behandeld overeen komstig het wezen en de wezenlijke be- temming der dingen. Zo is het mogelijk 'at men ook het vrouwelijke, het brui- «lijke waar het van pas is, tot zijn ille recht laat komen. Is het veelvormig tapijtweven de ene chting waarin de kunst van Sint Lioba zich beweegt, die der mozaiek is een an dere welke de voorkeur heeft. Eenvoudig majestueus is net tympaan boven die twee grote openstaande deuren welke uitzicht geven op de zaal met het gobelin van het oogstdankfeest. Het blauw en het goud komt dankbaar uit tegen het grijs, een wonderlijke kleurencombinatie die het stralende Kruismysterie naar de woorde lijke tekst van de liturgie aanschouwelijk voor ogen plaatst Wij proeven hier hoe zeer deze kunst haar diepe oorsprong heeft in een verinnigde beleving van de goddelijke cultus Het uitgesproken religieus karakter is kenmerkend met enkel voor het kerkelijk werk maar ook voor wat bedoeld is om onze woningen te sieren. Het werk van Sint Lioba heeft een ver-strekkende apos< tolische betekenis, omdat het een sfeer in onze omgeving van kerk en huis helpt scheppen, die nader brengt tot God. Men leert hier in schoonheid naar God gaan en bidden. Zeer zuiver in alle simpelheid zijn de twee ontworpen kapelletjes met de acht zaligheden, voorgesteld in de raampjes van glas-mozaiek De compositie van het geheel: het altaar als tafel des Heren met het altaarkruis dat als een omrankte le vensboom opbloeit uit de schedel van Adam vertoont een innerlijke verbonden heid evenals de ontworpen Kerststal die zonder meer subliem is: een gouden licht valt tegen het mozaiek van de achterwand waarop de engelen en herders de os en de ezel zijn afgebeeld, heel bescheiden op de achtergrond maar, om alle aandacht te trekken op het figuurtje van het in hout gesneden Christus-Kind. Dit maakt een indruk die tot aanbidding dringt. En dèt is juist de bedoeling van heel deze kunst: neenleiden naar God Men on dergaat met onzegbare dankbaarheid al de ervaringen die men hier opdoet. Met deze tentoonstelling openbaren de Eg- mondse zusters van Sint Lioba ons haar nobele Benedictijnse geest. Wij hebben er oprechte eerbied voor. Maakten we reeds eerder melding van de luchtvaartlijn, welke de Scandinavi sche luchtvaartmaatschappij S.A.S. van Stockholm uit gaat onderhonden via de Noordpool naar Canada, als tweede voor deze Noordelijke route heeft zich dezer dagen de Canadian Pacific Airlines aan gemeld. Deze maatschappij heeft namelijk de Canadese regering vergunning ge vraagd om een luchtlijn te onderhouden van Vancouver naar Amsterdam eveneens via de Noordpool. De C. P. A. L. heeft Amsterdam als Europees eindpunt van de lijn gekozen, omdat men hier niet te maken heeft met speciale rechten en ongemakken op het gebied van immigratie- en douaneforma liteiten, terwijl deze stad bovendien zeer centraal gelegen is ten opzichte van de voornaamste steden in Europa. De vlucht op de 4825 mijls route Is berekend op ze ventien uur met een tussenlanding De route zal 1000 mijl korter zijn dan de be- DOM. ADELBERT O.S.B. staande via f^ontreal en Londen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 5