Peter Scharoff Prins Wilhelm, een koninklijke cineast witte doek fj' A/1 Ver geelde portretten van no pas gisteren Bp - f m Naar een beroepstoneel in N.-Braban m IPjSIm mPv - y ..Het hemelbed ZATERDAG 2 OCTOBER 1954 PAGINA 10 WËmmmm Provinciaal Bestuur nam wederom belangrijk initiatief Waardige leerling van Stanislawski KATHOLIEKE EDITIE VAN BOEKENGIDS Het kunstwerk, als uiting van het leven, zal slechts zel den een niveau bereikt heb ben, waarop het als het ware als lichtend voorbeeld blijft; als een werk dat in de juiste zin van het woord klassiek is. Klassiek omdat het willen en kunnen met elkaar in overeen stemming is gebracht; klassiek ook omdat het als voorbeeld kan dienen. De kunst van Stanislawski heeft deze hoogte bereikt en nu nog wordt volgens zijn systeem gewerkt op het toneel. Eén van de grootste leerlingen van deze Russische grootmeester van het toneel, Peter Scharoff. werkt al een halve eeuw vol gens de methode-Stanislawski en het resultaat dat hij er er mee' bereikt, is niet alleen een bevestiging van het grootse van dit systeem, maar ook een erkenning van de grote kunde die Scharoff zich heeft eigen gemaakt om volgens een be paalde methode zijn regie te voeren zonder te verstarren in formules. Tsjechow ontdekt Wij zitten tegenover de man, die aï 50 jaar zijn carrière op bouwde tot een punt, waarop het slechts weinigen is gegeven om te erkennen dat veel is be reikt. Scharoff praat met en thousiasme. Zyn dynamische natuur kan het niet stellen zon der mimiek en gebaar. Hij ver duidelijkt zijn inzichten op overtuigende wijze en hij put graag uit het arsenaal van zijn herinnering. irf-v - 'V Draken zijn vlug ter wereld gebracht HET LEVEN IN 'T INDSE VAN ONZE HERINNERING Maria Dermaüt Alles van haar hart Familiekroniek Vernietigende critieken sneller Draken van critieken Hans van Bergen ,MlDZOMERNACHTSDROOM" BIJ DE HAAGSCHE COMEDIE Twee aanwinsten van het hoofd stedelijke museum. „De Ark" van Jan Ltiyken (beneden links op deze pagina) en „De vioolspeler van Marc Chagall (hieronder) Een vijftal jaren geleden werd „Het Brabants Orkest" opgericht, welk be roepsgezelschap in de loop der jaren een goede weerklank onder de Bra bantse bevolking kreag en zich onder de bekwame leiding van Hein Jordans tot een verdienstelijke hoogte opwerk- te. In het cultureel-artistieke vlak is thans in Brabant een nieuw en be- 1 langrijk initiatief in zijn eerste fase van uitvoering gekomen: de oprichting Peter Scharoff met Giorgio de Chirie.o rechtsvoor een schilderij van deze Italiaan op de Venetiaanse Biënnale. In de Commissie voor de Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek is overeenstemming bereikt over de uit gave van een R. K. editie van de Boeken gids. Tot dusver stond deze uitgave on der verantwoordelijkheid van de gehele, gemengde Commissie; thans berust de verantwoordelijkheid uitsluitend bij de beide katholieke Commissieleden. De overeenstemming houdt o.a. ook in, dat deze redactie annonces niet behoeft op te nemen om andere dan zuiver commer ciële redenen. namelijk van een beroepstoneelgezel- schap Reeds jaren bevordert het Provinciaal, Bestuur het amateurtoneel door het verstrekken van ruime subsidies op prestaties, door steun aan cursussen voor spelers en regievoerders en door het toekennen van beurzen voor jonge krachten, die naar de Toneelacademie te Maastricht gaan. Door deze activiteit heeft Brabant zich ongetwijfeld aan de spits van de Nederlandse provincies gesteld. De logische consequentie van dit al les is de vorming van een beroepsto neel. waartoe gevormd is de stichting „Het Brabants Toneel". In het bestuur daarvan heeft zitting een ruim aantal personen met belangstelling voor de culturele ontwikkeling van hun ge westgenoten en woonachtig in de grote en de kleine gemeenten. Dit bestuur gaat de vorming van een beroepstoneel ter hand nemen. Naar analogie van de werkwijze met „Het Brabants Orkest" zullen subsi dies worden aangevraagd bij het Rijk, de Provincie en de meest volkrijke ge meenten. Naast de vorming van een speelgroep staat ook de samenstelling van een repertoire-schema op het pro gram. Zo mogelijk hoopt men' volgend seizoen zowel binnen als buiten de pro vincie Noord-Brabant reeds toneelvoor stellingen te kunnen geven. Vijftig jaar lang heeft Scharoff het toneel gediend. Zijn reglekunde is in ons land ook erkend. Zijn opvoering •van Tsjechow's „De drie Zusters" is een manifestatie van zijn groot vak manschap en het is een goede inten tie van de directie van De Neder landse Comedie cm hem vandaag te huldigen met een wederopvoering van dit stuk onder zijn regie. Begin in nonnenklooster Peter Scharoff werd in Perm ge boren. In 1903 deed hij in Moskou toelatingsexamen voor de toneel- sehool, waarbij Stanislawski hevig schrok van zijn slechte articulatie. Hij werd naar een nonnenklooster in de Krim gestuurd om daar beter te leren spreken. Na enige tijd reist hij naar de universiteit van Petersburg om daar zijn theaterstudies te begin nen. In 1905 speelt hij bij Meierhold en krijgt als tegenspeelster de be roemde Vera Komissargevska. In 1910 keert hij terug naar Moskou en saeelt daar o.a. in het kleine keizer lijke Malii Theater en ook in het Künstlertheater. Hij blijft tot 1919 in Moskou, maar als de Revolutie los barst en ook de theaters dreunen on der de mokerslagen van de commu nisten, besluit Scharoff Rusland te verlaten. Stanislawski betreurde het intens. Hij zei, dat Scharoff een zieke moeder in bed achterliet. Die zieke moeder was Rusland, maar Scharoff was onwrikbaar in zijn besluit. Zo zegt hij al spoedig, dat Tsjechow ontdekt is door Vemirovtsch Dansjcn- ko. Stanislawski heeft Tsjechow aan vankelijk niet begrepen. Nu regis seert Scharoff een stuk van Tsjechow maar merkwaardigerwijze volgens het systeem van Stanislawski. Want na deze eerste weigering gaf Sta nislawski zich spoedig gewonnen voor de kunst van Tsjechow. „Heeft U al van het begin van Uw toneelloopbaan geregisseerd of ook zelf gespeeld?" „Ja, ik heb ook zelf op de planken gestaan, o.a. in „Prinses Turandot", „De Kersentuin" en „Nachtasyl". U Maar het blijkt dat Scharoff al spoedig ook theoretisch werkzaam is geweest. In zijn Moskouse tijd was hij professor in de theaterkunst. Hij benutte zijn tijd met Stanislawski om diens systeem goed onder de knie te krijgen. Het werk van zijn grote leer meester „Geheimnis des schauspiele- rischen Erfolger" bestudeerde hij in tensief en nu kan hij nog lezen in dit standaardwerk om er steeds weer nieuwe facetten uit te lichten. In Rome, waar Scharoff thans leeft, doceert hij aan de Libera Academia. Denken en voelen zijn één „Wat is de quintessence van het Systeem Stanislawski?" „Levend spelen. Een eenheid bren gen in denken en voelen. Het spel van de acteur of actrice moet doo» een geestelijke arbeid worden voor bereid. Dan pas komt het gevoel aan de beurt. Dit is de methode van de psychotechniek". „Dus een soort vergeestelijkt rea lisme". „Ja. Maar ook als resultaat van een grondige analyse. Men moet aller eerst erachter zien te komen wat de auteur met zijn werk heeft bedoeld. Veranderen van de tekst is verboden. Men mag niet aan het werk van de auteur raken, maar men moet hem begrijpen en volledig recht laten we dervaren", zegt Scharoff met nadruk. Klets-kunst Zeer duidelijk keert Scharoff zich tegen de Amerikaanse kunst ,In Amerika kletsen de schrijvers te veel en aan al dat geklets gaat het toneel ten gronde. Toch zijn er wel goe,1e auteurs, zodat we het moge lijkerwijze nog eens zullen beleven, dat Amerika ook een goed toneel krijgt". Nederland heeft bij hem een goede plaats in het hart. Het eerste studie jaar van het Moskouse Künstlerthea ter werd geopend met „Op hoop van zegen" van Heyermans. Groot succes! Het werd in heel Rusland gespeeld. De kwaliteiten van de Nederlandse acteurs en actrices vindt hij goed. „Het regiesysteem wordt hier goed begrepen. Ik heb al eerder „De drie Zusters" geregisseerd, maar de actri ces zijn nu nog beter, omdat zij meer in het regiesysteem zijn gegroeid". Ko van Dijk krijgt een bijzonder compliment van Scharoff. Maar niet alleen de Russische schrijvers worden door Peter Scharoff op het toneel ge bracht, hij regisseert ook graag de tragedies van Shakespeare, diens co medies minder graag, en b.v. Schil ler. Goethe bewondert hij zeer, maar hij vindt hem zo groot, dat hij het niet aandurft Goethe op het toneel te brengen. En dan gaat Scharoff weg, naar de repetitie. Hij vindt het niet prettig dat hij gehuldigd wordt. Maar er zijn onontkoombare dingen en niet altijd heeft hij de regie van de gebeurtenis sen in eigen hand. Bu. WERELDNIEUWS (Van een bijzondere medewerker) Zweden is 'n land waar de filmindustrie zeer actief is, niet alleen op het gebied van de speelfilm, maar ook en vooral op het terrein van de korte film, de docu mentaire. Onder de makers van documentaires en Zweden telt er velen, die over de ge hele wereld bekend zqn, zoals Arne Sucks- dorff neemt een lid van de koninklijke familie, prins Wilhelm, een uitzonderlijke positie in, hoewel zijn reputatie niet ver der dan Zweden (en Duitsland, waar zijn films ook in de bioscopen worden ver toond) is verspreid, omdat de onderwerpen van zijn films strikt Zweeds zijn en alleen aantrekkelijk voor de bewoners van het Noordoostelijke deel van Scandinavië. Gedurende negentien jaren heeft Prins Wilhelm in en over de Zweedse provincies films gemaakt. Het resultaat, dat hij na jaren van ingespannen werk heeft bereikt, is een serie prachtige documentaires, die het leven van alledag in Zweden reflec teren. Dat een lid van de Zweedse koninklijke familie „in opdracht" films maakt, heeft natuurlijk zijn waarde. Dit is echter niet de reden, waarom millioenen Zweden ge nieten van de films die Prins Wilhelm in de loop der jaren heeft gemaakt. De ge schiedenis is vol van voorbeelden van koninklijke amateurs, wier werk door plichtsgetrouwe burgers wordt bewonderd niet om het kunstenaarschap, dat er in tot uitdrukking komt, maar alleen om de persoon, die het heeft gewrocht. Maar Prins Wilhelm verkeert in de. waarschijnlijk unieke positie, dat hij er in is geslaagd zich een sterke positie te ver werven, zonder gebruik te maken van zijn relatie met het regerende vorstenhuis. Hij is broer van de tegenwoordige koning. Het werk van Prins Wilhelm als docu mentaire filmer is een belangrijk facet in de Zweedse filmgeschiedenis. „Lappmark" (Land van Lapland), „Vasterhavets man" (Mannen van de Westerzee), „Kring en örlogsstad" (Over een vissersstad), om enkele van zijn meer dan twintig films te noemen, zijn goed gecomponeerde, goed gefotografeerde en goed geregisseerde filmpjes kortom documentaires, die waar devolle en interessante indrukken geven van het Zweedse leven. Voor de schilder van een landschap of hij zijn impressies vastlegt op een stuk celluloid of op linnen is het moeilijk om uit de veelheid van motieven, die in het uitgestrekte land van Zweden zijn te vin den, zijn onderwerp te kiezen. „Ik heb mijn expedities altijd als persoonlijke ontdek kingsreizen beschouwd", aldus Prins Wil helm. Er zullen weinig mensen zijn, die het Zweedse landschap kennen als de prins. De zachtglooiende velden, de kleine heu vels bezet met bos, die Noordelijke wil dernis. dat alles heeft hij gevangen met zijn camera en op zijn geduld en inspan ning vragende expedities vereeuwigd. En niet alleen de natuur is onderwerp van zijn filmbeschrijvingen. In zijn films staat de mens, de Zweedse boer en visser, evengoed in het middelpunt. Prins Wil helm is er in geslaagd zijn „spelers" er van te weerhouden hun Zondagse kleren aan te trekken, als zij voor de camera moesten verschijnen, en aldus heeft hij hen kunnen filmen zoals zij zijn: werkend achter de ploeg, of bij de visnetten. De eenvoudige en plezierige omgangs manieren van de prins, een lange, benige verschijning, hebben er ongetwijfeld toe bijgedragen, dat de amateur-filmspelers hun aanvankelijke schroom overwonnen en zich voor de camera gaven zoals zij in werkelijkheid zijn de progressieve boer zowel als de oude stugge visser. Over enthousiasme onder zijn naaste medewerkers heeft hij niet te klagen. Hij neemt zijn werk ernstig en zijn staf is het er over eens. dat hij gemakkelijk is om mee samen te werken. In 1930 maakte Prins Wilhelm zijn eerste film, voor Svensk Filmindustri, de groot ste en oudste filmproductie maatschappij in Zweden, die hem later ook in staat "stelde zijn andere documentaires te vervaar digen. Die eerste film was een visualisatie van één van zijn eigen korte verhalen, „Baten glider" (De boot glijdt voorwaarts), waarin het landschap bij het meer van Hornavan in het Noorden wordt beschre ven. Deze documentaire werd opgenomen door Gustav Boge (oorspronkelijk een fotojournalist), die later met prins Wilhelm ook aan andere films zou werken. Over Boge vertelde de Prins eens in een inter view: „Met Boge kan ik werken. Hij weet alles van camera-instellingen en belichting en ik laat de meer technische aspecten van het filmen met alle vertrouwen aan hem over". De zomer is het jaargetijde, waarin de Zweedse filmers er op uittrekken om op namen voor hun films te maken en Prins Wilhelm bleef niet achter. Op een zomer- expeditie nam hij tussen de twee- en drie duizend meter film op, waarvan, na selec tering. ongeveer een kwart overhleef, dat werd gebruikt voor het samenstellen van de film. Zijn documentaires worden zonder scenario gemaakt. „Het is gebleken", ver telde hij in een interview, „dat ik, als ik volgens een vast schema werkte, er altijd van moest afwijken. Van het materiaal dat wij opnemen, gebruiken we de beste gedeelten. Mijn werk begint pas aan de montagetafel, waar wordt geknipt en ge plakt tot de ruwe copie is ontstaan, die van muziek en commentaar moet worden voorzien". Dat commentaar wordt door hemzelf geschreven en meestal ook uit gesproken. Prins Wilhelm beschouwt de film als een van de meest effectieve media van deze eeuw om een „boodschap" over te brengen, reden waarom hij gedurende twintig jaar zijn tijd aan filmen heeft ge geven 1 Sinds 1949 maakt Prins Wilhelm geen films meer. Hij is zeventig en te oud om op verre, vermoeiende expedities te gaan. Hij wijdt zich nu voornamelijk aan de literatuur (het schrijven van boeken en ge dichten), die door de filmarbeid in afge lopen jaren meer en meer op de achter» grond was geraakt- Zijn documentaires evenwel, waarin het leven in Zweden zich reflecteert in het Noorden met zijn uitgestrekte bossenvel- den en in het vlakke Zuiden blijven in de herinnering van de bioscoopbezoekers, die altijd met genoegen de films van hun koninklijke cineast zagen en zijn rustige, prettige stem het commentaar hoorden uit spreken. Voor de schooljeugd bestaat nog steeds de gelegenheid zijn films te zien, want zoals gewoonlijk het geval was, worden zijn films, na in de bioscopen te hebben gerouleerd, vertoond voor de leerlingen van lagere en middelbare scholen en het is gebleken, dat zijn documentaires uitste kende aanvullende illustraties zijn op de lessen over het leven in de Zweedse pro vincies. Prins Wilhelm van Zweden: „Ik heb mijn film-expedities altijd als per soonlijke ontdekkingsreizen beschouwd". «nnal vrnn TlAVlW/t.M» In April 1951 verscheen bij de Uitgeverij Em. Querido te Amsterdam een boekje, dat om zijn inhoud zowel als vorm allerwegen bewondering wekte. De i schrijfster was, naar ons werd medegedeeld, een reeds oudere dame en haar boekje was een eersteling. Maar wat voor een! Men behoefde er slechts een paar bladzijden in te lezen om te weten, dat MARIA DERMOüT een meester werkje had geschreven. Thans, twee en een half jaar later, brengt dezelfde uitgeefster weer een debuut" van uitzonderlijke kwaliteit, geschreven door een tot nu toe onbe kende auteur, E. BRETON DE NIJS, geboren te Soekaboemi in 1908. De beide boeken hebben méér gemeen dan deze merkwaardige maar dan toch toevallige overeenkomst in de wijze van ontstaan. Of is deze toch niet zo toevallig als het wel lijkt? Is het niet eerder zo, dat aan het ontstaan van deze twee 'belangrijke verhalen één en dezelfde (zij het anders gerichte) drang ten grondslag lag: twee geheel anders geaarde mensen hebben als reactie op bepaalde gebeurtenissen plotseling hun hart moeten uitstorten. Men kan van beide boeken zeggen, dat de zuiverheid en natuurlijkheid er de onweerstaanbare aantrekkelijkheid van uitmaken. Beide schrijvers halen herin neringen op aan hun jeugd in hetr vroegere Indië. De titels zijn al veelzeg gend. Maria Dermoüt noemde haar boek je „Nog pas gisteren", terwijl E. Breton de Nijs zijn lijvige werk de titel „Ver geelde portretten uit een Indisch familie album" gaf. De titels zijn voortreffelijk gekozen: de schrijfster doet een stap terug naar het verre en toch zo nabije „gisteren" zij is weer het gevoelige en verstandige meisje Riek, dat droomt en fantaseert, dat méér ziet en begrijpt dan men denkt; cn zó ontvankelijk is voor de schoonheid van het land en de fascinerende verhalen en dansen van het volk, dat zij dit met haar kinderlijk begrip beter benadert dan vele oudgedienden. Een voorbeeld. Op bladzijde 10a treffen wij in een beschrijving van een Javaanse dansavond de volgende zin aan: „Zo liep de danseres opzij van het grasveldje, met haar stijve passen. Haar handen en de twee zijden slippen van haar kleed zei den wat ze voelde alles van haar hart: liefde en smart, haar donkere voorge voelens, en triomferende tederheid". De tijd kan de herinneringen aan de jeugd vermooien en men dicht zichzelf gemakkelijk gevoelens en begrip toe, die pas veel en veel later z,i "ekomen. Maar iemand, die na veie je "ar. een als kind aanschouwde dans'" schrijft, dat zij „alles van haar hart" zei. moet hiermede wel de essentie van de ge voelens van dat verre ogenblik weerge ven. Zulk een beeld vindt men niet het is een gevoel dat gebleven is. Mis schien is de visuele herinnering aan de danseres zelve verflauwd of vertekend door de tijd, maar de grote, overweldi gende indruk bleef onvervalst: zij zei alles van haar hart! Deze echtheid treft ons van bladzijde tot bladzijde, nergens vindt men een ge forceerd beeld of een holle beschrijving. Stil en zonder enige opwinding voltrek ken de gebeurtenissen zich, die direct of indirect in het leven van de kleine Riek ingrijpen. Er is het drama tussen Oom Fred en Tante Nancy, niet begrepen door het meisje, maar wel aangevoeld als iets dat heel veel pijn deed. iets van het hart! Ja, Maria Dermoüt heeft net als de kleine, gracieuze Javaanse danseres alles verteld, wat een mens gelukkig of ver drietig kan maken. En boven dit alles straalt triomferend de tederheid. Er ligt een aangrijpende weemoed over dit ver haal van de dingen, die al zo lang gele den gebeurd zijn, maar die zo in het in nerlijk zijn blijven leven, dat ze van „nog pas gisteren" schijnen. Het boek eindigt, als Riek het land van haar jeugd zal moeten verlaten, om in Nederland liaar opvoeding te voltooien. Er komt een einde aan haar kinderleven en dit vervuil haar met verdriet. „Zij moest tiid hebben om het alles te verlie zen", aldus luidt de weemoedige laatste regel van Maria Dcrmoüts boek. De dichter J. C. Bloem heeft terecht opge merkt: „Maar dit verlies Is winst gewor den. Na jaren heeft Maria Dermoüt het hervonden en nu voorgoed!" De schrijfster benaderde haar herinne ringen met de helderziendheid van de vrouwelijke intuïtie en de poëzie de schrijver met de helderziendheid van de psychologie. Hij bladert in een album met vergeelde familieportretten en één voor één komen de herinneringen boven. Het zijn soms losstaande feiten, of aan wijzingen slechts, en met een indringend psychologisch begrip en een bewonderens waardig combinatievermogen weet E. Breton de Nijs de kroniek van een ge hele familie in het vroegere Indië op te bouwen. Zijn verhaal is vooral zeer sterk van sfeer. Zelf zegt de schrijver trouwens: „De oudste herinneringen zijn zo sterk sfeer geworden, als beeld zo vervaagd, dat het me moeite kost om de omtrek ken aan te geven". De familie is er een van landheren en planters", gewend te bevelen, gewend recht te spreken en desnoods te beschikken over ander mans vrijheid". De schrijver zelf staat ver hier van af, maar één ding geeft hij toe: „Dit geslacht heeft altijd stijl gehad, zowel de mannen als de vrou wen. Ze hebben iets grand-seigneuraals, zelfs als ze verarmd zijn of afgezakt in de kampong". De centrale figuur is Tante Sophie, een vrouw met een sterke wil, die zij dwin gend aan anderen (haar man, oom Tjen, en de drie nichtjes) oplegt. Zij wordt be heerst door familietrots en alles moet daar voor wijken. Zij kent geen onrecht maar evenmin kent zij de liefde. Ge voelig is zij niet, al doet zij graag alsof. Tante Christien, haar zuster, weet een verklaring hiervoor, die alles dekt: zij was geestelijk ziek. Rondom de figuur van Tante Sophie, die heel scherp naar voren komt, zijn andere personen gegroepeerd welke in het familieverhaal een rol spelen. Lang zaam maar zeker worden alle hiaten gevuld, het verhaal groeit tot een on verwachte eenheid. De portretten zijn niet langer de vergeelde afbeeldingen van personen, die geposeerd hebben, dus: een zekere uiterlijke schijn hebben aangenomen neen, zij zijn tot leven leven gewekt! E. Breton de Nijs heeft de sfeer van het verleden op onverge lijkelijke wijze weergegeven al was het hem misschien in de eerste plaats om een „afrekening" te doen! R. In het Februari-nummer van „Elcker- lyc" schrijft Lou Hoefnagel, dat draken vlug ter wereld zijn gebracht. Vele draken vertonen onmiskenbaar de sporen van slordige snelheid. Lou Hoefnagels haalt hierbij een voorbeeld aan van „Jutters Kerst", waarin Arie van der Lugt in de toneelbeschrijving zegt, dat de kamer verlicht wordt door een carbid- of petroleumlamp op tafel. In het derde bedrijf is Arie dit echter geheel vergeten en laat „met een droge klik de schakelaar omdraaien". Dit kan een schrijver natuurlijk in het vuur van zijn schrijversdrift overkomen, maar men mag tóch veronderstellen, dat een schrijver zijn stuk nog eens terdege na leest alvorens hij het naar de uitgever zendt. Toch geloof ik niet, dat het wezens kenmerk van een draak is, dat hij izlug ter wereld gebracht moet zijn. Ook geloof ik niet, dat we hierin de oorzaak moeten zoeken, dat een stuk een draak is geworden. Ik kan me zeer goed indenken, dat prima stukken misschien in een heel snel tempo tot stand zijn gekomen en evenmin door de schrijver ervan zijn overgelezen, alvorens ze naar de uit gever zijn gestuurd. Dit is m.i. een kwestie van werkme thode. De één werkt snel slordig, de ander uiterst secuur en langzaam. Of de ene keer zal eenzelfde schrijver over een manuscript drie maanden doen en een volgende keer over 'n ander manus cript nog geen twee weken. Dit alles zeer wisselvallig. M.i. heeft de drakerigheid van een stuk hiermee niets te maken. Er zijn schrijvers, die over hun draken een jaar lang zitten te zuchten. De al of niet drakerigheid van een stuk hangt louter en alleen af van de capaciteiten van.een schrijver. Men kan nu eenmaal niet geven, wat men zelf niet heeft. En slordigheden kan men zo wel in draken aantreffen als in goe-c stukken. Maar al zou Lou Hoefnagels gelijk hebben, dat draken snel ter wereld zijn gebracht, vernietigende critieken zijn nog sneller ter wereld gebracht. En hiervan weet Lou Hoefnagels mee te praten Ik heb „Jutters Kerst" van Arie van der Lugt zelf nog nooit gelezen. Mis schien is het een draak. Arie v. d. Lugt beschikt ongetwijfeld over een vlotte pen en hij weet toneel te maken Zijn stukken leven en zijn speelbaar, er zit een vaart en actie in van jewelste Zijn stukken worden niet voor niets zo ontzettend veel gespeeld. En Arie is een veelschrijver. Het ene stuk na het an dere verschijnt van zijn hand. Op een slordigheidje van zijn kant hoeven wij dus niet te kijken. Arie v. d. Lugt is m.i. een ras-toneelschrijver. Jammer alleen, dat hem de capaciteiten ontbre ken, om een diepe en gave inhoud aan zijn spelen te geven. Vooral gave in houd Meestal is het „van dik hout zaagt men planken" en overdreven sen timenteel, onwaarschijnlijk en vals. Misschien is „Jutters Kerst" ook van dit soort. Lou Hoefnagels zegt het, maar hij toont het niet aan. Niet voldoende tenminste. Niet door slaggevend. Hij wijst slechts op boven genoemde vergissing in de toneelbe schrijving en dan haalt hij nog een zin aan, volkomen uit zijn verband gerukt. Een dwaze zin weliswaar, maar een zin, die men toch alleen beoordelen kan, als men het hele stuk kent. Aan de hand van deze twee gegevens is het stuk tot een draak bestempeld en gaat Lou Hoefnagels over tot het vol gende stuk van een andere schrijver, om dit eveneens aan de hand van een en kele zin in de grond te boren. Dit noem ik draken van critieken. Het is niet eerlijk tegenover de schrijver en het publiek, dat men voorlichten wil. heeft er niets aan. Dit zijn vlug ter we reld gebrachte critieken, die men met het grootste gemak uit zijn pen kan laten glijden. Ze zijn volkomen niets zeggend, want als men wil, kan men ook wel uit goede stukken een of twee zinnen uit het zinsverband rukken, dis drakerig aandoen. Misschien dat het volk zoiets slik* evenals een drakentoneelstuk, maar hg! volk is er niet bij gebaat. Wil men het volk wijzer maken, het geen toch de bedoeling is van een blad als „Elckerlyc", dan zal een critiek dieper van inhoud moeten zijn en gaver, evenais men dit van een goed toneelstuk eist. Wat men zegt, moet met redenen omkleed en gestaafd worden. Een o( twee drakerige zinnen in een stuk maken een stuk nog niet tot een draak. Eerst moet de drakerigheid van het ge geven worden aangetoond en het waar om hiervan. Dan deidrakerigheid van de uitwerking van dit gegeven en ver volgens van de tekst. Als <jit aanwijs baar wordt aangetoond, dan krijgt een dergelijke critiek waarde. Dan leert men ook zijn lezers oordelen en vraagt men niet alleen van zijn lezers blind geloof in eigen kwaliteiten. Wil men ten strijde trekken tegen de draken, probeer het publiek dan onder scheidingsvermogen bij te brengen. Dit doet men niet door een of ander stuk in een paar korte zinnen in het be lachelijke te trekken, dit kan a) men beslist wil met ieder stuk. Maar geef U dan de moeite een eerlijke diep gaande critiek op te bouwen, die helder het waarom aantoont van XIw bewerin gen. 5? In Rotterdam begon twee jaar geleden de eerste reeks voorstellingen van Jan de Hartog's „Hemelbed". Lily Bouwmeester, voor wie het stuk geschreven werd, fungeerde uiteraard als de vrouwelijke hoofdpersoon, terwijl Ko van Dijk haar tegenspeler was in dit slechts door twee figuren bezette blijspel. Gister avond kwam Lily Bouwmeester terug te Rotterdam in deze succesrijke vertoning, thans met een andere partner. Frits van Dongen brengt als zodanig een zekere charme mee die overigens sterke herinneringen wekt aan zijn film-carrière, maar in acteerkunst, met name in de zo uitermate moeilijke kunst om humoristisch toneel te spelen legt hij het toch wel ver af bij de creatie van Ko van Dijk. Het is onze stellige indruk dat het op vele plaatsen toch reeds banale en lege spel, waarin evenwel ook raak gety peerde scenes voorkomen tussen de in elk der zes taferelen ouder wordende echtgenoten, er niet bij gewonnen heeft. Overigens houden wij tegen „Het hemel bed" de bedenkingen die ons destijds reeds noopten tot voorbehoud voor vol wassenen. Bij de Rotterdamse pre mière in cle Groote Schouwburg waar het stuk 14 dagen blijft was de belangstel ling matig, de bijval echter groot. De Haagsche Comedie zal Zaterdag avond 9 October in dc Koninklijke Schouwburg de première geven van „een midzomernachtdroom" van William Sha kespeare, in de vertaling van J. W. F. Werumeus Buning. Regie: Cees Laseur.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 10