Peter Scharoff
Prins Wilhelm, een koninklijke
cineast
witte doek
fj' A/1
Ver geelde
portretten van no
pas gisteren
Bp - f
m
Naar een beroepstoneel in N.-Braban
m IPjSIm
mPv -
y
..Het hemelbed
ZATERDAG 2 OCTOBER 1954
PAGINA 10
WËmmmm
Provinciaal Bestuur nam
wederom belangrijk initiatief
Waardige leerling van Stanislawski
KATHOLIEKE EDITIE VAN
BOEKENGIDS
Het kunstwerk, als uiting
van het leven, zal slechts zel
den een niveau bereikt heb
ben, waarop het als het ware
als lichtend voorbeeld blijft;
als een werk dat in de juiste
zin van het woord klassiek is.
Klassiek omdat het willen en
kunnen met elkaar in overeen
stemming is gebracht; klassiek
ook omdat het als voorbeeld
kan dienen.
De kunst van Stanislawski
heeft deze hoogte bereikt en nu
nog wordt volgens zijn systeem
gewerkt op het toneel. Eén van
de grootste leerlingen van deze
Russische grootmeester van
het toneel, Peter Scharoff.
werkt al een halve eeuw vol
gens de methode-Stanislawski
en het resultaat dat hij er er
mee' bereikt, is niet alleen een
bevestiging van het grootse
van dit systeem, maar ook een
erkenning van de grote kunde
die Scharoff zich heeft eigen
gemaakt om volgens een be
paalde methode zijn regie te
voeren zonder te verstarren in
formules.
Tsjechow ontdekt
Wij zitten tegenover de man,
die aï 50 jaar zijn carrière op
bouwde tot een punt, waarop
het slechts weinigen is gegeven
om te erkennen dat veel is be
reikt. Scharoff praat met en
thousiasme. Zyn dynamische
natuur kan het niet stellen zon
der mimiek en gebaar. Hij ver
duidelijkt zijn inzichten op
overtuigende wijze en hij put
graag uit het arsenaal van zijn
herinnering.
irf-v - 'V
Draken zijn vlug ter wereld gebracht
HET LEVEN IN 'T INDSE VAN ONZE HERINNERING
Maria Dermaüt
Alles van haar hart
Familiekroniek
Vernietigende critieken
sneller
Draken van critieken
Hans van Bergen
,MlDZOMERNACHTSDROOM"
BIJ DE HAAGSCHE COMEDIE
Twee aanwinsten van het hoofd
stedelijke museum. „De Ark" van
Jan Ltiyken (beneden links op
deze pagina) en „De vioolspeler
van Marc Chagall (hieronder)
Een vijftal jaren geleden werd „Het
Brabants Orkest" opgericht, welk be
roepsgezelschap in de loop der jaren
een goede weerklank onder de Bra
bantse bevolking kreag en zich onder
de bekwame leiding van Hein Jordans
tot een verdienstelijke hoogte opwerk-
te.
In het cultureel-artistieke vlak is
thans in Brabant een nieuw en be-
1 langrijk initiatief in zijn eerste fase
van uitvoering gekomen: de oprichting
Peter Scharoff met Giorgio de Chirie.o
rechtsvoor een schilderij van deze
Italiaan op de Venetiaanse Biënnale.
In de Commissie voor de Collectieve
Propaganda voor het Nederlandse Boek
is overeenstemming bereikt over de uit
gave van een R. K. editie van de Boeken
gids. Tot dusver stond deze uitgave on
der verantwoordelijkheid van de gehele,
gemengde Commissie; thans berust de
verantwoordelijkheid uitsluitend bij de
beide katholieke Commissieleden. De
overeenstemming houdt o.a. ook in, dat
deze redactie annonces niet behoeft op te
nemen om andere dan zuiver commer
ciële redenen.
namelijk van een beroepstoneelgezel-
schap
Reeds jaren bevordert het Provinciaal,
Bestuur het amateurtoneel door het
verstrekken van ruime subsidies op
prestaties, door steun aan cursussen
voor spelers en regievoerders en door
het toekennen van beurzen voor jonge
krachten, die naar de Toneelacademie
te Maastricht gaan.
Door deze activiteit heeft Brabant
zich ongetwijfeld aan de spits van de
Nederlandse provincies gesteld.
De logische consequentie van dit al
les is de vorming van een beroepsto
neel. waartoe gevormd is de stichting
„Het Brabants Toneel". In het bestuur
daarvan heeft zitting een ruim aantal
personen met belangstelling voor de
culturele ontwikkeling van hun ge
westgenoten en woonachtig in de grote
en de kleine gemeenten.
Dit bestuur gaat de vorming van een
beroepstoneel ter hand nemen.
Naar analogie van de werkwijze met
„Het Brabants Orkest" zullen subsi
dies worden aangevraagd bij het Rijk,
de Provincie en de meest volkrijke ge
meenten. Naast de vorming van een
speelgroep staat ook de samenstelling
van een repertoire-schema op het pro
gram. Zo mogelijk hoopt men' volgend
seizoen zowel binnen als buiten de pro
vincie Noord-Brabant reeds toneelvoor
stellingen te kunnen geven.
Vijftig jaar lang heeft Scharoff het
toneel gediend. Zijn reglekunde is in
ons land ook erkend. Zijn opvoering
•van Tsjechow's „De drie Zusters" is
een manifestatie van zijn groot vak
manschap en het is een goede inten
tie van de directie van De Neder
landse Comedie cm hem vandaag te
huldigen met een wederopvoering
van dit stuk onder zijn regie.
Begin in nonnenklooster
Peter Scharoff werd in Perm ge
boren. In 1903 deed hij in Moskou
toelatingsexamen voor de toneel-
sehool, waarbij Stanislawski hevig
schrok van zijn slechte articulatie.
Hij werd naar een nonnenklooster in
de Krim gestuurd om daar beter te
leren spreken. Na enige tijd reist hij
naar de universiteit van Petersburg
om daar zijn theaterstudies te begin
nen. In 1905 speelt hij bij Meierhold
en krijgt als tegenspeelster de be
roemde Vera Komissargevska. In
1910 keert hij terug naar Moskou en
saeelt daar o.a. in het kleine keizer
lijke Malii Theater en ook in het
Künstlertheater. Hij blijft tot 1919 in
Moskou, maar als de Revolutie los
barst en ook de theaters dreunen on
der de mokerslagen van de commu
nisten, besluit Scharoff Rusland te
verlaten. Stanislawski betreurde het
intens. Hij zei, dat Scharoff een zieke
moeder in bed achterliet. Die zieke
moeder was Rusland, maar Scharoff
was onwrikbaar in zijn besluit.
Zo zegt hij al spoedig, dat Tsjechow
ontdekt is door Vemirovtsch Dansjcn-
ko. Stanislawski heeft Tsjechow aan
vankelijk niet begrepen. Nu regis
seert Scharoff een stuk van Tsjechow
maar merkwaardigerwijze volgens
het systeem van Stanislawski. Want
na deze eerste weigering gaf Sta
nislawski zich spoedig gewonnen voor
de kunst van Tsjechow.
„Heeft U al van het begin van Uw
toneelloopbaan geregisseerd of ook
zelf gespeeld?"
„Ja, ik heb ook zelf op de planken
gestaan, o.a. in „Prinses Turandot",
„De Kersentuin" en „Nachtasyl". U
Maar het blijkt dat Scharoff al
spoedig ook theoretisch werkzaam is
geweest. In zijn Moskouse tijd was
hij professor in de theaterkunst. Hij
benutte zijn tijd met Stanislawski om
diens systeem goed onder de knie te
krijgen. Het werk van zijn grote leer
meester „Geheimnis des schauspiele-
rischen Erfolger" bestudeerde hij in
tensief en nu kan hij nog lezen in dit
standaardwerk om er steeds weer
nieuwe facetten uit te lichten.
In Rome, waar Scharoff thans leeft,
doceert hij aan de Libera Academia.
Denken en voelen zijn één
„Wat is de quintessence van het
Systeem Stanislawski?"
„Levend spelen. Een eenheid bren
gen in denken en voelen. Het spel
van de acteur of actrice moet doo»
een geestelijke arbeid worden voor
bereid. Dan pas komt het gevoel aan
de beurt. Dit is de methode van de
psychotechniek".
„Dus een soort vergeestelijkt rea
lisme".
„Ja. Maar ook als resultaat van een
grondige analyse. Men moet aller
eerst erachter zien te komen wat de
auteur met zijn werk heeft bedoeld.
Veranderen van de tekst is verboden.
Men mag niet aan het werk van de
auteur raken, maar men moet hem
begrijpen en volledig recht laten we
dervaren", zegt Scharoff met nadruk.
Klets-kunst
Zeer duidelijk keert Scharoff zich
tegen de Amerikaanse kunst
,In Amerika kletsen de schrijvers
te veel en aan al dat geklets gaat het
toneel ten gronde. Toch zijn er wel
goe,1e auteurs, zodat we het moge
lijkerwijze nog eens zullen beleven,
dat Amerika ook een goed toneel
krijgt".
Nederland heeft bij hem een goede
plaats in het hart. Het eerste studie
jaar van het Moskouse Künstlerthea
ter werd geopend met „Op hoop van
zegen" van Heyermans. Groot succes!
Het werd in heel Rusland gespeeld.
De kwaliteiten van de Nederlandse
acteurs en actrices vindt hij goed.
„Het regiesysteem wordt hier goed
begrepen. Ik heb al eerder „De drie
Zusters" geregisseerd, maar de actri
ces zijn nu nog beter, omdat zij meer
in het regiesysteem zijn gegroeid".
Ko van Dijk krijgt een bijzonder
compliment van Scharoff. Maar niet
alleen de Russische schrijvers worden
door Peter Scharoff op het toneel ge
bracht, hij regisseert ook graag de
tragedies van Shakespeare, diens co
medies minder graag, en b.v. Schil
ler. Goethe bewondert hij zeer, maar
hij vindt hem zo groot, dat hij het
niet aandurft Goethe op het toneel
te brengen.
En dan gaat Scharoff weg, naar de
repetitie. Hij vindt het niet prettig
dat hij gehuldigd wordt. Maar er zijn
onontkoombare dingen en niet altijd
heeft hij de regie van de gebeurtenis
sen in eigen hand.
Bu.
WERELDNIEUWS
(Van een bijzondere medewerker)
Zweden is 'n land waar de filmindustrie
zeer actief is, niet alleen op het gebied
van de speelfilm, maar ook en vooral op
het terrein van de korte film, de docu
mentaire.
Onder de makers van documentaires
en Zweden telt er velen, die over de ge
hele wereld bekend zqn, zoals Arne Sucks-
dorff neemt een lid van de koninklijke
familie, prins Wilhelm, een uitzonderlijke
positie in, hoewel zijn reputatie niet ver
der dan Zweden (en Duitsland, waar zijn
films ook in de bioscopen worden ver
toond) is verspreid, omdat de onderwerpen
van zijn films strikt Zweeds zijn en alleen
aantrekkelijk voor de bewoners van het
Noordoostelijke deel van Scandinavië.
Gedurende negentien jaren heeft Prins
Wilhelm in en over de Zweedse provincies
films gemaakt. Het resultaat, dat hij na
jaren van ingespannen werk heeft bereikt,
is een serie prachtige documentaires, die
het leven van alledag in Zweden reflec
teren.
Dat een lid van de Zweedse koninklijke
familie „in opdracht" films maakt, heeft
natuurlijk zijn waarde. Dit is echter niet
de reden, waarom millioenen Zweden ge
nieten van de films die Prins Wilhelm in
de loop der jaren heeft gemaakt. De ge
schiedenis is vol van voorbeelden van
koninklijke amateurs, wier werk door
plichtsgetrouwe burgers wordt bewonderd
niet om het kunstenaarschap, dat er in
tot uitdrukking komt, maar alleen om de
persoon, die het heeft gewrocht.
Maar Prins Wilhelm verkeert in de.
waarschijnlijk unieke positie, dat hij er in
is geslaagd zich een sterke positie te ver
werven, zonder gebruik te maken van zijn
relatie met het regerende vorstenhuis. Hij
is broer van de tegenwoordige koning.
Het werk van Prins Wilhelm als docu
mentaire filmer is een belangrijk facet in
de Zweedse filmgeschiedenis. „Lappmark"
(Land van Lapland), „Vasterhavets man"
(Mannen van de Westerzee), „Kring en
örlogsstad" (Over een vissersstad), om
enkele van zijn meer dan twintig films te
noemen, zijn goed gecomponeerde, goed
gefotografeerde en goed geregisseerde
filmpjes kortom documentaires, die waar
devolle en interessante indrukken geven
van het Zweedse leven.
Voor de schilder van een landschap
of hij zijn impressies vastlegt op een stuk
celluloid of op linnen is het moeilijk om
uit de veelheid van motieven, die in het
uitgestrekte land van Zweden zijn te vin
den, zijn onderwerp te kiezen. „Ik heb mijn
expedities altijd als persoonlijke ontdek
kingsreizen beschouwd", aldus Prins Wil
helm.
Er zullen weinig mensen zijn, die het
Zweedse landschap kennen als de prins.
De zachtglooiende velden, de kleine heu
vels bezet met bos, die Noordelijke wil
dernis. dat alles heeft hij gevangen met
zijn camera en op zijn geduld en inspan
ning vragende expedities vereeuwigd.
En niet alleen de natuur is onderwerp
van zijn filmbeschrijvingen. In zijn films
staat de mens, de Zweedse boer en visser,
evengoed in het middelpunt. Prins Wil
helm is er in geslaagd zijn „spelers" er
van te weerhouden hun Zondagse kleren
aan te trekken, als zij voor de camera
moesten verschijnen, en aldus heeft hij
hen kunnen filmen zoals zij zijn: werkend
achter de ploeg, of bij de visnetten.
De eenvoudige en plezierige omgangs
manieren van de prins, een lange, benige
verschijning, hebben er ongetwijfeld toe
bijgedragen, dat de amateur-filmspelers
hun aanvankelijke schroom overwonnen
en zich voor de camera gaven zoals zij in
werkelijkheid zijn de progressieve boer
zowel als de oude stugge visser.
Over enthousiasme onder zijn naaste
medewerkers heeft hij niet te klagen. Hij
neemt zijn werk ernstig en zijn staf is het
er over eens. dat hij gemakkelijk is om
mee samen te werken.
In 1930 maakte Prins Wilhelm zijn eerste
film, voor Svensk Filmindustri, de groot
ste en oudste filmproductie maatschappij in
Zweden, die hem later ook in staat "stelde
zijn andere documentaires te vervaar
digen. Die eerste film was een visualisatie
van één van zijn eigen korte verhalen,
„Baten glider" (De boot glijdt voorwaarts),
waarin het landschap bij het meer van
Hornavan in het Noorden wordt beschre
ven.
Deze documentaire werd opgenomen
door Gustav Boge (oorspronkelijk een
fotojournalist), die later met prins Wilhelm
ook aan andere films zou werken. Over
Boge vertelde de Prins eens in een inter
view: „Met Boge kan ik werken. Hij weet
alles van camera-instellingen en belichting
en ik laat de meer technische aspecten van
het filmen met alle vertrouwen aan hem
over".
De zomer is het jaargetijde, waarin de
Zweedse filmers er op uittrekken om op
namen voor hun films te maken en Prins
Wilhelm bleef niet achter. Op een zomer-
expeditie nam hij tussen de twee- en drie
duizend meter film op, waarvan, na selec
tering. ongeveer een kwart overhleef, dat
werd gebruikt voor het samenstellen van
de film.
Zijn documentaires worden zonder
scenario gemaakt. „Het is gebleken", ver
telde hij in een interview, „dat ik, als ik
volgens een vast schema werkte, er altijd
van moest afwijken. Van het materiaal
dat wij opnemen, gebruiken we de beste
gedeelten. Mijn werk begint pas aan de
montagetafel, waar wordt geknipt en ge
plakt tot de ruwe copie is ontstaan, die
van muziek en commentaar moet worden
voorzien". Dat commentaar wordt door
hemzelf geschreven en meestal ook uit
gesproken.
Prins Wilhelm beschouwt de film als
een van de meest effectieve media van
deze eeuw om een „boodschap" over te
brengen, reden waarom hij gedurende
twintig jaar zijn tijd aan filmen heeft ge
geven 1
Sinds 1949 maakt Prins Wilhelm geen
films meer. Hij is zeventig en te oud om
op verre, vermoeiende expedities te gaan.
Hij wijdt zich nu voornamelijk aan de
literatuur (het schrijven van boeken en ge
dichten), die door de filmarbeid in afge
lopen jaren meer en meer op de achter»
grond was geraakt-
Zijn documentaires evenwel, waarin het
leven in Zweden zich reflecteert in het
Noorden met zijn uitgestrekte bossenvel-
den en in het vlakke Zuiden blijven in
de herinnering van de bioscoopbezoekers,
die altijd met genoegen de films van hun
koninklijke cineast zagen en zijn rustige,
prettige stem het commentaar hoorden uit
spreken.
Voor de schooljeugd bestaat nog steeds
de gelegenheid zijn films te zien, want
zoals gewoonlijk het geval was, worden
zijn films, na in de bioscopen te hebben
gerouleerd, vertoond voor de leerlingen
van lagere en middelbare scholen en het is
gebleken, dat zijn documentaires uitste
kende aanvullende illustraties zijn op de
lessen over het leven in de Zweedse pro
vincies.
Prins Wilhelm van Zweden: „Ik heb
mijn film-expedities altijd als per
soonlijke ontdekkingsreizen
beschouwd".
«nnal vrnn TlAVlW/t.M»
In April 1951 verscheen bij de Uitgeverij Em. Querido te Amsterdam een
boekje, dat om zijn inhoud zowel als vorm allerwegen bewondering wekte. De
i schrijfster was, naar ons werd medegedeeld, een reeds oudere dame en haar
boekje was een eersteling. Maar wat voor een! Men behoefde er slechts een
paar bladzijden in te lezen om te weten, dat MARIA DERMOüT een meester
werkje had geschreven.
Thans, twee en een half jaar later, brengt dezelfde uitgeefster weer een
debuut" van uitzonderlijke kwaliteit, geschreven door een tot nu toe onbe
kende auteur, E. BRETON DE NIJS, geboren te Soekaboemi in 1908. De beide
boeken hebben méér gemeen dan deze merkwaardige maar dan toch toevallige
overeenkomst in de wijze van ontstaan. Of is deze toch niet zo toevallig als
het wel lijkt? Is het niet eerder zo, dat aan het ontstaan van deze twee
'belangrijke verhalen één en dezelfde (zij het anders gerichte) drang ten
grondslag lag: twee geheel anders geaarde mensen hebben als reactie op
bepaalde gebeurtenissen plotseling hun hart moeten uitstorten.
Men kan van beide boeken zeggen, dat
de zuiverheid en natuurlijkheid er de
onweerstaanbare aantrekkelijkheid van
uitmaken. Beide schrijvers halen herin
neringen op aan hun jeugd in hetr
vroegere Indië. De titels zijn al veelzeg
gend. Maria Dermoüt noemde haar boek
je „Nog pas gisteren", terwijl E. Breton
de Nijs zijn lijvige werk de titel „Ver
geelde portretten uit een Indisch familie
album" gaf.
De titels zijn voortreffelijk gekozen:
de schrijfster doet een stap terug naar het
verre en toch zo nabije „gisteren" zij
is weer het gevoelige en verstandige
meisje Riek, dat droomt en fantaseert, dat
méér ziet en begrijpt dan men denkt; cn
zó ontvankelijk is voor de schoonheid van
het land en de fascinerende verhalen en
dansen van het volk, dat zij dit met haar
kinderlijk begrip beter benadert dan vele
oudgedienden.
Een voorbeeld. Op bladzijde 10a treffen
wij in een beschrijving van een Javaanse
dansavond de volgende zin aan: „Zo liep
de danseres opzij van het grasveldje, met
haar stijve passen. Haar handen en de
twee zijden slippen van haar kleed zei
den wat ze voelde alles van haar hart:
liefde en smart, haar donkere voorge
voelens, en triomferende tederheid".
De tijd kan de herinneringen aan de
jeugd vermooien en men dicht zichzelf
gemakkelijk gevoelens en begrip toe,
die pas veel en veel later z,i "ekomen.
Maar iemand, die na veie je "ar. een
als kind aanschouwde dans'" schrijft,
dat zij „alles van haar hart" zei. moet
hiermede wel de essentie van de ge
voelens van dat verre ogenblik weerge
ven. Zulk een beeld vindt men niet
het is een gevoel dat gebleven is. Mis
schien is de visuele herinnering aan de
danseres zelve verflauwd of vertekend
door de tijd, maar de grote, overweldi
gende indruk bleef onvervalst: zij zei
alles van haar hart!
Deze echtheid treft ons van bladzijde
tot bladzijde, nergens vindt men een ge
forceerd beeld of een holle beschrijving.
Stil en zonder enige opwinding voltrek
ken de gebeurtenissen zich, die direct of
indirect in het leven van de kleine Riek
ingrijpen. Er is het drama tussen Oom
Fred en Tante Nancy, niet begrepen door
het meisje, maar wel aangevoeld als iets
dat heel veel pijn deed. iets van het
hart!
Ja, Maria Dermoüt heeft net als de
kleine, gracieuze Javaanse danseres alles
verteld, wat een mens gelukkig of ver
drietig kan maken. En boven dit alles
straalt triomferend de tederheid. Er ligt
een aangrijpende weemoed over dit ver
haal van de dingen, die al zo lang gele
den gebeurd zijn, maar die zo in het in
nerlijk zijn blijven leven, dat ze van „nog
pas gisteren" schijnen.
Het boek eindigt, als Riek het land van
haar jeugd zal moeten verlaten, om in
Nederland liaar opvoeding te voltooien.
Er komt een einde aan haar kinderleven
en dit vervuil haar met verdriet. „Zij
moest tiid hebben om het alles te verlie
zen", aldus luidt de weemoedige laatste
regel van Maria Dcrmoüts boek. De
dichter J. C. Bloem heeft terecht opge
merkt: „Maar dit verlies Is winst gewor
den. Na jaren heeft Maria Dermoüt het
hervonden en nu voorgoed!"
De schrijfster benaderde haar herinne
ringen met de helderziendheid van de
vrouwelijke intuïtie en de poëzie de
schrijver met de helderziendheid van de
psychologie. Hij bladert in een album
met vergeelde familieportretten en één
voor één komen de herinneringen boven.
Het zijn soms losstaande feiten, of aan
wijzingen slechts, en met een indringend
psychologisch begrip en een bewonderens
waardig combinatievermogen weet E.
Breton de Nijs de kroniek van een ge
hele familie in het vroegere Indië op te
bouwen.
Zijn verhaal is vooral zeer sterk van
sfeer. Zelf zegt de schrijver trouwens:
„De oudste herinneringen zijn zo sterk
sfeer geworden, als beeld zo vervaagd,
dat het me moeite kost om de omtrek
ken aan te geven". De familie is er een
van landheren en planters", gewend te
bevelen, gewend recht te spreken en
desnoods te beschikken over ander
mans vrijheid". De schrijver zelf staat
ver hier van af, maar één ding geeft
hij toe: „Dit geslacht heeft altijd stijl
gehad, zowel de mannen als de vrou
wen. Ze hebben iets grand-seigneuraals,
zelfs als ze verarmd zijn of afgezakt in
de kampong".
De centrale figuur is Tante Sophie, een
vrouw met een sterke wil, die zij dwin
gend aan anderen (haar man, oom Tjen,
en de drie nichtjes) oplegt. Zij wordt be
heerst door familietrots en alles moet
daar voor wijken. Zij kent geen onrecht
maar evenmin kent zij de liefde. Ge
voelig is zij niet, al doet zij graag alsof.
Tante Christien, haar zuster, weet een
verklaring hiervoor, die alles dekt: zij
was geestelijk ziek.
Rondom de figuur van Tante Sophie,
die heel scherp naar voren komt, zijn
andere personen gegroepeerd welke in
het familieverhaal een rol spelen. Lang
zaam maar zeker worden alle hiaten
gevuld, het verhaal groeit tot een on
verwachte eenheid. De portretten zijn
niet langer de vergeelde afbeeldingen
van personen, die geposeerd hebben,
dus: een zekere uiterlijke schijn hebben
aangenomen neen, zij zijn tot leven
leven gewekt! E. Breton de Nijs heeft
de sfeer van het verleden op onverge
lijkelijke wijze weergegeven al was
het hem misschien in de eerste plaats
om een „afrekening" te doen!
R.
In het Februari-nummer van „Elcker-
lyc" schrijft Lou Hoefnagel, dat draken
vlug ter wereld zijn gebracht.
Vele draken vertonen onmiskenbaar
de sporen van slordige snelheid. Lou
Hoefnagels haalt hierbij een voorbeeld
aan van „Jutters Kerst", waarin Arie
van der Lugt in de toneelbeschrijving
zegt, dat de kamer verlicht wordt door
een carbid- of petroleumlamp op tafel.
In het derde bedrijf is Arie dit echter
geheel vergeten en laat „met een droge
klik de schakelaar omdraaien". Dit kan
een schrijver natuurlijk in het vuur van
zijn schrijversdrift overkomen, maar
men mag tóch veronderstellen, dat een
schrijver zijn stuk nog eens terdege na
leest alvorens hij het naar de uitgever
zendt.
Toch geloof ik niet, dat het wezens
kenmerk van een draak is, dat hij izlug
ter wereld gebracht moet zijn. Ook
geloof ik niet, dat we hierin de oorzaak
moeten zoeken, dat een stuk een draak
is geworden.
Ik kan me zeer goed indenken, dat
prima stukken misschien in een heel
snel tempo tot stand zijn gekomen en
evenmin door de schrijver ervan zijn
overgelezen, alvorens ze naar de uit
gever zijn gestuurd.
Dit is m.i. een kwestie van werkme
thode. De één werkt snel slordig, de
ander uiterst secuur en langzaam. Of
de ene keer zal eenzelfde schrijver over
een manuscript drie maanden doen en
een volgende keer over 'n ander manus
cript nog geen twee weken. Dit alles
zeer wisselvallig.
M.i. heeft de drakerigheid van een
stuk hiermee niets te maken. Er zijn
schrijvers, die over hun draken een
jaar lang zitten te zuchten.
De al of niet drakerigheid van een
stuk hangt louter en alleen af van de
capaciteiten van.een schrijver. Men kan
nu eenmaal niet geven, wat men zelf
niet heeft. En slordigheden kan men zo
wel in draken aantreffen als in goe-c
stukken.
Maar al zou Lou Hoefnagels gelijk
hebben, dat draken snel ter wereld zijn
gebracht, vernietigende critieken zijn
nog sneller ter wereld gebracht. En
hiervan weet Lou Hoefnagels mee te
praten
Ik heb „Jutters Kerst" van Arie van
der Lugt zelf nog nooit gelezen. Mis
schien is het een draak. Arie v. d. Lugt
beschikt ongetwijfeld over een vlotte
pen en hij weet toneel te maken Zijn
stukken leven en zijn speelbaar, er zit
een vaart en actie in van jewelste
Zijn stukken worden niet voor niets zo
ontzettend veel gespeeld. En Arie is een
veelschrijver. Het ene stuk na het an
dere verschijnt van zijn hand. Op een
slordigheidje van zijn kant hoeven wij
dus niet te kijken. Arie v. d. Lugt is
m.i. een ras-toneelschrijver. Jammer
alleen, dat hem de capaciteiten ontbre
ken, om een diepe en gave inhoud aan
zijn spelen te geven. Vooral gave in
houd Meestal is het „van dik hout
zaagt men planken" en overdreven sen
timenteel, onwaarschijnlijk en vals.
Misschien is „Jutters Kerst" ook van
dit soort. Lou Hoefnagels zegt het, maar
hij toont het niet aan.
Niet voldoende tenminste. Niet door
slaggevend. Hij wijst slechts op boven
genoemde vergissing in de toneelbe
schrijving en dan haalt hij nog een zin
aan, volkomen uit zijn verband gerukt.
Een dwaze zin weliswaar, maar een zin,
die men toch alleen beoordelen kan, als
men het hele stuk kent.
Aan de hand van deze twee gegevens
is het stuk tot een draak bestempeld en
gaat Lou Hoefnagels over tot het vol
gende stuk van een andere schrijver, om
dit eveneens aan de hand van een en
kele zin in de grond te boren.
Dit noem ik draken van critieken. Het
is niet eerlijk tegenover de schrijver en
het publiek, dat men voorlichten wil.
heeft er niets aan. Dit zijn vlug ter we
reld gebrachte critieken, die men met
het grootste gemak uit zijn pen kan
laten glijden. Ze zijn volkomen niets
zeggend, want als men wil, kan men
ook wel uit goede stukken een of twee
zinnen uit het zinsverband rukken, dis
drakerig aandoen.
Misschien dat het volk zoiets slik*
evenals een drakentoneelstuk, maar hg!
volk is er niet bij gebaat.
Wil men het volk wijzer maken, het
geen toch de bedoeling is van een blad
als „Elckerlyc", dan zal een critiek
dieper van inhoud moeten zijn en gaver,
evenais men dit van een goed toneelstuk
eist. Wat men zegt, moet met redenen
omkleed en gestaafd worden. Een o(
twee drakerige zinnen in een stuk
maken een stuk nog niet tot een draak.
Eerst moet de drakerigheid van het ge
geven worden aangetoond en het waar
om hiervan. Dan deidrakerigheid van
de uitwerking van dit gegeven en ver
volgens van de tekst. Als <jit aanwijs
baar wordt aangetoond, dan krijgt een
dergelijke critiek waarde. Dan leert
men ook zijn lezers oordelen en vraagt
men niet alleen van zijn lezers blind
geloof in eigen kwaliteiten.
Wil men ten strijde trekken tegen de
draken, probeer het publiek dan onder
scheidingsvermogen bij te brengen. Dit
doet men niet door een of ander stuk
in een paar korte zinnen in het be
lachelijke te trekken, dit kan a)
men beslist wil met ieder stuk. Maar
geef U dan de moeite een eerlijke diep
gaande critiek op te bouwen, die helder
het waarom aantoont van XIw bewerin
gen.
5?
In Rotterdam begon twee jaar geleden
de eerste reeks voorstellingen van Jan de
Hartog's „Hemelbed". Lily Bouwmeester,
voor wie het stuk geschreven werd,
fungeerde uiteraard als de vrouwelijke
hoofdpersoon, terwijl Ko van Dijk haar
tegenspeler was in dit slechts door
twee figuren bezette blijspel. Gister
avond kwam Lily Bouwmeester terug te
Rotterdam in deze succesrijke vertoning,
thans met een andere partner.
Frits van Dongen brengt als zodanig
een zekere charme mee die overigens
sterke herinneringen wekt aan zijn
film-carrière, maar in acteerkunst, met
name in de zo uitermate moeilijke
kunst om humoristisch toneel te spelen
legt hij het toch wel ver af bij de creatie
van Ko van Dijk.
Het is onze stellige indruk dat het op
vele plaatsen toch reeds banale en lege
spel, waarin evenwel ook raak gety
peerde scenes voorkomen tussen de in
elk der zes taferelen ouder wordende
echtgenoten, er niet bij gewonnen heeft.
Overigens houden wij tegen „Het hemel
bed" de bedenkingen die ons destijds
reeds noopten tot voorbehoud voor vol
wassenen. Bij de Rotterdamse pre
mière in cle Groote Schouwburg waar het
stuk 14 dagen blijft was de belangstel
ling matig, de bijval echter groot.
De Haagsche Comedie zal Zaterdag
avond 9 October in dc Koninklijke
Schouwburg de première geven van „een
midzomernachtdroom" van William Sha
kespeare, in de vertaling van J. W. F.
Werumeus Buning. Regie: Cees Laseur.