I een der grote hogescholen ter wereld Zwart-wit kunst uit Zwitserland Het Katholieke Pocketboek I Pp IP1 piet worm Architect werd illustrator U NA RUIM VIJF EEUWEN Haar rector-magnificus tot bisschop verheven 8 Van Holbein tot Hodler i. j Tienduizend studenten, vijfhonderd professoren ZATERDAG 30 OCTOBER 1954 PAGliNA 5 Diepe wortels Hoe diep en hoe veelomvattend de Leuvense universiteit de stem pel draagt der ongeëvenaarde werkkracht van haar huidige rec tor-magnificus, bleek dezer dagen nog overduidelijk bij een persbe zoek aan haar talrijke gebouwen en installaties. En hoe diep zij in de godsdienstige en intellectuele geschiedenis van dit land haar wortels heeft vertakt, konden wij opmaken uit een exposé van haar secretaris-generaal, Jhr Prof- Dr Leo van der Essen. Uitbouw De huidige rector Katholieke short-stories Het jaar van de Heer De oude hallen van de Leuvense universiteit Erasmus in Leuven Nieuwe slagen bnigHrPra\tndfu,hve?sU^teee";inieuIwVe brachten aan de umvc yan de Plesman bekeerd Europa nodig Eén goed kinderboek per jaar Verdoving Hans Holbein Piet Worm in zijn atelier Wapentekeningen Ijle poëzie LEUVEN (Van onze Brusselse correspondent) Donderdag werd in de St Josefkerk te Leuven door mgr Formi, pauselijk nuntius te Brussel, de H. bisschopswij ding toegediend aan mgr Honoré van Waeijenbergh, rec- tor-magnificus der Katholieke Hogeschool van Leuven. Het merkwaardige van deze verheffing tot bisschop van Gilba en wijbisschop van Mechelen is dat Mgr van V aeijenbergh als rector-magnificus aan het hoofd blijft Van de Leuvense Alma Mater. Dat stemt de katholieke intellectuele wereld van België tot grote vreugde en dankbaarheid, want Mgr van Waeijenbergh is daar voor eerst nog absoluut onmisbaar. Slechts twee maanden voor de oorlog andermaal België teisterde werd Mgr van tVaeijenbeigh aan het hoofd der katholieke universiteit geplaatst als opvolger van de srote Mcr Paulinus Ladouze, dio tussen de twee oorlogen in de in 1914—1918 grotendeels vernielde hogeschool uit haar puinen had doen verrijzen. De tweede wereld oorlog richtte daar nog grotere verwoestingen aan dan de eerste en het was als het ware op haar nieuwe puin hopen dat de toen nog jonge rector voor de haast onmen selijke' taak van een nieuwe wederopbouw kwam te staan In hem had de Voorzienigheid gelukkig een goede keus gedaan, want met alleen heeft Mgr van Waeijen bergh die opdracht tot een goed einde gebracht, maar bovendien hebben zijn durf en wilskracht hem nog veel uitbreidingen aan de Alma Mater doen toevoegen, die men vroeger nauwelijks had durven dromen. 1MB*1''"' Z. Exc. Mgr dr Honoré van Waeijenbergh De universiteit van Leuven werd ge sticht bij bulle van Paus Martinus V, ge- dateerd op 9 December 1425. Dat geschied- de op verzoek van Jan IV, hertog van Brabant. Vanaf haar stichting omvatte zij de drie traditionele faculteiten: Artes, Rechten en Geneeskunde. In 143- stond Paus Eugenius IV de oprichting van de faculteit der Godgeleerdheid toe. Tot bij het begin van de XlXe eeuw, was de universiteit van Leuven de enige instelling voor hoger onderwijs in de Ne derlanden. Vanaf haar ontstaan, kon zij bogen op het cosmopolitisch karakter van haar studentenbevoïking; er waren daar toen Fransen, Italianen, Engelsen, Schot ten, Portugezen, Zwitsers, Spanjaarden en Denen, die er de colleges volgden. In de eerste eeuw van haar bestaan steunde zii de hertogen van Bourgondie in het verwekken van de geest van nationale Het werd nog erger, toen in 1795 België door Frankrijk werd geannexeerd- Daar de universiteit, door de geest van haar onderwijs, de vijandschap van het Direc toire op zich had getrokken, en omdat zij weigerde zich aan te sluiten bij de rev° u- tionaire manifestaties, werd zijdoor e decreet (25 October 1797) van de Prefect van het Département de la Dyle brutaal opgeheven. Haar archief werd aangesla gen en haar talrijke colleges, dotaties en eigendommen verbeurd verklaard. Zij bleef gesloten tijdens de regering van Na poleon. De poging van Koning Willem I van Holland om haar als Staatsuniversiteit te doen fungeren, had maar een pover succes. In 1835 werd zij door het Belgisch epis copaat hersteld, onder de benaming en met het karakter van Katholieke Uni versiteit. Terecht mag jhr prof. Van der Essen in zijn exposé zeggen, dat de oude uni versiteit van Leuven voor België wer kelijk een haard van wetenschap en cultuur is geweest. Zij is een der grote hogescholen van de wereld geworden. Rectoren als mgr De Ram en mgr Ab- beloos hebben daar veel toe bijgedra gen toen zij, in de loop der vorige eeuw, het louter theoretische onderwijs, zoals het tot dan toe in al de Europese hoge scholen in zwang was, door het weten schappelijk onderzoek in laboratoria en seminaries en door persoonlijke en verdiepte studie hebben versterkt. De Alma Mater was toen een volledige universiteit, daar er naast de traditionele faculteiten een hele reeks instituten ont stonden voor bijzonder onderzoek in alle domeinen van het wetenschappelijk ken nen. De wetenschappen van de ingeni eur, de geneeskunde, de biologie, de schei kunde, de physica, de aardrijkskunde, de geologie, de landbouwkunde, de sociale, koloniale en economische wetenschappen, de kunst en de oudheidkunde, de geschie denis en de philologie werden het voor- werp van nauwgezette onderzoekingen en kregen alle afzonderlijke scholen in in stituten. Het grote rectoraat van wijlen Mgr Ladeuze (1909 - 1940) bleef in deze rich ting voortij veren, door het oprichten van steeds meer instituten, laboratoria en klinieken- Het is eveneens onder het be stuur van deze Waalse rector-magnificus, dat in het jaar 1911 werd besloten tot de splitsing in het Frans en in het Neder lands van de universitaire cursussen, waardoor „Leuven" in feite een dubbele universiteit werd. De naam van Mgr La deuze zal verder ook verbonden blijven aan de oprichting van het werkelijk grandioze complex der faculteit van geneeskunde, waar daar op de Capucienenvaer uit de grond rezen: het kankerinstituut en de instituten voor pediatrie, voor gynaecolo gie, voor inwendige ziekten, voor heel kunde en voor pathologie. Hierbij moeten bovendien nog vermeld worden het instituut voor psysiologie en dat voor de artsenijbereidkunde. Het be staan van al deze instituten, waar nog bijgekomen is het landbouwkundig insti tuut, gaf aan de Alma Mater een enorme uitbreiding. En op zijn beurt is Mgr van Waeijen bergh, de huidige Vlaamse lector-magni- ficus van Leuven, zonder aarzeling voort gegaan op de weg van zijn illustere voorgangers. Hij is er niet alleen in ge slaagd de door het vreselijke Engelse bom bardement van 12 Mei 1944 verwoeste universiteitsgebouwen spoedig weer op te bouwen, maar hij heeft ze bovendien ook doen moderniseren. Verder staan op zijn actief het instituut van electro-techniek, de uitbreiding van het landbouwinstituut, en van instituten voor zenuwziekten en voor kernenergie. Hij heeft het aldus mo gelijk gemaakt, dat de Alma Mater niet tekort schiet in de meest recente we tenschappelijke vooruitgang, waardoor zij haar faam van te zijn een der grootste universiteiten van het westen, hooghoudt. Een ander bewijs hoe hoog de Leuvense Alma Mater staat aangeschreven, ligt in het feit, dat haar aantal studenten dit jaar de tienduizend benadert, dat is meer dan de andere Belgische hogescholen sa men. En om al de weetgierige jonge lieden wetenschappelijk te „voeden" beschikt zij over niet minder dan onge veer vijfhonderd geleerden voor haar pro fessorencorps! De bibliotheek van d- universiteit van Leuven Zo langzamerhand gaan wij al wennen aan een zekere regelmaat waarmee het Rijksprentenkabinet ons naar zijn expositieruimte in het Rijksmuseum trekt. De nieuwe ex positie die gij er nu kunt gaan zien Zwitserse Graphiek van Urs Grai tot Hodler geeft in meer dan tweehonderd prenten een goedgeor dend en alleszins instructief over. zicht van vier en een halve eeuw Zwitserse graphiek, te beginnen met De negentien martelaren van Gor- cum onjuiste betiteling daar drie hunner niet uit Gorcum afkomstig waren zijn het voorwerp van een boeiend boekje dat in de „Zonnewij zer" -reeks het licht zag. D. de Lange, de schrijver van deze historisch goed gedocumenteerde hagiografie, heeft er geen twijfel over gelaten waarom hij zich tot deze reeds meermalen bestu deerde en, wat de geschiedkundige feiten betreft, nauwelijks door nieu we vondsten aan te vullen stof ge trokken heeft gevoeld. Zijn redenen hiertoe spreken in het bijzonder tot de moderne mens. De martelaren van Gorcum immers zijn eeuwen lang wellicht te eenzijdig vereerd als de dappere handhavers van het geloof tegenover calvinistische on derdrukking, als symbolen van ons goed recht in de godsdienststrijd. Het is niet toevallig dat hun verering vooral op bloeide tijdens de Contra-Reformatie. Dat ër naast het protest, waaruit deze verering ontstond, voor onze dagen ook andere redenen bestaan om een, mèt het afslijten der religieuze tegenstellingen, tanende devotie weer intensief te doen leven, is hetgeen de schrijver vooral be togen wil. Hij ziet het getuigenis der negentien in een moderne betekenis, niet slechts als heldhaftige tegenstand tegen anti-katholicisme, maar als een verwij zing naar de eenheid van het christen dom. Ook anderszins heeft de auteur duide lijk weten te maken dat deze heiligen typische heiligen zijn die de heden daagse katholiek aanspreken. Meer dan vroegere levensbeschrijvers heeft hij daartoe gespeurd naar menselijke achtergronden, naar psychologische be nadering van deze zeer uiteenlopende karakters, die allen op het beslissende ogenblik tot het supreme offer werden geroepen. Met de vrijmoedigheid van de moderne historicus stelt hij vast, dat lang niet allen voorbeeldige priesters waren in wier leven de belofte van het vrijwillig matelaarschap als het ware besloten lag. En hiermee raakt de schryver het pro bleem van Gods genade die niet aan de mens wordt toegemeten naar diens menselijke verdiensten maar die even goed aan de zwakkelingen kan worden geschonken. De feiten van 1572 houden de moderne mens hetzelfde probleem voor, dat Graham Greene's romans hem zo luidruchtig als iets nieuws etaleren. Om de martelaren van Gorcum mense lijk te benaderen en de achtergronden, met name de toespitsing van de gods dienststrijd, waarvan hun marteling het directe gevolg was, te kunnen overzien, heeft de schrijver zijn boek geopend met een uitvoerig exposé over de politieke en godsdienstige stand van zaken in het 16e eeuwse Hol land. Deze historische uiteenzetting en de moderne visie van de schrij ver op de oude feiten, geven het boekje, dat in vloeiende stijl werd ge schreven, recht op ruime aandacht. Hopelijk zullen velen het niet alleen lezen, maar er ook door worden aan gespoord onze nationale heiligen bij uit stek opnieuw in hun devotie te betrek ken bijvoorbeeld door de jaarlijkse bedevaart mee te maken naar Brielle, het terrein der afschuwelijke gebeurte nissen op 9 Juli 1572. In dezelfde Zonnewijzcrreeks verscheen een boek van geheel andere aard, dat evenwel op één punt aan het hierboven besproken werk raakt, „Wy zijn alle maal maar mensen" is een bundel van katholieke verhalen, verhalen dus waar- In op een of andere manier aan het leven van de mens een dimentie wordt toegevoegd, waarin het eendere licht van Gods menigvoudige genade de mens beschijnt. In meer of mindere mate keert in al leze vertellingen 't mysterie der godde lijke genade terug, bij het verrukkelijk argeloze jongetje wiens eerste biecht zo hard meevalt in het verhaal van Frank O'Connor zo goed als bij de bisschop. wiens privé-bedelaar hem volgens de sublieme vertelling van Vincent Benet langzamerhand vormt tot nederige heilig heid. Voortreffelijke korte verhalen van J. F. Powers („De blanke") en Agnes Repplier („Zonde") en vertellingen van Tolstoj, Coolen, Streuvels, Luis Coloma S.J., Chesterton, Kees Meekel, Peter Dörfler en Heinrich Federer vormen tezamen een z'eer plezierig leesbare en. waardevolle bundel, een unicum in de katholieke letteren tot dusver. Want wij geloven niet, dat tevoren een verzame ling van vrijwel uitsluitend katholieke verhalen het licht heeft gezien. Een dubbel compliment voor de samensteller die met zijn keuze op enkele uitzonde ringen na bijzonder gelukkig was. Tenslotte vermelden wij uit dezelfde reeks nog het verschijnen van een bun dei gedichten: „Het Jaar van de Heer". De titel van dit door Gabriël Smit samengestelde boek spreekt voor zich. Men vindt er een verzameling gedichten voor het kerkelijk jaar bijeen. Men weet, dat Gabriël Smit zich reeds vroeger met veel talent op dit gebied heeft bewogen. Zijn taalgevoeligheid en de lenigheid van zijn vers lenen zich bijzonder goed voor het vertalen. Uit allerlei verborgen hoeken van de wereld literatuur, uit Engelse balladen en Spaanse Passiegezangen, uit het psalm boek. uit soldatenliedjes en gedichten van kerkvaders verzamelde hij een bun del poëzie voor de grote kerkelijke fees ten. Het merendeel dezer in klankvolle en gemakkelijk aansprekende verzen vertaalde gedichten werd al in vroeger verschenen bundels gepubliceerd. Nu het uitermate verdienstelijke werk van Gab. Smit op dit gebied in één bundel is samengevat, kan men slechts hopen, dat dit boekje in de katholieke gezinnen en op de scholen de goede, de van vals sentiment ontdane vrome poëzie in ruime mate bekend zal mogen maken. Alle drie de hier besproken „Zonnewijzer"- uitgaven zijn verschenen hij Het Spec trum te Utrecht. gemeenschap, die een der bijzonderste doeleinden van deze vorsten was. De beweging van liet humanisme, waar aan zij van het begin af deelnam, liet aan de faculteit der Artes toe, in het laatste kwartaal der XVe eeuw en gedurende heel de XVIe een voorname rol te spelen. rasmus vertoefde in de universitaire stad en riep er het college der Drie Talen het leven, waardoor ^e koning van rankryk zich liet inspireren voor het op richten van het College de France. De eerste helft der XVIe eeuw, dat wil zeggen tijdens de regering van Keizer Karei V, was voor de universiteit een luisterrijke periode- Zij telde toen vol gens Erasmus, drieduizend studenten. De Theologische faculteit, in overeen stemming met die van Keulen, leverde een vurige strijd tegen Luther. Doch de politieke en tevens godsdienstige oorlog, waardoor de Nederlanden tijdens de re gering van Filips II geteisterd werden, bracht de Leuvense universiteit aan de rand van de ondergang. A1r® reSermg van de Aartshertogen Al, echt en Isabella, waardoor veel kwaad gekeerd werd, redde de universiteit, door haar administratieve inrichting te verbe teren, naar Iinanciën gezond te maken en het wetenschappelijk leven weer op te wekken. Dat was de tijd van Justus Lipsius en de pleiade humanisten die hem om ringden. Bat was ook de tijd, waarin de faculteit der Rechtsgeleerdheid een over wegende rol speelde. De laatste zeventig jaren van het Spaan se tHdvak gedurende dewelke België door- kruist werd door de legersvande Ver- gevoelige slag toe. De JL.tl>nrMir Ke_ vorsten uit het Huis van Oi^nr«fc be- tekende voor de hogeschool een «d waar in opeenvolgende anti-clericale p 8 ingegeven door de geest van een en door het josephisme, haar het lastig maakten, en waarin bepaalde ove rigens gunstige maatregelen op gemc van administratie en wetenschap, er niet in slaagden het verval te stuiten, „Dit is nu mijn fabriek," zegt Piet Worm nadat hij de atelier deur heeft geopend en met zijn eeuwig jeugdige krullekop ons vergenoegd naar binnen noodt. Tussen een wirwar van huisjes in een labyrinth van Zandvoortse straatjes ligt deze „fabriek" als een blinkend bakenDe witge kalkte bakstenen en het sierlijke geveltje suggereren een prettige ruimte achter de muren en deze belofte wordt volledig ingelost als men het atelier binnenkomt. Wanneer heeft U dit atelier ge bouwd? Als vanzelfsprekend neemt men aan, dat Piet Worm, de architect, illustrator, kunstenaar en bovenal geboren verteller zijn „fabriek" ze)f heeft geconstrueerd. In 1952 heb ik dit gebouwtje hier neergezet. We hadden wel een moot grachtenhuis in Amsterdam, maar het was zo lastig gebouwd met een trap midden door het huis rilt geen enkel dienstmeisje het lang bij ons uithield vanwege die e*Het'ïtelier' is typisch in de „Worm-stijl" gehouden: «n «cono- mische harmonie zo die kunnen noemen. Een hai met geringe middelen een P t resultaat verkrijgt. In de S heeft hij ook zijn eerste atelier te Bergen ingericht, waar hq met de stereotiepe zadeldakjesbo In dezelfde geest voert hij ook zijn opdrachten uit. Meestal liggen de ze op het terrein van de toegepas te kunst, maar men mag het werk van Worm niet zien als louter „kunst-nijverheid", een combinatie woorden die spoedig uit onze taal gebannen moet worden, omdat men daarbij steeds aan het onpersoon lijk-fabrieksmatige denkt. En bij Piet Worm tintelt alles van het ver fijnde ambachtelijke handwerk. Als wij het goed hebben, dan heeft Piet Worm „gedebuteerd" als kunstenaar met zijn wandschilde ring in opdracht van de Ned. Re gering gemaakt voor de wereldten toonstelling te Parijs. Over wand schilderingen gesproken: zoals zo vele dingen in het leven van deze 45-jarige kunstenaar isookdewan- schildering een onderwerp voor een verhaal. Ik maakte in het hoofdgebouw van de K.L.M. te Den Haag een grote wandschildering van 55 m2. Toevallig kwam Plesman voorbij met enkele gasten, wie hij onom wonden meedeelde, dat hij liever vandaag dan morgen de witkwast over de muurschildering wilde ha len. Ik ben toen naar hem toege gaan en heb gezegd, dat ik de muur schildering in opdracht vervaar digde en graag het werk wilde be ëindigen; daarna kon men altijd nog zien wat ermee gedaan moest worden, Dat vond Plesman ook. Ik had veel plezier in het werk, maar toch maakte het me be nauwd te weten, welk lot de schil dering wachtte. Ik heb toen Dr. Nico Vroom opgebeld en gevraagd of hij er iets aan kon doen om het werk te behoeden. Het was n.l. uit gevoerd in opdracht van de Rijks gebouwendienst. De heer Vroom be loofde me te zullen gaan kijken. Dit gebeurde met het resultaat, dat hij Plesman opbelde met het verzoek om een foto van de muur schildering te krijgen om daarmee wat publiciteit te maken. Later ont moetten Vroom en Plesman el kaar en toen heeft de K.L.M.-direc- teur gezegd, dat hij het werk zo aardig vond, dat hij er nog vee] meer publiciteit aan zou geven. En dat hij nog veel meer muurschil deringen zou laten aanbrengen. En dit verhaal heeft nog een staartje, want toen het honorarium betaald moest worden, bleek dat de fondsen van het Rijk uitgeput waren! Worm heeft toen een re- tourbiljet Zuid Afrika ontvangen, omdat hij graag zijn vriend Gres- hoff wilde bezoeken. En dit is het begin van zijn buitenlandse erva ringen. Verschillende malen be zocht hij Zuid Afrika en verleden jaar nog was hij acht weken in de Verenigde Staten van Noord Ame rika. U bent van huis uit architect, maar hoe bent u tot het illustreren van kinderboeken gekomen? Omdat ik geen zin meer had in het bouwen. Een architect is te genwoordig meer administrateur dan uitvoerend kunstenaar. Toen ik een Russisch kinderboek las, ben ik het voor mijn plezier gaan illu streren. Ik maakte kinderverhalen om ze mijn dochtertjes voor te le zen. Vooral de reinheid en eerlijk heid van het kind boeit mij enorm. Zoals bekend, heeft Piet Worm zo juist het kinderboek „De Drie Paardjes" uitgegeven in Nederland en Amerika. Zijn ideaal is goede en goedkope kinderboeken te ma ken. Wat zijn uw ervaringen over Amerika? Ik zou er graag geregeld naar toe gaan, maar er niet willen wo nen. Ik heb Europa nodig om er de inspiratie voor mijn werk te vin den. Wat heeft U getroffen in de Amerikaanse musea? De enorme collecties. In het Museum of Modern Art heb ik Van Gogh's gezien, waarvan ik het be staan niet vermoedde. Maar vooral op het gebied van de „Industrial Designs" zijn ze daar enorm ver. ik heb ontwerpen en modellen ge zien van behangsel-papier, fluitke teltjes maar ook van auto's. Het is speciaal het enthous' ;me waarmee in Amerika gewerkt wordt, dat een diepe indruk op hem heeft gemaakt. En vooral ook de goede materiële welstand, die vol gens Worm het gevolg is van het ver doorgevoerde specialisatie-sy steem. In New-York werkt b.v. een drukker alleen aan het uitgeven van bibliophiele boeken en vindt daar een rijk bestaan in. Moet je daarvoor hier eens ko men, laten wij ons ontvallen. Inderdaad, antwoordt hij. Piet Worm, de schoonzoon van Mathieu Wiegman, die hij m_t de wandschilderingen in de Amster damse Obrechtkerk heeft geholpen, ecu gekleurde houtsnede van Meister Firabet die tussen 1160 en 1480 in Rapperswil werkzaam was. Als Zwitserlands bijdrage tot de Euro pese beeldende kunst zich in enig opzicht als Zwitsers onderscheidt, meer is geweest dan een toevallig „meedoen" en ergens een eigen spiritualiteit vertoont dan is een betere gelegenheid dan deze expositie om ons daarvan een begrip te vormen, stellig niet uit te denken. Grafiek onthult in het algemeen reeds directer en navranter de zielsbewe gingen van een beeldend kunstenaar dan welke andere techniek ook, waarin hij zich beeldend kan openbaren of verber gen. want tussen haar en de bewegingen is zo weinig bedrog of ontvluchting mo gelijk dat zij, minstens in onderdelen, al tijd de seismografie van de ziel zelf blijft. En hier blijkt bovendien gelijk Erwin Gradmann aan het einde van zijn inlei ding in de catalogus schrijft, dat de mees te 'Zwitserse kunstenaars uit die vier en een halve eeuw, niet buiten de graphiek konden om zich uit te drukken en dat zij dikwijls juist in die vorm hun beste werk geleverd hebben. Die werk is overigens niet op één noemer te brengen; evenals de talen die in Zwitserland isiheems zijn, verschillen ook de karaktermerken in de Zwitserse kunst naargelang de streek waar zij ont stond behoorde tot het Germaanse of het Latijnse cultuurgebied. In de gra fiek leest men het verschil tussen beide af in de waarde van de lijn; de Duits pe vaklieden, handige tekenaars, die hun zwierige figuren neerschreven als waren het slechts letters om woorden te schrij ven. Vooral Tobias Stimmer was een waar meester; een pentekening „Marcus Cur- tius" van zyn hand, bedoeld als ont werp voor zulk een Scheibenrisz. doet sterk aan Diirer denken. Dat is trouwens een naam die ons by de Duitszwitserse grafici herhaaldeiyk door de memorie speelt. Voorliefde voor de representatie ve figuur of groep is vanzelfsprekend voor het genre der Scheibeurissen karak teristiek maar men ziet er zich ook iets in ontwikkelen dat men misschien ty pisch Zwitsers mag noemen al ligt het ook hier voor de band dat men zich Albrecht Diirer te binnen roept en dat is de zin voor een overzichtelij ke indeling van de figuur in geledingen. Later zal vooral Hodler juist in die zin de potentie vinden tot een vormvernieu wing die hem tot ver buiten Zwitserland adepten bezorgde. De Reformatie bracht in de Zwitserse kunst een opvallende verdoving te weeg. ze werd didactisch en zedeprekerig als bij ons de poezie van Vader Cats, de barok kreeg alleen toegang tot de stre ken die overwegend Katholiek bleve'n, maar een rol van betekenis heeft zij in de Zwitserse grafiek niet gespeeld. In de puriteinse geestessfeer waarin het land de zeventiende eeuw inging, kon er alleen de landschapskunst enige frisheid winnen. De Nederlanders hebben ook hier tot voorbeeld daartoe gediend. Zwitser weet die in het algemeen het Maaaus Merian de Oudere en Conrad i Meyer zijn de eerste vier paysagisten Zwitserland en het valt mij op, dat Merian al aanstonds die netheid en af- gewassenheid in zijn topographieën ten toonspreidt die het mij ook in het wer kelijke Zwitserland zo moeilijk maken aan de echtheid van Alpenweiden te ge- loven. Een eeuw later maken plaatjes- Fragment van een landschapets van Conrad Meijer echt graphisch >*i de plastische en ruim telijke uitwerking waar de „Welsch"- Zwitser liever toon of kleur toepast; hij weet er ook dynamisch mee te zijn en haalt er gaarne calligrafische sier en drukke kruller? uit op de wijze van de edelsmid a la Durer. De eerste belangryke periode in de geschiedenis van de Zwitserse beeldende de man van het goede kinderboek, maar ook de man, die steeds vol ideën zit, weet wat hij wil. Binnen kort wordt een kinderbijbeltje in Amerika uitgegeven Wij zagen het ontwerp; charmant zoals al zijn werk en met een wonderlijke intuïtie aangepast aan de psyche van het, kind. Piet Worm wil graag één goed kinderboek per jaar maken. Er ligt ook een manuscript te wachten over de uitleg van de kunst aan „kinderen van 8 tot 80 jaar". Ho pelijk zal dit ook zijn weg vinden, zoals „De Drie Paardjes" al op weg zijn beroemd en onsterfelijk te worden. kunst valt in het begin van de zestiende eeuw, met de namen van Niklaus Mau- vel Deutsch, Urs Graf en Hans Holbein de jongere. De laatste is eigeniyk Duit ser zoals men weet, maar hy heeft het burgerrecht van de Stad Basel gehad en daar zyn gezin g«sticht voor hy tenslot te voorgoed naar Engeland vertrok; wat meer is, ook zyn specifiek graphische prestaties heeft hy in Basei geleverd, zoals de befaamde „Dodendans" waar uit men hier 51 houtsneden vindt uit ge stald, alsmede een vergeelde uitgave in boekvorm uit de vierde Lyonnese op lage, Anno 1547; en zoals zyn boekver luchtingen en bybelillustraties, waarvan men er eveneens vindt ter expositie. Naast Holbein doet Urs Graf wat rau wer en „ongelikte" aan, hij is een ech te trompet van de nationale krijgsroem, een nagalm van de beeldkronieken der Eedgenoten. De „Zwei Krieger mit Dir- ne und Tod" een houtsnede uit 1524 toont hem op zijn best, met al zijn on stuimige zin voor dramatiek en al zijn ongeciviliseerde kracht. Deutsch drijft zijn guts met slanker en meer bedreven vingers in het houtblok; de „Kluge" en de „Törichte" Jungfrau, uit pl.m. 1520, zijn zeer boeiende en knappe prenten. De 16e eeuw heeft in Zwitserland ove rigens nog heel wat meer knappe prent kunstenaars opgeleverd. In die tijd ont wikkelde zich namelijk het genre der Scheibenrissen", een typisch Zwitserse vorm van grafische kunst, die daarnog heden wordt beoefend. Het is Holbein geweest die er de stoot aan gaf. De Soheibenrisz is 'n wapentekening op glas de voortreffelijkheid van een Kanton een corporatie, een geslacht of een familie revelerend. Een hele rij van meesters, als Lindtmayer, de Murers, Stimmer en Kallenberg hebben in de 16e eeuw dit I we tijd, een nieuwe geboorte, genre geperfectionneerd. Zij waren knap- makers als Biedermann het nog perfec ter. Liotard kleedt in die dagen trouwens een romeinse straatjongen men moet ze kennen! een opvallend glanzend en keurig getailleerd jasje, dat de knaap onder meer dient om er met de hand een Napoleongebaar in op te voeren. Maar Gabriël Lory, Biedermann's leef tijdgenoot weet een buitengewoon trans parant en tintelend landschapje te aqua relleren, vol fijne, koele zonnigheid; zo heeft ook Conrad Meyer zich een eeuw vroeger zeer spiritueel van zijn tijdge noot Merian onderscheiden in fijn gegra veerde en spits geziene landschapjes en in koel-zilvertonige potlood en penteke ningen. Die ingehouden, yie poëzie, heeft toch wel zoveel kracht, dat men haar niet vergeet voor de eigenaardige tormenten en morbide dramatiek waarmee een maniëristische Tiiszh nauwelijks het me lodrama ontkomt of zyn weekheid aan de openbaarheid betwist Buiten catalogus vindt men uit deze tijd de achttiende eeuw dus nog één bijzonder fijne prent: de ets "ol- taire en de Encyclopaedisten" van de hand van Jean Hubert en komende uit de eigen verzameling van het Rijkspren tenkabinet; het is er me fijne esprit gekrabbeld, psychisch dominerend tus sen de overige personages, fijntjes leeft klaarte met schaduwval tezamen in deze rijktonige ets. Het slot van de tentoonstelling, Met Bocklin, Hodler, Steinlen en Valloton als de voornaamste figuren, laat de na druk vallen op Ferdinand Hodler, als om de betogen dat met name hij het scharnier is, waarop Zwitserlands beel dende kunst is overgezwaaid op 'n nieu- K.S.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1954 | | pagina 5